Brief regering : Acties kabinet bevorderen menselijke maat wetten en regels
35 510 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag
Nr. 102 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2022
In de brief «Stand van zaken inventarisatie hardvochtige wet- en regelgeving ter uitvoering
van de motie van de leden Ploumen en Jetten» is toegezegd uw Kamer in het voorjaar
van 2022 te informeren over het vervolg van het onderzoek.1 Ook heb ik toegezegd een visie op hardheidsclausules aan u te doen toekomen, mede
naar aanleiding van de moties van de leden Ploumen en Jetten (Kamerstuk 35 510, nr. 24) en van het lid Van Brenk (Kamerstuk 35 510, nr. 37).2 Tevens heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de hoofdlijnen van het wetsvoorstel
tot aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).3 Dit sluit aan bij een toezegging die de Minister-President vorig jaar heeft gedaan
om voorafgaand aan de consultatiefase inzicht te geven in voorgenomen wijzigingen
van de Awb4 en bij mijn toezegging om te laten weten hoe ik de Awb meer mensgericht wil maken.5
In deze brief, die u mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister
voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen wordt aangeboden, informeer ik u over
de acties die het kabinet in dit kader gaat uitvoeren, en die er alle op zijn gericht
de menselijke maat in en bij de toepassing van wetten en regels te bevorderen.
1. Inleiding
Een belangrijke opgave voor de komende periode is het herstellen van het vertrouwen
in de overheid. Een opgave die ook een prominente plek in het coalitieakkoord heeft
gekregen. Daarin is opgenomen dat gewerkt wordt aan een overheid die betrouwbaar,
dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig is. Wetten en regels moeten worden beoordeeld
op eenvoud, menselijke maat en uitvoerbaarheid.6 In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat in wetten en regels niet altijd wordt
uitgegaan van een realistisch mensbeeld. Het is daarom belangrijk dat de manier van
denken en doen verandert waarbij de mens meer centraal staat. Door bij het maken van
beleid uit te gaan van realisme en oog te hebben voor wat mensen echt nodig hebben
om vooruit te komen. En door ze niet te reduceren tot rationeel handelende burgers
die in alle gevallen feilloos alle wetten en regels kennen, begrijpen of toepassen.
Dat vraagt nadrukkelijk om een ander, rijker mensbeeld, toepassing van inzichten uit
de gedragskundige praktijk en meer ruimte voor de menselijke maat. Dit dient in de
gehele beleidscyclus van beleidsontwikkeling, beleidsdoorwerking, uitvoering en terugkoppeling/evaluatie
tot uitdrukking te komen, waarbij het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving
(IAK) een belangrijke rol speelt. Zoals de titel van het jaarverslag 2021 van de Nationale
ombudsman7 al aangeeft, begint het echter met het maken van goede wetgeving en beleid. Maatwerk
of hardheidsclausules mogen nooit een oplossing zijn voor slechte wetgeving en beleid.
Het begrip menselijke maat is door de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties
(TCU) van de Tweede Kamer gedefinieerd als «recht doen aan de belangen van burgers
bij de totstandkoming en uitvoering van beleid, wet- en regelgeving».8 Dit vraagt om beleid en vervolgens wetten en regels van goede kwaliteit die tot stand
komen in een samenspel tussen regering en parlement. Het vraagt tevens om een goed
toegeruste uitvoering en een rechterlijke macht die mensen in bescherming neemt als
dat nodig is. Bij de menselijke maat in de dienstverlening gaat het er allereerst
om dat bij de manier waarop grootschalige dienstverleningsprocessen worden ingericht
goed wordt aangesloten bij de behoeften en wensen van de meeste mensen en bedrijven
die te maken krijgen met dienstverlening. Vervolgens is er binnen de grootschalige
processen extra aandacht nodig voor degenen die met deze processen niet uit de voeten
kunnen bijvoorbeeld omdat zij minder digitaal vaardig zijn of kampen met een (tijdelijk)
verminderd doenvermogen. Voor deze burgers richt het kabinet zich op «dienstverlening
op maat» bijvoorbeeld door het ontwikkeling van een éénloketfunctie.9 In het geval dat de menselijke maat in de betreffende grootschalige processen, en
de aanvullende persoonlijke dienstverlening in deze processen onvoldoende soelaas
bieden, moet er ruimte zijn om maatwerk te bieden (zie een notitie van de Minister
voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen in bijlage 1 bij deze brief).
Van belang is volgens de Tweede Kamer dat de wetgever waar mogelijk professionals
bij uitvoeringsorganisaties de ruimte biedt om de menselijke maat tot uitdrukking
te laten komen bij hun handelen. 10 Ook beleidsregels moeten hier niet aan in de weg staan. In wetten en regels gaat
het dan bijvoorbeeld om voldoende beoordelingsruimte voor professionals die beslissingen
nemen. Dit moet leiden tot een goede uitvoeringspraktijk waar de hoofdregel in veruit
de meeste gevallen tot een passende/beoogde beslissing leidt en daarvan slechts in
uitzonderlijke gevallen behoeft te worden afgeweken. Maatwerk is hiermee geen vertrekpunt
maar het sluitstuk, dat aan de orde komt wanneer de generieke regel in het bijzondere
geval niet heeft gewerkt.
Waar het kabinet naar toe wil is een situatie waarin de bijzondere of sectorale wetten
en regels hierop meer zijn toegesneden, daar waar dat thans nog niet het geval is.
Deze wetten en regels moeten de basis verschaffen om hardvochtige effecten voor mensen
te voorkomen. Hierbij is van belang te benadrukken dat wetten en regels het resultaat
zijn van beleidsmatige (en daarmee politieke) keuzes. Zoals terecht is opgemerkt in
het gezamenlijke paper van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale
ombudsman ten behoeve van de formatiegesprekken: «Als het fundament van de wet niet
deugt, is maatwerk bieden in de praktijk dweilen met de kraan open».11 Maatwerk is dus op zichzelf geen oplossing voor beleid dat als onrechtvaardig of
slecht wordt ervaren, zoals ook de Nationale ombudsman recentelijk weer heeft opgemerkt
in zijn jaarverslag.12
Het kabinet bevordert de menselijke maat in en bij de toepassing van wetten en regels
langs vier verschillende lijnen die nauw met elkaar samenhangen:
1. Ten eerste geeft het kabinet uitvoering aan de motie van de leden Ploumen en Jetten13 die de regering oproept wetten en regels door te lichten op hardvochtige effecten
voor mensen en deze waar nodig aan te passen. Per brief van 21 december 2021 bent
u geïnformeerd over de stand van zaken van dit onderzoek.14 Naar aanleiding van de inventarisaties die lopen bij de departementen zullen – daar
waar dat nodig is -wetten en regels worden aangepast, bijvoorbeeld door gebonden bevoegdheden
te vervangen door meer beslisruimte of door anderszins meer rekening te houden met
de menselijke maat (zie paragraaf 2).
2. Ten tweede heeft het kabinet het instrument van hardheidsclausules onder de loep genomen.
In sommige gevallen zal het hardvochtigheden onderzoek leiden tot het opnemen van
hardheidsclausules in wetten en regels, zoals de motie van de leden Ploumen en Jetten
suggereert. De motie van het lid Van Brenk15 roept zelfs op in elke wet een hardheidsclausule op te nemen. Dat is echter niet
altijd de meest geëigende oplossingsrichting, zoals hierna wordt toegelicht (paragraaf 3).
3. Ten derde geeft het kabinet uitvoering aan de motie van de leden Jetten en Marijnissen16 en de motie van het lid Omtzigt c.s.17 Eerstgenoemde motie roept de regering onder meer op tot aanpassingen van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb) in verband met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Laatstgenoemde motie verzoekt de regering grondig te onderzoeken welke wettelijke
bepalingen in de Awb kunnen worden opgenomen om de positie van de belanghebbende te
versterken. De hoofdlijnen van het wetsvoorstel tot aanpassing van de Awb komen in
paragraaf 4 van deze brief aan de orde.
4. Ten vierde wordt ingegaan op de stand van zaken van acties die lopen om de kwaliteit
van bijzondere wetgeving te bevorderen en de goede uitvoering van wetten en regels
te ondersteunen (zie paragraaf 5).
2. Stand van zaken inventarisaties hardvochtige effecten van wetten en regels
Zoals aangekondigd in de eerste voortgangsbrief18, heb ik in aanvulling op de reeds lopende initiatieven bij de departementen een rijksbrede
uitvraag georganiseerd, waarbij eenieder voorbeelden kon aandragen van wetten en regels
waardoor mensen buitensporig in de knel komen. Hiermee is beoogd het burgerperspectief
te betrekken en te voorkomen dat departementen signalen uit de buitenwereld van knellende
wetten en regels missen.
Aan de uitvraag is brede bekendheid gegeven door middel van verspreiding van nieuwsberichten
op sociale media en directe benadering van meer dan 30 maatschappelijke organisaties.
Via de website www.internetconsultatie.nl/knellendewettenenregels zijn 403 reacties binnengekomen. In bijlage 2 van deze brief is een verslag van de
consultatie opgenomen. Dit verslag staat ook op de website van de consultatie met
een notificatie naar mensen die hebben aangegeven daar prijs op te stellen. Naast
de rijksbrede uitvraag is een gesprek georganiseerd met het Platform voor Inclusief
Nederland (bestaande uit diverse belangenorganisaties zoals Iederin, Niets Over Ons
Zonder Ons en de Coalitie voor Inclusie).
De uitkomsten van de rijksbrede uitvraag en het gesprek worden meegenomen door elk
departement, of daar waar aan de orde, door meerdere departementen ter hand genomen
(indien sprake is van samenloop van problemen).
Zoals aangegeven in de eerste voortgangsbrief is er globaal genomen bij de aanpak
van de ministeries een aantal fasen te onderscheiden.19 De meeste departementen hebben inmiddels minimaal fase 3 bereikt waarin een analyse
plaatsvindt op de binnengekomen resultaten. In bijlage 3 van deze brief is per departement
aangegeven waar men staat en (indien aan de orde) hoe en wanneer men de Kamer hierover
informeert. Dat is procedureel van aard. In de bijlage wordt tevens ingegaan op het
Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens.
De departementen informeren uw Kamer op verschillende manieren en tijdstippen, passend
bij het desbetreffende domein. Zoals in de eerste voortgangsbrief aangekondigd, heb
ik met de departementen gewerkt aan een gemeenschappelijk analysekader voor de analyse
van de binnengekomen resultaten. Een gereedschapskist is ontwikkeld waar de departementen
al naar gelang hun specifieke domein en behoefte instrumenten (beoordelingscriteria)
uit kunnen halen. Zo biedt onder meer de uitvoering van de motie van de leden Lodders
en Van Weyenberg een voorbeeld van hoe aangedragen knelpunten kunnen worden gecategoriseerd,
besproken en aangepakt in een wisselwerking met de Tweede Kamer.20
Uitgangspunt is dat per domein een invulling wordt gegeven die recht doet aan de specifieke
uitdagingen in het betreffende domein. Elk domein kent immers zijn eigen problematiek.
Zo zijn er binnen het fysieke domein – milieu, luchtvaart, vervoer – niet dezelfde
problemen als binnen de belastingwetgeving of de sociale zekerheid. Ook de belangenafweging
tussen het belang van de individuele burger of ondernemer enerzijds en het algemeen
belang/andere belangen anderzijds is in de domeinen verschillend, bijvoorbeeld in
het veiligheidsdomein. De overheid is niet alleen verantwoordelijk voor het belang
van de individu, maar ook voor dat van de samenleving als geheel.
Voorop staat dat elk aangedragen voorbeeld van hardvochtige effecten wordt onderzocht
en waar mogelijk opgelost. De departementen hebben afgesproken dat in de rapportages
aan uw Kamer in ieder geval aandacht wordt besteed aan situaties die onder het bereik
van de motie van de leden Ploumen en Jetten vallen21 en binnen de definitie van hardvochtigheid zoals opgesteld in het kader van de uitvoering
van de motie van het lid Omtzigt.22 Het is met name bij dit soort situaties dat sprake is van verminderd doenvermogen
bij mensen en van buitensporige effecten van wetten en regels. Uiteraard kunnen ook
andere knelpunten aan de orde komen.
Ten slotte is afgesproken dat elk departement, voor zover aan de orde, in de eigen
rapportage in gaat op de knelpunten die zijn opgenomen in categorieën A en B in de
bijlage van het verslag van de werkgroep juridische reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State ten behoeve van de reflectie van de Raad van State over de kinderopvangtoeslagzaken.23 Op categorie C uit de bijlage bij dat verslag wordt ingegaan in paragraaf 4 van deze
brief. Eveneens zullen de departementen waar dit voor hen aan de orde is, ingaan op
de signalen die de Raad voor de rechtspraak en de Hoge Raad aan de wetgever hebben
gegeven.24
3. Hardheidsclausules opnieuw bekeken
De in paragraaf 1 al genoemde motie van het lid Van Brenk vraagt het kabinet om hardheidsclausules
«als regel» in wetgeving op te nemen en de motie van de leden Ploumen en Jetten bepleit
opname van dergelijke clausules in wetgeving die hardvochtig uitpakt. In het coalitieakkoord
(Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is aangekondigd dat om onevenredige gevolgen van wetgeving te voorkomen en professionals
waar mogelijk meer beslisruimte te geven, hardheidsclausules in de wet zullen worden
opgenomen.
