Brief regering : Voortgang beleidsprogramma pandemische paraatheid 2023
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2147 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2023
Deze kabinetsperiode heb ik mij samen met alle betrokken partijen ingezet voor het
versterken van de pandemische paraatheid. Nadat ik in de beleidsagenda mijn visie
hierover heb geschetst,1 heb ik dit verder vorm gegeven in het beleidsprogramma pandemische paraatheid.2 Het beleidsprogramma is opgebouwd langs drie beleidsopgaven: Versterkte publieke
gezondheid en infectieziektebestrijding, Zorg: goed voorbereid, flexibel en opschaalbaar
en Versterkte leveringszekerheid van medische producten. Met de inzet op deze opgaven
beoog ik de kans op een nieuwe pandemie zo veel mogelijk te beperken. En hiermee worden
bij een nieuwe pandemie de sociale, economische en gezondheidsgevolgen in onze samenleving
zo veel mogelijk beperkt. Bij het uitwerken van de beleidsopgaven staan de uitgangspunten
slagvaardig, wendbaar en opschaalbaar centraal. In deze brief licht ik toe wat ik
in bijna twee jaar samen met het veld heb bereikt. Waar ik vorig jaar duidelijkheid
kon geven over het incidenteel budget voor het opbouwen en opstarten van het beleidsprogramma,
informeer ik u met deze brief over hoe ik de structurele middelen voor pandemische
paraatheid wil inzetten. Ik laat zien hoe ik de invulling en uitvoering van het beleidsprogramma
oppak en wat de stand van zaken is van de uitvoering op de verschillende onderwerpen
daarbinnen.
Mijlpalen en resultaten
Op alle drie de beleidsopgaven is het afgelopen jaar voortgang geboekt. In deze inleiding
licht ik enkele mijlpalen en resultaten uit om dit te illustreren. Deze, en ook andere
mijlpalen en resultaten, worden verderop in de brief nader toegelicht.
Een recente en belangrijke mijlpaal is de lancering van de Landelijke Functie Opschaling
Infectieziektebestrijding (LFI) op 2 oktober jl. De LFI is nu daadwerkelijk inzetbaar
bij de uitbraak van een A-infectieziekte met landelijke impact. Daarnaast zijn er
met extra middelen voor 2023 en 2024 voor GGD’en en met de extra plekken voor de opleiding
arts Maatschappij & Gezondheid goede stappen gezet voor de versterking van de infectieziektebestrijding
bij GGD’en.
Ten behoeve van flexibele inzet van personeel zijn er duizend plekken voor de verkorte
opleiding Basis Acute Zorg gecreëerd. Hiermee kunnen zorgprofessionals worden opgeleid
zodat zij meer flexibel inzetbaar zijn en kan beter worden ingespeeld op de zorg die
bij een nieuwe pandemie nodig is. De langdurige zorg werkt aan de voorbereiding op
een nieuwe pandemie met twee programma’s gericht op infectiepreventie in verpleeghuizen
en de gehandicaptenzorg. Ook noem ik graag de contracten die in EU-verband met vaccinproducenten
die zijn afgesloten om snelle opschaling van vaccins te borgen tijdens een crisis
ter versterking van de leveringszekerheid. Voorts is medio dit jaar de Caribische Hub opgericht, een samenwerkingsverband dat het Caribisch deel van het Koninkrijk pandemisch
paraat maakt.
Tot slot wil ik de kennis- en innovatieagenda’s voor pandemische paraatheid3 voor het voetlicht brengen (zie bijlage 1). De agenda’s zijn een belangrijke mijlpaal
voor mij, omdat zij richtinggevend zijn voor mijn verdere inzet op deze gebieden.
Komende tijd zal ik samen en in afstemming met betrokken partijen uit het veld verder
werken aan de uitvoering van de agenda. Als onderdeel van de uitvoering van de agenda
zijn reeds twee consortia opgericht die onderzoek doen naar de thema’s voorspelling
en detectie, en gedrag en maatschappij.
Inzet continueren
Het beleidsprogramma is met bovenstaande resultaten en mijlpalen goed op weg, maar
het werk is nog niet klaar. Ten eerste moeten behaalde resultaten en mijlpalen de
komende periode verder tot uitvoering worden gebracht en worden geïmplementeerd. Bovendien
zijn andere onderdelen van het beleidsprogramma nog in de planvormingsfase. Voor deze
onderwerpen is eerst nadere analyse, afstemming en planuitwerking of wijziging van
wet- en regelgeving nodig voor tot de uitvoering en implementatie kan worden overgegaan.
Denk bijvoorbeeld aan de plannen voor de informatievoorziening en ICT, structurele
versterking van GGD’en en bijbehorende wetgeving, de doorgang van de reguliere zorg
tijdens een pandemie en de oproep voor een security of supply op EU-niveau. Ik wil daarom onderstrepen dat het onverminderd doorwerken aan de uitwerking
van het beleidsprogramma pandemische paraatheid van groot belang is. Alleen zo kunnen
we ingrijpende en langdurige gevolgen bij een toekomstige pandemie beter opvangen
of voorkomen.
Leren en evalueren
Om te weten of de uitgangspunten van het beleidsprogramma goed tot hun recht komen,
is het nodig om het beleid geregeld te toetsen. Ik zet daarom in op leren en reflecteren
gedurende het beleidsprogramma. Scenario’s en evaluaties vormen belangrijke instrumenten
om te zien hoe de versterkingen bijdragen aan een slagvaardige, wendbare en opschaalbare
zorg. Het scenario-denken en -werken is geen geëffend pad, maar komt steeds verder
in de steigers te staan. De verschillende adviezen van bijvoorbeeld de Onderzoeksraad
voor Veiligheid (OvV) en de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) vormen
belangrijke handvatten bij het werken met scenario’s en het inrichten van evaluaties.
Moties en toezeggingen
Met deze brief geef ik invulling aan mijn toezegging om u na de zomer te informeren
over de voortgang van het beleidsprogramma. Zoals ook toegezegd informeer ik u expliciet
over het instrument scenario’s en betrek ik daarbij de motie van de leden Hijink en
Van den Berg over het opstellen van verschillende scenario's van toekomstige pandemieën,
met per scenario een breed conceptafwegingskader.4 Voorts informeer ik uw Kamer via deze brief over burgerbetrokkenheid in relatie tot
pandemische paraatheid en over de stand van zaken rondom de nationale zorgreserve.
Tot slot bied ik in deze brief zoals toegezegd de kennis- en innovatieagenda’s voor
pandemische paraatheid aan (bijlage 1).
Opbouw brief
In deze voortgangsbrief schets ik de stand van zaken van het beleidsprogramma pandemische
paraatheid, welke inzet er is gepleegd, welke (tussen)resultaten er zijn geboekt en
wat het vervolg is. Ik doe dat aan de hand van de drie beleidsopgaven en ga daarna
in op een aantal specifieke onderwerpen. Dit leidt tot de volgende opbouw van de brief:
I. Beleidsopgave Versterkte publieke gezondheid en infectieziektebestrijding
II. Beleidsopgave Zorg: goed voorbereid, flexibel en opschaalbaar
III. Beleidsopgave Verbeterde leveringszekerheid van medische producten
IV. Kennis en innovatie
V. Grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen: Europese en mondiale samenwerking
VI. Leren en evalueren
VII. Andere aandachtsgebieden
a. Burgerbetrokkenheid
b. Caribisch deel van het Koninkrijk
VIII. Financieel overzicht
IX. Tot slot
I. BELEIDSOPGAVE VERSTERKTE PUBLIEKE GEZONDHEID EN INFECTIEZIEKTEBESTRIJDING
Aan de beleidsopgave Versterkte publieke gezondheid en infectieziektebestrijding wordt
gewerkt langs verschillende lijnen. In mijn brief van 29 juni jl. heb ik u geïnformeerd
over de structurele investeringen voor de LFI, de versterking van de GGD’en, de vernieuwing
van het IV/ICT landschap en de investeringen in de bovenregionale infectieziektebestrijding.5 Hieronder geef ik voor deze vier zaken een korte tussenstand. Daarnaast schets ik
de stand van zaken van de overige drie lijnen waarlangs ik de publieke gezondheid
versterk, te weten het Actieplan zoönosen en het vaccinatiestelsel. Tot slot geef
ik het brede beeld van de beoogde wijzigingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg)
die noodzakelijk zijn voor deze versterkingen.
Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding
In de Kamerbrief van 3 juni 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de op- en inrichting
van de LFI.6 De LFI is ondergebracht bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
en is in september 2022 gestart met het opbouwen van een nieuwe crisisorganisatie.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, heeft de LFI twee taken.7 Ten eerste geeft de LFI bij een nieuwe uitbraak van een A-infectieziekte die om landelijke
bestrijding vraagt, sturing aan snelle opschaling van de medisch-operationele voorzieningen
en de opgeschaalde operatie. De LFI werkt in de uitvoering nauw samen met de GGD’en.
Ten tweede voert de LFI de centrale regie op de voorbereiding op een dergelijke grootschalige
uitbraak. Via een wijziging van de Wpg wordt verankerd dat de Minister van VWS kan
sturen op GGD’en ten tijde van een pandemie van een A-infectieziekte met landelijke
impact (zie ook de paragraaf over de Wet publieke gezondheid).
Het ontwerp van de crisisorganisatie is deze zomer afgerond. In het ontwerp zijn de
twee hoofdtaken van de LFI verder uitgewerkt, onder meer op basis van de volgende
vraag: wat moeten de LFI, andere onderdelen van het RIVM en de GGD’en kunnen, hebben
en doen om snel te kunnen opschalen ter bestrijding van een pandemie? De drie hoofdvoorzieningen
zijn diagnostiek, (preventieve) behandeling en opgeschaald bron- en contractonderzoek.
Hierbij wordt zo veel als mogelijk aangesloten bij de reguliere infectieziektebestrijding.
Dit betekent onder meer dat de LFI waakvlamcontracten voor bijvoorbeeld personeel
afsluit en onderhoudt. Dit moet leiden tot meer snelheid en leveringszekerheid tijdens
een crisis. Verder ontwikkelt de LFI opleidings-, trainings- en oefenmodules op het
gebied van medisch-operationele voorzieningen, zodat partners zoals GGD’en worden
opgeleid en kunnen oefenen. De LFI werkt ook aan een scenariofunctie om goed te kunnen
voorbereiden en doelmatig te kunnen oefenen met haar kernpartners. Een medisch adviseur
kijkt in alle (voorbereidingen op) medisch-operationele voorzieningen mee om te zorgen
dat deze overeenkomen met de medische richtlijnen.
Om er voor te zorgen dat bovenstaande bestrijdingstaken tijdens een uitbraak snel
en uniform uitgevoerd worden door de GGD’en, treft de LFI samen met andere onderdelen
van het RIVM en de GGD’en voorbereidingen. Hiermee is inmiddels gestart. Op 2 oktober
jl. heb ik, samen met de GGD’en en GGD GHOR Nederland, de LFI officieel gelanceerd
als onderdeel van het RIVM. De implementatieperiode van het ontwerp LFI is dit najaar
gestart. De LFI is nu inzetbaar bij de uitbraak van een A-infectieziekte met landelijke
impact. Na besluitvorming en werving van medewerkers worden in de loop van het jaar
de verschillende onderdelen van de LFI stap voor stap in gebruik genomen.
Om de medisch-operationele voorzieningen bij GGD’en succesvol te kunnen opschalen,
werkt de LFI met andere onderdelen van het RIVM en de GGD’en in de implementatiefase
ook aan randvoorwaardelijke zaken. De LFI heeft, in overleg met de GGD’en en GGD GHOR
Nederland, regels en kaders hiervoor opgesteld om snel, opschaalbaar en wendbaar te
zijn. Om dit ook juridisch vorm te geven zal, met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel
wijziging van de Wpg, voor sommige van deze regels en kaders een algemene maatregel
van bestuur (AMvB) worden opgesteld. Deze AMvB zal, naast de algemene eis van pandemische
paraatheid aan de infectieziektebestrijding door GGD’en (opschaalbaarheid, wendbaarheid,
stuurbaarheid van de opschaling, samenwerking, afstemming en informatieverstrekking),
ook specifieke eisen en verplichtingen bevatten voor onder meer de volgende onderwerpen:
pandemisch paraat IV/ICT-systeem, kwaliteit, opgeschaald bron- en contactonderzoek,
organisatorische verplichtingen en aansluitverplichtingen. Daarnaast zullen er bestuurlijke
afspraken worden gemaakt tussen de betrokken partijen.
