Brief regering : Langetermijnvisie coronasteun
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 485
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID,
VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN EN VAN FINANCIËN EN DE STAATSSECRETARIS
VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 april 2022
Twee jaar geleden brak de coronacrisis uit. We kwamen voor een ongekende opgave te
staan. In korte tijd moesten er belangrijke besluiten worden genomen om kwetsbaren
te beschermen, om overbelasting in de zorg te voorkomen en om inkomens, banen en bedrijven
te ondersteunen. De contactbeperkende maatregelen waren noodzakelijk, maar hebben
velen van ons hard geraakt. Contact met vrienden en familie was niet meer vanzelfsprekend,
leerlingen en studenten volgden thuis onderwijs, er werd thuisgewerkt, en veel ondernemers
moesten hun werk staken. In andere sectoren in de Nederlandse economie moest juist
extra werk worden verricht. Veel mensen hebben mentale, fysieke en economische schade
geleden. De samenleving is flink op de proef gesteld, maar heeft ook weerbaarheid
laten zien. Denk aan de aangepaste kerstvieringen, onlineconcerten of ondernemers
die nieuwe manieren vonden om hun producten aan te bieden. Dit geldt ook voor ondernemers
in diverse sectoren. Zo heeft de cultuursector zich ontzettend ingespannen om binnen
de wisselende contactbeperkingen het Nederlandse publiek zo goed mogelijk te blijven
bedienen. Naast de cultuursector mogen bijvoorbeeld ook de horeca, detailhandel, evenementen,
contactberoepen, sportscholen, toerisme en recreatie hier niet onvermeld blijven.
Zij toonden ongekende veerkracht en creativiteit door Nederland speciale afhaalmenu’s,
test events, personal shopping, online lessen, click & collect, aangepaste reizen
en belevingen te bieden. In de eerste plaats om te blijven ondernemen, en daarbij
ook om ons de ervaringen te blijven bieden die het leven leuk maken. Het was zeker
niet makkelijk, maar we mogen trots zijn op het getoonde doorzettingsvermogen en creativiteit.
Inmiddels weten we meer over het virus en zijn we steeds beter in staat om met het
virus om te gaan. Vaccins en daarmee de opgebouwde immuniteit zijn het afgelopen jaar
dé reden geweest dat de samenleving kon worden heropend en de druk op de zorg is verlicht.
De huidige omikronvariant is daarnaast minder ziekmakend. Dat stemt voorzichtig optimistisch,
maar we zijn er nog niet. We weten dat corona nog langere tijd onder ons zal zijn,
en het is onzeker welke nieuwe varianten er kunnen opduiken. Tegelijkertijd snakken
we naar het leven voorafgaand aan corona. We verlangen naar sociaal contact, naar
ondernemen, en naar cultuur. Ook dat is onmisbaar voor een gezonde samenleving. Contactbeperkingen
op de lange termijn zijn niet houdbaar in sociale, economische en maatschappelijke
zin. Daarom zijn er drie handvaten voor het kabinet, te weten: zorgcapaciteit, immuniteit
via vaccinatie en contactbeperkende maatregelen.
Voor de toekomst wil het kabinet een andere aanpak. Het beleid zal niet meer primair
gevoerd worden vanuit de zorg, maar vanuit een breder perspectief. Daarom heeft het
kabinet twee gelijkwaardige doelen geformuleerd: sociaal-maatschappelijke en economische
continuïteit/vitaliteit én toegankelijkheid van de gehele zorgketen voor iedereen.
We bewegen met de nieuwe doelstellingen weg van «uitsluiting van risico’s» naar meer
«beheersing» daarvan en naar een zo normaal mogelijke manier van leven. Hierbij wordt
het uitgangspunt dat de samenleving open is. Om dit te faciliteren kijkt het kabinet
niet alleen naar sectorale maatregelen bij oplevingen van het virus, maar zal ook
de inzet van aanvullende maatregelen verkennen, die de vaccinatiegraad verhogen indien
dit noodzakelijk zou zijn om een open samenleving, zonder ingrijpende contactbeperkingen,
en met een toegankelijke zorg, te waarborgen. Het kabinet blijft daarom steeds afwegen
hoe mensen gestimuleerd kunnen worden een weloverwogen keuze te maken en welke prikkels
effectief zijn en maatschappelijk wenselijk. Dat heeft niet alleen maatschappelijke,
maar ook economische waarde. Immers, de lockdowns hadden grote gevolgen voor bedrijven
om te kunnen ondernemen. Uw Kamer heeft vandaag de Kamerbrief «lange termijn aanpak
COVID-19» (Kamerstuk 25 295, nr. 1834) ontvangen. Hierin zet het kabinet haar langetermijnstrategie uit omtrent het openhouden
van de samenleving. Conform het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
(WRR) en de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)1 anticiperen we op de toekomst op basis van scenario’s hoe het virus zich kan ontwikkelen.
In het verlengde van de nieuwe aanpak rondom de coronacrisis komt het kabinet ook
met een langetermijnvisie op coronasteun. Uw Kamer heeft het kabinet hier ook eerder
middels een motie toe opgeroepen2. Met deze brief geven we ondernemers en werkenden aan de hand van vier scenario’s
zo veel mogelijk duidelijkheid en perspectief voor de toekomst. We schetsen wat mensen
van de overheid wel en niet kunnen verwachten op het gebied van steun. Dat geeft ondernemers
handvatten om in te spelen op de nieuwe structurele situatie en zich hierop voor te
bereiden. Zelf aan het roer staan is een voorwaarde voor een open, vitale samenleving.
Dat betekent een gedeelde inspanning en verantwoordelijkheid van overheid, bedrijfsleven
en burgers. Hier hoort bij dat in de meeste scenario’s geen sprake zal zijn van steun.
Indien steun in uitzonderlijke omstandigheden toch geboden is, wordt gerichte en bij
voorkeur sectorale steun overwogen. Het kabinet zorgt ervoor dat er instrumentarium
voorhanden is als deze steun geboden is, bij voorkeur met gerichte en sectorale instrumenten.
Op dit moment trekt de economie aan, maar dat betekent niet dat voor elke ondernemer
alle seinen weer op groen staan. Het kabinet heeft hier in de transitie naar de nieuwe
structurele fase aandacht voor. Het kabinet beseft dat de situatie voor sommige burgers
en bedrijven de komende tijd alsnog moeilijk kan zijn. Zo zijn er ondernemers die
blijven kampen met de gevolgen van de coronacrisis, bijvoorbeeld vanwege financiële
problemen of problematische schulden als gevolg van deze crisis. Voor hen en voor
de economie is het belangrijk dat in de kern gezonde ondernemingen met schulden als
gevolg van corona waar nodig en waar mogelijk ondersteund worden. Daarnaast heeft
het kabinet besloten om de huidige schuldensituatie intensief in de gaten te houden
en opties te verkennen die eventueel bij kunnen dragen aan het verder ondersteunen
van ondernemers met coronaschulden. Waar mogelijk en nodig trekt het kabinet op met
relevante partijen, zoals sociale partners en gemeenten (via bijvoorbeeld VNG en Divosa).
Analyse
Stand van de economie
De Nederlandse economie als geheel staat er – mede dankzij de steunpakketten – op
dit moment goed voor. De economie groeit weer snel, in 2021 was dit zelfs +4,8% van
het bruto binnenlands product (bbp). Het Centraal Planbureau (CPB) voorspelt een groei
van het bbp van 3,6% in 20223. Historisch gezien is de werkloosheid zeer laag (3,6% in januari van dit jaar). Bedrijven
staan te springen om nieuw personeel, zo waren er in het vierde kwartaal van 2021
ongeveer 387 duizend openstaande vacatures4. Dit gunstige macroperspectief neemt niet weg dat er ook de komende tijd duidelijke
risico’s zijn. Zo is de inflatie in heel Europa hoog. Daarnaast leidt de oorlog in
Oekraïne tot stijgende prijzen en toenemende onzekerheid ook voor ondernemers. Daarbij
dient wel gezegd te worden dat de oorlog in Oekraïne in economische zin van een andere
aard is dan de coronagezondheidscrisis waar de Nederlandse economie de afgelopen twee
jaar aan is blootgesteld. De gevolgen van de oorlog in Oekraïne staan dan ook los
van die van de coronacrisis, en worden apart gemonitord.