Naar aanleiding hiervan heeft het kabinet het instrument, de praktijk en het huidige
beleid rondom hardheidsclausules onder de loep genomen en heroverwogen. Dit is gedaan
in een interdepartementaal netwerk met betrokkenheid van uitvoeringsinstanties en
de VNG. Daarnaast is met het programma Werk aan uitvoering een multidisciplinair evenement
georganiseerd met onder meer professionals uit de praktijk, bijvoorbeeld beslismedewerkers
die verzoeken om toepassing van hardheidsclausules beoordelen of mensen die het beleid
voor een bepaalde hardheidsclausule vormgeven.
Deze exercitie heeft het uitgangspunt opgeleverd dat de hardheidsclausule een instrument
is om te voorkomen dat mensen buitensporig in de knel komen door wetten en regels,
maar niet het enige instrument en ook zeker niet in alle gevallen het meest geëigende.
Bij een discussie over «hardheidsclausules» is het van belang dat die term vaak wordt
gebruikt als verzamelbegrip voor alle bepalingen die een bestuursorgaan in staat stellen
om bij het nemen van besluiten rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden
van de belanghebbende tot wie het besluit gericht is. In navolging van de Aanwijzingen
voor de regelgeving (hierna: Aanwijzingen) en het eerdergenoemde gezamenlijk paper
van de drie Hoge Colleges van Staat hanteert het kabinet de term «hardheidsclausules»
in de traditionele, meer beperkte betekenis. Het kabinet verstaat daaronder een wettelijke
bepaling van algemene aard die voorziet in de mogelijkheid voor het bestuursorgaan
om af te wijken van een dwingendrechtelijk voorgeschreven resultaat, op grond van
het criterium dat dat resultaat, gelet op het belang van doel of strekking van de
regeling, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.25 Kenmerk van een hardheidsclausule is dus dat daarbij niet of nauwelijks beperkingen
gelden aan welke voorwaarden in de regeling het bestuursorgaan voorbij mag gaan. Verder
is inherent aan een hardheidsclausule dat daarbij slechts in zeer algemene zin wordt
geregeld wanneer deze bevoegdheid gebruikt kan worden («onbillijkheid van overwegende
aard»).
Een hardheidsclausule in deze strikte zin van het woord is dus een soort algemene
noodknop voor uitzonderingsgevallen, die valt te onderscheiden van de gangbaarder
bepalingen waarin aan een bestuursorgaan discretionaire ruimte wordt toegekend. Dit
betreft welomlijnde beslisruimte bij de toepassing van bepaalde eisen in wetten en
regels. Bij dat laatste valt te denken aan beoordelingsruimte bij de vraag of aan
een bepaalde eis is voldaan, of aan beleidsruimte doordat sprake is van kan-bepalingen.
Volgens het huidige in de Aanwijzingen opgenomen beleid is de hardheidsclausule enkel
bedoeld voor niet (precies) te voorziene gevallen: het gaat om situaties waarin de
toepassing van de wet leidt tot een gevolg dat de wetgever zou hebben voorkomen als
hij dat bij het maken van de wet had voorzien. Verder is het huidige beleid dat met
het opnemen van hardheidsclausules grote terughoudendheid moet worden betracht om
diverse redenen, waaronder dat afwijking van een wet in formele zin een inbreuk betekent
op het primaat van de democratisch gelegitimeerde wetgever. Dit hangt samen met de
al eerder genoemde formulering van een hardheidsclausule, waarbij zonder al te veel
nadere duiding («onbillijkheid van overwegende aard») wordt toegestaan dat van het
voorschrift wordt afgeweken. Ook de Afdeling advisering van de Raad van State dringt
in haar adviespraktijk aan op terughoudendheid.26
Een hardheidsclausule kan in bepaalde gevallen wel het aangewezen instrument zijn
om verlichting te kunnen bieden voor mensen in bepaalde omstandigheden. Het gaat dan
met name om regelgeving met betrekking tot verplichtingen en aanspraken, die massaal
worden uitgevoerd (zie het slot van deze paragraaf). In die gevallen blijft een goede
wisselwerking tussen uitvoering en wetgever van belang: als een hardheidsclausule
in bepaalde categorieën van gevallen voldoende is «uitgekristalliseerd» wordt voor
deze gevallen een algemene regel gesteld.27
Bij voordelen van hardheidsclausules valt te denken aan de volgende punten:
– Evident is het voordeel voor de direct betrokken burger die met succes een beroep
doet op een hardheidsclausule. Dit betekent dat een bepaald voordeel hem of haar ten
deel valt, of dat dreigend nadeel wordt afgewend. Een voorschrift dat onbillijk uitpakt,
kan immers buiten toepassing worden gelaten.
– Omdat de wetgever niet alwetend is en daarom niet alles kan voorzien, kan de hardheidsclausule
als algemeen vangnet een gemakkelijke en snelle oplossing bieden voor maatwerk, omdat
daarmee aan uitvoerders een expliciete grondslag in de wet wordt geboden om af te
wijken van de standaard regels, indien deze in een individueel geval de burger onevenredig
hard raken.
– Daarnaast kunnen de verzoeken om toepassing van een hardheidsclausule een belangrijke
signaleringsfunctie hebben om in beeld te krijgen waar de wet in de praktijk knelt.
Als naar aanleiding van een verzoek de wet of het beleid wordt aangepast, heeft dat
vervolgens een positief effect op de kwaliteit van de wetgeving of het beleid.
Tegenover deze voordelen staan nadelen.
– Een hardheidsclausule kan, als deze veel of gemakkelijk wordt ingezet, een risico
vormen voor de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor mensen en daarmee het ontstaan
of de toename van willekeur. Daarom dient ervoor gewaakt te worden dat de hardheidsclausule
een uitvlucht wordt, als beleid en wetgeving niet goed zijn doordacht.
– Een bijkomend probleem is dat niet iedere burger in staat is om zelf een beroep te
doen op een hardheidsclausule.28 In het bijzonder voor personen met verminderd doenvermogen is het bezwaarlijk dat
de menselijke maat niet geborgd wordt in de regels die worden toegepast bij het nemen
van besluit in eerste aanleg, maar pas bij een beroep op uitzonderingsmogelijkheden
wordt onderkend.
– Als mogelijke nadeel komt verder naar voren dat veel of te gemakkelijk gebruik van
een hardheidsclausule de normstelling in feite van de wetgever naar het bestuursorgaan
doet verschuiven. Zeker wanneer de keuze voor een algemene hardheidsclausule is ingegeven
door onzekerheid aan de zijde van de wetgever over de gevolgen van die regeling in
de praktijk als gevolg van onvoldoende onderzoek vooraf of in geval het niet lukt
bepaalde politieke keuzes te maken, leidt dit tot «beleidserosie». Deze werkwijze
kan weliswaar op korte termijn een impasse doorbreken of een gebrek aan tijd bij de
voorbereiding ondervangen, maar op de langere termijn wordt hiermee de hete aardappel
doorgeschoven naar de uitvoering (en in laatste instantie de rechter).
Vanwege deze en vergelijkbare bezwaren dringt zoals eerder aangegeven ook de Afdeling
advisering van de Raad van State in haar adviespraktijk aan op terughoudendheid. Het
kabinet vindt deze bedenkingen en kanttekeningen nog steeds van betekenis. Voorkomen
moet worden dat hardheidsclausules de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid ondermijnen,
een vrijbrief voor willekeur opleveren of de wetgever een excuus bieden om slechte
wetgeving uit te vaardigen waarin dilemma’s bij uitvoeringsorganisaties (en in laatste
instantie de rechter) worden neergelegd. Een hardheidsclausule behoort geen panacee
te zijn voor niet goed doordachte, te strenge of niet uitvoerbare wetgeving.
Tegelijkertijd onderkent het kabinet dat er een noodzaak is scherper toe te zien op
het vermijden van hardvochtige wetgeving. Het kabinet ziet in de wens van de Kamer
om hardheidsclausules in wetgeving op te nemen de achterliggende wens om ervoor te
zorgen dat mensen niet buitensporig in de knel komen bij de uitvoering van regelgeving.
Het kabinet onderschrijft die behoefte.
De inzet van het kabinet is er daarom primair op gericht het proces van totstandkoming
van wet- en regelgeving zo aan te passen dat bij het opstellen van wetten en regels
beter wordt nagedacht en toegelicht hoe hardheden bij de uitvoering kunnen worden
voorkomen of tegengegaan. Van belang is bij het ontwerpen van wetten en regels te
kijken naar het al genoemde mensbeeld, het reeds in de normstelling voorkómen van
hardheden en een goede uitvoerbaarheid van wetten en regels. De menselijke maat dient
principieel tot uitdrukking te komen in de normstelling. Het is nodig dat beter wordt
nagedacht en toegelicht hoe hardheden kunnen worden voorkomen of tegengegaan. Dat
vereist dat in de voorbereidingsfase een maximale inspanning wordt geleverd om alle
denkbare gevallen waarop de norm van toepassing is in beeld te krijgen en van een
adequate respons te voorzien. Dat kan zijn door meer categorisering in de normstelling
toe te passen, of door op specifieke onderdelen van de regeling meer beslisruimte
aan het bestuursorgaan toe te kennen. Door in geval van beslisruimte in de wet of
regeling zelf voldoende kaders mee te geven, worden bestuursorganen in staat gesteld
hun bevoegdheden op een goede manier uit te oefenen. Omwille van de rechtszekerheid
en rechtsgelijkheid kunnen zij deze bevoegdheden weliswaar verder invullen met beleidsregels,
maar dit hoeft maatwerk in het individuele geval niet in de weg te staan, omdat hier
eventueel op grond van 4:84 Awb van kan (en soms zelf moet) worden afgeweken (zie
hierna paragraaf 4).
In sommige gevallen zal de voorkeur nog steeds uitgaan naar gebonden bevoegdheden,
met name daar waar sprake is van grootschalige besluitvormingsprocessen en er geen
ruimte is om veel individuele afwegingen te maken. Hier is omwille van rechtszekerheid
en uitvoerbaarheid vaak sprake van strak vormgegeven wetten en regels. Het gaat bijvoorbeeld
om verplichtingen en aanspraken in het belastingrecht en de sociale zekerheid. Juist
in deze gevallen kan een hardheidsclausule een geschikt middel zijn om correcties
te kunnen uitvoeren op de standaarduitvoering van de regeling. Indien een hardheidsclausule
vaker wordt ingezet voor terugkerende situaties (en dus een bestendig karakter krijgt),
zouden beleid, wetten of regels moeten worden aangepast door voorschriften voor deze
gevalstypen te stellen. Hiervoor is het van belang dat de al eerder genoemde feedbackloop
tussen uitvoering en beleid goed werkt. Door middel van knelpuntenbrieven, standen
van de uitvoering, invoeringstoetsen, monitoring en evaluatie wordt hierop ingezet.
Kortom, de instrumentkeuze om te komen tot meer mensgerichte wetten en regels moet
worden afgestemd op de desbetreffende wet of regel: wat komt daarin aan de orde, hoe
wordt daar uitvoering aan gegeven en welke verschillende doelgroepen zijn er (waarbij
rekening wordt gehouden met doenvermogen). Daarbij moet worden bekeken welke hardheden
zouden kunnen ontstaan en hoe deze eventueel weg te nemen of zoveel mogelijk te voorkomen.
Hierbij dienen verschillende reguleringsmodaliteiten en -instrumenten te worden overwogen.
Het kabinet is voornemens deze visie in de Aanwijzingen voor de regelgeving vast te
leggen waarbij tevens het afwegingskader voor hardheidsclausules zal worden uitgebreid.
Het voorgaande samenvattend: het kabinet meent dat het voorkomen van hardvochtigheden
primair gerealiseerd zou moeten worden door meer aandacht te geven aan dat aspect
bij het opstellen van wetten en regels om daar dan vervolgens adequate maatregelen
voor te treffen. Afhankelijk van het karakter van de regeling kan het noodzakelijk
zijn daartoe een algemene of specifieke hardheidsclausules op te nemen.