Ook zal de LFI snel data over de operatie verzamelen, deze interpreteren en ter beschikking
stellen als sturingsinstrument ten tijde van een uitbraak. Hiervoor is een sterke
IV/ICT-infrastructuur noodzakelijk (zie ook de paragraaf over Informatievoorziening/ICT ten behoeve van de kaderstelling pandemische paraatheid). Daarnaast zal de samenwerkingsstructuur
tussen de LFI en GGD’en verder worden uitgewerkt, evenals de interne crisisstructuur
van de LFI. Tot slot zal de LFI de eigen bedrijfsvoering inrichten met specifieke
aandacht voor de opschaling, denk bijvoorbeeld aan voorzieningen voor grootschalige
inkoop en contractmanagement.
Tijdens het post-COVID debat van 4 oktober jl. (Handelingen II 2023/24, nr. 8, Debat
over de maatschappelijke impact van het postcovidsyndroom) bracht het lid Van den
Berg de mogelijkheid ter sprake van een toekomstige blauwdruk voor surveillance en
monitoring van langdurige klachten na een infectieziekte bij volgende pandemieën,
mede ingegeven door de recente ervaringen met post-COVID. Zoals eerder gedeeld met
uw Kamer op 1 juni 2023, is er een nationaal expertisenetwerk post-COVID in oprichting.
Dit netwerk beoogt de coördinatie, organisatie en ondersteuning van onderzoek naar
post-COVID, op termijn ook andere postinfectieuze aandoeningen, en een snellere vertaalslag
van nieuwe kennis naar de zorgpraktijk te bewerkstelligen. De monitoring en surveillance
van langdurige klachten na een infectieziekte behoren tot de mogelijke aandachtsgebieden
die dit netwerk op termijn zou kunnen verkennen, afhankelijk van de verdere ontwikkeling
en financiering vanuit het ZonMw programma.
Tijdens het debat gaf ik aan dat de Landelijke Functie Opschaling Infectieziekten
(LFI) wellicht een rol zou kunnen spelen in de uitwerking van deze blauwdruk. Echter,
bij nadere overweging blijkt dit niet goed aan te sluiten bij de primaire taak van
het LFI, welke zich richt op de voorbereiding en snelle opschaling van medisch-operationele
voorzieningen benodigd voor de bestrijding van een uitbraak van een A-infectieziekte
met landelijke impact. Het voorgestelde expertisenetwerk lijkt een meer geschikte
entiteit voor dergelijke initiatieven in de toekomst.
Versterking GGD’en ten behoeve van de kaderstelling pandemische paraatheid
Het is van groot belang dat de infectieziektebestrijding bij GGD’en pandemisch paraat
wordt gemaakt. Vooruitlopend op de structurele versterking vanaf 2025, is door de
GGD’en een plan van aanpak voor de korte termijn (2023–2024) opgesteld dat als doel
heeft ervoor te zorgen dat GGD’en een belangrijke stap kunnen zetten om de basis van
de infectieziektebestrijding te versterken. Inmiddels is al een groot aantal verbeteringen
in gang gezet. Deze activiteiten worden bekostigd met de tijdelijke SPUK-regeling
2023–2024 waarmee ik de middelen rechtstreeks beschikbaar stel aan de GGD’en. In mijn
brief van 29 juni 2023 heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de verschillende activiteiten
en de financiële consequenties.8
Na deze eerste, belangrijke stappen in de versterking van de publieke gezondheid,
zet het kabinet vanaf 2025 in op structurele versterking en samenwerking binnen het
stelsel van infectieziektebestrijding. Dit heeft als doel de publieke gezondheid blijvend
te versterken én opschaling in tijden van een pandemie mogelijk te maken. Met de structurele
financiering vanaf 2025 kunnen de GGD’en voldoen aan de regels en kaders ten aanzien
van pandemische paraatheid, zoals deze zijn vastgesteld voor de LFI, zoals hierboven
genoemd.
Het wetsvoorstel wijziging van de Wpg, stelt, naast het voorzien in de directe sturingsbevoegdheid
van de Minister van VWS, ook voor om de kosten van uitvoering van de AMvB pandemische
paraatheid te vergoeden via een structurele SPUK-regeling. De middelen worden via
deze SPUK rechtstreeks aan de GGD’en beschikbaar gesteld. Het wetsvoorstel ligt voor
advies bij de Raad van State en zal zo spoedig mogelijk daarna bij uw Kamer worden
ingediend.
Versterken van infectieziektebestrijding door het RIVM en ketenpartners
In de brief van 29 juni 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de infectieziektebestrijding
wordt versterkt door het RIVM en ketenpartners.9 Het RIVM heeft zijn drie adviezen hierover vertaald naar concrete plannen en voert
deze plannen momenteel uit. Het eerste plan is gericht op structurele versterking
van de landelijke surveillance van een brede groep infectieziekten. Het betreft deels
al langer bestaande instrumenten en deels nieuwe initiatieven uit de COVID-19-pandemie.
Ook wordt de modelleringsgroep bij het RIVM structureel verstevigd. Het tweede plan
heeft betrekking op versterking van de landelijke coördinatie en bovenregionale samenwerking
van het medische bestrijdingsbeleid. Het doel van dit plan is te komen tot een betere
verbinding tussen landelijk beleid en regionale uitvoering door GGD’en. Het derde
plan heeft als doel witte vlekken in de beschikbaarheid van noodzakelijke laboratoriumgegevens
van microbiologische diagnostiek in de koude fase te dichten. Medisch microbiologische
diagnostiek is in eerste instantie gericht op individuele patiënten. Data die hieruit
voortkomen zijn ook essentieel voor het monitoren van infectieziekten ter bevordering
en bescherming van de publieke gezondheid, maar zijn daarvoor niet altijd goed beschikbaar.10
Uitbreiding opleiding artsen infectieziekten
Zoals eerder vermeld wordt het aantal plekken voor de opleiding van arts infectieziektebestrijding
structureel verhoogd naar 23 plekken.11 Naast deze structurele ophoging heb ik eenmalig middelen toegevoegd voor het jaar
2023, zodat het aantal opleidingsplekken voor IZB-artsen in de eerste fase voor het
jaar 2023 uitkomt op 30. Aanvullend heb ik, naar aanleiding van het rapport van het
Capaciteitsorgaan, besloten het al beschikbare structurele bedrag nog eens extra te
verhogen. Vanaf 2026 zijn jaarlijks middelen gereserveerd voor extra opleidingsplekken
arts Maatschappij & Gezondheid en infectieziektebestrijding. Ik ga in overleg met
de stichting SBOH om de concrete invulling van het advies bepalen.
Informatievoorziening/ICT
Bij de bestrijding van een pandemie maar natuurlijk óók bij reguliere infectieziekten
is het cruciaal dat de juiste informatie, op het juiste moment en op de juiste plek
beschikbaar is voor professionals en burgers. Burgers hebben dan toegang tot hun eigen
gegevens, beleidsmakers kunnen beter sturen op de aanpak van een pandemie, onderzoekers
hebben toegang tot relevante en juiste data voor onderzoek en professionals in de
infectieziektebestrijding worden optimaal ondersteund bij hun bestrijdingswerk. Samen
met het RIVM, GGD GHOR Nederland en de GGD’en werk ik aan een pandemisch paraat informatievoorzieningslandschap
waarin systemen samenwerken en elkaar ondersteunen. We werken aan eenvoudig opschaalbare
systemen die bij een uitbraak grote hoeveelheden informatie verwerken en uitwisselen.
Daarbij is speciale aandacht voor de privacy en veiligheid van gegevens.
In de afgelopen periode hebben we intensief samengewerkt volgens een model met landelijke
regie door mijn ministerie met inzet van onderliggende werkgroepen. Aan de hand van
een meerjarig programmaplan, zal het beoogde informatievoorzieningslandschap de komende
jaren stap voor stap gerealiseerd worden. Onderdeel van de totstandkoming van het
definitieve plan is een kritische blik middels een aantal externe toetsen zoals Gateway
reviews, een CIO-oordeel en een toets door de adviescommissie ICT (AC ICT). Aanbevelingen
die hieruit voortkomen, worden benut om de kwaliteit van het programma te verbeteren.
Ik verwacht in de eerste helft van 2024 de externe toetsing op het meerjarig programma
af te ronden en te starten met de uitvoering van het programma. De middelen die hiervoor
gereserveerd zijn, heb ik in mijn brief van 29 juni jl. aan uw Kamer gemeld.12
Actieplan zoönosen
De voortgang van de acties van het Nationaal actieplan Versterken zoönosenbeleid ligt,
sinds de start in juli 2022, op schema. Er zijn al mooie resultaten geboekt waarmee
het zoönosenbeleid verder wordt versterkt. Het actieplan strekt zich uit over de volle
breedte van One Health: leefomgeving, veterinair en humaan. Het actieplan is opgebouwd
uit drie pijlers voor de aanpak van zoönosen: preventie, detectie en respons. Het
zwaartepunt van het actieplan ligt op het voorkómen van de overdracht van zoönotische
ziekteverwekkers van dier naar mens. De tweede pijler, detectie, is van essentieel
belang voor het vroegtijdig signaleren van mogelijke zoönosen. De derde pijler richt
zich op een snelle en effectieve reactie in geval van een uitbraak van zoönosen. De
internationale inzet en onderzoek vormen belangrijke thema’s in het actieplan.
Het afgelopen jaar zijn er grote stappen gezet met de uitvoering van de acties in
het plan. Een uitgebreide Kamerrapportage over de voortgang van het actieplan heb
ik op 31 augustus 2023 aan uw Kamer verzonden samen met de Ministers van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit en Natuur en Stikstof.13 De komende jaren blijven we ons inzetten om uitvoering te geven aan het actieplan
om zo bij te kunnen dragen aan een verdere vermindering van risico’s op het ontstaan
en de verspreiding van zoönosen, en om beter voorbereid te zijn op een eventuele uitbraak.
Vaccinatiestelsel
Op 4 juli 2022 heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
uw Kamer geïnformeerd over het voornemen om een vaccinatievoorziening voor volwassenen
bij de GGD’en te organiseren.14 Het RIVM voert daartoe een uitvoeringstoets uit die zich richt op de vraag op welke
wijze een vaccinatievoorziening voor volwassenen bij de GGD’en kan worden georganiseerd
die zowel in de reguliere (koude) fase als ten tijde van een pandemie (warme fase)
verantwoordelijk is voor de uitvoering van vaccinaties voor volwassenen. Er wordt
momenteel volop gewerkt aan de uitvoeringstoets, zowel door het RIVM als door GGD
GHOR Nederland, de GGD’en en andere betrokken partijen. Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd
dat de uitvoeringstoets naar verwachting voor de zomer van 2023 zou zijn afgerond.15 De uitwerking van de uitvoeringstoets kost echter meer tijd. De verwachting is dat
de uitvoeringstoets voor het eind van het jaar wordt afgerond. Mede op basis van de
uitvoeringstoets vindt besluitvorming plaats over de vaccinatievoorziening voor volwassenen
bij GGD’en.
Wet publieke gezondheid
In de planningsbrief van 30 maart 2023 bent u geïnformeerd over de voortgang en inhoud
van de aanpassingen van de Wpg ten behoeve van het versterken van de pandemische paraatheid.16 Ik zal hierna ingaan op de wijzigingen die zich sindsdien hebben voorgedaan.
Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie
van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan (Eerste
tranche)
Dit wetsvoorstel is op 23 mei 2023 aangenomen door de Eerste Kamer en is per 20 juni
2023 in werking getreden. Hiermee is een specifieke bevoegdheidsgrondslag gecreëerd
voor het nemen van collectieve maatregelen bij een A1-infectieziekte, waarbij een
passende betrokkenheid vanuit het parlement is geborgd en grondrechten zo min mogelijk
worden beperkt. Er zijn op dit moment geen infectieziekten ingedeeld in groep A1.
Dit betekent dat het nu niet mogelijk is om collectieve maatregelen te nemen.
Wijziging van de Wet publieke gezondheid om te voorzien in een directe sturingsbevoegdheid
van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de directeur publieke gezondheid
van de gemeentelijke gezondheidsdienst (Tweede tranche)
Dit wetsvoorstel ligt momenteel bij de Afdeling advisering van de Raad van State voor
ter advisering. Met deze tranche wordt directe sturing door de Minister van VWS via
de LFI op de directeuren publieke gezondheid van de GGD’en mogelijk gemaakt in geval
van een epidemie van een A1/A2-infectieziekte met landelijke impact. De directe sturingsbevoegdheid
is beperkt tot het treffen van medisch-operationele voorzieningen door de GGD’en bij
de bestrijding van de epidemie. Daarnaast wordt voorzien in een grondslag om per AMvB
regels te stellen over de wijze waarop de GGD’en de taken in het kader van de algemene
infectieziektebestrijding moeten uitvoeren. Tot slot wordt met dit wetsvoorstel een
grondslag gecreëerd voor een structurele SPUK-regeling pandemische paraatheid om de
GGD’en te kunnen financieren voor deze regels die aan hun taken worden gesteld. Voor
wat betreft de AMvB is het mijn voornemen om na afstemming met alle betrokken partijen
de concrete uitwerking na de zomer van 2024 aan te bieden aan uw Kamer.
Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het verbeteren van grondslagen
voor gegevensuitwisseling in de infectieziektebestrijdingsdomein (Derde tranche)
Dit wetsvoorstel bevindt zich in de voorbereidingsfase en ziet op grondslagen voor
(elektronische) gegevensuitwisseling in het kader van infectieziektebestrijding. De
voorlopige scope van het wetsvoorstel omvat de eerder benoemde thema’s in mijn brief
van 30 maart 2023.17 Het gaat om de meldingsplicht, datagebruik ten behoeve van infectieziektebestrijding
en internationale gegevensuitwisseling. Ik beoog in de eerste helft van 2024 het wetsvoorstel
gereed te hebben voor consultatie en verwacht het wetsvoorstel eind 2024 naar de Tweede
Kamer te kunnen sturen.
Overige aanpassingen van de Wet publieke gezondheid
Naast bovengenoemde geplande wijzigingen van de Wpg lopen nog een aantal trajecten
die mogelijkerwijs tot aanpassingen van de Wpg kunnen leiden. Ten eerste gaat het
om uitkomsten van een verkenning of aanvullende bevoegdheidsgrondslagen noodzakelijk
en proportioneel zijn in de bestrijding van een mogelijke (dreigende) epidemie van
infectieziekten behorend tot groep A1. Ik heb uw Kamer daarover geïnformeerd op 25 april
2023 en verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2024 te ontvangen.18 Ten tweede is er samenhang met de modernisering van het (staats)nood- en crisisrecht.
De Tweede Kamer heeft op 10 oktober jl. de interdepartementale routekaart ontvangen.19 Daar is aangegeven dat zal worden bezien of en, zo ja, welke aanpassingen van de
Wpg nodig zijn om de consistentie te bewaken nadat de aanpassingen van het bredere
(staats)nood- en crisisrecht zijn afgerond. Ten slotte is het mogelijk dat uit de
lopende onderhandelingen binnen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over de wijzigingsvoorstellen
die zijn ingediend op de International Health Regulations (IHR, 2005)20 een aanpassing van de Wpg voortkomt. Dit geldt eveneens voor de onderhandelingen
over het pandemieakkoord.
II. ZORG: GOED VOORBEREID, FLEXIBEL EN OPSCHAALBAAR
Pandemisch paraat zijn vraagt dat de gehele zorgketen wordt versterkt. De verbinding
tussen de verschillende programmalijnen van deze opgave ligt in het feit dat de patiënt/cliënt
zich in zijn weg door de keten kan bewegen. Daarbij kan géén van de onderdelen achterblijven.
Voor wat betreft de curatieve zorg is de inzet met name gericht op de randvoorwaarden
voor flexibele en opschaalbare zorg. Het gaat dan bijvoorbeeld om extra vervoersmogelijkheden
voor patiëntenspreiding. Of om het beter inzichtelijk maken van de beschikbare capaciteit
in de keten. Door daarnaast in te zetten op samenwerking door de versterking van de
Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ’en) en de implementatie van zorgcoördinatie
kunnen betere afspraken worden gemaakt over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van
acute zorg en komen patiënten sneller op de juiste plek. Ook wordt onderzocht hoe
de reguliere zorg zoveel mogelijk doorgang kan vinden ten tijde van een pandemie.
Om te zorgen dat ook de langdurige zorg goed is voorbereid op (pandemische) uitbraken
van infectieziekten, wordt ingezet op het versterken van hygiëne en infectiepreventie
in de verpleeghuizen en gehandicaptenzorg en bij de zorg thuis door het in gang zetten
van verschillende activiteiten. Tot slot wordt in deze paragraaf ook ingegaan op de
impuls ter versterking van de arbeidsmarkt in crisistijd. Dit wordt enerzijds gerealiseerd
door het breder en flexibeler opleiden van zorgmedewerkers (d.m.v. de opleiding Basis
Acute Zorg). Anderzijds gebeurt dit door het organiseren van meer ondersteuning voor
zorgpersoneel met de ontwikkeling van een landelijke netwerk van zorgreservisten.
Curatieve zorg
Doorgang reguliere zorg
Eén van de geleerde lessen van de COVID-19-pandemie, waar onder meer het RIVM op wijst,
is dat gezondheidsschade is ontstaan door het uitstellen van de reguliere (niet acute)
zorg.21 Het is van belang dat deze reguliere zorg bij een volgende pandemie zo veel mogelijk
doorgang kan vinden. De COVID-19-pandemie heeft laten zien dat een belangrijke beperkende
factor hiervoor het gebrek aan capaciteit is. Er is winst te behalen door betere coördinatie
binnen en tussen ziekenhuizen en met andere instellingen of zorgaanbod (wijkverpleging,
verpleeghuiszorg, huisartsen, paramedische zorg). In gesprekken met veldpartijen zijn
maatregelen en plannen geïnventariseerd die kunnen bijdragen aan de doorgang van de
reguliere zorg ten tijde van een pandemie zoals thuismonitoring, inzet van data science en artificial intelligence (AI) en/of inzet van andere digitale zorgtoepassingen die de organisatie en toegankelijkheid
van zorg ondersteunen.
Ik heb ZonMw gevraagd een programma uit te werken om de doorgang van reguliere zorg
te ondersteunen. Het programma dient door middel van een extra impuls, aanvullend
op (en in lijn met) de afspraken in het Integraal Zorgakkoord (IZA) en in samenspraak
met zorgverzekeraars, ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra, te ondersteunen
bij het realiseren van optimale en flexibele inzet van capaciteit, zodat de reguliere
zorg zoveel mogelijk doorgang kan vinden ten tijde van een pandemie.
Opleiding Basis Acute Zorg
De verkorte opleiding Basis Acute Zorg (BAZ) richt zich op het breed en flexibel opleiden
van mensen die al in de zorg werkzaam zijn. Hierdoor wordt het mogelijk om deze mensen
flexibel in te zetten, zodat zorgprofessionals voorbereid zijn op volgende crises
en de hiermee gepaard gaande veranderende zorgvraag. Tot 1 juli 2022 konden zorginstellingen
gebruikmaken van de subsidieregeling opschaling curatieve zorg COVID-19 voor vergoeding
van deelname van hun medewerkers aan de BAZ-opleiding.
De Taskforce Ondersteuning optimale inzet zorgverleners heeft geadviseerd om de BAZ-opleiding
voort te zetten en te verbreden.22 Dit advies heb ik omarmd.23 Op 1 juni 2023 is de subsidieregeling hiervoor in werking getreden. De subsidie geldt
met terugwerkende kracht voor elke BIG-geregistreerde verpleegkundige die is gestart
met de BAZ-opleidingsmodule op of na 1 juli 2022 en de opleiding met een certificaat
heeft afgerond voor 1 oktober 2023. Er is ruimte om ruim duizend deelnemers op te
leiden. Gedurende de eerste aanvraagperiode tussen 15 juni en 15 juli 2023 hebben
zorgorganisaties aanvragen ingediend voor ongeveer 350 afgeronde opleidingen. Met
deze subsidieregeling draag ik bij aan een zorglandschap dat voldoende voorbereid
is en flexibel opschaalbaar is.
Het voornemen is om ook in 2024 het doorlopen van de verkorte opleiding BAZ financieel
te stimuleren door de voornoemde regeling te verlengen. Voor de langere termijn wordt
bezien of de vergoeding van de BAZ-opleidingen mee kan lopen in de flexibele bekostiging
van ziekenhuisopleidingen via de beschikbaarheidsbijdrage.
Extra vervoerscapaciteit
Het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) heeft op mijn verzoek een inventarisatie gemaakt
van een aantal scenario’s om de inzet van een helikopter voor vervoer van patiënten
in crisissituaties mogelijk te maken. Op basis van deze inventarisatie heb ik het
LNAZ gevraagd de twee meest kansrijke scenario’s nader uit te werken in een plan over
de wijze waarop bij crises één of meerdere transporthelikopters ingezet kunnen worden
voor gelijkmatige patiëntenspreiding (IC of kliniek), zowel geografisch als qua belasting.
In het kader van doelmatigheid moet in het plan ook nader worden ingegaan op mogelijkheden
voor benutting van de helikopter buiten crisistijd, waarbij de inzet gedurende crises
geborgd blijft. Hierbij kan gedacht worden aan het onderzoeken van de mogelijkheden
voor het inzetten van de helikopter voor vervoer van multitraumapatiënten naar het
traumacentrum, in lijn met het «Advies bevordering implementatie multitraumanorm»
van het Zorginstituut Nederland, of interklinisch vervoer van (IC-)patiënten.24 Als laatste moet ook de relatie met het al bestaande vervoer (ambulance en Mobiele
Intensive Care Unit) worden meegenomen. Conclusie van het plan zal een advies zijn
te kiezen voor één van de scenario’s, in combinatie met de wijze van reguliere inzet,
inclusief advies over meetbare resultaten, benodigde randvoorwaarden en financiële
onderbouwing van het geheel. Ik verwacht uw Kamer hierover in het eerste kwartaal
van 2024 te kunnen informeren.
Meer toekomst- en crisisbestendig maken van acute zorg
In het kader van het meer toekomstbestendig en robuust maken van de acute zorg lopen
diverse acties. Centraal bij die acties staat meer samenwerking in de regio. Daarvoor
wordt onder andere ingezet op versterking van het Regionaal Overleg Acute Zorgketen
(ROAZ), het maken van ROAZ-plannen voor de acute zorg, zorgcoördinatie en inzicht
in capaciteit.
Regionaal Overleg Acute Zorgketen
Met ingang van 1 juli 2023 heeft de Nationale Zorgautoriteit (NZa) de beleidsregels
voor de bekostiging van de bureaus die de ROAZ’en ondersteunen en van het LNAZ aangepast.
Daarnaast zijn meer middelen beschikbaar gekomen voor het maken van afspraken over
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van acute zorg. Hierdoor is er meer capaciteit
voor de ondersteuning van de ROAZ’en om hun taken te vervullen in een uitbreidend
netwerk en in tijden van personele krapte in de zorg. Hierdoor zijn zij beter voorbereid
op een eventuele crisis. Ook kunnen de ondersteunende bureaus menskracht inzetten
voor het opstellen van ROAZ-plannen die de acute zorg toekomstbestendiger en robuuster
maken. Aan de ROAZ’en is tevens gevraagd om de langdurige zorg te betrekken bij de
crisisstructuur. Hiervoor zijn extra middelen beschikbaar gesteld.
Coördinatie ROAZ-beelden en -plannen
Alle ROAZ’en hebben in juni 2023 een ROAZ-beeld opgeleverd. Op dit moment zijn de
ROAZ’en op basis van het ROAZ-beeld gestart met het opstellen van een ROAZ-plan per
regio, waarin de prioritaire opgaven worden beschreven in combinatie met een plan
van aanpak. De ROAZ-plannen moeten bijdragen aan het toekomst-en crisisbestendiger
maken van de acute zorg. De ROAZ-ondersteuningsbureaus stellen de ROAZ-plannen op
met de bij het ROAZ betrokken partijen. In de voortgangsbrief over het Integrale Zorgakkoord
bent u geïnformeerd over de ROAZ-beelden en -plannen.25
Zorgcoördinatie
Zorgcoördinatie moet ervoor zorgen dat de patiënt met een acute zorgvraag op het juiste
moment de juiste zorg, op de juiste plek, van de juiste zorgverlener ontvangt. Dat
gebeurd door middel van eenduidige, multidisciplinaire triage en door inzicht in zorgcapaciteit.
Op 12 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het advies dat partijen op mijn verzoek
hebben opgesteld voor de structurele inbedding van zorgcoördinatie en welke inhoudelijke
invulling ik op basis hiervan voor mij zie.26 Hiermee is de eerste inhoudelijke paal geslagen voor zorgcoördinatie. Gedurende deze
zomer is gewerkt aan nadere uitwerking van de kaders uit de eerder genoemde brief
van 12 mei jl. en het vormgeven van een projectorganisatie. De regio’s maken momenteel
plannen maken voor de implementatie van zorgcoördinatie vanaf 2024. Naast de plannen
die de regio’s maken voor zorgcoördinatie, wordt op landelijk niveau een implementatieplan
opgesteld. Hierin wordt duidelijk hoe aan de slag kan worden gegaan met de landelijke
randvoorwaarden en hoe de ondersteuning van en communicatie met de regio’s eruit zal
komen te zien in de implementatiefase. Samen met de plannen van de regio’s vormt het
implementatieplan de basis voor de implementatiefase die start vanaf januari 2024.