Generiek steunpakket was verstandig, maar nu niet meer
Het kabinet heeft werkenden en ondernemers met het coronasteun- en herstelpakket bijna
twee jaar lang geholpen. De overheid stapte op uitzonderlijke wijze in en kon in onzekere
tijden zekerheid bieden aan bedrijven, zelfstandigen en werknemers. Bedrijven moesten
door gedwongen sluitingen interen op het eigen vermogen, waardoor ze in de problemen
kwamen, terwijl deze op de langere termijn wel levensvatbaar/solvabel waren. De overheid
ondersteunde bedrijven in de betaling van loonkosten en vaste lasten. En met succes.
Daarmee zijn werkgelegenheid, economische activiteiten en inkomens behouden. De negatieve
economische gevolgen van corona zijn mede daarom voor een groot gedeelte beperkt5. De Nederlandse economie heeft daarbij veel veerkracht getoond. Daarnaast blijkt
uit onderzoek dat het coronasteunbeleid ook bij innoverende bedrijven is terechtgekomen.
Dit heeft mogelijk bijgedragen aan het bestendigen van het innovatievermogen van onze
economie6.
Het generieke steunpakket was aan het begin weliswaar verstandig, maar nu corona langer
onder ons blijft en de samenleving weer open is, inmiddels niet meer. Zo was de veronderstelling
aanvankelijk dat de crisis kort zou duren en de economie daarna op de oude voet verder
kon. In dat geval is het verstandig om banen en bedrijven te beschermen. Deze zijn
immers weer nodig als de economie opstart. Dit argument ging echter steeds minder
op, omdat bleek dat corona langer onder ons blijft. Eerder heeft het kabinet mede
ingegeven door rechtvaardigheidsoverwegingen besloten de steunpakketten toch weer
open te stellen, ook toen de economische baten van steun al kleiner waren geworden.
Naarmate de coronasteun heeft voortgeduurd, zijn de nadelen ervan voor onze economie
en samenleving in toenemende mate gaan overheersen, ook toen er nog wel contactbeperkende
maatregelen golden. Deze nadelen zullen hieronder worden toegelicht.
Ten eerste staan lange perioden van overheidssteun economische dynamiek in de weg,
waardoor de economie minder toegerust is op de toekomst. Normaliter passen werkenden
en bedrijven zich aan op de toekomstige uitdagingen, bijvoorbeeld via prijsvorming
of diversificatie binnen de bedrijfsvoering. Op deze manier zijn we als samenleving
in staat om stappen voorwaarts te zetten. In economische zin door nieuwe producten
te ontwikkelen of slimmer en efficiënter te produceren. Maar ook om maatschappelijke
uitdagingen, zoals de klimaat- en energietransitie, tot een succes te maken. De Nederlandse
economie heeft te maken met een historisch laag aantal faillissementen. En dat springt
temeer in het oog omdat deze daling (zie figuur 1) zich aftekent tegen de achtergrond
van een zeer ernstige crisis. Het Centraal Planbureau (CPB) concludeerde eerder dat
de economische kosten van het steunbeleid steeds duidelijker worden7. In 2021 en 2022 waren aanzienlijk minder faillissementen dan in voorgaande jaren.
Faillissementen zijn voor betrokkenen pijnlijk, maar zijn voor een gezonde economische
dynamiek wel nodig. Werknemers en investeringen komen dan op de juiste plek terecht,
in het bijzonder op plekken waar nu niet aan de vraag kan worden voldaan. Juist in
een periode waarin de maatschappij en de economie in hoog tempo veranderen, is deze
reguliere economische dynamiek erg waardevol.
Figuur 1: Faillissementen dalen tijdens de coronacrisis
Bron: CBS (2022)
Een nadeel van coronasteun is dat deze dynamiek wordt ondermijnd. Zo liet het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) zien dat de dynamiek op de arbeidsmarkt in 2020 lager
lag dan in de jaren daarvoor8. Het steunbeleid heeft bijgedragen aan het aanhouden van krapte op de arbeidsmarkt
en mogelijk ook aan de uitzonderlijk lage faillissementscijfers9.
De NOW-regeling was aan het begin van de crisis nuttig om met loonkostensubsidie banen
te behouden, maar belemmert ook dat mensen de overstap maken naar een nieuwe baan
waar hun kwaliteiten beter tot hun recht komen en waar hun inzet harder nodig is.
Zo bereikte de NOW-5 (november en december) ongeveer 700 duizend werkenden10. Tegelijkertijd zien we bijvoorbeeld dat de energietransitie wordt bemoeilijkt door
krapte op de arbeidsmarkt11. Dit nadeel groeit met de tijd, omdat de economie die aan het begin van de crisis
«bevroren» is steeds minder lijkt op de economie van morgen. Een gebrek aan helderheid
voor ondernemers over het toekomstperspectief leidt daarnaast tot opbouw van schulden
en hindert investeringen. Naarmate corona en een omvangrijk steunbeleid voortduurt,
schaadt dit innovatie, economische groei en welvaart in toenemende mate. Het kabinet
deelt de analyses van het CPB en De Nederlandsche Bank (DNB)12 dat generieke steun herstel in de weg zit en het verdienvermogen van ons land ondermijnt.
Ten tweede komt de steun niet altijd op de goede plek terecht. Het CPB liet zien dat
een deel van de steun terechtkomt bij niet-levensvatbare bedrijven met een lage arbeidsproductiviteit13. De analyse van DNB onderschrijft hetzelfde; laagproductieve en hoogproductieve bedrijven
ontvingen ongeveer even vaak steun14. Daarnaast vergoeden de steunmaatregelen in sommige gevallen ook de omzetverliezen
die niet gerelateerd zijn aan contactbeperkende maatregelen. Ook pre-corona kende
jaarlijks één op de vijf bedrijven in Nederland omzetverliezen van 20% of meer in
een kwartaal. Omzetschommelingen horen ook bij ondernemen in een reguliere omgeving.
Niet alle steun is dus doelmatig. 15% van de met TVL en NOW gesteunde bedrijven had
bijvoorbeeld op jaarbasis omzetgroei, wanneer 2021 met 2019 wordt vergeleken. Uit
onderzoek15 op basis van microdata van het CBS blijkt dat in 2021 ongeveer 43% van de overheidssteun
is uitgekeerd aan bedrijven die actief zijn in sectoren die minder omzetverliezen
leden dan in 2019 (figuur 2). Steun was dus niet in alle sectoren en niet voor alle
bedrijven noodzakelijk, ook macro-economisch gezien.
Figuur 2: Ontvangen steun in 2021 uitgesplitst naar omzet
Figuur 3: Ontvangen steun in 2021 (TVL en NOW) uitgesplitst naar omzet en sectoren
Dit geldt ook voor het generieke belastinguitstel. 38% van de belastingschulden zit
namelijk bij bedrijven die omzetgroei zagen in 2021 ten opzichte van 2019 (figuur
4 en 5). Overigens is omzetgroei geen relevante voorwaarde voor het gebruik maken
van de mogelijkheid tot belastinguitstel. Bedrijven hebben hier dus, ongeacht hun
omzetverloop, rechtmatig gebruik van gemaakt. Er is daarnaast in kaart gebracht hoe
de belastingschulden verdeeld zijn. Uit deze analyse blijkt dat ongeveer 26% van de
schuld uitstaat bij bedrijven die gemiddeld geen winst over de jaren 2017 tot 2019
maakten.