4. Een meer mensgerichte Awb
Naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagaffaire heeft het vorige kabinet bij brief
van 29 juni 2021 de Tweede Kamer bericht over een aantal mogelijke aanpassingen in
de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede naar aanleiding van de motie van de leden
Jetten en Marijnissen.29 Hier is het afgelopen jaar aan gewerkt in een interdepartementaal netwerk waarin
tevens de VNG en negen grote uitvoeringsorganisaties (Rijkswaterstaat, NVWA, IND,
UWV, SVB, CAK, DUO, RVO, CBR) vertegenwoordigd zijn, evenals het programma Werk aan
uitvoering, het programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens en het deelprogramma Burgergerichte
Overheid van het programma Stelselherziening rechtsbijstand. Verder zijn informele
gesprekken gevoerd met rechters en wetenschappers.
Dit heeft geleid tot een aantal hoofdlijnen voor een wetsvoorstel, dat het kabinet
eerst in pre-consultatie zal voorleggen aan belanghebbenden voorafgaand aan de gebruikelijke
(internet)consultatie, door middel waarvan eenieder kan reageren op het voorstel.
De pre-consultatie biedt aan uitvoeringsorganisaties, gemeenten, de VNG en de rechtspraak
de gelegenheid alvast in een eerste impactanalyse de effecten van de beoogde aanpassingen
te toetsen. Ook bij een aangepaste Awb geldt dat deze uitvoerbaar moet zijn. Op deze
manier kunnen uitvoeringsgevolgen en financiële consequenties, in lijn met het IAK,
tijdig in kaart worden gebracht voorafgaand aan aanbieding van het voorstel aan de
Afdeling advisering van de Raad van State.
Wat betreft de hoofdlijnen van het wetsvoorstel het volgende. Ook hier zij benadrukt
dat voorop staat dat de bijzondere of sectorale wetgeving zélf op orde moet zijn.
Een meer mensgerichte Awb versterkt de waarborgfunctie van de Awb voor burgers in
hun relatie met de overheid en versterkt de rechtsbescherming, maar kan niet als vangnet
dienen voor niet goed doordachte, te strenge of niet uitvoerbare wetten en regels.
Deze dienen zelf aan de voorkant te voldoen aan de menselijke maat.
Net als in het geval van bijzondere wetten en regels is ook de Awb nagelopen op een
realistisch mensbeeld. Het kabinet is voornemens om in het wetsvoorstel de volgende
aanpassingen van de Awb op te nemen:
1. Voor de gevallen waarin burgers getroffen worden door een onevenredig besluit dat
niet binnen het kader van de sectorwet kan worden gecorrigeerd, wordt een aanpassing
van de Awb bezien waardoor bij een gebonden bevoegdheid in een formele wet, door bestuur
en in laatste instantie de rechter een evenredigheidstoets kan worden gedaan. Het
gaat om een mogelijkheid af te wijken, als de uitkomst van de wetstoepassing onevenredig
is in het licht van de bedoeling van de wet. Hierbij gaat het om een evenredigheidstoets
toegepast als ultimum remedium. In de verdere uitwerking en vormgeving zullen hiertoe
ook waarborgen worden gezocht.
Het kabinet is zich ervan bewust dat de jurisprudentie over het evenredigheidsbeginsel
momenteel volop in beweging is, mede onder van invloed van het politieke, maatschappelijke
en wetenschappelijke debat. Het kabinet heeft oog voor deze ontwikkelingen en betrekt
die bij bovengenoemd voornemen.
2. Bij de mogelijkheden op te komen tegen een besluit wordt meer rekening gehouden met
doenvermogen. Er moet meer ruimte worden gegeven dat tijdig te doen. De artikelen
6:7 en 6:11 zullen hiertoe worden aangepast. Daarbij wordt gestreefd naar een verlenging
van de bezwaar- en beroepstermijn in bepaalde gevallen en wordt beoogd om bestuursorganen
en bestuursrechters meer ruimte te geven om een te laat ingediend bezwaar- of beroepschrift
inhoudelijk te behandelen.
3. Titel 4.4 van de Awb over bestuursrechtelijke geldschulden zal zodanig worden gewijzigd
dat deze meer rekening houdt met doenvermogen en de soms grote gevolgen van geldschulden
voor mensen, onder meer door het stimuleren van betalingsregelingen. Hierbij worden
de evaluatie van de geldschuldentitel uit 2013 en het pionierstraject behoorlijke
invordering uit 2017 betrokken.30 De in 2021 ingevoerde regel dat de overheid een geldschuld kan kwijtschelden, die
nu alleen nog geldt als er in een andere wettelijke regeling niets anders is geregeld
(regelend recht) wordt een dwingendrechtelijke bepaling.
4. De motiveringsplicht bij besluiten (artikel 3:47 Awb) zal worden uitgebreid, teneinde
het voor mensen meer begrijpelijk te maken waar het besluit over gaat en welke afwegingen
hieraan ten grondslag liggen.
5. In artikel 4:84 Awb zal de jurisprudentie worden gecodificeerd dat ook in voorziene
gevallen moet worden afgeweken van beleidsregels als het besluit anders onevenredig
uitpakt voor betrokkene. Ook verdisconteerde omstandigheden kunnen er namelijk, op
zichzelf of in samenhang met andere omstandigheden, toe leiden dat onverkorte toepassing
van de beleidsregel onevenredige gevolgen heeft.
6. De inzichten van het palet van Passend Contact met de Overheid31 zullen in de Awb worden meegenomen om informeel contact met de burger te bevorderen
en geschillen te voorkomen of informeel te beslechten, mede ter uitvoering van de
motie van de leden Grinswis en Leijten.32
7. Mensen krijgen een aanspraak op het herstel van kennelijke schrijffouten, rekenfouten
of andere kennelijke fouten die zich voor eenvoudig herstel lenen. Hiermee wordt mede
uitvoering gegeven aan de al eerder genoemde motie van het lid Omtzigt c.s.33
8. Mede ter uitvoering van de motie van het lid Omtzigt c.s. zal de positie van de burger
in procedures voor de bestuursrechter worden versterkt doordat de rechter meer mogelijkheden
krijgt om tussenuitspraken te doen.
Met bovengenoemde voornemens wordt mede uitvoering gegeven aan de oproep in de motie
van het lid Omtzigt c.s. om meer aanspraken voor burgers in de Awb op te nemen, naast
de al bestaande aanspraken en sancties, zoals de dwangsom bij niet tijdig beslissen
(artikel 4:17 Awb), de lex silencio positivo (artikel 4:20a Awb) en het beroep bij
niet tijdig handelen (artikel 8:55b Awb).
In het in paragraaf 2 van deze brief genoemde verslag van de werkgroep juridische
reflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komen in categorie
C van de bijlage een aantal knelpunten in het bestuurs(proces)recht naar voren die
mede met het voorgaande worden geadresseerd.
Omdat de Awb van toepassing is op vrijwel alle terreinen van het overheidsbeleid heeft
de wet effect op zeer uiteenlopende doelgroepen en verschillende soorten situaties
die dus vragen om verschillende benaderingen. Van een multinational die met de overheid
te maken heeft, mag bijvoorbeeld meer worden verwacht dan van iemand die zich in een
kwetsbare positie bevindt door een samenloop van regelingen (bijvoorbeeld een langdurig
zieke die bijstand ontvangt en een inwonend kind heeft dat studeert). Dit is een belangrijke
uitdaging bij het meer mensgericht maken van de Awb. Een tweede uitdaging is dat de
rechtsverhouding overheid en burger zich vaak niet tot deze partijen beperkt, omdat
er ook derden belanghebbenden zijn. In bijvoorbeeld het omgevingsrecht is dat het
geval. Dit maakt het ingrijpend wijzigen van de Awb een traject dat voortvarend, maar
zorgvuldig moet worden aangepakt.
Afsluitend merk ik op dat de beoogde aanpassingen aansluiten bij een beweging die
al gaande is in het kader van het programma Werk aan uitvoering en naar aanleiding
van de debatten over de kinderopvangtoeslagaffaire om de menselijke maat en maatwerk
bij de toepassing van wetten en regels te bevorderen. Zo maken bijvoorbeeld veel uitvoeringsinstanties
al werk van contact met de burger en herstellen zij thans al fouten in besluiten als
dat mogelijk is. Deze veranderingen zijn dus al gaande.
5. Andere maatregelen om de menselijke maat te bevorderen
De verschillende andere acties kunnen worden geplaatst worden in de context van vier
fases die onderdeel uitmaken van een kwaliteitscirkel (plan, do, check, (re)act) die vaak wordt gehanteerd. In de planfase dienen wetten en regels beter dan voorheen
te worden opgesteld op een manier waarop zowel uitvoerende instanties als de burger
ermee uit de voeten kunnen. Uitvoeringsinstanties, decentrale overheden en het perspectief
van de burger dienen daarom in een vroeg stadium betrokken te worden bij voorbereiding
van nieuwe wetten en regels. Voorkomen moet worden dat wetten en regels nodeloos ingewikkeld
zijn, bijvoorbeeld als gevolg van complexe compromispolitiek. Die betere beleidsvoorbereiding
wordt ondersteund door onder meer de kabinetsinzet op de doenvermogentoets, de versterkte
uitvoeringstoets en de herziening van het Integraal afwegingskader (IAK) voor beleid
en regelgeving en de inzet op beter gebruik daarvan. Over de herziening van het IAK
zal de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer nader informeren. Ik noem in dit kader
ook een nieuwe toets die ik van belang vind, namelijk de uitvoerbaarheidstoets decentrale
overheden. Om in het vervolg beter te doordenken wat de gevolgen zijn voor de uitvoerbaarheid
van wetten en regels door decentrale overheden, zal deze toets in gaan op aspecten
als mate van beleidsvrijheid, gevolgen voor de uitvoering, wat is nodig is aan instrumenten
en financiering, maar ook op de benodigde capaciteit, deskundigheid en organisatie.
In voorkomende gevallen en aan de hand van nader te bepalen randvoorwaarden, kan mijn
betrokkenheid als sluitstuk leiden tot medeondertekening van wetsvoorstellen, zoals
wordt gevraagd in de motie van de leden Inge van Dijk en Grinwis.34
Daarnaast moet er in de do-fase voldoende tijd genomen kunnen worden voor de goede implementatie van wetten
en regels en voorlichting daarover zodat de doelgroep het ook begrijpt en niet alleen
kan kennen, maar ook kan doen. Zoals de Tweede Kamer heeft besproken in het debat
(Handelingen II 2021/22, nr. 64, item 9) over het TCU-rapport Klem tussen balie en beleid is het aan zowel regering als Kamer
om voldoende aandacht te hebben voor de uitvoerbaarheid van wetten en regels. Dat
zit niet alleen in die wetten en regels zelf en het tempo van invoering, maar zit
ook in het equiperen van uitvoeringsinstanties en decentrale overheden door middel
van voldoende tijd, middelen en opleiding.35 Het kabinet werkt hieraan met de diverse acties zoals aangekondigd in de in paragraaf 4
genoemde brief van juni 2021.
In de check-fase gaat de overheid veel meer dan voorheen actief op zoek naar knelpunten voor
mensen en naar knelpunten in de uitvoering. Dat betekent bijvoorbeeld een beter signaalmanagement
en goede en kenbare verslaglegging van knelpunten in de standen van de uitvoering,
maar ook een actieve zoektocht naar problemen voor de doelgroep. Werken met een invoeringstoets
kan die functie vervullen. Beide Kamers zijn hierover geïnformeerd per brief van 21 april
2022.36 Tot slot komt in de act-fase het beleidsproces weer op gang. Gesignaleerde knelpunten moeten worden opgepakt
en waar mogelijk opgelost. Dit betekent ook dat aandacht wordt besteed aan het onderhoud
van bestaande wetten en regels.
In al deze fasen speelt ambtelijk vakmanschap een belangrijke rol. Ambtelijk vakmanschap
ziet bijvoorbeeld op het thema maatwerk in relatie tot het gelijkheidsbeginsel en
het rechtszekerheidsbeginsel. Om willekeur in de uitvoering te voorkomen of tegen
te gaan zijn bijv. mitigerende maatregelen mogelijk, zoals een maatwerkregister bijhouden,
intercollegiaal overleg en andere procedurele waarborgen (zoals een goede feedback loop van uitvoering naar het departement). Verder helpt hierbij de zogeheten fix en solve aanpak: een probleem in het individuele geval zo snel mogelijk oplossen (fix), meteen proberen te extrapoleren naar andere en aanverwante gevallen en onderliggende
problematiek structureel oplossen (solve).
In het rijksbrede programma Grenzeloos Samenwerken en Ambtelijk Vakmanschap wordt
met alle betrokken partners gewerkt aan verdere ontwikkeling van ambtelijk vakmanschap.
Doel is dat elke ambtenaar zich bewust is van de impact van zijn/haar werk op mens
en samenleving en nieuwsgierig blijft naar wat de burger bezighoudt en daarnaar handelt;
over grenzen van organisaties heen en met tegenspraak. Dit betekent niet alleen iets
voor de kennis en vaardigheden van individuele ambtenaren, maar ook voor de samenstelling
van teams, de manier van aansturing door leidinggevenden. Het gaat om gedrag en cultuur.