In het eerste kwartaal van 2024 informeer ik uw Kamer over dit implementatieplan.
Bekostiging inzicht in capaciteit en patiëntenspreiding en monitoring van zorgcontinuïteit
Met ingang van 1 juli 2023 is de bekostiging van inzicht in capaciteit en patiëntenspreiding
en de monitoring van zorgcontinuïteit geregeld via de beschikbaarheidsbijdrage die
de traumacentra ontvangen voor coördinatie van traumazorg en ROAZ. Met deze middelen
kan het Landelijk Platform Zorgcoördinatie (LPZ) worden doorontwikkeld en kan het
delen van capaciteitsdata bevorderd worden. Dit bevordert dat ook in tijden van crisis
inzicht bestaat in beschikbare zorgcapaciteit. Deze wijze van bekostiging is in principe
tijdelijk. In samenhang met de ontwikkeling van zorgcoördinatie zal worden bezien
wat een passende positionering en bekostiging is voor deze functies. Daarbij wordt
ook bezien of en zo ja, hoe, wettelijk geborgd kan worden dat capaciteitsinformatie
wordt aangeleverd, wie deze informatie ontvangt en wie zorgt voor het beheer en de
doorontwikkeling van het systeem en de informatie ook weer deelt. Ook heb ik het LNAZ
gevraagd het Dashboard Ketenzorg verder door te ontwikkelen. Dit platform moet inzicht
bieden in de continuïteit en druk op de zorg, regionaal en in de brede keten. Hiermee
kan in de regio – of tussen regio’s – het gesprek worden gevoerd over de situatie
in de keten en de geconstateerde knelpunten. In het tweede deel van dit kalenderjaar
werkt LNAZ uit wat nodig is in (aanloop naar) een crisisfase, en wat passend en behulpzaam
is in de reguliere fase.
Centrale regie en sturing
Een centraal thema binnen het versterken van de pandemische paraatheid is regie en
sturing. Momenteel ontbreekt het aan instrumentarium om op landelijk niveau adequaat
in situaties van crisis en schaarste te kunnen sturen. Tijdens de COVID-pandemie heeft
het zorgstelsel zelf voorzien in verschillende maatregelen. Ondanks mijn overtuiging
dat in bijzondere omstandigheden zo veel en zo lang mogelijk gebruik moet worden gemaakt
van het reguliere stelsel en bijbehorende structuren, blijkt dat het onwenselijk is
om in tijden van crisis volledig afhankelijk te zijn van de slagkracht en initiatieven
louter vanuit het zorgveld. Om deze reden wordt er intern verkend wat de mogelijkheden
zijn om (landelijke) regie en sturing te versterken. Hierbij wordt gekeken naar een
aanscherping van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Een voorbeeld van deze
verkenning is de wettelijke formalisering van eerder gemaakte bestuurlijke afspraken,
alsook de verdere invulling van de rol en bevoegdheden van toezichthouders, in uitzonderlijke
situaties waarin de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg onder druk staan.
Uiteindelijk wordt er toegewerkt naar zorgbrede, sluitende samenwerkingsketens, in
zowel de publieke gezondheidszorg, curatieve zorg alsook langdurige zorg, die ook
functioneren als de noodzaak tot instellings- en sectoroverstijgende sturing toeneemt.
Daarbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheden om deze sturing van toepassing te
laten zijn op het sociaal zorgdomein (maatschappelijke ondersteuning en jeugd), om
daarmee in tijden van crisis ook adequaat te kunnen sturen op overheidstaken rondom
zorg, welzijn, en participatie. Immers, zoals we in de afgelopen crisis hebben gezien,
kan een crisis een brede impact hebben op meerdere zorgdomeinen en kan er daarmee
een noodzaak ontstaan om sectoroverstijgend sturing te geven aan, bijvoorbeeld, de
inzet van personeel, de spreiding van patiënten, en de verdeling van hulpmiddelen
die vereist zijn voor het leveren van zorg, zoals medicatie, beschermingsmiddelen,
etc. Hierbij zijn landelijk dekkende implementatie van zorgcoördinatie en informatie
over (beschikbare) capaciteit noodzakelijk om de zorg voor alle patiënten, in alle
zorgsectoren, zo effectief mogelijk te organiseren. In het verlengde hiervan wordt
gekeken naar hoe landelijke regie en doorzettingsmacht zich moeten verhouden tot relevante
ontwikkelingen in het zorgveld zoals de landelijke implementatie van zorgcoördinatie
en de versterking van de ROAZ’en.
Opschaling IC-capaciteit
Voor een update inzake de opschaling van IC-capaciteit, verwijs ik u naar mijn brief
aan uw Kamer van 9 oktober jl.27 In deze brief wordt toegelicht dat ik voornemens ben om onder leiding van het Zorginstituut
Nederland een traject te starten om samen met ZN, NVZ, NFU, NVIC, V&VN-IC en FC/IC
te komen tot onderbouwde, duurzame en gedegen afspraken ten aanzien van de beschikbaarheid
van IC-capaciteit. Daarbij wordt ook bekeken welke aanvullende inzet nodig is om paraat
te staan voor een (pandemische) crisissituatie.
Langdurige zorg
Verbeteren infectiepreventie in de langdurige zorg
Vanaf 2024 dienen zorginstellingen periodiek een evaluatie uit te voeren naar hoe
ze ervoor staan met betrekking tot infectiepreventie, en dit onderdeel te maken van
de leer- en verbetercyclus. Dit jaar is onderzocht op welke wijze dit het beste vorm
kan krijgen. Op basis van de evaluaties nemen organisaties verbetermaatregelen waar
nodig. Vanaf 2024 worden hiervoor via de tarieven middelen beschikbaar gesteld voor
intramurale zorg en geclusterde woonvormen in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg.
Om alle zorgaanbieders te bereiken en de administratieve lasten zo beperkt mogelijk
te houden, wordt aangesloten bij de bestaande (kwaliteits)structuren. Met Zorgverzekeraars
Nederland (ZN), namens de zorgkantoren, zijn afspraken gemaakt over de inzet en verantwoording
van deze middelen via de reguliere (kwaliteits)structuren.
Voor het verbeteren van infectiepreventie in verpleeghuizen voert Vilans in samenwerking
met Verenso, ActiZ en V&VN het programma Samen Werken aan Infectiepreventie (SWIPE)
uit. Hierin wordt bij 75 zorgaanbieders ondersteuning op maat geboden om de kwaliteit
en organisatie van de infectieziektebestrijding te verbeteren. Hiermee kunnen zij
de basishygiëne op orde krijgen en borgen en voldoende toegerust zijn met kennis,
competenties en vaardigheden bij toekomstige uitbraken van infectieziekten. Hiernaast
vinden diverse andere activiteiten plaats gericht op bewustwording, deskundigheidsbevordering
en samenwerking voor professionals, leidinggevenden en bestuur en management.
Voor de gehandicaptenzorg voert Vilans het programma «Samen scherp op schoon werk»
uit, in afstemming met alle betrokken veldpartijen. In 2023 werken elf zorgorganisaties,
verspreid over heel Nederland, aan het verbeteren van infectiepreventie in hun organisatie.
Deze lopende trajecten voor de gehandicaptenzorg richten zich op het verhogen van
bewustwording, het maken van beleid en zorgen voor een praktische vertaalslag voor
medewerkers. Daarnaast wisselen de deelnemende organisaties ook onderling ervaringen
en kennis met elkaar uit. De geleerde lessen en ervaringen uit de trajecten met de
gehandicaptenzorg worden gedeeld met de hele sector via bijeenkomsten, nieuwsbrieven,
sociale media en via het Kennisplein gehandicaptensector.
Monitoring en surveillance in de gehandicaptenzorg en ouderenzorg
Ik stel structurele middelen beschikbaar voor monitoring en surveillance met als doel
het versterken van inzicht in ontwikkelingen met betrekking tot infectieziekten en
zicht hebben op eventuele uitbraken. Hierbij gaat het onder andere om ontsluiting
van de data, doorontwikkeling van de dataset, analyse van de data, doorlevering aan
partijen zoals RIVM, GGD’en en ROAZ’en waardoor gegevens over uitbraken, sterfte,
herstel en beloop van de ziekte(n) in zowel de ouderen- als de gehandicaptenzorg beschikbaar
zijn. Voor de ouderenzorg voert het Amsterdam UMC de surveillance uit in samenwerking
met de vereniging van specialisten ouderengeneeskunde Verenso. Voor de gehandicaptenzorg
wordt dit gedaan door het Radboudumc samen met de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland
(VGN) en de Nederlandse Vereniging Artsen Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG).
Inrichten van coördinatiestructuren in de langdurige zorg en opleiden, trainen & oefenen
(OTO)
Ik stel structurele middelen beschikbaar voor de inrichting van coördinatiestructuren
zodat partijen in de langdurige zorg volwaardig kunnen participeren in de ROAZ-structuur
bij een eventuele volgende pandemische situatie. Daarnaast onderzoek ik de mogelijkheden
om middelen beschikbaar te stellen die inzetten op het mogelijk maken van crisisbeleidsteam-trainingen,
oefeningen en scholingen voor crisisfunctionarissen.
Nationale Zorgreserve
De Nationale Zorgreserve (NZR) werkt naar een strategische reserve van zorgmedewerkers
toe, die in tijden van crisis een belangrijke rol kan spelen in het snel opschalen
van de zorgcapaciteit. Daarmee kan de NZR als crisisfaciliteit voorzien in de behoefte
aan tijdelijk en snel inzetbare zorgcapaciteit. Er zijn nu 3500 zorgreservisten, op
termijn wordt gestreefd naar een reserve met vijfduizend zorgreservisten. In de brief
die op 17 april jl. met uw Kamer is gedeeld, zijn de laatste ontwikkelingen van de
verdere vormgeving van de NZR nader toegelicht.28 Hoofdpunten uit die brief zijn dat op basis van de uitgangspunten en ambities, de
gewenste regie en sturing, de taken en rollen van de betrokkenen zullen moeten landen
in wet- of regelgeving. Daarnaast worden voorbereidingen getroffen om de positie van
de NZR te bestendigen. In juli 2023 is de vooraankondiging gepubliceerd van de aanbesteding
om de NZR in de markt te zetten. De vooraankondiging diende tevens als oproep tot
mededinging, waarbij meerdere partijen hun interesse kenbaar konden maken. Het streven
is om het aanbestedingsproces in het vierde kwartaal van 2023 afgerond te hebben.
Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de toezeggingen die de Minister heeft gedaan
in eerdergenoemde Kamerbrief29 en tijdens het commissiedebat over de ontwikkelingen van het coronavirus en pandemische
paraatheid op 10 mei jl. om uw Kamer in het derde kwartaal van 2023 nader te informeren.
III. VERSTERKING LEVERINGSZEKERHEID VAN MEDISCHE PRODUCTEN
Het structureel versterken van de leveringszekerheid van medische producten gebeurt
langs de volgende lijnen:
• Verminderen van afhankelijkheden in de productie- en toeleveringsketen;
• Versterken van lokale productie in Nederland en Europa; en
• Verbeteren van monitoring, coördinatie en regie.
Omdat mijn beleid ten aanzien van de leveringszekerheid onderdeel uitmaakt van mijn
inzet op het gebied van beschikbaarheid van medische producten, waar ik uw Kamer in
maart30 en juli31 jl. apart over heb geïnformeerd, verwijs ik waar nodig naar deze brieven.
Verminderen van afhankelijkheden in de productie- en toeleveringsketens
Samen met andere Europese landen werk ik aan het verminderen van afhankelijkheden
in de productie- en toeleveringsketens. Een grote groep lidstaten, waaronder Nederland,
heeft in een non-paper van 28 april jl. aan de Europese Commissie aandacht gevraagd
vragen voor het belang van leveringszekerheid. In het non-paper roep ik op tot meerdere
oplossingsrichtingen om de competitieve positie van Europese producenten te versterken
en de leveringszekerheid van medische producten te vergroten. De Europese Commissie
zal hierover in de tweede helft van 2023 een mededeling doen. Open Strategische Autonomie
betekent ook het streven naar verbreding van de mondiale toeleveringsmarkt van medische
producten. Verstoringen in de productieketens kunnen zo eerder opgevangen worden.