Figuur 4: Belastinguitstel uitgesplitst naar omzet
Figuur 5: Belastinguitstel uitgesplitst naar omzet en sectoren
Ten slotte zijn de budgettaire uitgaven voor het steunpakket (€ 42,4 miljard voor
de jaren 2020–2022, een definitieve afrekening volgt) op langere termijn niet houdbaar.
Dat is meer dan € 5.000 per huishouden. Steun kost geld en wordt bekostigd uit publieke
middelen. Publieke middelen kunnen maar één keer uitgegeven worden, terwijl er veel
verschillende maatschappelijke opgaven zijn waar ook urgentie heerst. Het is daarbij
niet mogelijk om alle gevolgen te compenseren, zonder dat bepaalde groepen er op achteruit
gaan of volgende generaties deze kosten dragen. De rekening moet op een goed moment
betaald worden.
Generieke steun is vanwege bovenstaande redenen op de lange termijn niet houdbaar.
Het is vanwege de verstoring van de reguliere economische dynamiek met alle gevolgen
onverstandig om bij nieuwe coronaschokken opnieuw generieke overheidssteun te geven.
Daarnaast ontstaat er een ongelijk speelveld als goedlopende bedrijven zonder steun
de concurrentiestrijd aan moeten gaan met vergelijkbare bedrijven die minder goed
draaien, maar daardoor wel steun ontvangen.
Uitgangspunten langetermijnvisie op coronasteun
De langetermijnvisie op corona stoelt op het uitgangspunt dat de samenleving open
is. Dit uitgangspunt in combinatie met bovenstaande analyse en het feit dat corona
langdurig onder ons is, vraagt om een langetermijnvisie op het coronasteunbeleid.
In de wetenschap dat corona helaas aanwezig blijft en dat de generieke steunmaatregelen
op de lange termijn onhoudbaar zijn, hoort hierbij dat we terugkeren naar de reguliere
economische dynamiek zonder steunpakketten. Daarbij hoort ook dat we terugkeren naar
een normale balans voor de verdeling van risico’s tussen ondernemers en de samenleving,
zoals we die kenden voor de coronacrisis. Met deze brief wil het kabinet voorspelbaarheid
bieden aan bedrijven, zodat zij weten wat zij kunnen verwachten. Het kabinet heeft
er vertrouwen in dat ondernemers zich op creatieve wijze aan deze nieuwe omstandigheden
aan kunnen passen. We moeten met name die sectoren in het oog houden die mogelijk
geraakt kunnen worden, publiek en privaat.
Van bedrijven wordt in de toekomst verwacht dat ze zich aan de meeste contactbeperkende
maatregelen kunnen aanpassen zonder steun. Het kabinet deelt dan ook de notie van
het CPB16 dat eventuele nieuwe economische schokken als gevolg van corona het beste kunnen
worden opgevangen met regulier beleid (zogenoemde automatische stabilisatoren). Dit
past ook bij het voornemen van het kabinet om met sectoren in gesprek te gaan over
de vormgeving van preventieve en contactbeperkende maatregelen, zoals aangegeven in
de brede coronastrategie. Meer maatwerk in maatregelen geeft sectoren de gelegenheid
zelf invulling te geven aan manieren waarop zij denken de verspreiding van het virus
te verminderen en om hiervoor eigen verantwoordelijkheid te dragen. Indien steun in
uitzonderlijke omstandigheden toch geboden is, wordt gerichte en bij voorkeur sectorale
steun overwogen. Het kabinet zorgt ervoor dat er instrumentarium voorhanden is als
steun geboden is, bij voorkeur met gerichte en sectorale instrumenten.
Nieuw instrumentarium voor eventuele steun
Op basis van bovenstaande nadelen concludeert het kabinet dat generieke steun in de
toekomst geen passende optie is. In die uitzonderlijke gevallen waar steun wel nodig
lijkt te zijn, ligt gerichte, en bij voorkeur sectorale, steun meer voor de hand.
De uitgangspunten voor gerichte steun zijn dat ze doelmatiger zijn, een minder verstorende
werking op de economie hebben en dat er meer elementen in zitten die de maximale duur
van steun aan individuele bedrijven beperken. Eerdere gerichte sectorale afbakeningen
specifiek gericht op de door de overheid opgelegde maatregelen getroffen ondernemingen
bleken onder andere vanwege de grote reikwijdte van de maatregelen beperkt of niet
uitvoerbaar. Voorbeelden van gerichte steun die het kabinet laat onderzoeken om op
de middellange termijn17 steun af te bakenen op sectoren of activiteiten zijn sectorale steunregelingen, een
garantiefonds en een verzekeringsinstrument. Het kabinet verwacht in de loop van de
zomer van dit jaar uw Kamer over de eerste onderzoeksresultaten te kunnen informeren.
Afwegingen om te steunen
Om te bepalen wat het handelingsperspectief zou zijn in die uitzonderlijke omstandigheden,
ziet het kabinet twee afwegingen die we hieronder zullen schetsen.
Zoals hiervoor in deze brief beschreven, kent het verlenen van steun in dit stadium
een aantal zwaarwegende economisch nadelen. Maar in uitzonderlijke gevallen kan het
verlenen van gerichte en bij voorkeur sectorale steun vanuit economisch perspectief
toch gerechtvaardigd zijn. Specifiek gaat het daarbij om langdurige sluitingen waarop
ondernemers niet kunnen anticiperen en er onvoldoende ruimte tot aanpassing is. Het
is namelijk niet efficiënt om van bedrijven te vragen rekening te houden met situaties
die ver buiten het hun eigen reguliere risicomodel liggen en die op voorhand erg slecht
in te schatten zijn. Daar komt bij dat het op dit moment niet mogelijk is voor bedrijven
om zich hiertegen te verzekeren. In dit geval moeten ondernemers zeer grote buffers
aanleggen. Dat is economisch niet optimaal.
Bij minder ingrijpende contactbeperkende maatregelen geldt dat de nadelen van steun
groter zijn dan de voordelen. Er ontstaat dan een ongelijk speelveld tussen ondernemers
die steun ontvangen, en ondernemers die anticiperen en zich aanpassen en daardoor
geen steun nodig hebben. Dit is niet alleen onrechtvaardig, maar staat ook aanpassing
naar een economische dynamiek die toegerust is op omgaan met corona in de weg.
Concreet betekent dit dat er twee elementen van belang zijn bij het verlenen van steun.
Dat zijn de mate waarin ondernemers kunnen anticiperen op contactbeperkende maatregelen
en de mate waarin ondernemers zich kunnen aanpassen aan contactbeperkende maatregelen.
Deze afwegingen zullen we concretiseren aan de hand van verschillende mede op de WRR
en KNAW gebaseerde scenario’s.
1. Anticipatie
De ondernemer moet kunnen anticiperen op contactbeperkende maatregelen. Dit vraagt
een combinatie van voorspelbaarheid en timing. Voorspelbaarheid realiseren we door
helder te communiceren over de verschillende scenario’s en de daarbij behorende (preventieve,
beperkende en contactbeperkende) maatregelen. Hier kunnen ondernemers zich op voorbereiden.
De mate waarin voorspelbaarheid kan worden geboden blijft wel een dilemma. Ondernemers
en sectoren dienen zich daarom voor te bereiden op elk scenario. Er is een brede wens
voor een aanpak met vaststaande stappen bij gelijke omstandigheden en met sectorbreed
gedragen maatregelen, waar organisaties in hun bedrijfsvoering en in hun beleid op
kunnen anticiperen. Een onvoorspelbaar virus vraagt tegelijkertijd om flexibiliteit
en wendbaarheid. Dit dilemma zal het kabinet laten terugkomen in de gesprekken met
sectoren. De mate van voorspelbaarheid van maatregelen impliceert dat in de basis
geen steun wordt gegeven.