Het programma ondersteunt ministeries bij het bieden van een open en veilige cultuur
met onder meer een gids met basisprincipes voor goed ambtelijk handelen, die met inbreng
van rijksambtenaren de waarden vertaalt naar concrete gedragsvoorbeelden en handelingsperspectief
voor medewerkers en de leidinggevenden.
Steun wordt verder geboden met workshops en praktijkvoorbeelden over het geven en
ontvangen van loyale tegenspraak. Ook zijn er vanuit het rijksbrede integriteitsbeleid
workshops sociale veiligheid beschikbaar voor medewerkers en leidinggevenden. Binnen
de hele rijksdienst worden daarnaast ook ambtenaren opgeleid om socratische gesprekken
te voeren over ethische dilemma’s die men tegenkomt in het werk.
Het kabinet zal de komende tijd verder uitvoering geven aan de in deze brief genoemde
acties om de menselijke maat in en bij de toepassing van wetten en regels te bevorderen.
De inventarisaties van hardvochtige effecten van wetten en regels zullen worden afgerond.
Waar nodig wordt regelgeving aangepast. Het wetsvoorstel om de Awb mensgerichter te
maken zal verder worden uitgewerkt en in pre-consultatie worden voorgelegd aan belanghebbenden.
Andere maatregelen om de menselijke maat te bevorderen, via onder meer betere beleidsvoorbereiding
en ambtelijk vakmanschap, worden voortgezet. Zo wordt verder gewerkt aan een overheid
die betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig is.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
Bijlage 1 bij de brief: de in de MCU van 3 juni besproken notitie van MAPP
De menselijke maat en maatwerk in de publieke dienstverlening
In deze notitie wordt ingegaan op een aantal belangrijke onderdelen van het vraagstuk
van de menselijke maat en in het bijzonder maatwerk, en wordt inzage gegeven in de
beoogde inzet van het kabinet, dilemma's en de stand van zaken binnen de verschillende
departementen. In paragraaf 1 wordt een duiding gegeven van de verschillende begrippen
die worden gehanteerd en hun onderlinge relatie. Daarnaast geeft de paragraaf een
doorkijk naar de beoogde prioriteiten van het kabinet op dit vlak alsmede de dilemma’s
die bij maatwerk relevant zijn. Paragraaf 2 beschrijft de stand van zaken bij de verschillende
departementen rondom dit thema en de knelpunten die worden gesignaleerd. Tenslotte
gaat paragraaf 3 in op de toezegging aan de Kamer rondom verschillende aspecten van
wet- en regelgeving.
1. Voorgenomen inzet kabinet op menselijke maat en maatwerk in dienstverlening
De dienstverlening van de overheid is een belangrijke plek waar de menselijke maat
een gezicht krijgt. Dit betekent dat wij de behoefte van de burger en ondernemer centraal
stellen en – in samenspel tussen de wetgever, beleidmaker en uitvoerder – afwegen
tegen het algemeen belang. Het werken vanuit de maatschappelijke opgaven en het bieden
van maatwerk waar nodig behoort tot onze gedeelde visie op gezamenlijke overheidsdienstverlening.37
Begrippen
De Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU) definieert het begrip menselijke
maat: «recht doen aan de belangen van burgers bij de totstandkoming en uitvoering
van beleid, wet- en regelgeving.» De menselijke maat zou daarbij het uitgangspunt
moeten zijn voor het hele palet van dienstverlening door de overheid. Dit vraagt om
goede wetten en regels die tot stand komen in een samenspel tussen regering en parlement.
Het vraagt om een goed toegeruste uitvoering en een rechterlijke macht die burgers
in bescherming neemt als dat nodig is. Menselijke maat zit ook in ons menselijk handelen:
het zit ook in onszelf. Bij het hanteren van de menselijke maat in de dienstverlening
gaat het er allereerst om dat we bij de manier waarop we onze grootschalige dienstverleningsprocessen
inrichten goed aansluiten bij de behoeften en wensen van de meeste burgers en bedrijven
die te maken krijgen met dienstverlening. Deze benadering betekent ook dat we de wet-
en regelgeving moeten doordenken. Vervolgens is er binnen de grootschalige dienstverleningsprocessen
extra aandacht nodig voor burgers die met deze processen niet uit de voeten kunnen,
bijvoorbeeld omdat zij minder digitaal vaardig zijn of door een (tijdelijk) verminderd
doenvermogen. Voor deze burgers richten we ons bijvoorbeeld op het realiseren van
een één loketfunctie.38 In het geval dat de menselijke maat in de betreffende grootschalige processen en
de aanvullende persoonlijke dienstverlening in deze processen onvoldoende soelaas
bieden, moet er ruimte zijn om maatwerk te bieden.
In het rapport van de TCU «Klem tussen balie en beleid» wordt in dit verband maatwerk
omschreven als «rekening houden met de individuele omstandigheden van de burger én
de bedoeling van de wet». Maatwerk kan nodig zijn omdat een proces niet is toegesneden
op de specifieke situatie van de burger of ondernemer. Denk hierbij aan de Participatiewet
waar rekening wordt gehouden met de individuele omstandigheden bij de toekenning van
bijzondere bijstand. En tegelijkertijd dient opgemerkt te worden dat deze definitie
niet op alle uitvoeringsorganisaties volledig van toepassing is. Maatwerk kan ook
nodig zijn omdat de (samenloop van) regelgeving voor de betreffende burger op een
manier uitpakt die niet met de wet bedoeld is. Vaak zal de professional daarbij ruimte
moeten krijgen om af te kunnen wijken van een wettelijke bepaling of regelgeving om
een maatwerkoplossing te kunnen bieden aan burgers en bedrijven.
Onderstaande figuur brengt de samenhang tussen de menselijke maat in grootschalige
processen, dienstverlening op maat en maatwerk in beeld.
Belangrijk is om te realiseren dat iedere burger en ondernemer in een situatie terecht
kan komen waarbij dienstverlening op maat of maatwerk noodzakelijk is (zowel in grootschalige
als minder grootschalige processen). De corona-pandemie heeft duidelijk gemaakt dat
elke inwoner door onvoorziene omstandigheden kwetsbaar kan worden.
Omdat we het overgrote deel aan dienstverlening grootschalig en digitaal kunnen realiseren
en voor de meeste burgers en bedrijven voldoet, houden we ruimte over voor het bieden
van dienstverlening op maat en maatwerk in de vorm van fysiek contact en speciale
(soms proactieve) ondersteuning waar dat echt nodig is. De manier waarop de menselijke
maat in de dienstverlening het beste vorm krijgt, hangt af van het specifieke domein
waarin de dienstverlening zou plaatsvinden: voor burgers in het sociaal domein, fysiek
domein en veiligheidsdomein, voor bedrijven in het ondernemersdomein. Per domein vindt
de beoordeling plaats waar ruimte moet zijn voor maatwerk (m.n. in de samenloop van
regelingen), indien die ruimte er nog niet is hoe die dan wordt gerealiseerd en hoe
die het beste – én uitvoerbaar – kan worden ingericht.
Om maatwerk te kunnen realiseren moeten formele wetten en regels daar waar nodig ruimte
voor maatwerk bieden.39 Dit geldt ook voor de beleidsregels waarmee de uitvoeringspraktijk verder wordt ingevuld.
Het moet voor de uitvoering duidelijk zijn wanneer er ruimte is om van regels af te
wijken. De ambitie is een uitvoeringspraktijk waar de hoofdregel in veruit de meeste
gevallen tot een passende/beoogde beslissing leidt, en hier slechts in uitzonderlijke
gevallen van wordt afgeweken. Maatwerk is hiermee geen vertrekpunt, maar het sluitstuk
dat aan de orde komt wanneer de generieke regel in het bijzondere geval niet passend
is.
Door te onderzoeken of de maatwerkoplossing te extrapoleren is naar een bredere groep,
verklein je het risico op willekeur. Als de onderliggende oorzaak kan worden aangepast,
voorkom je dat in de toekomst deze casus zich voordoet.
Door zo maatwerk te leveren is maatwerk het sluitstuk in de dienstverlening en tegelijk
de start van de verbetering van de dienstverlening.
Naast regelgeving die ruimte tot maatwerk biedt is er nog meer nodig op het gebied
van het invullen van randvoorwaarden: zoals professionals die zijn toegerust om maatwerk
te bieden, een organisatiecultuur die dat bevordert en een structuur die dat mogelijk
maakt en optimaal gebruik van data (goedwerkende generieke digitale basisinfrastructuur)
met waarborgen in de privacy.
Beoogde prioriteiten kabinet
Het versterken van de menselijke maat en maatwerk in de dienstverlening vraagt om
heldere prioriteiten en een gerichte inzet. Onderstaand een opsomming van de beoogde
prioriteiten waar dit kabinet op kan inzetten richting een overheid die betrouwbaar,
dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig is. Per domein dient een verdere invulling te
worden gegeven die recht doet aan de meest urgente uitdagingen in het betreffende
domein. Elk domein kent immers zijn eigen problematiek; zo zijn binnen het fysieke
domein – milieu, luchtvaart, vervoer – niet dezelfde problemen als binnen de belastingwetgeving
of de sociale zekerheid. Ook de belangenafweging tussen het belang van de individuele
burger of ondernemer en het algemeen belang/andere belangen is in domeinen verschillend.
Zo kent bijvoorbeeld het veiligheidsdomein in dit opzicht een unieke context. Ook
de dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland vraagt een
specifieke aanpak. Deze groep is vanwege vaak grote fysieke afstand aangewezen op
de digitale dienstverlening. Van belang is ook het type organisatie en de wijze waarop
maatwerk kan worden of wordt toegepast. We onderkennen discretionaire, bureaucratische
en professionele uitvoeringsorganisaties. Discretionaire organisaties en professionele
organisaties kennen al veel maatwerk.
Daarbij dient opgemerkt te worden dat het realiseren van deze beleidsprioriteiten
niet eenvoudig is en zal grote en volhardende inzet vragen van kabinet, departementen
en uitvoeringsorganisaties. Het zal nadrukkelijk gaan om een proces van jaren, waarbij
er steeds nieuwe vraagstukken en dilemma’s op tafel zullen komen die vaak ook een
politieke afweging zullen vragen.
• Perspectief voor burgers en bedrijven, rekening houden met doenvermogen in de praktijk
en uitvoerbaarheid krijgt een nog prominentere positie in het
• ontwerpproces van nieuwe wet- en regelgeving middels de herziening van het Integraal Afwegingskader (IAK).40
• Departementen inventariseren de wetgeving die mogelijk hardvochtig uitpakt voor burgers af.41 Aan de hand van deze en andere signalen wordt, samen met de dienstverleners, kritisch
gekeken naar wetten en regels en de uitvoering daarvan. Wetgeving is niet de enige
oorzaak van het in de knel komen van burgers en ondernemingen. Ook aan het wegnemen
van andere oorzaken zal daar waar dat aan de orde is aandacht worden besteed.42
• Er wordt een Rijksbrede beleidsvisie opgesteld rondom hardheidsclausules.43 Vervolgens zullen departementen waar nodig voorstellen doen voor aanpassing van wet-
en regelgeving, zoals het opnemen van hardheidsclausules.
• Aanvullend onderzoeken BZK en JenV of wijzigingen moeten plaatsvinden in de Algemene Wet Bestuursrecht om de menselijke maat in de Awb beter tot uitdrukking te laten komen.
• Voor burgers en ondernemers bouwen we de één loketfunctie verder uit. De één loketfunctie gaat niet over één oplossing of om één overall fysiek
loket per se maar om een combinatie van bestaande en mogelijk nieuwe vormen van loketfuncties
waarbij uitgegaan wordt van het principe «geen verkeerde deur». Hier kunnen burgers
of ondernemers terecht met vragen en problemen die door de gezamenlijke overheden
en uitvoeringsorganisaties integraal benaderd dienen te worden.
• Landelijke publieke dienstverleners richten een aanpak in binnen hun organisaties
die zich richt op maatwerk in de dienstverlening die passend is bij hun domein en de specifieke kenmerken van
hun dienstverlening. Hierbij is ook voorzien in een signaalfunctie (feedbackloop)
naar de relevante beleidsdepartementen. Dat kan ook een samenwerking zijn van verschillende
dienstverleners op een bepaald thema, zoals is te zien in de brede schuldenaanpak.