Daarnaast zet ik in op goede relaties met producerende landen. Tijdens werkbezoeken
aan relevante landen met een prominente geneesmiddelenindustrie kaart ik dit aan.
Versterken van lokale productie in Nederland én Europa
Om de leveringszekerheid van medische producten in pandemische situaties te versterken,
sluit ik met mijn beleid zoveel mogelijk aan bij EU-initiatieven zoals het werkprogramma
van de Health Emergency Preparedness and Response Authority (HERA), EU FAB en de subsidieregeling
IPCEI Health. Bijgaand noem ik enkele concrete resultaten uit deze EU samenwerking.
We investeren in publiek-private projecten. Een voorbeeld met effect op de middellange
termijn is de Nederlandse deelname aan de subsidieregeling IPCEI Health op het gebied
van innovatie en vergroening van productieprocessen en -technologieën. Er zijn inmiddels
vier Nederlandse projecten geprenotificeerd bij de Europese Commissie en naar verwachting
kan in 2024 worden overgaan tot subsidieverlening.
De HERA van de EU heeft onlangs het eerste traject voor het veiligstellen van vaccinproductie
in de EU afgerond. De HERA heeft middels aanbesteding via EU FAB contracten afgesloten
voor de snelle opschaling van drie typen vaccins; mRNA-based, vector-based en protein-based. Door het aanbesteden van de tender kan in een (gezondheids)crisis sneller de vaccinproductie
worden opgeschaald. Voor de vector-based vaccins heeft het in Bilthoven gevestigde Bilthoven Biologicals BV een taak in het
EU-FAB netwerk. De EU-FAB faciliteiten zullen door dit contract met de EU, hun bedrijf
constant klaar hebben om snel bij een (gezondheids)crisis op te kunnen schalen. HERA
heeft hiermee één van zijn doelstelling voor 2023 succesvol afgerond.32 Ook heeft HERA onlangs het financieringsinstrument HERA Invest, met een budget ter
grootte van 100 mln. euro ten behoeve van leningen, opengesteld voor de private sector.33 HERA Invest staat open voor bedrijven die medische tegenmaatregelen ontwikkelen die
één van de volgende grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen aanpakken: ziekteverwekkers
met pandemisch of epidemisch potentieel, chemische, biologische, radiologische en
nucleaire (CBRN) bedreigingen of antimicrobiële resistentie (AMR). Ik zal de kansen
die dit financieringsinstrument biedt samen met mijn collega van EZK ook onder de
aandacht brengen bij de Nederlandse bedrijven.
Conform het advies van de Special Envoy Vaccins34 ben ik bezig om middelen beschikbaar te stellen voor het realiseren van een Vaccine
Knowledge Centre, welke voorziet in de behoefte van het opleiden van vakmensen, die
kunnen worden ingezet in de ontwikkeling en productie van vaccins en de overdracht
van vaccinproductietechnologie naar nationale en internationale bedrijven en overheden.
De training van professionals is met name bedoeld om de pandemische paraatheid te
versterken door verbreding van de inzetbare capaciteit in pandemische situaties; van
productie tot toezicht en beoordeling. Ik ben hierover in gesprek met de BioTech Training
Facility en streef ernaar voor het einde van dit jaar afspraken te hebben gemaakt.
Zoals aangekondigd in mijn brief van 13 maart 2023 over de beschikbaarheid van medische
producten ben ik een Europese aanbesteding voor opschaalbare productiecapaciteit gestart,
inclusief een first-in, first-out voorraad voor FFP2-maskers en IIR-maskers.35 Ik verwacht de opdrachten in oktober 2023 te kunnen gunnen.
Verbeteren van monitoring, coördinaties en regie
Een goede structurele nationale monitoring van, en regie op, leveringsonderbrekingen
van geneesmiddelen biedt een goede basis voor monitoring tijdens crises. Voor mijn
inzet hierop met onder andere het Meldpunt Geneesmiddelentekorten en -defecten verwijs
ik u naar de recente Kamerbrief voortgang beschikbaarheid medische producten.36 Aanvullend ben ik in gesprek met het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
(CBG) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), bij wie het Meldpunt is belegd.
Ik onderzoek of het werk van het Meldpunt structureel kan worden geïntensiveerd om
de toename in meldingen van leveringsproblemen op te vangen en tekorten beter te kunnen
mitigeren. Daarnaast wil ik het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG)
per 1 januari 2024 structureel verankeren, zoals eerder met uw Kamer gecommuniceerd.37 Ik verwacht dat dit richting dit najaar geformaliseerd is.
Zoals ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd, hebben de EMA en HERA een rol in het monitoren
van vraag en aanbod van medische producten in crisistijd.38 Dit gebeurt op Europees niveau, waarbij ze informatie krijgen van lidstaten of bedrijven.
Ook heb ik eind mei jl. samen met de HERA een workshop voor EU-lidstaten georganiseerd
om kennis en ervaring uit te wisselen over de inzet van instrumenten om productie
dichtbij huis te stimuleren. Er bleek grote behoefte aan overzicht en coördinatie
van initiatieven van lidstaten op dit vlak. Hierbij wordt een faciliterende rol voor
de Commissie gezien.
IV. GRENSOVERSCHRIJDENDE GEZONDHEIDSBEDREIGINGEN: EUROPESE EN MONDIALE SAMENWERKING
Zoals in mijn brief over het beleidsprogramma Pandemische paraatheid aangegeven, vind
ik het belangrijk dat Nederland een actieve rol in het internationale speelveld heeft
en dat ons landhaar verantwoordelijkheid neemt bij het mogelijk maken van internationale
oplossingen. De aanpak van infectieziekten in Nederland is nu eenmaal effectiever
en efficiënter als deze goed aansluit op internationale mechanismen, structuren en
samenwerkingsverbanden. Het belang van internationale samenwerking blijkt bijvoorbeeld
nadrukkelijk uit mijn inzet op de versterking van leveringszekerheid van medische
producten (hoofdstuk III). Hieronder schets ik het brede beeld van voortgang van mijn
inzet voor mondiale, Europese en bilaterale samenwerking. De uitwerking van mijn inzet
loopt in de praktijk parallel met processen die mondiaal en binnen de EU zijn opgestart
en waar vanuit mijn ministerie samen met andere ministeries aan gewerkt wordt. Zoals
tevens met uw kamer gedeeld, heeft het kabinet een Mondiale gezondheidsstrategie ontwikkeld.39 Pandemische paraatheid en het terugdringen van infectieziekten is daarin een van
de drie prioriteiten en wordt in een bredere context geplaatst en gekoppeld aan bijvoorbeeld
de effecten van klimaatverandering. Hiermee verkrijgen we een meer integrale benadering
van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen en pandemische paraatheid, waarbij
ook de inzet van het kabinet op het versterken van nationale gezondheidssystemen bijdraagt
aan wereldwijde pandemische paraatheid.
Mondiale samenwerking
De WHO is de belangrijkste organisatie in de mondiale gezondheidsarchitectuur. In
de WHO vinden momenteel twee belangrijke onderhandelingsprocessen plaats, gericht
op pandemische paraatheid. Allereerst wordt gewerkt aan aanpassing van de Internationale
Gezondheidsregeling (IHR). Het gaat in die onderhandelingen om verschillende aanpassingen
van de regeling, naar aanleiding van geleerde lessen uit de COVID-19-pandemie. Zo
wordt onder meer besproken of het proces rondom het uitroepen van een internationale
gezondheidscrisis aanpassing behoeft en wordt gesproken over het verbeteren van de
internationale surveillance, monitoring en notificatie van risico’s. Ook wordt de
«governance» van de regeling tegen het licht gehouden. De wijzigingen van de IHR worden
in de World Health Assembly van mei 2024 in stemming gebracht. Parallel hieraan vinden
onderhandelingen plaats over een Pandemie verdrag met bindende afspraken die bijdragen
aan preventie van, een betere voorbereiding en gecoördineerde respons op, toekomstige
pandemieën (het pandemisch instrument). Deze twee processen vormen twee kanten van
dezelfde medaille en moeten in gezamenlijkheid zorgen voor betere pandemische paraatheid
in de wereld.
De lidstaten van de WHO hebben nog steeds de ambitie om tijdens de World Health Assembly
in mei 2024, een dergelijk Pandemie Verdrag vast te stellen. De kern van het verdrag
richt zich op de volgende onderdelen:
(1) verbeterde preventie, waarbij het gaat om maatregelen en afspraken op internationaal
niveau die het risico op een volgende pandemie helpen te verminderen;
(2) onderzoek, ontwikkeling en kennis- en technologie overdracht, waarbij het gaat om
de ontwikkeling en productie van medische tegenmaatregelen en het vergroten van de
productiecapaciteit hiervoor wereldwijd;
(3) ongehinderde toegang tot en het delen van biologische materialen en gerelateerde data
(denk aan virussen, bacteriën) met een pandemische potentie;
(4) verbeterde toegang tot medische tegenmaatregelen, vooral in landen die hier nu te
beperkte toegang toe hebben (equity); en
(5) het versterken van de mondiale toeleveringsketen voor medische producten, zodat tijdens
een uitbraak levensreddende producten op de meest bedreigde plaatsen in de wereld
komen.
Nederland is in beide onderhandelingen (in samenwerking met de EU-partners) een belangrijke
speler en levert ook de co-voorzitter voor het Intergovernmental Negotiating Body
(INB), het onderhandelingslichaam dat het Pandemie verdrag tot stand moet brengen.
Om praktische invulling te geven aan het bovengenoemde streven om de productie van
medische tegenmaatregelen (o.a. vaccins en medicijnen) op meer plaatsen op de wereld
mogelijk te maken is Nederland gastland van het tweede WHO World Local Production
Forum van 6-8 november 2023. In dit Forum zullen verdere stappen besproken worden
om de regionale spreiding van productiecapaciteit te verbeteren en staan ook de praktische
aspecten van het opbouwen van regionale productiecapaciteit centraal. Ook is Nederland
nauw betrokken bij het Team Europe Initiative on Manufacturing and Access to Vaccines,
Medicines and Health Technologies waarmee Nederland zich inzet voor versterken van
de gehele infrastructuur voor lokale en regionale productie, waaronder betere toegang
tot financiering en betrokkenheid van de private sector.
Ook de VN en de G20 hebben pandemische paraatheid hoog op de agenda. Tijdens het lopende
Indiase G20-voorzitterschap vormt het versterken van de mondiale gezondheidsarchitectuur
een prioriteit. Hiermee wordt de ingeslagen weg onder het Indonesisch voorzitterschap
gecontinueerd. Op 18 en 19 augustus jl. heb ik deelgenomen aan de G20 gezondheidsministers
vergadering. Tijdens dit overleg is de steun aan het tot stand brengen van een mondiaal
Pandemie verdrag herbevestigd.40 In de G20 Summit van 9 en 10 september 2023 is dit eveneens verwoord in de New Delhi
Leaders slotverklaring.41
Ook tijdens de week van de Algemene Vergadering van VN (AVVN) in New York van 18–26 september
jl. was er prominente aandacht voor pandemische paraatheid, in de vorm van een High
Level Meeting over pandemische preventie, paraatheid en respons (PPPR). Met vele collega-ministers
en staatshoofden, heb ik deelgenomen aan de AVVN. Dit toont het belang en de urgentie
van discussies over internationaal volksgezondheidsbeleid en in het bijzonder infectieziekten.
Dit zal zich moeten vertalen in concrete afspraken die de volksgezondheid in de wereld
veiliger en eerlijker moeten maken. In New York hebben de wereldleiders hier hun commitment
over uitgesproken middels een politieke verklaring.42
Om de internationale inzet op pandemische paraatheid ook financieel mogelijk te maken,
is vorig jaar het Pandemic Fund opgericht.43 Het Pandemic Fund heeft tot doel lage- en middeninkomenslanden te helpen hun pandemische
paraatheid en respons structuren te versterken. Nederland heeft bij de start van dit
fonds in 2022 initieel 10 mln. euro bijgedragen en neemt deel in de Executive Board
als (plaatsvervangend) bestuurslid. In overleg met het Ministerie van Buitenlandse
Zaken bezie ik wat de bijdragen moeten zijn voor de komende drie jaar. De First Call for Proposals is door het Fonds beoordeeld. $ 338 miljoen is toegekend aan 19 projecten ten behoeve
van 37 landen in alle regio’s van de wereld met specifieke aandacht voor lage- en
middeninkomenslanden. Deze projecten brengen met cofinanciering en co-investeringen
gezamenlijk $ 2 miljard extra middelen mee voor PPPR. De eerste call focust op drie
prioriteiten, namelijk het versterken van de ziekte-surveillance, laboratoriumcapaciteit
en de capaciteit van gezondheidswerkers in lage- en middeninkomens. Er zijn veel meer
voorstellen opgesteld dan dat er budget beschikbaar is.