2. Aanpassingsvermogen
Door bijvoorbeeld de bedrijfsvoering aan te passen kunnen ondernemers zich weerbaarder
maken tegen de gevolgen van toekomstige contactbeperkende maatregelen. Hierin draagt
de ondernemer zelf een verantwoordelijkheid. Aanpassing van de bedrijfsvoering kan
veel verschillende vormen hebben om de risico’s rond corona te mitigeren. Denk aan
een hogere prijs voor een drankje of maaltijd in de horeca. Dat het prijsvormingskanaal
in principe ook naar behoren functioneert is ook terug te zien in recente prijsstijgingen,
waaronder in de horeca. Seizoensgebonden sectoren kunnen hun verdienmodel aanpassen
op een kortere periode van omzet gedurende het jaar. Naast het aanpassingskanaal via
de prijzen kunnen bedrijven op onzekerheid inspelen door flexibelere bedrijfsvoering,
bijvoorbeeld door het wijzigen van contracten met toeleveranciers, banken en/of vastgoedeigenaren.
Ten derde is er aanpassing door diversificatie. We hebben reeds gezien dat horecazaken
middels bezorging andere inkomstenbronnen realiseerden of andere openingstijden hanteren.
Dit zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat bedrijven hun inkomsten op meer verschillende
tijdstippen op de dag realiseren of ruimtes meer multifunctioneel worden ingezet.
Verder zijn er meer praktische aanpassingen zoals spatschermen en goede ventilatie
zodat een zaak open kan blijven.
Scenario’s
Het kabinet wil meer voorspelbaarheid in het overheidsbeleid creëren, zodat sectoren
zich beter kunnen voorbereiden en weten waar zij aan toe zijn. We gaan net zoals bij
de langetermijnaanpak van corona uit van een viertal epidemiologische scenario’s die
gebaseerd zijn op de scenario’s van de WRR en de KNAW18:
1. Verkoudheid
Het coronavirus leidt alleen tot milde klachten, vergelijkbaar met een verkoudheid.
Er is geen grote druk op het zorgsysteem.
2. Griep+
Er is sprake van (periodieke uitbraken van) een ernstiger, griepachtig verloop. Dit
kan tot zware belasting van de zorg leiden, zeker als het virus samenvalt met een
stevig griepseizoen.
3. Continue strijd
Er is hoog risico op overbelasting van de zorg, door bijvoorbeeld een nieuwe variant
die besmettelijker is, door een onzeker of ernstiger ziektebeeld of als gevolg van
afnemende immuniteit.
4. Worst case
Een situatie ontstaat van (zeer) hoge ziekte en sterfte, bijvoorbeeld als gevolg van
een nieuwe, ernstige variant, die veel slachtoffers eist en waartegen opgebouwde immuniteit
en vaccins slechts in beperkte mate beschermen. De kans dat dit scenario zich voltrekt
is erg klein, maar bestaat wel. Op dat moment zal de overheid aan de «noodrem» moeten
trekken.
Bij elk scenario horen andere acties en alleen bij scenario 3 en 4 horen (zware) contactbeperkende
maatregelen en in scenario 4 mogelijk ook sluitingen. De maatregelen in een bepaald
scenario proberen overbelasting van de zorg te voorkomen. Dat vraagt wat van werkenden
en ondernemers, maar het vraagt ook wat van de overheid. Door in overleg met sectoren
vooraf te inventariseren welke maatregelen ingezet zouden kunnen worden in welk scenario,
streeft het kabinet naar meer voorspelbaarheid en maatwerk. Daarnaast wil het kabinet
meer rust in de besluitvorming.
In de eerste twee scenario’s zetten we in op preventie en gaat het vooral om voorzorgsmaatregelen
die sectoren zelf willen en kunnen nemen. In overleg met sectoren wordt gekeken welke
voorzorgsmaatregelen goed werkbaar en effectief zijn in de eigen sector. Zij weten
wat het meest passend is in hun bedrijfsvoering mede ook op basis van de ervaringen
van de afgelopen twee jaar. In het scenario «verkoudheid» kan verder worden gedacht
aan periodieke vaccinatie voor specifieke doelgroepen en thuisblijven bij ziekte.
In het scenario «griep+» zijn er aanvullend op het eerste scenario sectorspecifieke
preventiepakketten denkbaar.
Naast het op orde hebben van de basis met voorzorgsmaatregelen, ziet de strategie
ook op het voorbereiden op ernstigere scenario’s waarin meer nodig is dan preventie.
In het scenario «continue strijd» zullen (soms stevige) maatregelen nodig zijn om
de samenleving open te kunnen houden en om de zorg te ontlasten door het voorkomen
van verdere besmettingen. We willen geen beperkingen, maar kunnen die ook niet uitsluiten.
Het kabinet is met sectoren in gesprek over de inzet die nodig is mocht onverhoopt
sprake zijn van een opleving van het virus en er (contactbeperkende) maatregelen nodig
zijn. Door daar nu al met sectoren over na te denken en zoveel mogelijk aan te sluiten
op wat het beste werkt in een sector, kan de schade van mogelijke beperkingen worden
verminderd.
De kans dat we in het worst-case scenario terechtkomen is gelukkig relatief klein,
maar niet geheel uitgesloten. In het «worst-case»-scenario gaat het om een situatie
met blijvend hevige uitbraken en maatschappelijke ontwrichting. Inzet van zware en
generieke contactbeperkende maatregelen kan in dit scenario noodzakelijk zijn om hoge
sterfte en ontwrichting van zorg en maatschappij te voorkomen. Sluiting van sectoren
is daarbij niet uitgesloten.
In de meeste scenario’s kunnen werkenden en ondernemers anticiperen op contactbeperkende
maatregelen en zich hierop aanpassen. De maatregelen die genomen worden om het virus
in te dammen zijn vooraf opgesteld en in samenspraak met sectoren tot stand gekomen.
Daarbinnen proberen we de verdiencapaciteit van de economie zo veel mogelijk te behouden.
Dat betekent dat er in de scenario’s «verkoudheid», «griep+» en «continue strijd»
geen steun is.
Tabel 1: Overzicht scenario’s, maatregelen en bijbehorende steun
Scenario
Maatregel
Steun
1
Verkoudheid
Niet verplichte voorzorgsmaatregelen
Geen, vraagt voorbereiding van ondernemers.
2
Griep+
Niet verplichte voorzorgsmaatregelen
Geen, vraagt voorbereiding van ondernemers.
3
Continue strijd
(Verplichte) contactbeperkingen (CTB, 1.5m, placering, capaciteit etc.)
Geen, vraagt voorbereiding van ondernemers.
4
Worst-case
Capaciteitsbeperkingen
Geen, vraagt aanpassingsvermogen van ondernemers.
Gedeeltelijke sluiting
Geen, vraagt aanpassingsvermogen van ondernemers.
Volledige en langdurige sluiting
Steun, bij voorkeur gericht sectoraal
In het worst-case scenario zal er bij volledige en langdurige sluiting sprake zijn
van gerichte bij voorkeur sectorale steun. Het gaat dan om uitzonderlijke omstandigheden
waarbij een exceptioneel beroep gedaan wordt op de sector. Te denken valt aan een
situatie waarbij een nieuwe gevaarlijke variant zich aandient en het kabinet overgaat
tot zware contactbeperkende maatregelen met langdurige en volledige sluiting van sectoren.
Het is namelijk moeilijk voor ondernemers om te anticiperen op langdurige sluiting.
Daarom kan dan gerichte, bij voorkeur sectorale steun overwogen worden. Indien sprake
is van een kortdurende sluiting zal er geen sprake zijn van steun. Het blijkt namelijk
dat omzetschommelingen binnen het jaar niet ongebruikelijk zijn19. Nu het duidelijk is dat corona onder ons blijft, is het zaak de coronaseizoenen
en de daaraan gerelateerde omzetschommelingen te verwerken in het nieuwe ondernemersrisico.
De koppeling tussen sluiting en het direct verlenen van steun wordt hiermee losgelaten.
De verdeling van de risico’s is geconcretiseerd in bovenstaande tabel 1 en gekoppeld
aan de hierboven uitgelegde scenario’s.
Caribisch Nederland
Voor Caribisch Nederland is de afgelopen twee jaar een vergelijkbare benadering gekozen
als in Europees Nederland. Zo zijn de Europees Nederlandse steun- en herstelpakketten,
rekening houdend met de lokale situatie, vertaald naar Caribisch Nederland. De in
deze brief gestelde doelen van het kabinet bij de langetermijnvisie van Coronasteun
gelden dan ook voor Caribisch Nederland, zoals de wijze waarop omgegaan wordt met
(belasting)schulden. Waarbij ook op de BES van «uitsluiting van risico’s» naar meer
«beheersing» daarvan wordt bewogen zodat het normale leven terugkeert en het uitgangspunt
is dat de samenleving open is.
Ondernemers met problematische schulden door corona
Met het steunpakket heeft het kabinet ondernemers en bedrijven in getroffen sectoren
gedurende een lange periode zoveel en zo snel mogelijk ondersteund. En het effect
is zichtbaar: het aantal faillissementen was gedurende de coronacrisis historisch
laag, en is dat nog steeds. Voor veel ondernemers en bedrijven is de verwachting dat
het terugbetalen van opgebouwde schulden bij de overheid en banken te overzien is
en dat dit geen problemen zal opleveren. Zo passen ondernemers hun bedrijfsvoering
aan en betaalt 69% van de ondernemers die een eerder ontvangen voorschot uit de NOW
(deels) moeten terugbetalen dit in één keer terug20. 28% van de werkgevers spreekt een betalingsregeling af21. De meeste van deze werkgevers kiezen ervoor het te veel ontvangen NOW-voorschot
binnen één jaar terug te betalen22.
Tegelijkertijd heeft de afgelopen twee jaar veel van ondernemers gevraagd. Een deel
van de ondernemers, vooral in de zwaarst getroffen sectoren zoals horeca, de evenementensector,
en detailhandel, heeft moeten interen op hun reserves en/of nieuwe (persoonlijke)
schulden moeten aangaan. Voor ondernemers die met problematische schulden kampen is
de crisis nog niet voorbij. Deze ondernemers staan de komende periode voor de keuze
om door te gaan of om te stoppen met hun onderneming.
Probleemschets en mogelijke toename van de problematiek
Het kabinet heeft in samenwerking met DNB de coronaschuldenproblematiek onderzocht
om meer inzicht in de schuldpositie van bedrijven en ondernemers te krijgen. Uit de
analyse blijkt dat een goed inzicht in de omvang en reden van ontstaan van coronaschulden
van ondernemers moeilijk blijft. Gedetailleerde cijfers over de balansposities van
bedrijven zijn niet of nauwelijks beschikbaar en de gegevens die beschikbaar zijn
laten zich moeilijk combineren. Dit komt onder andere doordat schulden vaak bij meerdere
partijen uitstaan (cumuleren), zowel publiek als privaat en zowel zichtbaar (banklening)
als onzichtbaar (lening bij vrienden en familie) zijn. Daarbij is het lastig vast
te stellen of de schulden veroorzaakt zijn door (aanbodbeperkende) coronamaatregelen,
andere factoren, of al problematisch waren voor de coronacrisis.
Uit de beschikbare data en signalen volgt een gemêleerd beeld over de huidige en de
verwachte toekomstige omvang van de problematiek. Enerzijds is er op macroniveau,
zoals de instroom in schuldhulpverlening en het aantal faillissementen, (nog) geen
aanleiding tot zorg. Anderzijds zijn er op basis van een studie van DNB23 en opgehaalde signalen bij betrokken partijen aanwijzingen dat een substantieel aantal
bedrijven in de zwaarst getroffen sectoren kampt met liquiditeits- en solvabiliteitsproblemen.
Er wordt dit jaar een toename in het aantal faillissementen en bedrijfsbeëindigingen
verwacht. De omvang daarvan is echter lastig in te schatten.
De doorwerking van mogelijke (problematische) schuldenproblematiek in een toenemend
gebruik van schuldhulptrajecten, insolventieroutes en een stijging van het aantal
faillissementen kent altijd vertraging. Ondernemers moeten eerst conclusies over de
situatie trekken en stromen pas na schuldhulp in de (wettelijke) schuldsanering in.
Een faillissement resteert doorgaans als laatste en minst aanlokkelijke optie, indien
schuldhulp en insolventieroutes geen soelaas bieden. Er zijn dan ook zorgen van partijen
uit het veld (zoals gemeenten, kredietverleners, private schuldeisers, branches en
het landelijk overlegorgaan van rechters-commissaris in faillissementen en surseances
van betaling (Recofa)) over de toekomstige ontwikkeling van de schuldenproblematiek
van door de coronacrisis getroffen bedrijven. Zo zijn er signalen dat een substantieel
aantal bedrijven in de door corona getroffen sectoren kampt met liquiditeits- en solvabiliteitsproblemen.
Ondernemingen geven aan hierdoor weinig tot geen ruimte te hebben om te investeren.
Liquiditeitsproblemen zijn voor nu (tijdelijk) opgelost door uitstel van belasting,
afspraken over uitstel van betalingen aan leveranciers, uitstel of kwijtschelding
van huurkosten, inzet van privéreserves, het aangaan van zakelijk krediet, en het
lenen van geld in de omgeving. Deze schulden moeten op enig moment worden terugbetaald.
Het CPB24 geeft aan dat wanneer de coronasteun stopt en bedrijven aan de uitgestelde belastingverplichtingen
moeten gaan voldoen, sommige bedrijven in de problemen zullen komen. Er wordt een
toename verwacht in het aantal ondernemers met problematische schulden en in het aantal
aanvragen voor schuldhulpverlening bij gemeenten. Gemeenten hebben immers de wettelijke
taak om schuldhulpverlening aan elke inwoner aan te bieden op basis van de Wet gemeentelijke
schuldhulpverlening (Wgs). Daarna wordt een toename verwacht in het aantal insolventieprocedures,
waaronder faillissementen. Dit komt niet in alle gevallen door corona en de bijbehorende
beperkende maatregelen. Het zal in andere gevallen bedrijven betreffen die de afgelopen
twee jaar met steunmaatregelen in leven zijn gehouden en dankzij de steun nog niet
failliet zijn gegaan.
DNB heeft voor vennootschappen (bv’s en nv’s) het gebruik van belastinguitstel en
de mogelijkheid om belastingschulden terug te betalen onderzocht25. Dit onderzoek laat zien dat in september 2021 gemiddeld 44% van de vennootschappen
uit de zwaarst getroffen bedrijfstakken belastinguitstel heeft aangevraagd. Voor de
minst getroffen bedrijfstakken bedroeg dit percentage 18%. Voor circa 7,5% van de
vennootschappen in Nederland geldt dat zij meer dan de helft van hun historische bruto
maandwinst (2014–2019) zullen moeten aanspreken om hun belastingschulden in vijf jaar
af te lossen. Dit percentage geldt grofweg zowel voor het kleinbedrijf als voor het
midden- en grootbedrijf. De gevolgen van zorgwekkende schulden zullen naar verwachting
vanaf oktober 2022 zichtbaar worden, wanneer voor ondernemers het terugbetalen van
belastingschulden start. In de maanden ervoor zal de schuldenlast ondernemers voor
de vraag kunnen stellen of ze wel of niet moeten doorgaan met hun bedrijf.
De openstaande belastingschuld bedraagt op 24 februari 2022 ruim 20 miljard euro bij
278.000 bedrijven. De mogelijkheid tot belastinguitstel geldt sinds maart 2020. Deze
uitstelmogelijkheid geldt voor een groot aantal belastingsoorten, waaronder loon-
en omzetbelasting, en loopt af op 1 april 2022. De opgebouwde belastingschuld mag
in vijf jaar worden afgelost met ingang van 1 oktober 2022. De verdeling van de schuld
over sectoren is breed en beperkt zich niet tot de door corona getroffen sectoren.
Dit kan mede komen doordat getroffen sectoren minder omzet -en winst hebben gemaakt
en daardoor ook automatisch minder omzet- en winstbelasting verschuldigd zijn. De
schulden bevinden zich met name bij bv’s en nv’s waarbij omzet en winst in de regel
groter zijn in omvang. Voor belastinguitstel golden geen financiële toegangsvoorwaarden.
Dit houdt in dat alle ondernemingen hiervan gebruik konden maken. Bijna de helft van
de schulden staat uit bij bedrijven waarvan de omzet is gedaald met meer dan 20%.
Tegelijkertijd staat bijna 40% van de schulden uit bij bedrijven waarvan de omzet
is gegroeid.
Lage instroom in schuldhulpverlening en weinig faillissementen
De huidige instroom in de schuldhulpverlening en insolventietrajecten is historisch
gezien laag. Daarnaast is zoals eerder geconstateerd het aantal faillissementen historisch
laag. Ook de achterstanden bij de incassering van rente en aflossingen op leningen,
kredieten en leases laten nog geen verontrustend beeld zien. Het percentage niet-presterende
leningen26 van Nederlandse banken aan niet-financiële vennootschappen in Nederland was eind
2021 voor bijna alle sectoren gedaald ten opzichte van een jaar eerder27.
Tegelijkertijd is er veel (persoonlijke) casuïstiek van individuele ondernemers die
kampen met problematische schulden als gevolg van corona. Het terugbetalen van schulden
kan de komende jaren in meer of mindere mate de marges van individuele ondernemingen
drukken en daarmee de middelen voor nieuwe investeringen beperken. Het kabinet heeft
in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77 aangegeven om, daar waar financieel in de kern gezonde ondernemingen door corona
niet vooruitkomen door schulden, tot oplossingen te komen.
Huidig instrumentarium
Onderscheid tussen bedrijven die moeten stoppen door corona, omdat zij het voor corona
al moeilijk hadden, of om andere redenen (zoals toegenomen grondstofprijzen of gestokte
leveringen), is op macroniveau niet te maken. Dit zorgt ervoor dat beleid niet specifiek
op coronaschulden kan worden toegespitst.
Er zijn momenteel signalen bekend over knelpunten voor ondernemers die willen stoppen
met hun bedrijf en voor ondernemers die hun bedrijf willen doorzetten. Bij ondernemers
die willen stoppen gaat het onder andere over een voor hen onduidelijk overzicht van
de beschikbare hulp, knelpunten rondom het bereiken van schuldenakkoorden, en de kosten
die gemoeid gaan met stoppen. Bij doorstarten gaat het vooral om de financieringsmogelijkheden
en aflossing van schulden.
Er staat een uitgebreid instrumentarium klaar om ondernemers met problematische schulden
te ondersteunen in het saneren van deze schulden. Hierbij kijken gemeenten met de
ondernemer naar de beste weg uit de schuldenpositie. Dit kan zijn door het weer winstgevend
maken van de onderneming of door het stoppen van hun onderneming en te gaan werken
in loondienst, beiden in combinatie met een schuldhulptraject. Bij beide routes kan
ondersteuning, scholing en coaching worden ingezet door gemeentelijke Bijstand voor
zelfstandigen (Bbz)-loketten, schuldhulpverlening en de Regionale Mobiliteitsteams
(RMT’s). Ondernemers kunnen daarom op hulp rekenen met passende instrumenten en ondersteuning.
In de Kamerbrief van 10 december 202128 is uiteengezet op welke ondersteuning ondernemers nu en in de toekomst in elk geval
kunnen rekenen. Afhankelijk van individuele factoren van de ondernemer en diens onderneming,
zoals de rechtsvorm en het toekomstperspectief, kan de ondernemer kiezen uit een aantal
mogelijkheden om zijn schuldensituatie aan te pakken.
De Kamer van Koophandel (KVK) werkt in samenspraak met MKB-NL, VNO/NCW, EZK en SZW
aan een verbetering van de informatievoorziening voor ondernemers met schulden. Onderdeel
hiervan is de ontwikkeling van een stappenplan voor ondernemers met schulden. Via
dit stappenplan kan de ondernemer beoordelen hoe de onderneming er financieel voor
staat en wordt de ondernemer ook gewezen op de juiste hulp en organisaties passend
bij diens individuele schuldensituatie. In dit stappenplan wordt nadrukkelijk rekening
gehouden met de rechtsvorm van de onderneming en of er sprake is van zakelijke en/of
privéschulden. Andere partijen en professionals die zich richten op dienstverlening
aan ondernemers met schulden, zoals accountants en de gemeentelijke schuldhulpverlening,
zullen worden geïnformeerd over het gebruik en de mogelijkheden van dit stappenplan.
Het stappenplan is naar verwachting aan het begin van het tweede kwartaal van 2022
gereed. KVK zal vanuit het Programma Zwaar Weer29 naar het stappenplan verwijzen.
Terugbetalen van te veel ontvangen coronasteun en belastinguitstel
Daar waar de overheid schuldeiser is, stelt zij zich coulant op. Ondernemers krijgen
ruim de tijd om een opgebouwde schuld bij de overheid als gevolg van corona terug
te betalen. De aflossing van opgebouwde belastingschulden start vanaf 1 oktober 2022
en hiervoor geldt een ruime terugbetalingstermijn van vijf jaar. De tijdelijk verlaagde
invorderingsrente van 0,01% gaat in fases terug naar het oorspronkelijke niveau van
4%. Naar aanleiding van motie van het lid Edgar Mulder30 treedt het kabinet in overleg met het bedrijfsleven over de opgebouwde belastingschulden
vanwege het uitstel van betaling van belastingen. In het kader hiervan zal het kabinet
in april van dit jaar een internetconsultatie starten om knelpunten beter in zicht
te krijgen. Ook voor terugbetalingen in de NOW, TVL en Tozo gelden ruime betaaltermijnen.
Voor de NOW en TVL geldt dat werkgevers tot vijf jaar de tijd kunnen krijgen om het
terug te betalen bedrag in termijnen te betalen. Ook is een betaalpauze van één jaar
mogelijk. Voor de Tozo-lening geldt een terugbetalingstermijn van zes jaar.
Per 1 april 2022 hervat de Belastingdienst de invordering van de nieuw opkomende betalingsverplichtingen
van belastingen voor ondernemers die uitstel van betaling in verband met de coronapandemie
hebben genoten. Er zullen niet direct invorderingsmaatregelen worden ingezet als de
ondernemers na 1 april nog niet voldoen aan deze nieuwe betalingsverplichtingen. Deze
ondernemers worden geïnformeerd over eventuele risico’s van het betaalverzuim en wordt
handelingsperspectief geboden. Ook voor het aflossen van de opgebouwde coronaschuld
geldt dat als er niet aan de voorwaarden voor de betalingsregeling wordt gedaan, er
eerst contact wordt opgenomen met de ondernemer. Er wordt dan samen gezocht naar mogelijkheden
om toch aan de betalingsregeling te voldoen. De Belastingdienst ziet het belang dat
ondernemers zich zo vroeg mogelijk melden als zij schuldproblemen hebben. Daarom zal
de Belastingdienst vanaf begin april van dit jaar schuldoverzichten gaan sturen naar
ondernemers. Hierdoor hebben ondernemers actueel en duidelijk inzicht in hun schulden
aan de Belastingdienst. In deze schuldoverzichten zal de Belastingdienst ondernemers
ook wijzen op de handelingsmogelijkheden die een ondernemer heeft, zoals de mogelijkheden
van schuldhulp bij instanties als de gemeenten31, en verwijzen naar de KVK die in het kader van het Programma Zwaar Weer ondernemers
ondersteunt.
Voor ondernemers en particulieren die geen corona-uitstel hebben aangevraagd of anderszins
uitstel van betaling hebben, of die niet tot doelgroep van de hersteloperatie Toeslagen
behoren, is de invordering van belastingschulden in 2021 hervat. Ook hier roept de
Belastingdienst burgers op om zich zo vroeg mogelijk te melden als zij in de problemen
dreigen te raken.
Daarnaast wordt er door SZW, EZK en FIN gewerkt aan grondslagen om de casuïstiektafel,
onderdeel van de uitwerking van de motie Aartsen32 inzake schuldenproblematiek rondom de coronasteunmaatregelen, mogelijk te maken.
De motie van het lid Aartsen vroeg om een ambtenarenteam met mandaat voor terugbetaling
om als een centraal aanspreekpunt te fungeren voor ondernemers met terugbetalingsproblemen.
De casuïstiektafel is een van de initiatieven die hieruit voortkomt. Het doel is dat
de uitvoeringsorganisaties UWV, RVO en Belastingdienst ondernemers in beeld krijgen
die in de problemen dreigen te komen door terugbetalingen van verschillende steunregelingen.
Door organisatie-overstijgend te overleggen over de casuïstiek, kan wanneer nodig
en mogelijk meer integraal naar de schuldenpositie van een ondernemer worden gekeken.
Bovenal blijft gelden dat ondernemers voor de NOW en TVL altijd contact kunnen opnemen
met de relevante uitvoeringsorganisaties om zo nodig een passende en nog meer coulante
betalingsregeling af te spreken. Tot slot zet het kabinet in op het kansrijker maken
van onder meer minnelijke saneringsakkoorden doordat de Belastingdienst per 1 augustus
2022 tot en met 30 september 2023 tijdelijk genoegen neemt met een lager deel van
de schuld. Een saneringsakkoord komt in principe pas tot stand als alle schuldeisers
bereid zijn een offer te brengen door een deel van hun vordering kwijt te schelden33.
Ook wordt dit voorjaar de invordering van toeslagschulden opgestart. Als gevolg van
de coronapandemie is de invordering van toeslagschulden sinds maart 2020 grotendeels
gepauzeerd om te voorkomen dat mensen mogelijk verder in de financiële moeilijkheden
zouden raken. De invordering wordt gefaseerd hervat door Toeslagen. Burgers met alleen
recente vorderingen ontvangen eerst een brief, omdat bij hen de kans op betaalproblemen
het kleinst is en daarmee de kans op betaling het grootst. Deze groep ontvangt een
vooraankondiging met een toelichting over de gepauzeerde invordering en herstart hiervan.
In de brief is een overzicht opgenomen van openstaande toeslagvorderingen. Vervolgens
krijgen belanghebbenden een aanbod voor een (nieuwe) standaard betalingsregeling waarin
alle openstaande vorderingen zijn meegenomen. Wanneer een standaard betalingsregeling
niet haalbaar is, is een persoonlijke betalingsregeling een optie voor burgers met
beperkte financiële middelen. Als op dit aanbod, en vervolgens een herinneringsbrief,
niet wordt gereageerd, wordt de invordering hervat in de fase waar de vordering voor
pauzering was gebleven. Na deze eerste groep wordt de invordering hervat bij burgers
met oudere vorderingen, waar voor de coronapandemie reeds invorderingsmaatregelen
zijn getroffen, maar de vorderingen niet zijn voldaan. Het is de verwachting dat er
bij deze groep meer vragen leven en meer behoefte is aan persoonlijke begeleiding.
Door de gefaseerde aanpak wordt hieraan door Toeslagen ruimte gegeven. Om vrijwillige
terugbetaling te stimuleren en te voorkomen dat burgers bij toeslagen rente moeten
betalen over vorderingen die van overheidswege nog gepauzeerd zijn, is het voornemen
om bij toeslagen ook na juli nog geen invorderingsrente te rekenen over toeslagvorderingen
die nog niet opgestart zijn. De reguliere invordering wordt hervat na het versturen
van de laatste communicatie voor het aanbieden van de standaard betalingsregeling
in het kader van de herstart. Vanaf dat moment wordt bij iedereen met nieuwe terugvorderingen
het reguliere invorderingsproces gevolgd. Uw Kamer is separaat door de Staatssecretaris
van Financiën – Toeslagen en Douane meer uitgebreid geïnformeerd over de aanpak van
Toeslagen.
Persoonlijke schulden van ondernemers/natuurlijke personen
Ondernemers die privé aansprakelijk zijn voor zakelijke schulden kunnen zich wenden
tot de gemeente voor schuldhulpverlening. Gemeenten hebben de wettelijke taak om schuldhulpverlening
aan elke inwoner aan te bieden op basis van de Wgs. Dit geldt niet voor rechtspersonen,
zoals een bv, maar wel voor ondernemers met een eenmanszaak of een natuurlijk persoon
die met een andere vennoot eigenaar zijn van een vennootschap onder firma (vof). Het
geldt ook voor de ondernemer die als natuurlijk persoon persoonlijk aansprakelijk
is voor schulden van zijn rechtspersoon. De gemeente kijkt samen met de ondernemer
welke vorm van schuldhulpverlening nodig is en maakt vervolgens samen met de ondernemer
een plan van aanpak. Dat kan bijvoorbeeld bestaan uit een saneringskrediet, schuldbemiddeling
of budgetcoaching. Het kan per gemeente verschillen welke hulp wordt aangeboden.
Als schuldeisers niet instemmen met een minnelijk traject kan de rechtbank worden
verzocht om via een dwangakkoord schuldeisers te verplichten om mee te werken. Slaagt
de gemeentelijke hulp niet of wil de ondernemer meteen instromen in een wettelijk
traject dan is er de mogelijkheid van het Wsnp-traject: schuldsanering via de rechter.
Minnelijke trajecten bij een gemeente duren gemiddeld drie jaar, al kan het afhankelijk
van de gemeente verkort worden. Een ondernemer is na afloop van het traject schuldenvrij
voor de schulden die zijn aangemeld.
Wettelijke trajecten hebben een looptijd van in beginsel 36 maanden, waarna de ondernemer
een schone lei heeft. De schone lei houdt in dat ook niet-aangemelde schulden niet
meer verhaalbaar zijn op de ondernemer (uitgezonderd schulden die door de rechter
zijn uitgesloten van een Wsnp-traject, zoals strafrechtelijke schulden en fraudeschulden).
Daarom roept het kabinet ondernemers op om zich indien nodig te melden bij hun gemeente
voor hulp en ondersteuning. Het kabinet heeft daarnaast voor 2022 30 miljoen euro
vrijgemaakt in het aanvullend sociaal pakket om gemeenten hierbij te ondersteunen.
Daarnaast is er 15 miljoen euro beschikbaar voor hulp binnen de bijzondere bijstand.
Dit geld is mede bedoeld voor hulp aan eenieder die kampt met schulden.
Schulden bij ondernemingen
Sinds 1 januari vorig jaar is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) toegankelijk
voor alle ondernemingen. De WHOA helpt ondernemingen om een akkoord met zijn schuldeisers
en aandeelhouders tot stand te brengen. Hierbij worden de schulden gesaneerd en wordt
een faillissement voorkomen. Deze route is bij uitstek geschikt voor rechtspersonen
die geen gebruik kunnen maken van gemeentelijke schuldhulp of de Wsnp. De rechter
kan een akkoord bevestigen (homologeren) waarbij schuldeisers die niet met het akkoord
hebben ingestemd, toch door het akkoord worden gebonden. Flankerend bij de WHOA is
het TOA-krediet geïntroduceerd, ten behoeve van ondernemers (zowel rechtspersonen
als natuurlijke personen) die met gebruikmaking van de WHOA hun bedrijf een doorstart
kunnen laten maken. Daarnaast is er de turboliquidatie: een snelle manier om een bv,
nv, stichting of andere rechtspersoon met schulden te ontbinden als er geen baten
meer in de onderneming zitten.
Mogelijkheden voor verdere ondersteuning van ondernemers met coronaschulden
Het kabinet zet zich in om waar mogelijk en wenselijk het effect van een toenemende
schuldenlast voor ondernemers als gevolg van corona te beperken.
Goede informatievoorziening aan de ondernemer waaruit blijkt welke ondersteuning er
in geval van zakelijke en/of privéschulden specifiek per rechtsvorm beschikbaar is,
maakt hier onderdeel van uit. Ondernemers kunnen met hun vragen over oplossingsroutes
en welke hulp beschikbaar is bij zakelijke en/of persoonlijke schulden terecht bij
de voor veel ondernemers al vertrouwde Kamer van Koophandel (KVK) en bij de gemeente.
Zij kunnen daar informatie en advies (zoals over het gebruik en mogelijkheden van
insolventieroutes, zoals de WHOA) en doorverwijzing krijgen; ondernemers in zwaar
weer worden verder geholpen naar de juiste instantie. Ondernemers kunnen ook terecht
voor informatie, doorverwijzing en ondersteuning bij de schuldhulpverlening in hun
gemeente, Geldfit.nl, en bij Wsnp-bewindvoerders. Ook zijn er mogelijkheden voor ondernemers
voor 1-op-1 klankbordtrajecten bij de ca. driehonderd coaches van het landelijk opererende
Ondernemersklankbord, voor hulp bij het voorkomen van faillissementen.
Tabel 2: beschikbare ondersteuning per rechtsvorm
Rechtsvorm
Mogelijkheden
Alle ondernemingen
Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) (met TOA-krediet)
Rechtspersonen
Turboliquidatie
Natuurlijke personen en ondernemers zonder rechtspersoonlijkheid
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs)
Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp)
Beide (wel/geen rechtspersoonlijkheid)
Ruime betaaltermijnen voor evt. terugbetalingen steunmaatregelen (NOW, TVL, Tozo)
Alle levensvatbare ondernemingen
Belastingdienst neemt genoegen met lager percentage van de opbrengst in sanerings-
en herstructureringstrajecten.
Overig
Informatievoorziening via Kamer van Koophandel, Geldfit.nl, Ondernemersklankbord,
gemeentelijke schuldhulpverlening en Wsnp-bewindvoerders
Om meer grip op de situatie te krijgen gaat het kabinet aanvullend op het hierboven
geschetste instrumentarium ten eerste extra inzetten op het beter integraal monitoren
van de schuldenproblematiek. Hiertoe onderzoekt het kabinet of het mogelijk is om
betere data te verkrijgen over de schuldenproblematiek en houdt het een vinger aan
de pols bij de Belastingdienst over het verloop van de belastingschuld. Het kabinet
monitort het effect van de schuldenaanpak. Dit gebeurt onder andere op basis van de
rapportages van de Kamer van Koophandel, mede op basis van signalen van ondernemers
en andere partijen (zoals branches en accountants). Om regie over de omgang met de
schuldenproblematiek te kunnen voeren, stelt het kabinet een aanjager aan. Ook de
schuldencasuïstiektafel voor schrijnende gevallen is hierbij relevant, die elders
in deze brief beschreven wordt. Over de voortgang zal het kabinet de Kamer rond de
zomer berichten.
Daarnaast zal het kabinet de absorptiecapaciteit van rechtbanken, gemeenten en de
Belastingdienst in kaart brengen om te onderzoeken of deze instanties goed zijn uitgerust
op een piek in de toestroom van ondernemers met schulden. En ten tweede start het
kabinet met het verkennen of er drie pilots mogelijk zijn om ondernemers beter te
ondersteunen:
1. Starten van een verkenning naar een verbreding van de al gestarte pilot «toevoeging
verzoek Wet sanering natuurlijke personen (Wsnp)»34. In deze pilot krijgen gemeenten de mogelijkheid om de expertise van Wsnp-bewindvoerders
in te zetten voor gemeentelijke trajecten. Met deze verkenning wil het kabinet bezien
of de Wsnp-bewindvoerder ook voor ondernemers met problematische coronaschulden een
aanvraag kan doen voor toelating tot de Wsnp. Deze verbreding ondersteunt daarmee
ook de volgende verkenning.
2. Verkenning naar een pilot waarmee ondernemers met problematische coronaschulden voor
ondersteuning en hulp rechtstreeks contact kunnen opnemen met een Wet sanering natuurlijke
personen (Wsnp)-bewindvoerder. Gezamenlijk wordt gekeken welk instrument (gemeentelijke
schuldhulp, wettelijke schuldsanering, WHOA of faillissement) passend is. Naast advies
over de schulden kan de ondernemer ook advies krijgen over hoe de onderneming eventueel
ordentelijk kan stoppen of welke herstructureringstappen een ondernemer kan zetten.
Dit ontlast ondernemers doordat zij eerder en beter geholpen worden en helpt die gemeenten
die niet deze expertise hebben. Daarnaast wordt het instrument dat het beste is voor
de ondernemer gericht ingezet. Dat bevordert de doorstroom bij de gemeentelijke schuldhulp.
Bijkomend voordeel is dat ondernemers die een levensvatbaar bedrijf hebben dat kunnen
voortzetten.
3. Starten van een verkenning naar een pilot voor de verbreding van het waarborgfonds
saneringskredieten voor ondernemers. Met een saneringskrediet lost een (gemeentelijke)
kredietbank de schulden van de ondernemer bij verschillende schuldeisers in één keer
af waardoor de ondernemer nog maar een schuldeiser heeft. De lening wordt in drie
jaar afgelost. Het kabinet wil eerst meer onderzoek doen naar de financiële risico’s
voor het waarborgfonds en beheersingsmogelijkheden van deze risico’s door het waarborgfonds.
Met deze extra inzet bovenop het al bestaande instrumentarium komt het kabinet ondernemers
tegemoet die problematische schulden hebben. Daarnaast blijft het kabinet oog hebben
voor potentiële toekomstige knelpunten.
Het kabinet beseft terdege dat ondernemers uit een zware periode komen en het einde
voor sommigen helaas nog lang niet in zicht is. Zoals het kabinet ook heeft aangegeven
in het coalitieakkoord zal het kabinet daar waar in de kern gezonde ondernemingen
door corona niet vooruitkomen door schulden, zich inspannen om tot oplossingen te
komen. Ook zal het kabinet oog hebben voor ondernemers die als gevolg van onhoudbare
schulden moeten stoppen en daarbij knelpunten ervaren. Om te komen tot oplossingen
die zoveel mogelijk zijn toegesneden op de problematiek en context van de desbetreffende
groep ondernemers, zal het kabinet bij de uitwerking van de mogelijke pilots stakeholders
en deskundigen betrekken.
Slot
Het kabinet probeert met deze brief perspectief en duidelijkheid te verschaffen aan
werkenden en ondernemers waarbij het coronavirus langdurig onder ons blijft. De uitgangspunten
van het kabinet rondom corona zijn dat de samenleving zoveel mogelijk open is en dat
continuïteit en toegankelijkheid van de zorgketen gewaarborgd is. Daarnaast ziet het
kabinet ook dat de coronasteunpakketten op de langere termijn onhoudbaar zijn en dat
een terugkeer naar de normale economische dynamiek belangrijk is. Zodat ondernemers
kunnen doen waar zij goed in zijn en maximaal kansen kunnen benutten, waarbij op een
andere manier wordt omgegaan met de gevolgen van eventuele toekomstige effecten van
het coronavirus. In de meeste scenario’s zal het kabinet inzetten op de vindingrijkheid
van ondernemers om met eventuele maatregelen om te gaan. Alleen in het worst-case
scenario bij langdurige en volledige sluiting zal steun overwogen worden. Het kabinet
spreekt haar vertrouwen uit richting de bedrijven en ondernemers die al twee jaar
hebben laten zien zich te kunnen aanpassen aan deze veranderlijke omstandigheden.
Tot slot heeft het kabinet aandacht voor ondernemers die hun schuldenpositie hebben
zien toenemen. Er is een breed instrumentarium beschikbaar om ondernemers hierin te
helpen. Daarnaast heeft het kabinet besloten om de huidige schuldensituatie intensief
in de gaten te houden en opties te verkennen die eventueel kunnen bijdragen aan het
ondersteunen van ondernemers met coronaschulden.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.