• Vooral bij het herkennen en oplossen van situaties van multiproblematiek is het kennen
en handelen vanuit de situatie van de burgers en bedrijven cruciaal. In het sociaal
domein kunnen landelijke uitvoeringsorganisaties en gemeenten zich aansluiten bij
het Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens (PMM) om passende dienstverlening te realiseren in multiprobleemsituaties en daarmee bij
het Maatwerkregister44 en het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek. Via het Maatwerkloket, dat fungeert
als landelijk hulp- en escalatieloket, kunnen instrumenten als de Overbruggingsprocedure45 of het Landelijk Escalatie Team (LET)46 worden ingezet. Gemeenten en in het bijzonder de wijkteams hebben vaak het beste
zicht op de situatie van de burger. Vanuit dat inzicht kan met de burger de meest
passende integrale oplossing worden gezocht. Het verder vormgeven en inrichten van
samenwerken bij maatwerk voor burgers en bedrijven zal een belangrijk aandachtspunt
zijn.47
Zoals eerder aangegeven krijgt de concrete invulling van de beleidsprioriteiten per
domein (en wellicht zelfs per uitvoerder daarbinnen) vorm in inhoud en tempo. Om energie
te richten en met elkaar overzicht te houden wordt gestreefd naar de concretisering
van de beleidsprioriteiten.
Dilemma’s bij maatwerk
Zoals benoemd is het uitvoeren van deze prioriteiten niet van vandaag op morgen geregeld.
Bij de uitvoering van de beleidsprioriteiten zullen we nog tal van vragen en dilemma’s
tegen gaan komen. Vragen en dilemma’s die ook een zorgvuldige afweging vragen op politiek
niveau: wat regelen we in wetgeving en waar geven we ruimte aan uitvoerders. In hoeverre
zijn er belemmeringen binnen de uitvoeringsorganisaties om maatwerk te leveren. En
hoe wegen we ruimte voor de uitvoerder tegenover het risico dat er fouten worden gemaakt.
Hieronder benoemen we een aantal concrete dilemma’s die nu al opspelen.
– Het spanningsveld tussen rechtsgelijkheid en willekeur. Hoe gaan we om met het dilemma dat met maatwerk er mogelijk ongelijke behandeling
ontstaat tussen burgers of ondernemers in een gelijke situatie.
– Privacy wetgeving versus gegevensuitwisseling. Geen mogelijkheid tot uitwisseling van gegevens waardoor samenwerking met organisaties
om te komen tot maatwerkoplossingen voor burgers en bedrijven moeilijk of zelfs onmogelijk
is.
– Cultuur en sturingsfilosofie. Er is lang vooral gestuurd op KPI’s als kostenefficiency en doorlooptijd. Maatwerk
is arbeidsintensief; het kost tijd en geld. Sturing op deze KPI’s past minder goed
bij het voorzien in maatwerk waarbij ook het werken vanuit publieke waarde/de bedoeling
van de wet wordt meegenomen. Dit veranderen vraagt een verandering in de organisatie
en ook het hele systeem van beleidsontwikkeling en uitvoering en van cultuur die tijd
kost.
– Compleet beeld van de gehele situatie waarin burger zich bevindt. Organisaties hebben vaak geen zicht op de gehele situatie van de burger. Daardoor
kan een organisatie soms tot een oplossing komen die de burger uiteindelijk niet helpt
of waar hij zelfs van op achteruit gaat. Alleen als een casus als multiproblematiek
wordt aangepakt, is dit zicht er vaak wel.
– Het hebben van voldoende gekwalificeerde professionals in de uitvoering om maatwerk
te leveren en krapte arbeidsmarkt. Indien beslismedewerkers meer beslisruimte krijgen is het cruciaal dat er meer aandacht
is voor opleiding en begeleiding waar men nu vaak niet aan toe komt. Hierbij speelt
ook de angst om grenzen van de wetgeving op te zoeken en vervolgens een tik op de
vingers te krijgen (door het management, toezichthouder, financier, departement).
2. Stand van zaken departementen rondom maatwerk in dienstverlening
De verschenen rapporten over dienstverlening en maatwerk hebben zich vooral gericht
op burgers in het sociaal domein. Dat is ook logisch, de grootste groep burgers komt
het meest in aanraking met het sociaal domein en worden ook het hardst getroffen als
het daar niet goed gaat. De nadruk lag in eerste instantie dan ook vooral op ontwikkelingen
op het gebied van menselijke maat en maatwerk binnen dat sociaal domein. Dat is niet
meer zo; de scope omvat alle domeinen en in alle domeinen vindt verbetering van de
dienstverlening plaats. Hieronder wordt op een aantal belangrijke onderdelen van het
vraagstuk van maatwerk inzage gegeven in de stand van zaken binnen de verschillende
departementen. Dit beeld is opgesteld door het programmabureau WaU op basis van de
input van BZK, EZK en LNV, Financiën, IenW, JenV, OCW, SZW en VWS. De departementen
hebben bij de beantwoording de volgende organisaties betrokken: 3RO, ANVS, Belastingdienst,
CAK, CBR, CIZ, CJIB, DJI, DUO, Huurcommissie, IBKI, IMG, IND, KvK, LBIO, NCG, NIWO,
NP, NVWA, OM, RvdK, RVIG, RVO, RvR, SGM, SHN, SVB, Toeslagen, UWV, en Veiligheidshuizen.
Voor de stand van zaken met betrekking tot de inventarisatie van hardvochtige effecten
en de mogelijke aanpassing van de Awb is de informatie verstrekt door BZK.
De uitvraag bij de departementen en het opstellen van voorliggende notitie heeft plaatsgevonden
in een kort tijdsbestek. Door het hanteren van uiteenlopende definities en door de
tijd die benodigd is de uitvoering48 te bevragen, is het beeld zeker indicatief, maar niet compleet. Onderstaand wordt
ingegaan op de uitkomsten van de uitvraag.
Maatwerkaanpak
Definitie maatwerk
Organisaties verstaan verschillende dingen onder «maatwerk». Een aantal stelt «dienstverlening
op maat» gelijk aan «maatwerk». Veel genoemde initiatieven gaan over dienstverlening
op maat waarbij wordt aangegeven dat in de grootschalige processen oog is en voorzieningen
worden getroffen voor burgers die niet uit de voeten kunnen met de gedigitaliseerde
en massale dienstverlening.
Het gebruik van verschillende termen, maakt de informatie soms lastig te herleiden
of te duiden, waarbij wel moet worden opgemerkt dat het heel goed is om te lezen dat
er zoveel initiatieven zijn. Ook voor multiproblematiek is er onduidelijkheid over
definitie en toepassing.
Vormen van een maatwerkaanpak
Alle departementen en uitvoeringsorganisaties zijn zich bewust van de noodzaak van
maatwerk en de meeste hebben een vorm van een maatwerkaanpak geïmplementeerd die past
bij hun organisatie en de wijze waarop contact is met de burger of ondernemer. De
een is al verder dan de ander. De vorm van het maatwerkproces is heel verschillend.
Een greep uit de reacties: een werkatelier (CBR), een werkplaats (RVO), maatwerkplaatsen
(UWV, SVB, VWS en SZW), Stella teams (Belastingdienst, Toeslagen), een Arbitrair Beraad
en Persoonsgericht Innen bij DUO, multichannel, hulp via persoonlijk gesprek (KvK),
juridische entiteit (NIWO), Commissie Bijzonder Maatwerk (CAK), multidisciplinair
twijfelteam (Huurcommissie) maatwerkaanpak in de keten (voertuigenOverleg), team maatwerk
(CJIB), Tijdelijke regeling adviestoevoeging zelfredzaamheid (Raad van Rechtsbijstand).
VWS en SZW hebben maatwerkplaatsen om mee te denken met burgers die in de knel zitten
en zich van kastje naar muur gestuurd voelen, en om hiervan te leren. Als een organisatie
niet direct zelf met een burger contact heeft, zoals RvIG, ondersteunt deze andere
organisaties in de keten. In sommige schade- en versterkingspunten in Groningen zijn
IMG, NCG, de gemeente en andere lokale organisaties aanwezig om ervoor te zorgen dat
bewoners in één keer goed geholpen worden.
Het behandelen van multiproblematiek met andere organisaties samen is nog niet overal
geïmplementeerd. Een aantal organisaties werkt samen met de gemeenten met de instrumenten
van het Programma Maatwerk Multiproblematiek, waaronder een escalatietafel. Anderen
werken samen in de keten en in het sociaal domein zijn overheidsbrede landelijke maatwerkplaatsen.
Vooral bij het herkennen en oplossen van situaties van multiproblematiek is het kennen
en handelen vanuit de situatie van de burgers en bedrijven cruciaal. Naast het inrichten
van een maatwerkproces in de publieke dienstverlening zal het verder vormgeven en
inrichten van samenwerken bij maatwerk vanuit de individuele omstandigheden van burgers
en bedrijven een belangrijk aandachtspunt zijn.
Manieren om tot maatwerk te komen
De meeste uitvoeringsorganisaties en departementen geven aan dat het inzetten van
maatwerk tot vraagstukken en dilemma’s leidt, zoals het borgen van gelijke behandeling
in gelijke gevallen en het voorkomen van willekeur. Het bekijken van een casus vanuit
meerdere perspectieven wordt het meest genoemd als instrument om maatwerk verantwoord
vorm te geven. Daarbij geeft de RDW aan dat alleen al het feit dat de ene burger of
ondernemer wel en de andere niet aan de bel trekt, een verschil in behandeling van
gelijke gevallen kan veroorzaken. ANVS geeft aan dat het bij het hanteren van maatwerkaanpak
belangrijk is om te blijven optreden als voorspelbare en betrouwbare autoriteit. Een
aantal organisaties geeft daarnaast aan een leercirkel te hebben ingericht, ook met
elkaar (overheidsbrede maatwerkplaats, tafel casuïstiek). Belastingdienst, UWV, SVB
en Toeslagen nemen knelpunten waarvan de oorzaak mogelijk in wetgeving ligt op in
hun stand van de uitvoering of knelpuntenbrief. DUO bespreekt de lessen die het Arbitrair
Beraad trekt uit het behandelen van casuïstiek met het beleidsdepartement. Een andere
manier om tot maatwerk te komen is scholing aan medewerkers over ruimte voor maatwerk.
Een aantal organisaties heeft aangegeven bestuurlijke informatie bij te houden, zoals
SVB met de ontwikkeling van een dashboard en KvK heeft in een aantal gevallen bezoekadressen
afgeschermd. De SVB heeft procesondersteuning geïmplementeerd om maatwerk te kunnen
uitvoeren. Ook is er een landelijke maatwerkplaats.
3. Stand van zaken wet- en regelgeving
De Minister van BZK heeft aan de Tweede en Eerste Kamer toegezegd dat zij uiterlijk
voor de zomer met een brief komt over het vervolg van het hardvochtighedenonderzoek,
de hoofdlijnen van het wetsvoorstel tot aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht,
en over een beleidsvisie op hardheidsclausules en andere manieren om de menselijke
maat in en bij de toepassing van wetten en regels te bevorderen. Het betreft een brief
mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, die in concept wordt opgesteld door
BZK in nauwe afstemming met JenV, alle departementen en uitvoeringsorganisaties. Hieronder
staat de stand van zaken van deze onderwerpen.
Vervolg hardvochtighedenonderzoek
De inventarisaties van hardvochtigheden op de departementen zijn in volle gang en
alle aangedragen knelpunten worden geanalyseerd. BZK heeft, om het burgerperspectief
voldoende recht te doen, een Rijksbrede uitvraag georganiseerd die meer dan 400 reacties
heeft opgeleverd.49
Aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht
BZK en JenV werken aan wijzigingen van de Awb om het leveren van maatwerk te bevorderen,
waaronder een eventuele wijziging om meer ruimte te geven in het kader van het evenredigheidsbeginsel,
ook in gevallen waarin sprake is van sectorale wetgeving met weinig of geen beslisruimte.
Concrete tekstvoorstellen worden besproken in een klankbordgroep waarin alle departementen,
negen grote uitvoeringsorganisaties en de VNG vertegenwoordigd zijn.
Hernieuwde kijk op hardheidsclausules
BZK en JenV kijken met de departementen en uitvoeringsorganisaties naar het huidige
beleid rondom hardheidsclausules en of en zo ja hoe dat moet worden aangepast. Dit
zal in het bredere perspectief worden geplaatst van hoe de menselijke maat in en bij
de toepassing van wetten en regels te bevorderen. Ook de klankbordgroep maatwerk Awb
is betrokken, evenals de Raad van State en de VNG.
Bijlage 2 bij de brief: verslag internetconsultatie knellende wetten en regels (tevens
te plaatsen op de website www.internetconsultatie.nl)
1. Inleiding
De consultatie vond plaats ten behoeve van het onderzoek van het kabinet naar wetten
en regels die mensen ernstig in de knel brengen.50 Dit onderzoek wordt gedaan op verzoek van de Tweede Kamer. In dit kader inventariseren
alle departementen hun eigen wet- en regelgeving op ernstige belemmeringen; de consultatie
is een aanvullend onderdeel van het kabinetsonderzoek.
De consultatie is gehouden van 8 februari t/m 8 maart 2022 en heeft 403 reacties opgeleverd.