Ten slotte blijft Nederland via de Coalition of Epidemic Preparedness Innovations
(CEPI) investeren in internationale inspanningen gericht op de financiering van onafhankelijk
onderzoek voor de ontwikkeling van vaccins en nieuwe technologieën, gericht op opkomende
infectieziekten. Hiertoe draagt Nederland 14 mln. euro bij aan CEPI.
Europese samenwerking
De Europese Commissie werkt verder aan een sterke Europese gezondheidsunie, waarin
alle EU-landen zich samen voorbereiden en samen reageren op grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen,
waaronder een pandemie.
Eind 2022 heeft de EU de Verordening betreffende ernstige grensoverschrijdende bedreigingen
van de gezondheid (SCBTH) aangenomen en deze wordt nu geïmplementeerd. Deze verordening
moet zorgen voor een verbetering van de preventie, paraatheid en respons van de EU
en de lidstaten bij gezondheidsbedreigingen. Via het Gezondheidsbeveiligingscomité
(Health Security Committee, HSC) worden (potentiële) gezondheidsrisico’s door de Commissie,
lidstaten en relevante EU-agentschappen besproken en in de gaten gehouden. Zo is er
in het afgelopen half jaar aandacht geweest voor de vogelgriep, apenpokken en RSV-infecties.
Nederland behoort tot de actieve lidstaten binnen de HSC. Eind 2023 zullen alle lidstaten
aan de Europese Commissie rapporteren hoe hun preventie, paraatheid en response structuren
en maatregelen georganiseerd zijn. Vervolgens zal de Europese Commissie een verslag
opstellen met landenprofielen ten behoeve van het monitoren van de vooruitgang en
het ontwikkelen van actieplannen. De Europese Commissie zal in 2024 ook een EU-plan
voor gezondheidscrises en -pandemieën opstellen, om een doeltreffende en gecoördineerde
respons op grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen op Unieniveau te bevorderen.
In het hoofdstuk over Leveringszekerheid heb ik de rol van de HERA bij het veiligstellen
van vaccinproductie toegelicht. De HERA is het DG van de Europese Commissie dat zich
specifiek op de leveringszekerheid van medische tegenmaatregelen rondom ernstige grensoverschrijdende
gezondheidsbedreigingen. Recent bezocht de plaatsvervangend Directeur Generaal van
HERA mijn ministerie, het RIVM en het Leiden Bioscience Park. Op mijn departement
hebben we gesproken over de samenwerking op ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen,
en ook over de uitdagingen die er nog liggen. Een goede afstemming tussen zaken die
op Europees niveau worden opgepakt en wat nationaal opgepakt moet worden blijft van
belang.
Het versterken van de EU gezondheidscrisis structuren kan niet los gezien worden van
het grotere pakket aan maatregelen binnen de EU om de weerbaarheid van de EU te versterken.
De Europese Commissie bouwt verder aan de weerbaarheid van de EU, onder meer via de
security of supply op EU-niveau, de EU Chips Act, de Net-Zero Industry Act, de EU
Health Data Space verordening en het Single Market Emergency Instrument. Recent is
aan dit rijtje een mededeling van de Europese Commissie over de Europese Veiligheidsstrategie
aan toegevoegd. Een weerbaarder Europa is ook beter bestand tegen een volgende gezondheidscrisis.
Er is ook samenwerking op het terrein van kennis en innovatie. Europese lidstaten
hebben soortgelijke vragen en uitdagingen over de voorbereiding op een toekomstige
pandemie. In Europees verband heb ik mij gecommitteerd aan BE READY en het daaruit
volgende onderzoekspartnerschap voor pandemische paraatheid binnen Horizon Europe.44 Het partnerschap ziet toe op Europese samenwerking op het terrein van fundamenteel
en toegepast onderzoek en innovatie voor opkomende gezondheidsdreigingen. Naast een
financiële bijdrage levert Nederland expertise van RIVM en via ZonMw aan BE READY
en het zevenjarige partnerschap. Het EU gezondheidsprogramma EU4Health is ook een
belangrijke manier om Europees krachten te bundelen, en door middel van beleidsafstemming
gezamenlijk van elkaar te leren. Daarbinnen is er vanuit de EU budget beschikbaar
voor de implementatie van de SCBTH verordening. Zo is het RIVM aangemeld voor een
project voor additionele EU financiering voor het versterken van onze nationale surveillance,
en zijn recent bij het RIVM EU-projecten goedgekeurd waarin een pilot wordt uitgevoerd
voor versterking van One Health surveillance in Nederland, voor versterking van de
Whole Genome Sequencing in het Koninkrijk der Nederlanden, en voor aansluiting bij het nieuwe HERA IT-platform
ATHINA.
Bilaterale samenwerking
Naast Europese en mondiale samenwerking blijf ik ook bilaterale samenwerking met landen
zoeken. Met België werk ik bijvoorbeeld samen op het gebied van het aanleggen van
noodvoorraden in het kader van RescEU. En in mijn recente reizen naar Indonesië (najaar
2022), de Verenigde Staten (voorjaar 2023) en India (zomer 2023) heb ik gesproken
om de samenwerking te versterken, op gebied van leveringszekerheid van medische producten
maar ook het uitwisselen van kennis.
V. KENNIS EN INNOVATIE
Kennis- en innovatieagenda’s pandemische paraatheid
In mijn brief over het beleidsprogramma heb ik aangekondigd een kennisagenda en een
innovatieagenda uit te werken.45 Hierbij bied ik u deze agenda’s aan: «Pandemische paraatheid: een agenda voor kennis
en innovatie» (zie bijlage 1). De agenda’s geven richting aan de inzet van mijn ministerie
voor kennisversterking en innovatiestimulering op het gebied van pandemische paraatheid.
Ik schets welke uitgangspunten daarbij leidend zijn, zoals multidisciplinaire samenwerking.
Daarnaast zet ik uiteen langs welke lijnen de agenda’s zijn opgebouwd. Ik ga samen
met het veld verder invulling en uitvoering geven aan de agenda’s door onder meer
de benodigde infrastructuren en samenwerking te versterken en aanvullende projecten
te initiëren. Daarbij bouw ik waar relevant voort op de opbrengsten van de kennisprogramma’s
die in het kader van covid zijn en worden uitgevoerd. Hieronder schets ik de stand
van zaken van de projecten die reeds zijn ingezet en onderdeel uitmaken van de agenda’s.
Dit is overigens geen uitputtend overzicht van wat er gebeurt aan kennisontwikkeling
en innovatie. Vanuit het beleidsprogramma pandemische paraatheid wordt ook nog op
andere manieren geïnvesteerd in kennisontwikkeling zoals op het gebied van monitoring
en surveillance. Verder wordt door vele andere partijen aan kennisontwikkeling en
innovatie voor pandemische paraatheid gewerkt.
Kennisprogrammering
Ventilatie
Medio 2022 is het driejarige programma Pandemische Paraatheid en Ventilatie (P3Venti)
van start gegaan. Het programma wordt onder coördinatie van TNO uitgevoerd door een
adaptief consortium van negen kennispartijen (o.a. universiteiten, het RIVM, Erasmus
MC en Economisch Instituut voor de Bouw). De focus ligt op het effect dat ventilatie
kan hebben op de transmissieroute van respiratoire virussen. Onderzoeksresultaten
bieden mogelijk betere handelingsperspectieven bij een nieuwe pandemie. Er is gestart
met het opstellen van een afwegingskader voor het toepassen van ventilatiesystemen
en het bepalen van de maatschappelijke kosten en baten van maatregelen op het gebied
van de ventilatievoorzieningen.
Detectie en voorspelling
In het najaar van 2022 heb ik ZonMw gevraagd om een kennisprogramma pandemische paraatheid
op te zetten. De focus ligt op twee thema’s. Allereerst voorspelling en detectie,
gericht op het beter begrijpen, voorspellen en opsporen van de introductie en verspreiding
van pathogenen met pandemisch potentieel. Ten tweede gedrag en maatschappij, gericht
op het ontwikkelen van meer kennis over interventies en factoren die van invloed zijn
op effectieve en maatschappelijk aanvaarde interventiestrategieën om besmetting en
verspreiding te voorkomen, inclusief gedragskennis over de naleving van die interventies
en de effecten ervan. Inmiddels zijn er op bovengenoemde thema’s twee onderzoeksvoorstellen
van respectievelijk de consortia The Netherlands Centre for One Health (NCOH) en BePrepared gehonoreerd. In september 2023 zijn beide consortia gestart met de uitwerking van
de projecten. De resultaten worden in 2024 verwacht.
Binnen het programma van ZonMw zijn daarnaast recent twee oproepen voor een stimuleringsimpuls
(SIMP) geopend. Deze open ronde is gericht op kortlopende onderzoeksprojecten die
een aanvulling zijn op het onderzoek door de twee eerder genoemde consortia. De eerste
SIMP-oproep richt zich op vier onderzoeksonderwerpen: de pandemische weerbaarheid
van kwetsbare en risicogroepen, ziekteverwekkers met pandemisch potentieel, pandemische
paraatheid in het Caribisch deel van het Koninkrijk en innovatieve ideeën in relatie
tot pandemische paraatheid. De tweede SIMP-oproep is gericht op het FAIR maken van
individuele databronnen voor pandemische paraatheid. FAIR staat voor het verbeteren
van de vindbaarheid, toegankelijkheid, uitwisselbaarheid en herbruikbaarheid van databronnen.
Kennissyntheses zijn ook onderdeel van het kennisprogramma pandemische paraatheid
bij ZonMw. Hierin wordt de beschikbare wetenschappelijke literatuur over een bepaald
onderzoeksgebied op een rij gezet, resulterend in een goede kennisbasis waarop verder
onderzoek geprioriteerd kan worden. In het voorjaar van 2023 is de kennissynthese
«bestrijding vector-overdraagbare ziekten in relatie tot pandemische paraatheid» gepresenteerd.46 Komend najaar wordt gestart met een kennissynthese naar dier-mens-transmissie van
pathogenen met pandemisch potentieel in Nederland.
Gedrag
Voor de zomer heb ik u een breed overzicht gegeven van onderzoeken en programma’s
over gedragsinzichten.47 In deze brief geef ik een update van de ontwikkelingen in de afgelopen maanden. Kennisprogrammering
loopt via ZonMw zoals hierboven beschreven, maar ook via de RIVM Gedragsunit (GU).
Afgelopen zomer heeft de GU een internationaal vergelijkende case study gepubliceerd.48 Deze studie bevestigt de lijn die vanuit het beleidsprogramma pandemische paraatheid
met de GU is ingezet, bijvoorbeeld door toe te werken naar een onderzoeksunit die
snel kan opschalen. Met de opdracht aan de GU zet ik ook in op de versterking van
de kennisinfrastructuur rondom gedrag. Het netwerk dat tijdens de COVID-19-pandemie
is opgezet met onder meer medewerkers van GGD’en, communicatieprofessionals van gemeenten
en kennispartners, wordt bestendigd en verder uitgebouwd. In navolging van het symposium
eind 2022 zal de GU netwerkbijeenkomsten organiseren. De GU zal kennisdeling binnen
dit netwerk faciliteren.
Modellering
Modellering draagt bij aan het beter zicht hebben op wat er gebeurt in een pandemie
en wat de mogelijke effecten van ingrepen zijn. Het RIVM heeft een wettelijke taak
in Nederland als het aankomt op infectieziektemodellering. Aanvullend op de versterking
van deze wettelijke taak wil ik de modellering in Nederland via drie andere lijnen
versterken. Allereerst is het ontwikkelen van modellen een deelonderwerp van het programma
bij ZonMw, zoals hierboven beschreven. Ten tweede heb ik het RIVM gevraagd om met
een voorstel te komen voor een nationaal samenwerkingsplatform infectieziektemodellering.
Centraal in dit open netwerk staat de ontwikkeling en versterking van het vakgebied.
Ten derde heb ik ZonMw opdracht gegeven om in 2023 een oproep te openen voor innovaties
en kennisontwikkeling die infectieziektemodellering kunnen verrijken. Denk hierbij
aan inzichten vanuit andere modelleringsdisciplines, vernieuwing op technologisch
gebied en betrokkenheid van de samenleving.