Van deze reacties zijn 299 openbaar.
2. Beeld van de ontvangen reacties
De informatie die is opgehaald is waardevol. Het geeft inzicht in hoe regels uitwerken
in de praktijk en biedt belangrijke aanknopingspunten voor verbetering. Het kabinet
bedankt eenieder die de tijd heeft genomen om voorbeelden aan te leveren dan ook hartelijk.
Reacties kwamen van burgers, vanuit de wetenschap, belangenverenigingen, stichtingen,
de advocatuur, gemeenten alsook bedrijven. De ingezonden reacties betroffen situaties
die mensen zelf en/of hun naasten treffen, maar ook ervaringen voortkomend uit het
directe eigen werk en vakgebied.
De reacties betroffen zowel wetten en regels komend vanuit een enkel departement,
alsook van meer departementen. Ze hadden betrekking op bestaande wetten en regels,
maar soms ook op het ontbreken daarvan. Tevens gingen reacties in op de interpretatie
en/of uitvoering van wet- en regelgeving (zowel op rijks- als gemeentelijk niveau),
het ontbreken van de juiste kennis ervan en het gebrek aan inzicht van de gevolgen.
In de reacties werden niet alleen ervaren problemen benoemd. Ook werden diverse oplossingen
voor de ervaren problemen aangedragen.
In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het aantal reacties per departement.
Hierbij is van belang dat veel reacties van belang zijn voor meerdere departementen.
Die reacties worden gezamenlijk opgepakt.
Departement
Aantal reacties
SZW
157
VWS
127
OCW
59
BZK
50
J&V
37
FIN
37
IenW
18
EZK
13
De reacties hadden betrekking op veel verschillende onderwerpen. Veruit de meeste
reacties betroffen het sociale domein. Diverse in de reacties genoemde onderwerpen
hadden betrekking op de Participatiewet, Wet inkomen naar arbeidsvermogen, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten, Wet langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning, Wet op
de beroepen in de individuele gezondheidszorg, Leerplichtwet, Wet op de huurtoeslag,
Tijdelijke wet Covid-19, Vreemdelingenwet, fiscale wetgeving, verkeers-, vervoer-
en luchtvaartregelgeving en de Warmtewet.
Per departement is het algemene beeld als volgt:
– Op het beleidsterrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn 50 reacties binnengekomen. De ontvangen reacties zien op verschillende onderwerpen.
Daarbij valt op dat in veel gevallen knelpunten worden gesignaleerd die betrekking
hebben op meerdere leefgebieden. Het Ministerie van BZK kijkt hier samen met de andere
betrokken ministeries zorgvuldig naar. Diverse ontvangen reacties hebben, al dan niet
gedeeltelijk, betrekking op de basisregistratie personen (BRP). In dit verband is
van belang dat door middel van een Ontwikkelagenda BRP wordt gewerkt aan een stapsgewijze
verbetering van de BRP.51 Voor een aantal van de reacties geldt dat die zien op onderwerpen die reeds een plek
hebben op die Ontwikkelagenda. Van andere reacties wordt bezien of, en zo ja, welke
vervolgacties nodig zijn. Het merendeel van de reacties op het terrein van het Ministerie
van BZK ziet op wonen en huren. Diverse reacties uit de internetconsultatie zien daarnaast
op toeslagen in meer algemene zin. Het ministerie pakt deze reacties gezamenlijk met
de andere verantwoordelijke ministeries op. Verder zijn er ook reacties binnengekomen
op het terrein van (de toegankelijkheid van) verkiezingen, de financiering van politieke
partijen, de Omgevingswet, grondrechten, de digitale overheid, gemeentelijke belastingen
en de omgang van de overheid met burgers in het algemeen. Van het Platform voor Inclusief
Nederland is een uitgebreide reactie ontvangen die waardevol is voor meerdere departementen,
waaronder het Ministerie van BZK. Samen met de andere departementen heeft inmiddels
ook een gesprek plaatsgevonden met ervaringsdeskundigen die verbonden zijn aan het
Platform. Alle reacties worden binnen het ministerie zorgvuldig gelezen en gewogen.
In sommige gevallen geven de ontvangen reacties aanleiding tot nadere vragen of een
uitgebreider gesprek. In die gevallen neemt het ministerie contact op met de personen
die de inbreng hebben geleverd. In een brief die na de zomer 2022 naar de vaste commissie
voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Tweede Kamer gaat, zal worden uitgelegd
wat er met de knelpunten wordt gedaan.
– Op het beleidsterrein van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn geen reacties binnengekomen.
– Ook op het beleidsterrein van het Ministerie van Defensie zijn geen reacties binnengekomen.
– Op het beleidsterrein van het Ministerie van Economische Zaken (EZK) zijn 13 reacties binnengekomen, waarvan 4 vertrouwelijk. De reacties hebben betrekking
op de Warmtewet, Telecomwet, Mijnbouwwet en het CPB en zijn te identificeren als bedenkingen
tegen beleidskeuzes op deze terreinen die al dan niet al in wetgeving zijn neergeslagen.
Naar aanleiding van de reacties wordt nog een nadere check verricht. Daarnaast vindt
nog een nadere verkenning/inventarisatie plaats naar signalen die bij betrokken uitvoeringsorganisaties
bekend zijn en in hoeverre deze het gevolg zijn van hardvochtige effecten van wet-
en regelgeving. Waar dit aanleiding geeft tot aanpassing van wet- en regelgeving,
wordt de Kamer hierover op de gebruikelijke wijze geïnformeerd.
– Op het beleidsterrein van het Ministerie van Financiën zijn 37 reacties binnengekomen die ten dele gaan over belastingen, maar ook voor
een deel betrekking hebben op toeslagen. De reacties bevatten veelal voorbeelden van
situaties waarbij de steller ervaart dat wetgeving in de praktijk hardvochtig uitpakt.
Daarbij wordt in veel gevallen een oplossingsrichting aangedragen. De Belastingdienst
is voornemens, in samenwerking met haar opdrachtgever(s), de reacties op de internetconsultatie
te analyseren en waar mogelijk en wenselijk te behandelen als signaal voor verbetering
van de wetgeving en uitvoering hiervan. Over de uitkomsten van dit traject wordt de
Kamer geïnformeerd in de eerstvolgende Stand van de Uitvoering. Het voornemen is dit
document in het najaar 2022 met de Tweede Kamer te delen. Van de reacties op het terrein
van toeslagen is een deel bevestiging van de inventarisatie die eerder in reactie
op de motie van de leden Lodders en Van Weyenberg heeft plaatsgevonden. Deze en overige
signalen worden gezamenlijk met de voor toeslagen verantwoordelijke ministeries opgepakt.
– Op het beleidsterrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) zijn 18 reacties binnengekomen. Op alle reacties zal IenW een individueel antwoord
sturen. Van 10 reacties is voor IenW duidelijk dat hier geen sprake is van een hardvochtig
aspect van wetgeving. Hierbij kan gedacht worden aan reacties die betrekking hebben
op het gebruik van bepaalde verkeersborden of de complexiteit van bepaalde Europese
regelgeving op het terrein van luchtvaart. Bij de andere reacties zal de vraag of
sprake is van een hardvochtig aspect nader tegen het licht worden gehouden. Het gaat
daarbij om bepaalde toepassingen van de regelgeving op het terrein van rijbewijzen
en rijgeschiktheid en bepaald beleid op het terrein van parkeren en openbaar vervoer
met mogelijk nadelige gevolgen voor gehandicapten.
– Op het beleidsterrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) zijn 37 reacties binnengekomen. De binnen gekomen reacties zijn toebedeeld aan desbetreffende
beleidsverantwoordelijken. Zij gaan aan de slag met de analyse van de reacties in
overleg met de desbetreffende dienstverlenende organisaties. Veel reacties betreffen
het terrein van de migratieketen. JenV zal voor het zomerreces een brief aan de Tweede
Kamer sturen over de menselijke maat en dienstverlening in de migratieketen. De brief
zal ook op hoofdlijnen ingaan op ontvangen signalen van mogelijke knelpunten, waaronder
de reacties die via de internetconsultatie op dit terrein zijn binnen gekomen.
– Op het beleidsterrein van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn geen reacties binnengekomen.
– Op het beleidsterrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zijn 59 reacties binnengekomen. Deze betreffen uiteenlopende onderwerpen. Met name
hebben zij betrekking op de leerplicht, vooral in relatie tot het bieden van passend
onderwijs (aan bijvoorbeeld hoogbegaafde leerlingen), alsook op (de aanspraak op)
studiefinanciering. Alle inbreng zal worden geanalyseerd, teneinde vast te stellen
of sprake is van een hardvochtigheid. Wanneer vastgesteld wordt dat beleid hardvochtig
uitpakt, zullen er op zo kort mogelijke termijn stappen worden gezet om deze weg te
nemen. Daarnaast wordt alle inbreng opgevat als signaal tot verbetering van wetgeving
of uitvoering en zal dan ook onder de aandacht worden gebracht van de betreffende
beleidsdirectie van het ministerie.
– Op het beleidsterrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn 157 reacties binnengekomen. De uitkomsten van deze consultatie worden meegenomen
in de bredere inventarisatie (zowel intern als extern) die loopt binnen SZW. Opgehaalde
signalen zien op verschillende SZW-wetten en zijn grofweg in te delen in verschillende
categorieën:
– toegang tot en hoogte van de uitkering
– verplichtingen, maatregelen, boetes en terugvorderingen
– samenloop wet- en regelgeving
– algemene knelpunten
De opgehaalde signalen worden geanalyseerd met behulp van het analysekader dat is
opgesteld door onderzoeksbureau Panteia en opgepakt binnen de verschillende trajecten
die lopen binnen SZW.
– Op het beleidsterrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sportzijn 127 reacties binnengekomen. Vanzelfsprekend wordt iedere binnengekomen reactie
serieus genomen en nader geanalyseerd. Uit een eerste analyse van de binnengekomen
reacties is een aantal overkoepelende thema’s af te leiden. Zo leidt de overgang tussen
verschillende zorgstelsels voor sommige burgers tot problemen. Anderen ondervinden
juist problemen door de regels rond de BIG-herregistratie of geven aan in de knel
te komen door de regels over het persoonsgebonden budget. Naar aanleiding van de rijksbrede
uitvraag wordt binnen het ministerie door de verschillende beleidsdirecties bij ieder
resultaat nagegaan of, en zo ja, hoe, een vervolgactie nodig is.
3. Vervolg
Alle reacties worden door de verantwoordelijke ministeries gelezen. Naar aanleiding
van de reacties kan het zijn dat de persoon die de reactie heeft ingediend benaderd
wordt door een ministerie voor een gesprek of een apart antwoord krijgt. Ministeries
gebruiken reacties waar mogelijk voor de verbetering van wetten en regels en de omgang
met burgers en bedrijven. Hierover wordt, voor zover aan de orde, de Tweede Kamer
geïnformeerd op de manier die hiervoor per departement is aangegeven.
Bijlage 3 bij de brief: stand van zaken inventarisatie bij de departementen
Algemeen
Deze bijlage bevat per departement een toelichting op de stand van zaken van de inventarisaties
naar hardvochtige effecten van wet- en regelgeving die plaatsvinden ter uitvoering
van de motie van de leden Ploumen en Jetten. Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe
wetgeving leidt tot onevenredige consequenties zet het Ministerie van Justitie en
Veiligheid onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten in de brief over
versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 115) die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden. Eén van de maatregelen is ook het herzien
van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK) en het bevorderen
van het gebruik hiervan. Het IAK bevordert dat in een beleidsproces met alle betrokkenen
wordt nagedacht over wat goed is én wat werkt voor de samenleving met aandacht voor
alle relevante te maken afwegingen. Hierbij moeten nadrukkelijk beleid, uitvoering
en de doelgroep in de samenleving vanaf het begin zijn betrokken, ook om de consequenties
in kaart te brengen. Onderdeel van de herziening van het IAK is dat het ook steviger
in de ministeries wordt gepositioneerd, en daarmee wordt bevorderd dat de consequenties
van voorstellen zo vroeg mogelijk in het beleidsproces in beeld worden gebracht. Uw
Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de voortgang van de herziening.
Overzicht stand van zaken inventarisaties hardvochtige wet en regelgeving (motie van
de leden Ploumen en Jetten)
– Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zal na het zomerreces 2022 een brief naar uw Kamer sturen over de resultaten van
de BZK-inventarisatie naar hardvochtige wet- en regelgeving. Ten behoeve van de inventarisatie
zijn signalen opgehaald langs drie lijnen. Ten eerste is een brede uitvraag gedaan
onder medewerkers van het kerndepartement en uitvoeringsorganisaties. Ten tweede is
de buitenwereld betrokken, onder meer via de rijksbrede internetconsultatie die door
het ministerie is uitgezet en door middel van gesprekken met stakeholders. Ten derde
zijn diverse externe bronnen geanalyseerd op mogelijke knelpunten, waaronder publicaties
van de Nationale ombudsman, het reflectierapport van de Raad van State en het jaarverslag
van de Raad voor de Rechtspraak. De signalen die langs de verschillende wegen zijn
opgehaald zijn waardevol en worden op dit moment geanalyseerd en gewogen, in goede
samenspraak tussen beleid, wetgeving en uitvoering. In de brief die na het zomerreces
aan uw Kamer wordt verstuurd zal worden ingegaan op de gesignaleerde knelpunten alsmede
de diverse acties die reeds lopen of worden ingezet om deze knelpunten te verhelpen.
Ten aanzien van het onderwerp huurtoeslag heeft in een eerder stadium reeds een uitgebreid
onderzoek plaatsgevonden naar knelpunten, mede naar aanleiding van de motie van de
leden Lodders en Van Weyenberg (Kamerstuk 35 572, nr. 49). Bij brief van 29 juni 2021 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten hiervan.52 In de brief van 17 juni jl. is de laatste stand van zaken weergegeven.53 Hierin zijn twee verbetermaatregelen voor de huurtoeslag vermeld die reeds zijn opgelost.54
Het ministerie acht het van belang dat het signaleren van knelpunten structureel wordt
verankerd binnen het departement. Het voornemen is om op structurele basis knelpunten
te signaleren en aan te pakken via de jaarplancyclus, onder andere door de uitkomsten
te bespreken in de driehoeksoverleggen tussen opdrachtgever (verantwoordelijk DG)
– opdrachtnemer (taakorganisatie) – eigenaar (plv. SG). Hierover wordt bericht in
de Standen van de uitvoering. In het najaar wordt aan uw Kamer de rijksbrede Staat
van de uitvoering toegezonden.
– Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft tot nu toe geen hardvochtigheden gesignaleerd. Zoals uit het verslag van de
internetconsultatie blijkt zijn er bij de rijksbrede uitvraag ook geen hardvochtigheden
op de beleidsterreinen dan wel de uitvoeringspraktijk van het ministerie aangedragen.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak
en de reflectie op knellende wetgeving van de Raad van State. Het ministerie zal uw
Kamer hier meer uitgebreid over informeren in de tweede helft van 2022 in een brief
over de bredere doorlichting van de dienstverlening en de regelgeving in het kader
van de opvolging van de conclusies van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag.
Hierin zal naast de motie van de leden Ploumen en Jetten onder andere ook worden ingegaan
op de motie van het lid Marijnissen c.s.55
– Ook het Ministerie van Defensie heeft tot nu toe geen hardvochtigheden gesignaleerd. Zoals uit het verslag van de
internetconsultatie blijkt zijn er bij de rijksbrede uitvraag ook geen hardvochtigheden
op de beleidsterreinen dan wel de uitvoeringspraktijk van het ministerie aangedragen.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak
en de reflectie op knellende wetgeving van de Raad van State. De wet- en regelgeving
van Defensie richt zich ook niet primair tot burgers en bedrijven. De inventarisatie
is nog niet volledig afgerond. Indien er alsnog hardvochtigheden blijken zal uw Kamer
daarover worden geïnformeerd.
– Voorafgaand aan de internetconsultatie zijn relevante stakeholders van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit actief geattendeerd op deze uitvraag, zoals de KvK, ACM (Consuwijzer) en LTO. Dit
leverde voor EZK 13 reacties op en voor LNV 0. Daarnaast zijn ingediende klachten
onderzocht. Dit leverde nog geen signalen op die direct waren terug te leiden tot
hardvochtigheden in wet- en regelgeving. Dat laat onverlet dat bepaalde signalen meer
inzicht geven in hoe e.e.a. in de samenleving wordt ontvangen. Daarom vindt in samenspraak
met uitvoeringsorganisaties een nadere verkenning plaats. Als dit signalen van hardvochtige
effecten van (besluitvormingskaders in) wet- en regelgeving oplevert, zal uw Kamer
hierover nader worden geïnformeerd.
– Het Ministerie van Financiën heeft op het terrein van de Belastingdienst de eerste resultaten van haar inventarisatie
van hardvochtige effecten van wet- en regelgeving met uw Kamer gedeeld in de Stand
van de Uitvoering van de Belastingdienst 2021 die in januari 2022 naar de Tweede Kamer
is gegaan.56 Het vervolgtraject kent een drietal sporen: (1) de geïnventariseerde hardheden gemeld
in de eerste Stand van de Uitvoering worden intern behandeld en waar mogelijk voorzien
van een oplossing (2) ten behoeve van het structureel verzamelen van signalen, waaronder
hardheden in wet- en regelgeving, wordt een intern signalenproces ingericht, en (3)
de reacties van de internetconsultatie die betrekking hebben op de Belastingdienst
worden binnen het ministerie behandeld en waar mogelijk voorzien van een oplossing.
Over het vervolg van de inventarisatie en de voortgang op deze sporen wordt u geïnformeerd
in de volgende Stand van de Uitvoering Belastingdienst. Deze ontvangt u in het najaar
van 2022.
Zoals in de eerste voortgangsbrief over hardvochtigheden van 21 december 2021 (Kamerstuk
35 510, nr. 95) is aangegeven, heeft voor de toeslagenwetgeving reeds een inventarisatie van knelpunten
in het huidige toeslagenstelsel plaatsgevonden op de belangrijkste domeinen waar dit
speelt, mede naar aanleiding van de motie van de leden Lodders en Van Weyenberg. In
de brief van 30 november 2021 van de Staatssecretaris van Financiën, Toeslagen en
Douane is aangegeven dat het kabinet toen de eerste categorie (A) van gesignaleerde
knelpunten reeds ter hand heeft genomen57. Daarnaast wordt een aantal van de daar geïnventariseerde knelpunten in het toeslagensysteem
met de uitwerking van de maatregelen in het coalitieakkoord aangepakt. De mogelijkheden
voor het implementeren van verdere verbeteringen worden verkend. Daarbij worden ook
nieuwe signalen zoals die bijvoorbeeld ook in de Stand van de Uitvoering naar voren
zijn gekomen en de uitkomsten van de internetconsultatie betrokken. Van de reacties
op het terrein van toeslagen is een deel bevestiging van de inventarisatie die eerder
in reactie op de motie van de leden Lodders en Van Weyenberg heeft plaatsgevonden.
Deze en overige signalen worden gezamenlijk met de voor toeslagen verantwoordelijke
ministeries opgepakt.
– Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat inventariseert of er sprake is van hardvochtige effecten van regelgeving in het fysieke
domein. Uit een afgelopen jaar binnen het ministerie uitgevoerde quickscan kwam niet
naar voren dat zich binnen het IenW domein situaties voordoen met een omvang, scope
en impact op burgers zoals bij de Belastingdienst/Toeslagen. Dit neemt niet weg dat
onevenredige benadeling van burgers en bedrijven zoveel mogelijk dient te worden voorkomen.
Daartoe wordt ingezet op versteviging van het contact met burgers en bedrijven en
verbeteringen in de beleidscyclus. De resultaten uit de quickscan worden nu nader
beschouwd op situaties waarbij onevenredige effecten voor burgers en bedrijven bijvoorbeeld
een aanpassing van beleid vergen. Dit proces loopt momenteel nog. De signalen van
de Raad voor de rechtspraak, de Raad van State en de opbrengst van de rijksbrede internetconsultatie
worden in dit proces betrokken. IenW wil de omgang met burgers en bedrijven verbeteren
door het bespreken van casuïstiek, het versterken van de contacten met burgers en
bedrijven, en door het evalueren van de omgang met signalen en verbeteringen in de
beleidscyclus. Indien er onevenredige effecten van beleid en wetgeving worden aangetroffen
die een wijziging van beleid vergen zal de Tweede Kamer daarover worden geïnformeerd.
– Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft de taakorganisaties gevraagd een inventarisatie uit te voeren van wetten en
maatregelen die mogelijk hardvochtig uitpakken voor burgers. De uitvraag is open geformuleerd,
juist om te bevorderen dat men breed zou kijken naar in de praktijk ervaren «hardvochtigheden»
of knelpunten.
Aandragende organisaties hebben op verschillende manieren de inventarisatie gedaan;
de vraag is voorgelegd aan medewerkers die met burgers in contact treden, er is gesproken
met beroepsorganisaties, er zijn bestaande (onderzoeks-) rapportages gebruikt, in
een enkele situatie zijn gesprekken gevoerd met burgers en bij andere organisaties
heeft een strategisch adviseur de uitvraag beantwoord. De signalen zijn dus vanuit
een grote verscheidenheid van perspectieven gekomen.
De ontvangen signalen -zowel die voortkomen uit de inventarisatie van taakorganisaties,
als die afkomstig zijn van de Raad voor de Rechtspraak, Raad van State of internetconsultatie-
worden momenteel geduid in goede samenwerking tussen taakorganisaties en betrokken
beleidsonderdelen: er wordt gekeken of een wet of beleidsmaatregel daadwerkelijk onvoorzien
hard uitpakt voor bepaalde groepen en zo ja, wat de oorzaken daarvan zijn; is dat
gelegen in de wet of het beleid zelf, door een samenloop van wetten of beleidsmaatregelen
of hoe de wet of het beleid in de praktijk wordt uitgevoerd?
Uw Kamer zal via de specifieke inhoudelijke beleidsthema’s worden geïnformeerd over
de opvolging van de op dat terrein ontvangen signalen. Zo zal uw Kamer voor het zomerreces
een brief ontvangen over de «menselijke maat en dienstverlening in de migratieketen».
In deze brief zal onder andere worden ingegaan op signalen die uit verschillende kanalen
zijn binnen gekomen waaronder de rapportage «Ongehoord onrecht in het vreemdelingenrecht»
van de Specialisten Vereniging Migratierecht Advocaten. In de voortgangsbrief rechtsbijstand
die voor het zomerreces aan uw Kamer zal worden gezonden, zal ook worden ingegaan
op een aantal specifieke punten die het kader van de inventarisatie van hardvochtigheden
naar voren zijn gebracht door de Raad voor Rechtsbijstand en op welke wijze die zijn
en worden opgepakt
Om te voorkomen dat nieuw beleid of nieuwe wetgeving leidt tot onevenredige consequenties
zet het Ministerie van JenV onverminderd in op het realiseren van de verbeterpunten
in de brief over versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 115) die in juni 2021 aan uw Kamer is verzonden (zie ook bovenaan deze bijlage onder
het kopje «Algemeen»).
Naast het voorkomen van onevenredige en/of hardvochtige consequenties van nieuwe voorstellen
heeft het ministerie aandacht voor het versterken van de feedbackloop, als onderdeel
van de reguliere processen. De inventarisatie van eventuele hardvochtige effecten
van beleid of wetgeving is geen eenmalige exercitie, maar zal in de reguliere bestuurlijke
overleggen tussen het ministerie en de taakorganisaties een terugkerend onderwerp
zijn. Zo wordt geborgd dat er blijvend aandacht is voor de uitwerking van beleid-
en wetgeving in de praktijk en dat onbedoelde effecten op groepen burgers of knelpunten
worden besproken. Signalen moeten actief worden opgehaald (inclusief het burgerperspectief)
en worden besproken in de driehoeksoverleggen tussen opdrachtgever (verantwoordelijk
DG) – opdrachtnemer (taakorganisatie) – eigenaar (plv. SG). In de jaarplancyclus krijgt
deze feedbackloop een prominentere rol; de onderdelen zijn gevraagd passages hierover
op te nemen in het jaarplan en kwartaalrapportages over hoe hieraan invulling wordt
gegeven. Ook gaat JenV geleidelijk aan werken met Standen van de uitvoering. Uw Kamer
heeft van een aantal JenV-organisaties reeds een Stand van de uitvoering ontvangen.
Tot slot:
De uitvoering van de motie van de leden Ploumen en Jetten betreft de hardvochtige
effecten van beleid en regelgeving. Het Ministerie van JenV staat voor een rechtvaardige
samenleving, waarbij in de sanctietoepassing (straffen en beschikken) individuele
belangen afgewogen moeten worden tegen maatschappelijke belangen.
– Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is voornemens kort na het zomerreces de resultaten van de inventarisatie aan uw Kamer
te sturen. Deze betreft een analyse van de opbrengst van een binnen het ministerie
gedane interne uitvraag, alsook de opbrengst van de internetconsultatie. Daarnaast
worden betrokken de inventarisatie van de Raad voor de Rechtspraak en de reflectie
op knellende wetgeving van de Raad van State. Aangezien het gaat om veel informatie
over diverse beleidsterreinen is de analyse op dit moment nog niet afgerond. Door
middel van het programma OCW Open worden daarnaast extra signalen over mogelijke hardvochtigheden
die bij het ministerie binnenkomen bij elkaar gebracht. Dat deel van de inventarisatie
loopt nog. Voor zover mogelijk wordt de analyse daarvan ook in voornoemde brief aan
de Tweede Kamer meegenomen. Omdat de analyse nog loopt (en er dus nog geen hardvochtigheden
zijn geïdentificeerd), zijn er nog geen maatregelen getroffen om wet- en regelgeving
of procedures aan te passen die hardvochtigheden beogen op te lossen.
Uiteraard is ook voor de toekomst belangrijk dat wetgeving en uitvoering niet hardvochtig
uitpakken. Naast hetgeen daarover in paragraaf 3 van deze brief is opgemerkt, draagt
ook het programma OCW Open bij aan het blijvend ophalen van signalen over eventuele
hardvochtigheden. Het programma OCW Open zal met alle signalen aan het werk gaan.
In gevallen waarbij beleid niet als hardvochtig wordt bestempeld, maar het wel vervelend
uitpakt voor mensen of organisaties, zal het programma op zoek gaan naar manieren
om het ervaren probleem zo goed mogelijk op te lossen
– Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkt, net als de andere departementen, aan een bredere doorlichting van wet- en
regelgeving in het kader van de motie van de leden Ploumen en Jetten. In dit kader
zijn naast de internetconsultatie onder burgers signalen opgehaald bij de uitvoering
en binnen het departement. In het najaar wordt de Tweede Kamer over deze opgehaalde
signalen geïnformeerd. In dezelfde brief wordt ook uitgebreider ingegaan op de resultaten
uit het externe onderzoek naar aanleiding van de motie van het lid Omtzigt en hoe
daar opvolging aan gegeven wordt.
Dit betreft een onafhankelijk onderzoek naar hardvochtige effecten in de Participatiewet,
de werknemersregelingen en het pgb. Hierin ligt de nadruk op interviews met burgers,
die zichzelf hebben gemeld bij de onderzoekers. Daarnaast is gesproken met medewerkers
uit de uitvoering en van departementen, cliëntenorganisaties, sociale partners en
de ombudsman. Het onderzoek is begeleid door een onafhankelijke klankbordgroep waarin
naast de genoemde organisaties de wetenschap vertegenwoordigd was. Aanvullend is een
documentstudie uitgevoerd.
Dit onderzoek is in de afrondende fase en wordt voor het zomerreces met uw Kamer gedeeld.
Daarnaast bent u op 21 juni geïnformeerd over de inventarisatie naar hardvochtige
effecten in het traject Participatiewet in balans58 en wordt u aan het eind van de zomer geïnformeerd over het traject om de hardheden
in de WIA te inventariseren.
Het vorige kabinet heeft naar aanleiding van een motie van de leden Lodders en Van
Weyenberg een inventarisatie van knelpunten in het toeslagenstelsel aan uw Kamer gezonden.
Hierover is uw Kamer geïnformeerd op 29 juni en 30 november 2021.59 Over de maatregelen die reeds zijn of worden opgepakt naar aanleiding van deze inventarisatie
is uw Kamer recent op 17 juni geïnformeerd.60 Uw Kamer is in oktober 2021 per brief geïnformeerd over de uitkomsten van de verkenning
naar verbetermogelijkheden onder de Wet inburgering 201361. Onderdeel hiervan is dat er enkele ongewenste hardheden uit het stelsel van de Wi2013
zijn of worden weggenomen.
Wij vinden het van groot belang dat onze wetten en regels werken voor mensen en niet
onnodig hard uitpakken. Daarom wordt er vanuit SZW, UWV, de SVB en gemeenten ook met
volle overtuiging hard gewerkt aan het verbeteren van de dienstverlening en wet- en
regelgeving. Er zijn verschillende trajecten ingezet om aanpassingen door te voeren.
Hierin worden de signalen uit de diverse interne inventarisaties en externe onderzoeken
opgepakt. Deze trajecten lopen nog. Uw Kamer is over deze trajecten recent geïnformeerd
of wordt hier binnenkort over geïnformeerd.
– Participatiewet in balans om hardheden in de participatiewet tegen te gaan
– Vereenvoudiging van de ww om de complexiteit en daarmee de foutgevoeligheid van de
ww te verminderen.
– Inventarisatie van hardheden in de WIA
– Herijking van het fraudeinstrumentarium
– Aanpassing van de Fraudewet
– Vereenvoudiging van de sociale zekerheidswetgeving
– Programma Werk aan uitvoering waarin een meer burgergerichte dienstverlening centraal
staat.
– In de Stand van de uitvoering is aangeven hoe we met de knelpunten uit de knelpuntenbrieven
van UWV en de SVB omgaan.
– In de Stand van de toeslagen is aangegeven hoe omgegaan wordt met de knelpunten in
het huidige toeslagensysteem.
Ook in de uitvoering van de sociale zekerheid wordt steeds meer aandacht besteed aan
de menselijke maat. Dit maakt ook onderdeel uit van uitvoeringstoetsen. Daarnaast
zijn maatwerkplaatsen ingericht om mensen met ingewikkelde casuïstiek goed te ondersteunen.
We werken aan verbeteringen, maar ook de resultaten daarvan zullen we in de toekomst
moeten onderhouden om te voorkomen dat onbedoelde effecten ontstaan, of lang kunnen
bestaan. We houden intensief contact met de praktijk om signalen zo snel mogelijk
te kunnen oppakken. Voor uw Kamer maken we dit duurzaam inzichtelijk via de Standen
van de uitvoering en knelpuntenbrieven.
– Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) laat de VWS-rapportage over de motie van de leden Ploumen en Jetten meelopen in de
brief over de stand van uitvoering. Deze rapportage is op 23 juni jl. gedeeld met
de Tweede Kamer.62
Naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagaffaire, het rapport «Ongekend onrecht»
en de aanvaarde moties van de Tweede Kamer63 is kort voor de zomer van 2021 een brede uitvraag gedaan binnen het Ministerie van
VWS en de aan het Ministerie van VWS verbonden uitvoeringsorganisaties en toezichthouders
naar hardvochtigheden waarbij hetzij de wet, hetzij de uitvoering van de wet hardvochtige
effecten of andere knelpunten oplevert voor groepen burgers. In de brief aan uw Kamer
van 23 juni jl. over de eerste Stand van de Uitvoering op het domein van het Ministerie
van VWS, is ook ingegaan op het onderzoek betreffende de hardvochtigheden.
De uitvraag heeft veel nuttige input opgeleverd. In de bijlage bij de Kamerbrief van
de eerste Stand van de Uitvoering is op de resultaten van de uitvraag ingegaan. Daarbij
is van belang om te melden dat bij het beoordelen van de ontvangen input voorbij is
gegaan aan de vraag of een binnengekomen signaal daadwerkelijk als hardvochtigheid
moet worden beschouwd. Alle reacties zijn het immers waard om verder te worden bekeken
en eventuele vervolgacties aan te koppelen. Na de uitvraag zijn de binnengekomen reacties
daarom nader geanalyseerd. Op die manier is met betrekking tot ieder signaal duidelijk
geworden of er een vervolg nodig is en hoe dit vervolg er eventueel uit zou moeten
zien. In de bijlage bij genoemde brief wordt dit beschreven.
Inhoudelijk meldt het Ministerie van VWS graag het volgende:
– In aanvulling op de Kamerbrief van 23 juni jl. onderstreept het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport graag dat het maatwerk binnen de Zvw-pgb omtrent de duur van een
Zvw-pgb, specifiek gaat om het verkennen van de mogelijkheden voor het mogelijk maken
van een verlengde toekenning Zvw-pgb door zorgverzekeraars.
– In aanvulling op de bijlage bij de Kamerbrief geeft het Ministerie van VWS aan dat
bij de reactie over de diagnose narcolepsie na vaccinatie Mexicaanse griep, het de
verwachting is dat de zaken dit jaar, in plaats van voor de zomer, worden afgehandeld.
– Zorgverzekeraars hebben de afgelopen jaren een forse omslag gemaakt naar maatschappelijk
verantwoord incasseren. Het aantal wanbetalers is dankzij de genoemde maatregelen
en de inspanningen van zorgverzekeraars afgenomen van ~325.000 eind 2014 tot een stabiele
~170.000 sinds de zomer 2021. Deze groep van ~170.000 wanbetalers heeft veelal te
maken met bredere schuldenproblematiek.
– De afgelopen jaren zijn er verschillende (beleids)maatregelen genomen om verzekerden
in de wanbetalersregeling uit de schulden te helpen: het verlagen van de bestuursrechtelijke
premie, het direct weer overgaan naar de normale premie bij het aangaan van een betalingsregeling
en de ontwikkeling van gunstige wettelijke uitstroomregelingen. Ook wordt alle openstaande
bestuursrechtelijke premie bij het CAK kwijtgescholden op het moment dat een verzekerde
definitief wordt afgemeld voor de wanbetalersregeling.
– De Raad voor de Rechtspraak heeft de wanbetalersregeling weliswaar aangemerkt als
buikpijndossier. De Rechtspraak ziet de problemen van verzekerden met betalingsachterstanden
die in de wanbetalersregeling zitten toenemen. Tegelijkertijd onderstreept de evaluatie
van de wanbetalersregeling in 2019 het doel en de werking van de wanbetalersregeling,
en de ondernomen verbetermaatregelen, namelijk het consolideren van het solidariteitsbeginsel
van ons zorgstelsel. De regeling voorkomt dat verzekerden met een betalingsachterstand
door de zorgverzekeraar worden geroyeerd en daardoor onverzekerd worden. Het continueert
waar mogelijk de inning van nominale zorgpremie door incasso maatregelen. En het aantal
wanbetalers is teruggedrongen. De opslag van 20% op de gemiddelde nominale premie
heeft een preventieve werking en stimuleert tot actie. Zodra de verzekerde een betalingsregeling
heeft Zorgverzekeraars hebben de afgelopen jaren een forse omslag gemaakt naar maatschappelijk
verantwoord incasseren. Het aantal wanbetalers is dankzij de genoemde maatregelen
en de inspanningen van zorgverzekeraars afgenomen van ~325.000 eind 2014 tot een stabiele
~170.000 sinds de zomer 2021. Deze groep van ~170.000 wanbetalers heeft veelal te
maken met bredere schuldenproblematiek.
– Tenslotte wordt er actief ingezet op schuldhulpverlening. Gemeenten kunnen bij het
CAK een lijst opvragen met wanbetalers in hun gemeente. Onder de noemer «challenge»
werken Rijk en gemeenten samen om wanbetalers thuis te bezoeken en te helpen.
– De Tweede Kamer heeft recent een nader gewijzigde motie aangenomen (Handelingen II
2021/22, nr. 85, Stemmingen) die oproept om te onderzoeken welke (financiële) effecten
het afschaffen van de opslag uit de Regeling wanbetalers heeft en welke aanvullende
maatregelen genomen kunnen worden om de geconstateerde negatieve effecten weg te nemen,
en dit in het najaar 2022 aan de Kamer terug te koppelen (Kamerstuk 24 515, nr. 641). In het najaar ontvang uw Kamer een brief waarin nader wordt ingegaan op de mate
van effectiviteit van de bestuursrechtelijke en mogelijke aanpassingen.
– In het kader van samenloop van wetten en regels zijn in het Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens (PMM) aanzienlijke stappen gezet om de
menselijke maat in dit soort situaties te bevorderen. PMM is in mei 2019 gestart door de Ministeries van SZW, VWS, BZK, JenV en OCW, naar
aanleiding van de Verkenning Regeling Maatwerk Multiprobleem Huishoudens.64 Mensen in multiprobleemsituaties kunnen klem komen te zitten tussen de regels van
verschillende instanties. In plaats van een weg omhoog, zien ze hun bestaanszekerheid
verder afbrokkelen. De situatie is dan zo complex dat ook professionals vastlopen
en er op lokaal of regionaal niveau geen oplossing kan worden gevonden. Daarom helpt
PMM professionals van gemeenten en uitvoeringsorganisaties die klem zitten om sneller
tot een oplossing te komen. Iedere professional van een gemeente of uitvoeringsorganisatie
met een knellende casus kan gebruik maken van een aantal PMM-instrumenten, zoals het
Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek, de Overbruggingsprocedure, het Landelijk
Escalatie Team en de Masterclass Maatwerk Multiprobleemhuishoudens. Om professionals
goed te ondersteunen in het leveren van passend maatwerk, is het ook belangrijk dat
de betrokken wethouder of bestuurder zich committeert aan deelname. Een bestuurlijk
akkoord verstevigt de positie van de professional in de organisatie. Bij deelname
krijgt de gemeente of uitvoeringsorganisatie ook toegang tot het Landelijk Maatwerkregister.
Met het oog op systeemleren trekt PMM bovendien lessen uit de cases en signalen die
bij het programma binnen komen en behandeld worden, over de uitwerking van wet- en
regelgeving. Over de stand van zaken van PMM gaat voor het zomerreces een brief naar
uw Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.