Innovatie
Regulatoir kader pandemische paraatheid
Voor het ontwikkelen van nieuwe therapieën gelden wetten en regels: het regulatoir
kader. Dit kader is belangrijk vanwege de veiligheid van een gebruiker van een therapie,
maar kan ook leiden tot vertraging bij het bestrijden van een pandemie. Om behandelingen
tijdens een pandemie snel beschikbaar te maken heb ik ZonMw eind 2022 opdracht gegeven
voor een programma Regulatoire Pandemische Paraatheid. In dit kader zijn vier evaluaties
gestart naar het huidig regulatoir kader in Nederland in relatie tot pandemische paraatheid.
Er wordt onder meer gekeken naar nieuwe toepassingen voor bestaande geneesmiddelen,
geneesmiddelenbewaking en rapportage van bijwerkingen en het benutten van nieuwe technologieën
zoals smartphones bij onderzoek naar vaccins of geneesmiddelen. In het voorjaar van
2024 wordt de eindrapportage verwacht.
Vooruitlopend op deze resultaten heb ik het ZonMw-programma Regulatoire Pandemische
Paraatheid verlengd met een vervolgprogramma. Het doel van dit programma is om kennis
te verkrijgen over mogelijke verbeteringen in het systeem van wet en regelgeving.
Deze verbeteringen moeten bijdragen aan het versnellen van de beschikbaarheid van
nieuwe therapieën en aan de leveringszekerheid van medische producten, met name ter
voorbereiding op een toekomstige pandemie. Het nieuwe expertisecentrum FAST (Centre for Future Affordable Sustainable Therapies) is betrokken bij de totstandkoming en de uitvoering van dit programma. Ik anticipeer
hierbij op de nieuwe wetsvoorstellen die de Europese Commissie heeft gepubliceerd
op 26 april 2023 ter herziening van de EU farmaceutische wetgeving. De quickscan die onderdeel is van dit programma heeft als doel te analyseren of deze nieuwe wetsvoorstellen
snelle toegang van nieuwe geneesmiddelen mogelijk maken en een innovatievriendelijk
en toekomstbestendig kader bieden voor onderzoek naar en ontwikkeling van geneesmiddelen
en geneesmiddelentechnologieën in de EU. Deze quickscan beoogt eind 2023 resultaten op te leveren, zodat de uitkomsten ervan meegenomen kunnen
worden in de aankomende Europese besprekingen van de wetsvoorstellen in Brussel.
TTT-regeling
In het voorjaar van 2023 heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de
Thematische Technology Transfer-regeling (TTT) opengesteld. De regeling is gericht
op doorontwikkeling (valorisatie) van de kennis in Nederland over therapieën of onderdelen
van therapieën die de ziektelast kunnen verminderen van infectieziekten met pandemisch
potentieel. Er zijn in 2023 geen inschrijvingen op de TTT geweest. De aandacht van
de meeste consortia richtten zich op het Nationaal Groeifonds, waarvoor rond die tijd
ook voorstellen konden worden ingediend. Deze groeifondsvoorstellen zijn echter niet
toegekend. Ik ga samen met het Ministerie van EZK en de RVO bezien hoe de regeling
zo mogelijk eind dit jaar opnieuw kan worden opengezet.
Vroeg-fase klinisch onderzoek infrastructuur
Om tijdens een pandemie veilig en snel klinisch onderzoek te kunnen doen naar nieuwe
therapieën is een infrastructuur nodig met op elkaar aansluitende onderdelen. ZonMw
heeft in augustus 2023 een oproep opengesteld om een consortium te vormen dat een
impuls kan geven aan de ontwikkeling van de vroeg-fase klinische infrastructuur. Eind
dit jaar worden de subsidieaanvragen hiervoor beoordeeld, komend voorjaar verwacht
ik dat het project van start kan gaan.
Diagnostiek (P3x)
In 2023 is een innovatieprogramma en samenwerkingsverband van publieke en private
partners van start gegaan: «het Programma Pandemische Paraatheid Diagnostiek (P3x)».
TNO coördineert dit programma. De doelen van het programma zijn drieledig: ontwikkelen
van innovatieve diagnostiek, bevorderen van samenwerking en het creëren van economische
kansen door de diagnostiek breder te trekken dan een pandemie. Er wordt dit jaar gestart
met de vorming van het consortium en het opzetten van het programma.
VI. LEREN EN EVALUEREN
Scenariodenken en geoefendheid
Scenario’s zijn een belangrijk instrument in het anticiperen op potentiële pandemieën
en het toetsen hoe de pandemische paraatheid ervoor staat. Ze kunnen helpen om de
blik te verbreden en maken moeilijk voorstelbare situaties tastbaarder. Daarnaast
zijn scenario’s een essentieel instrument tijdens de bestrijding van een pandemie
om mogelijke stappen, keuzes en interventies inzichtelijk te maken en te doordenken.
In de voorbereiding op een potentiële pandemie kunnen scenario’s ook helpen met oefenen
en trainen.
Het werken met en denken over scenario’s is geen geëffend pad. Bij het doorontwikkelen
spelen vraagstukken waarop geen pasklaar antwoord is. Hoe zorgen we dat een scenario
zich niet toespitst op dat ene risico van vandaag, maar een realistisch beeld schetst?
Hoe zorgen we dat we concrete lessen kunnen trekken voor de ongewisse toekomst? Hoe
kunnen we daar goede modellen bij ontwikkelen? Het werken met scenario’s is geen routine
voor beleidsmakers en vraagt ook veel van alle betrokken partijen in het veld. Het
is noodzakelijk om deze ontwikkeling door te maken om beter te kunnen beproeven en
doorleven wat mogelijke toekomstige ontwikkelingen betekenen en hoe we daartegen bestand
zijn. Ofwel om pandemisch paraat te kunnen zijn.
In navolging van de adviezen van de OvV, WRR en Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen (KNAW) heb ik de afgelopen periode verkend wat er nodig is om het instrument
van scenario’s verder door te ontwikkelen én optimaal in te zetten voor het beleidsprogramma
pandemische paraatheid. De doorontwikkeling van het instrument scenariodenken geef
ik langs verschillende lijnen vorm:
1. Matrix infectieziektes: het RIVM heeft op mijn verzoek recent een matrix ontwikkeld
die helpt om breed naar risico’s en factoren te kijken en ook helpt om het pandemisch
potentieel van een ziekte in te schatten. Concreet brengt de matrix per transmissieroute
(hoe verspreidt een ziekte zich, bijvoorbeeld via de luchtwegen of het bloed) relevante
variabelen in beeld. Denk daarbij aan kenmerken van de ziekteverwekker, zoals ziektebeeld,
welke bevolkingsgroepen risico lopen op besmetting en snelheid van verspreiding. Maar
ook welke gevolgen een uitbraak kan hebben op bijvoorbeeld ziekenhuisopnames of in
verpleeghuizen en bij de thuiszorg. De matrix geeft inzicht in de handelingsopties
voor de aanpak van een pandemie.
2. Scenario’s ontwikkelen: de matrix is een basis voor de uitwerking van scenario’s in
de koude en warme fase van een uitbraak. De OvV constateert in zijn tweede deelrapport
dat scenario’s tot nu toe overwegend (relatief) kleine uitbraken betreffen die binnen
één regio aangepakt kunnen worden. Het pandemische gedeelte waarbij een landelijke
aanpak nodig is, is onderbelicht gebleven. Daarom heb ik het RIVM gevraagd dit jaar
twee scenario’s te ontwikkelen voor de LFI. Deze scenario’s vormen ook voor mijn departement
een basis om te oefenen en het beleid te beproeven.
3. LFI scenario functie: deze scenario’s zullen ook gebruikt worden door de LFI. De LFI
zal met scenario’s gaan werken om zo handelingsopties te verkennen die nodig zijn
voor het effectief voorbereiden van medisch-operationele processen, zoals vaccinaties,
in de koude, lauwe en warme fase. Dit zorgt voor een verhoogde paraatheid en geeft
de LFI de mogelijkheid om doelmatig te oefenen, voor te bereiden, investeren en waar
nodig bij te stellen.
4. Verkenning stresstest 2025: om breder oefenen met scenario’s wil ik, zoals ik in mijn
brief over het beleidsprogramma pandemische paraatheid heb aangegeven, een (landelijke)
stresstest organiseren.49 Ik verken momenteel hoe ik dit vorm kan geven. Daarbij kijk ik bijvoorbeeld welke
veldpartijen betrokken moeten worden bij de voorbereiding op en uitvoering van een
landelijke oefening.
Hiermee is de doorontwikkeling van het instrument scenario’s nog niet gereed. In het
kader van de kennisagenda pandemische paraatheid verken ik wat mogelijkheden zijn
om het instrument nog verder door te ontwikkelen, zodat deze ook in de toekomst meer
en breder kan worden ingezet. In verschillende onderzoeksprogramma’s wordt daarom
aandacht gevraagd voor scenario’s. Daarbij betrek ik de motie van de leden Hijink
en Van den Berg over het opstellen van verschillende scenario's van toekomstige pandemieën,
met per scenario een breed conceptafwegingskader.
Ex durante beleidsevaluatie
Nu het beleidsprogramma met de drie verschillende opgaven steeds meer wordt uitgerold,
is dit het juiste moment voor een ex durante evaluatie. Vanwege de financiële omvang
van het programma, wordt deze evaluatie verricht op basis van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet.
Ik heb deze evaluatie ook aangekondigd in de begroting van VWS van 2023. Op 1 september
2023 is het advies- en onderzoeksbureau Significant Public gestart met het uitvoeren
van de evaluatie. Deze evaluatie richt zich met name op de vraag in hoeverre het beleidsprogramma
de drie opgaven met de voorgestelde interventies kan realiseren. Daarnaast heeft de
evaluatie ook als doel om suggesties voor verbeteringen te geven. Omdat de evaluatie
tijdens de uitvoering van het programma plaatsvindt, zal een aantal deelontwerpen
in de beleidsopgaven pas in 2026, in een ex post evaluatie, uitgebreider kunnen worden
geëvalueerd. De eindrapportage is in het voorjaar van 2024 voorzien. Over de resultaten
zal ik u via de volgende voortgangsrapportage informeren.
VII. ANDERE AANDACHTSGEBIEDEN
Burgerbetrokkenheid
Tijdens het commissiedebat van 10 mei jl. over de ontwikkelingen rondom het coronavirus
en pandemische paraatheid, heb ik toegezegd om uitgebreid in te gaan op burgerbetrokkenheid.
Hieronder ga ik eerst in op burgerbetrokkenheid gedurende de bestrijding van de COVID-19-pandemie.
Ik omschrijf wat er tijdens de pandemie is ingezet en hoe ik lessen daaruit meeneem
bij een volgende pandemie. Vervolgens ga ik in op de burgerbetrokkenheid bij het beleidsprogramma
pandemische paraatheid.
Burgerbetrokkenheid tijdens de COVID-19-pandemie
Tijdens de COVID-19-pandemie is inbreng van burgers op allerlei manieren opgehaald.
Deze inbreng heeft een plek gekregen in de keuzes voor beleid en maatregelen. De inbreng
van burgers werd onder meer opgehaald via verschillende soorten onderzoeken, dialoogsessies
en de mogelijkheid tot feedback op digitale platformen. De verschillende wijze van
burgerbetrokkenheid was daarbij in samenwerking met onder meer onderzoekers van het
RIVM en andere kennispartners, verscheidene departementen en uitvoeringsorganisaties.
Zo is aan het begin van de COVID-19-pandemie de RIVM Gedragsunit (GU) opgericht, die
middels gedragswetenschappelijke onderzoeken burgers uitvoerig consulteerde. Hiermee
werd het perspectief van burgers ten aanzien van onder meer het draagvlak opgehaald.50 Met onder andere kwantitatieve onderzoeken, interviews en een burgerforum werden
de behoeftes van burgers vertaald naar (gedrags)kennis en adviezen voor onder andere
de kabinetsbesluitvorming over maatregelen en adviezen voor de COVID-19-bestrijding.
Dit in samenwerking met andere onderzoekspartijen zoals universiteiten. Ook werden
de inzichten hieruit gebruikt voor communicatie en uitvoering van het COVID-19-beleid.
Daarnaast heeft de GU tijdens COVID-19, in samenwerking met Populytics, twee studies
uitgevoerd naar voorkeuren van Nederlanders voor de langetermijnaanpak van het COVID-19-beleid
en ten aanzien van maatschappelijke gevolgen van verschillende maatregelenpakketten
voor de bestrijding van COVID-19.51 Ook met de vorming van het Maatschappelijk Impact Team (MIT) is (gedrags)kennis en
daarmee het burgerperspectief verder ingebed in besluitvorming over de bestrijding
van COVID-19.
Daarnaast ben ik in samenwerking met verschillende departementen gedurende de COVID-19-pandemie
het gesprek aangegaan met diverse groepen mensen in de samenleving om deze te betrekken
bij de aanpak van de bestrijding van COVID-19. Zo is in het eerste half jaar van 2021
geïnventariseerd hoe de samenleving sterker uit de crisis kon komen door hierover
in dialoog te gaan met een groot aantal burgers, maatschappelijke organisaties en
deskundigen.52 Ook zijn in het najaar van 2022 maatschappelijke dialogen gevoerd om ideeën en zorgen
op te halen die in de maatschappij leven over vaccineren tegen COVID-19. Dit om het
beleid en de vaccinatieaanpak (in de toekomst) beter te laten aansluiten op de ervaringen,
wensen en behoeften van burgers en daarmee mogelijk ook de relatie met burgers te
verbeteren.53 Daarnaast zijn voor verschillende platforms als Quarantainecheck, PrikkenZonderAfspraak
en MijnVraagOverCorona veelvuldig gebruikersonderzoeken uitgevoerd en is de mogelijkheid
om feedback te geven beschikbaar gesteld. Hiermee zijn onduidelijkheden en behoeften
van burgers opgehaald en doorvertaald naar verbeterde informatievoorziening, dienstverlening
en beleid.
De lessen hiervan worden meegenomen voor de inrichting van de informatievoorziening
binnen het programma pandemische paraatheid. Stap voor stap realiseer ik de komende
jaren, samen met de publieke partners GGD GHOR Nederland en het RIVM, een toekomstvast
pandemisch paraat landschap voor informatievoorziening in het domein van de infectieziektebestrijding.54
Burgerbetrokkenheid in het beleidsprogramma pandemische paraatheid
In december 2022 is een flitspeiling onder een groep burgers uitgevoerd. Deze had
tot doel inzicht te krijgen in hoe zij betrokken willen en kunnen worden in de voorbereidingen
op een volgende pandemie, hoe zij graag willen dat de overheid hierover met hen communiceert
en wanneer zij vertrouwen hebben in de voorbereidingen op een nieuwe pandemie. Uit
de flitspeiling komt naar voren dat men de voorbereiding op een volgende pandemie
vooral als een taak van de overheid ziet en dat men het van belang acht dat er tijdens
een pandemie naar burgers geluisterd wordt. Omdat hieruit blijkt dat men de voorbereiding
op een eventuele volgende pandemie vooral als taak van de overheid ziet, is ervoor
gekozen om de focus nu te leggen op het delen van informatie over de activiteiten
die de overheid onderneemt om de pandemische paraatheid te vergroten. Ik doe dat via
de website van de Rijksoverheid en bijvoorbeeld nieuwsberichten over belangrijke mijlpalen.
Daarnaast is er een LinkedIn-kanaal over pandemische paraatheid in ontwikkeling. Via
dit kanaal worden geïnteresseerden geïnformeerd en hebben zij de mogelijkheid om te
reageren op berichten.
Verder wil ik via de kennisprogrammering over gedrag borgen dat de tijdens COVID-19-pandemie
opgezette onderzoeksmethoden en dialoogvormen up-to-date blijven en worden doorontwikkeld.
Dit is nodig om bij een volgende pandemie de inbreng, ervaringen en behoeften van
burgers beter te kunnen meewegen in de besluitvorming over beleid en maatregelen.
In het onderzoek wordt extra aandacht besteed aan de ontwikkeling van onderzoeksmethoden
naar doelgroepen die vaak minder makkelijk bereikt worden, bijvoorbeeld mensen die
laaggeletterd zijn. Ik heb hiervoor een programma bij de GU opgezet en via ZonMw is
opdracht gegeven tot nader onderzoek op dit vlak.
Caribisch deel van het Koninkrijk
Ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk wordt gewerkt aan versterking van de
pandemische paraatheid. Om te komen tot lange termijn versterking van de pandemische
paraatheid in het hele Caribisch deel van het Koninkrijk (CdvhK) wordt in Koninkrijksverband
– samen met Curaçao, Aruba, Sint Maarten (CAS-(ei)landen) – gewerkt aan versterking
van de lokale capaciteit, kennis en expertise op het gebied van pandemische paraatheid
en infectieziektebestrijding. In opdracht van het Vierlandenoverleg Volksgezondheid
is hiertoe op 9 juni 2023 een «Caribische Hub» opgericht. In dit netwerk is de onderlinge
samenwerking tussen de eilanden binnen het Koninkrijk en met het RIVM stevig verankerd.
Onder de naam «DuCaPHEN» («Dutch Caribbean Public Health Expertise Network») werken
professionals vanuit het CdvhK en Europees Nederland op drie punten samen aan pandemische
paraatheid: het duurzaam versterken van lokale capaciteit, kennis en expertise; aanleg
en onderhoud van een infrastructuur voor informatievoorziening en regionale (lab)
surveillance, en het bouwen en bieden van gedeelde expertise aan alle eilanden met
oog voor de lokale context. In 2024 wordt gestart met een implementatietraject, dat
in juli 2026 zal resulteren in een operationele Caribische Hub. Het implementatietraject
wordt medegefinancierd met middelen vanuit pandemische paraatheid. De CAS-landen dragen
bij aan personele bezetting van DuCaPHEN. In 2026 zullen nadere bestuurlijke afspraken
gemaakt worden over de definitieve landsbijdragen.
De eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES-eilanden; Caribisch Nederland) sluiten
waar mogelijk en relevant aan op nationale versterkingen op het terrein van de publieke
gezondheidszorg en infectieziektebestrijding, waarbij rekening wordt gehouden met
de lokale omstandigheden. Zo wordt geïnventariseerd in hoeverre de Landelijke Functie
Opschaling Infectieziektebestrijding (LFI) ook in Caribisch Nederland kan fungeren
als crisisorganisatie voor opschaling van infectieziektebestrijding; al dan niet in
relatie met de Caribische Hub. Tegelijkertijd wordt bekeken hoe de Caribische context
kan worden geborgd in de herziening van de Wpg. Om kwetsbaarheden in de pandemische
paraatheid weg te kunnen werken en taken in zowel de koude als warme fase beter te
kunnen uitvoeren, wordt daarnaast geïnvesteerd in uitbreiding van de personele capaciteit
bij de diensten Publieke Gezondheid (lokale GGD’en).
VIII. FINANCIEEL OVERZICHT
Hieronder zet ik in grote lijnen de investeringen uiteen voor de drie beleidsopgaven
van het beleidsprogramma pandemische paraatheid, waarover ik u reeds heb geïnformeerd
in het Schriftelijk overleg over het eerste rapport van de OvV over de aanpak van
de coronacrisis.55Daarnaast geef ik een overzicht van de investeringen in internationale samenwerking
inclusief de versterkingen gericht op het Caribisch deel van het Koninkrijk en van
de investeringen in Kennis en innovatie. Het werken en denken met scenario’s wordt
grotendeels ook uit de middelen voor kennis en innovatie gefinancierd. De besluitvorming
over de resterende middelen op de aanvullende post (AP) van de begroting van Financiën
vindt plaats in de volgende begrotingsrondes.
Tabel 1: Beschikbare middelen pandemische paraatheid (inclusief middelen die reeds
beschikbaar zijn gesteld)
Totaal budget (x € mln.)
2023
2024
2025
2026
2027
Struct.
Publieke gezondheid
125,9
194,0
172,6
168,9
153,0
153,0
Flexibele en opschaalbare zorg
73,4
92,0
91,4
76,4
82,8
82,8
Leveringszekerheid
28,6
38,8
37,1
32,6
21,1
12,6
Internationaal
13,0
7,8
9,0
16,5
10,5
10,5
Risico reservering (RR)/nader in te vullen middelen op AP
2,3
17,5
19,4
30,7
32,4
41,0
Totaal
243,2
350,1
329,5
325,1
300,0
300,0
Tabel 2: Beschikbare middelen pandemische paraatheid onderdeel publieke gezondheid
en kennis en innovatie
Publieke gezondheid (x € mln.)
2023
2024
2025
2026
2027
Struct.
LFI
19,5
15,1
15,4
15,5
15,5
15,5
Versterking GGD'en
37,2
46,2
54,1
54,9
45,8
45,8
Versterken infectieziektebestrijdingsketen
35,3
38,3
34,4
34,1
37,5
37,5
Zoönosen
4,1
5,3
3,8
3,7
3,7
3,7
Kennis en innovatie
13,9
17,8
16,5
8,2
12,5
12,5
Versterking IV/ICT
15,2
71,0
48,2
52,5
38,0
38,0
Vaccinatiestelsel
0,5
Totaal
125,9
194,0
172,6
168,9
153,0
153,0
Tabel 3: Beschikbare middelen pandemische paraatheid onderdeel zorg
Zorg (x € mln.)
2023
2024
2025
2026
2027
Struct.
Flexibel opschaalbare zorg
23,0
29,1
21,2
16,7
20,1
20,1
Extra vervoersmogelijkheden
0
5,6
8,8
8,8
8,8
8,8
Pandemische paraatheid in de Wlz
31,5
36,9
38,2
28,6
31,6
31,6
Coördinatie
18,9
20,4
23,2
22,3
22,3
22,3
Totaal
73,4
92,0
91,4
76,4
82,8
82,8
Tabel 4: Beschikbare middelen pandemische paraatheid onderdeel versterken van de leveringszekerheid
van medische producten
Leveringszekerheid (x € mln.)
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Struct.
Geneesmiddelen
13,5
18
18
13,5
2,5
2,5
2,5
Medische hulpmiddelen
12
18
17
17
16,5
14,5
8
Vaccins
1,5
1,2
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
Coördinatie
1,6
1,6
1,6
1,6
1,6
1,6
1,6
Totaal
28,6
38,8
37,1
32,6
21,1
19,1
12,6
Tabel 5: Beschikbare middelen pandemische paraatheid onderdeel internationale samenwerking
Internationaal (x € mln.)
2023
2024
2025
2026
2027
Struct.
Internationale samenwerking
12,0
6,0
7,0
14,0
8,0
8,0
Pandemische Paraatheid Caribisch deel van het Koninkrijk
1,0
1,8
2,0
2,5
2,5
2,5
Totaal
13,0
7,8
9,0
16,5
10,5
10,5
IX. TOT SLOT
Met deze brief heb ik u een overzicht gegeven van de voortgang van het beleidsprogramma
pandemische paraatheid van het afgelopen jaar. Er zijn mooie mijlpalen en goede (tussen)resultaten
bereikt. Tegelijkertijd is het zo dat er nog veel werk moet worden verzet om de beoogde
versterkingen te realiseren. Een belangrijk deel van het programma bevindt zich nog
in de planfase. Deze onderdelen hebben meer tijd nodig voor analyse, afstemming en
uitwerking. Om het programma als geheel tot volle wasdom te laten komen is komende
jaren onverminderd inzet nodig op de verschillende onderdelen en is de wetgevingsplanning
essentieel.
Met de evaluatie en scenario’s breng ik gedurende het beleidsprogramma in kaart of
de beoogde versterkingen werken en doeltreffend zijn. Of we slagvaardig zijn en snel
kunnen opschalen en of met de versterkingen een pandemie zo goed mogelijk kan worden
beheerst en de negatieve effecten zo veel mogelijk beperkt. Nieuwe inzichten kunnen
leiden tot bijsturing van het beleidsprogramma en zullen waar nodig ook hun vertaalslag
krijgen in de bestaande advies- en besluitvormingsstructuren en draaiboeken.
Voor een versterkte pandemische paraatheid is samenwerking een belangrijke randvoorwaarde.
Ik betrek samenwerkingspartners nauw bij de beleidsontwikkeling en -implementatie.
Verder sluit ik zo veel mogelijk aan bij internationale initiatieven. Met de Kennis-
en innovatieagenda’s geef ik mijn visie op wat daarop nodig is en beoog ik tot een
meer afgestemde en gezamenlijke inzet met het veld te komen. Ook andere instituten
en instanties in binnen- en buitenland leveren belangrijke bijdragen en inzichten.
Met deze bril zal ik ook het aanstaande derde rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid
over COVID-19 pandemie bezien. Alleen door krachten slim in te zetten en te bundelen,
kunnen we de puzzelstukken goed leggen en het gewenste niveau van paraatheid bereiken
en behouden.
Ik hecht eraan de inhoudelijke voortgang regelmatig te delen met uw Kamer. Deze brief
geeft uitvoering aan de toezegging om uw Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang.
Daarnaast zal ik u tussentijds actief informeren over relevante ontwikkelingen en
stappen op de verschillende onderwerpen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport