Brief regering : Stand van zaken aanpak voor personen met verward gedrag en opzet vervolgactieprogramma ZonMw
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 589 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN DE MINISTER
VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2021
Met deze brief informeren we uw Kamer over de stappen die we samen met gemeenten hebben
gezet in de aanpak voor personen met verward gedrag. Dit doen we aan de hand van het
prioriteitenplan van het Rijk en gemeenten. Ook geven we – op verzoek van uw Kamer –
een doorkijkje naar het vervolg op het actieprogramma «lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag» en de beoogde vervolgaanpak.1
Voortgang prioriteitenplan
In de brief van 3 juli 2020 zijn er vijf prioriteiten aangewezen om vol op in te zetten.2 Op elk van deze vijf punten is vooruitgang geboekt. We lichten kort de resultaten
toe en de stappen die de komende periode nog gezet gaan worden.
1. Hoog risico doelgroep; ketenveldnorm en dashboard beveiligde bedden
In verschillende brieven3, 4, 5 hebben we u geïnformeerd over de ontwikkeling van de ketenveldnorm. Nadat we in 2019
met vier pilotregio’s zijn gestart zijn in de tweede helft van 2020 de overige (volg)regio’s
ook van start gegaan met de implementatie van de ketenveldnorm. De ambitie is om aan
het eind van 2021 in alle elf regio’s patiënten op te nemen in de levensloopfunctie.
Een recente mijlpaal is dat de ketenveldnorm als werkwijze gereed is om te worden
ingediend bij het Zorginstituut Nederland (ZINL) voor registratie. Hiermee wordt deze
aanpak nu formeel onderdeel van het zorgaanbod voor de groep mensen met psychische
problematiek of een verstandelijke beperking en een hoog veiligheidsrisico. Tegelijkertijd
merken we dat de ontwikkeling en implementatie van de ketenveldnorm veel inspanning
kost voor veldpartijen. De uitvoering vraagt om een stevig bestuurlijk draagvlak in
de regio, dat continu onderhouden moet worden. Nu alle regio’s met implementatie van
de ketenveldnorm aan het werk zijn zal moeten blijken of alle betrokken partijen en
hun bestuurders (zoals de gemeenten, verzekeraars, zorgkantoren en zorginstellingen)
hun verantwoordelijkheid nemen en de aanpak overal van de grond komt en de standaard
wordt bij zorg- en ondersteuning voor deze doelgroep.
Zowel op landelijk als regionaal niveau blijven we tot het voorjaar van 2022 veldpartijen
ondersteunen met de implementatie en uitvoering van hun aanpak voor de groep patiënten
met een hoog veiligheidsrisico. Ook is de ketenveldnorm opgenomen in de Meerjarenagenda
van de Zorg- en Veiligheidshuizen,
6. De Zorg- en Veiligheidshuizen nemen een centrale plek in binnen de aanpak voor de
hoog risico doelgroep en dragen bij aan voldoende regionale bekendheid met- en dat
er voldoende aandacht is voor de aanpak.
Dashboard beveiligde bedden
Op 6 november 2020 is met de aanbieders en de financiers van beveiligde zorg afgesproken
om overzicht te creëren in de beschikbaarheid van beveiligde bedden via het dashboard
beveiligde bedden.7 Ook is afgesproken om op landelijk niveau knelpunten en schrijnende casuïstiek te
agenderen. Hiervoor is het landelijk coördinatiepunt beveiligde bedden ingericht.
Het dashboard en het coördinatiepunt zijn sinds februari jl. operationeel. De eerste
ervaringen zijn positief. Zo is er een grote betrokkenheid bij zorgaanbieders, die
het dashboard vullen met informatie over de (beschikbaarheid van) beveiligde bedden.
Ook wordt het coördinatiepunt goed gevonden door regionale partijen, indien er in
individuele gevallen geen beveiligd bed gevonden kan worden. In het convenant is afgesproken
dat september a.s. een evaluatie van het dashboard en het coördinatiepunt zal plaatsvinden.
Daarin zal gekeken worden naar de werking van beide. Ook zal dan – op basis van de
door het landelijk coördinatiepunt verzamelde data – inzichtelijk worden of er voldoende
aanbod van beveiligde bedden is voor de forensische en de reguliere (langdurige) zorg
en welke knelpunten er zijn bij het aanbod van dit type zorg. We zullen uw Kamer op
basis van deze evaluatie nader informeren.
2. Het traject «zicht op de doelgroep»
Het is van belang om scherp zicht te hebben op de (mentale) gezondheid van mensen.
Alleen als er een goed beeld is van de zorgbehoefte van mensen kunnen zorgaanbieders,
zorgverzekeraars en -kantoren samen met lokale en regionale overheden gericht sturen
op een passend zorgaanbod. Het is belangrijk om beter zicht te krijgen op (de omvang
van) de groep mensen die verward gedrag (kunnen gaan) vertonen. Dit zijn mensen met
een grote mentale kwetsbaarheid met een complexe en vaak domeinoverstijgende zorgbehoefte.
Het is wenselijk om op lokaal/regionaal en landelijk niveau de omvang van deze groep
mensen in beeld te hebben.
Om dit te bereiken zijn er afgelopen periode negen proeftuin regio’s/gemeenten geselecteerd
die de komende tijd zicht proberen te krijgen op deze groep mensen. Tegelijkertijd
wordt er door een groep experts onder leiding van Bauke Koekkoek een leidraad opgesteld
die inzage geeft in de al beschikbare data over deze groep mensen. Hierdoor worden
gemeenten/regio’s in staat gesteld om dataverzameling te doen die uitvoerbaar en betaalbaar
is, betekenisvol is voor gemeenten en voor burgers en binnen het wettelijk kader voor
gegevensdeling past (de Algemene verordening gegevensbescherming). De ambitie is om
dit jaar de opbrengsten uit de proeftuinen te bundelen en de leidraad af te ronden,
zodat gemeenten hiermee aan de slag kunnen. Op basis van de resultaten wordt gekeken
hoe landelijk het beste zicht gekregen kan worden op deze doelgroep. Bij het verder
uitwerken van een voorstel voor landelijke monitoring wordt waar mogelijk aangesloten
bij lopende trajecten, zodat de (administratieve) lasten voor gemeenten zo laag mogelijk
worden gehouden.
3. Meldpunt zorgwekkend gedrag
Iedereen moet zorgen op een eenvoudige en laagdrempelige manier kunnen melden. Sinds
1 juli 2020 is daarvoor het landelijk Meldpunt Zorgwekkend Gedrag beschikbaar via
0800–1205. Het landelijke meldpunt verbindt mensen die zich zorgen maken over iemand
in hun omgeving door met het gemeentelijke of regionale meldpunt waar deze zorgen
kunnen worden geuit. Dat meldpunt kan de beller advies geven over wat diegene zelf
kan doen, of op basis van de melding zorgen dat snel de juiste zorg of ondersteuning
tot stand komt. Sinds de lancering in juli 2020 zijn goede stappen gezet. In oktober
2020 is een landelijke communicatiecampagne van start gegaan over het meldpunt. Mede
dankzij deze campagne heeft het landelijk meldpunt sinds juli 2020 al meer dan 4.500
telefoontjes succesvol doorverbonden naar een regionaal of lokaal meldpunt. Ook is
er de afgelopen periode voor gezorgd dat iedere gemeente aangesloten is op het landelijk
meldpunt.
De komende tijd investeren we in ondersteuning van en kennisdeling tussen de gemeentelijke
en regionale meldpunten om verdere professionalisering en doorontwikkeling te stimuleren.
Ook komt er voor het landelijk meldpunt een vervolg op de eerdere publiekscampagne,
om de bekendheid en de werkwijze van het meldpunt onder burgers en professionals te
vergroten. Daarnaast zorgen we ervoor dat het doorschakelen van bellers via het landelijk
meldpunt naar de regionale meldpunten en (buiten kantooruren) naar MIND Korrelatie
waar nodig wordt verbeterd. Ten behoeve van de communicatie tussen Politie en de regionale
meldpunten wordt er gewerkt aan een uniforme landelijke meldwijze voor niet-acute
zorgmeldingen. Hierdoor kunnen signalen gemakkelijker worden gedeeld door de Politie
en sneller worden opgepakt door de meldpunten. Ook zal de Wet aanpak meervoudige problematiek
sociaal domein (Wams) naar verwachting nog in 2021 aan uw Kamer worden aangeboden.
Met dit wetsvoorstel wordt onder andere beoogd wettelijk te verankeren dat iedere
gemeente er voor verantwoordelijk is om voor zorgwekkend gedrag een meldpunt te organiseren,
lokaal of regionaal.
4. Vervoer
Indien iemand «verward gedrag» vertoont en professionele hulp nodig heeft, dan is
het wenselijk dat er snel en passend gehandeld kan worden. Daarbij kan het noodzakelijk
zijn om iemand te vervoeren naar een beoordelings- of behandelingslocatie. Daarom
is in pilotverband in de afgelopen jaren (tot en met 2020) in diverse regio’s ervaring
opgedaan met vernieuwende vormen van vervoer in een dergelijke situatie. Ook is gewerkt
aan het op orde krijgen van de randvoorwaarden om het vervoer met psychiatrische hulpverlening
ook na de pilotperiode goed vorm te kunnen geven.
Mede op basis van de uitkomsten uit de pilots is – in overleg met alle betrokkenen –
de verantwoordelijkheid van de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s) voor dit vervoer
verankerd in de Wet ambulancezorgvoorzieningen die per 1 januari 2021 in werking is
getreden. Ambulancezorg Nederland (AZN) heeft daarnaast vorig jaar – in overleg met
diverse ketenpartners – ook het kwaliteitskader «Mobiele zorg vóór psychiatrische
beoordeling» opgesteld en gepubliceerd. Inmiddels is dit kwaliteitskader verder doorontwikkeld
tot het kwaliteitskader «Ambulancezorg rondom psychiatrische beoordeling», waarin
ook het vervoer na de beoordeling wordt beschreven.8 Hiermee wordt de kwaliteit van het vervoer beter geborgd en versterkt. Ook blijven
de financiële middelen (jaarlijks 6 miljoen euro) die eerder voor RAV’s beschikbaar
zijn gesteld voor het vervoer voor personen met verward gedrag structureel beschikbaar
binnen het kader ambulancezorg.
De hiervoor genoemde acties werpen al vruchten af. De politie meldt dat in de praktijk
de politie steeds minder vaak zelf personen met verward gedrag naar beoordelingslocaties
hoeft te rijden. Toch betekent dat niet dat we er al zijn. In de ene regio is men
verder dan in de andere en het komt nog steeds voor dat de politie een persoon met
verward gedrag vervoert terwijl vervoer door een RAV beter passend is. Daarom geven
we de implementatie van het kwaliteitskader nog een eenmalige extra impuls door via
ZonMw dit jaar een subsidie open te stellen voor de RAV’s om hen te ondersteunen bij
de implementatie van het kwaliteitskader.
5. Gegevensdeling
Woningcorporaties ontvangen doorgaans in een vroeg stadium signalen over mogelijk
zorgwekkende situaties of overlast veroorzaakt door mensen met een psychische aandoening,
(licht) verstandelijke beperking of verslaving. Woningcorporaties kunnen deze signalen
doorgeven aan zorg, sociaal domein en politie zodat deze signalen beter geduid en
snel opgepakt worden door de meest aangewezen organisatie. Ook voor het vinden van
een passende woning kan het wenselijk zijn om informatie te delen.
Om dit te realiseren is er de afgelopen periode gewerkt aan een handelingskader waarin
– vanuit de verschillende domeinen – inzichtelijk is gemaakt wat binnen de huidige
wetgeving mogelijk is aan gegevensdeling. In het handelingskader wordt gebruik gemaakt
van en verwezen naar bestaande handreikingen, zoals het handvat «Gegevensuitwisseling
bij samenwerking rond casuïstiek in het zorg- en veiligheidsdomein». Wat opvalt in
het traject rondom gegevensdeling is dat wet- en regelgeving vaak ruimte biedt voor
samenwerking. Echter de interpretatie van wetgeving en/of de vertrouwensband tussen
partijen blijkt een obstakel bij samenwerking en gegevensdeling. Hiervoor zal in de
handreiking ook expliciet aandacht besteed worden.
Het handelingskader zal binnen afzienbare tijd worden afgerond. Deelnemende partijen
(waaronder Aedes en de Vereniging Nederlandse Gemeenten) zijn hiervoor op dit moment
aan zet. Ook zal – zoals door de Minister van BZK aan uw Kamer toegezegd is9 – in het verlengde van het handelingskader bezien worden of behoefte is aan aanvullende
grondslagen voor gegevensdeling en -verwerking in de Woningwet. De Woningwet biedt
woningcorporaties de benodigde grondslag voor het toewijzen en verhuren van woningen
en het in dat kader verwerken van bijvoorbeeld naam, adres en betaalgegevens. Aanvullende
grondslagen zouden woningcorporaties beter in staat moeten stellen om de taken die
ze hebben – bijvoorbeeld wat betreft leefbaarheid van wijken – uit te voeren.
Vervolg op de aanpak en het actieprogramma
De afgelopen jaren hebben we – samen met betrokken departementen, de VNG en andere
betrokken (lokale) partijen – goede stappen gezet in de richting van een persoonsgerichte
aanpak voor mensen met verward gedrag op lokaal en/of regionaal niveau. Hierbij hebben
het Aanjaag- en het Schakelteam een eerste basis gelegd door uitgangspunten en voorwaarden
(de zogenaamde bouwstenen) te formuleren. Dit stelde iedere gemeente en regio in staat
om zelf aan de slag te gaan met een persoonsgerichte aanpak die past bij de specifieke
lokale of regionale situatie10. Vanaf 2019 hebben de regioadviseurs vanuit het Verbindend Landelijk Ondersteuningsteam
(VLOT) bij de implementatie van deze bouwstenen de lokale en regionale partners (vraaggericht)
ondersteund bij het uitvoering geven aan deze persoonsgerichte aanpak.11 Hierbij gesteund door landelijke portefeuillehouders Liesbeth Spies (burgemeester
Alphen aan de Rijn) en Sven de Langen (wethouder Rotterdam).
Gedurende al deze fases zijn vanuit het huidige ZonMw actieprogramma «lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag» gemeenten en samenwerkingspartners ondersteund bij het vormgeven van een goed werkende
aanpak voor personen met verward gedrag. Sinds 2016 is bijna 80 miljoen euro ingezet
via het actieprogramma. Hiermee zijn meer dan 550 (lokale) initiatieven en projecten
mogelijk gemaakt. Dit jaar loopt het huidige actieprogramma af. We schetsen daarom
hieronder hoe het vervolgprogramma eruit kan zien en welke vragen er liggen richting
een vervolgaanpak voor deze doelgroep. Hiermee geven we invulling aan de motie van
het lid Regterschot12, die het kabinet onder meer vroeg hoe verder te gaan met de (geslaagde) initiatieven
en experimenten uit het huidige actieprogramma.
Vervolg actieprogramma
In het licht van de wens van uw Kamer om verder te gaan met het actieprogramma en
de initiatieven die hiermee mogelijk gemaakt worden, hebben er eerste gesprekken plaatsgevonden
over hoe dit vervolg eruit kan zien. Uit de gevoerde gesprekken is nadrukkelijk naar
voren gekomen dat we het vervolg actieprogramma nog steviger moeten verbinden met
andere initiatieven en projecten op zowel landelijk als regionaal niveau, die raken
aan de groep mensen die (potentieel) verward gedrag vertonen. Denk hierbij aan de
brede aanpak van dak- en thuisloosheid, de aanpak multiproblematiek en de Landelijke
agenda Zorg en Veiligheid. Nu is de aanpak nog (te eenzijdig) gefocust op de ggz,
terwijl we zien dat veel van de personen waarvoor deze aanpak bedoeld is (ook) kampen
problemen als gevolg van bijvoorbeeld een (lichte) verstandelijke beperking of verslavingsproblematiek.
Hun problemen zijn daarbij vaak zelden enkel zorginhoudelijk van aard, maar vragen
ook om inzet wat betreft schuldhulpverlening, huisvesting en werk en dagbesteding.
Als we willen voorkomen dat deze mensen de grip op hun leven (dreigen te) verliezen,
zullen we hier (nog nadrukkelijker) aandacht voor moeten hebben en de verbinding naar
deze domeinen beter moeten leggen.
Bij het leggen van verbinding met andere domeinen moet gebruik worden gemaakt van
de bestaande kennis en van de netwerken die zich de afgelopen periode hebben ontwikkeld.
De insteek van het vervolgprogramma is om best practices uit het huidige programma
verder te ontwikkelen, breder te verspreiden en in te zetten op domeinoverstijgende
initiatieven die direct ten goede komen aan de doelgroep. De geleerde lessen worden
momenteel door Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM) in kaart gebracht
in het kader van de evaluatie van het programma, waarvan de definitieve versie in
september 2021 wordt opgeleverd.
Het vervolgprogramma willen we vormgeven aan de hand van de volgende vier inhoudelijke
pijlers:
1. Zorg en ondersteuning. Deze pijler is gericht op de brede doelgroep van mensen die verward gedrag (kunnen
gaan) vertonen, maar niet per se een risico voor zichzelf of hun omgeving vormen.
Er is aandacht voor de uitdagingen die cliënten en professionals op regionaal en lokaal
niveau tegenkomen rondom de opbouw en integratie van het sociaal domein en bij het
vormgeven van zorg en ondersteuning hierbinnen. Een voorbeeld van een project onder
deze pijler is het verder uit rollen van de wijk-GGD‘er gemeenten die hier ook mee
aan de slag willen.
2. Zorg en veiligheid. Deze pijler gaat over de doelgroep met (zeer complexe) problematiek waarbij de verbinding
tussen het veiligheids-, zorg- en sociaal domein centraal staat. VWS en JenV willen
actiegericht knelpunten oplossen voor deze complexe doelgroep. Er wordt ingezet op
aansluiting van de Ketenveldnorm binnen het zorg- en veiligheidsdomein, bijvoorbeeld
door verbinding met de bestaande plannen van de Zorg- en Veiligheidshuizen te versterken.
Ook wordt werk gemaakt van betere samenwerking tussen zorg en politie door gezamenlijk
op te trekken bij meldingen van (ernstig) verward en gevaarlijk gedrag, zoals aan
uw Kamer is toegezegd.13
3. Kennis en inzicht. Deze pijler is gericht op het krijgen van beter inzicht in het ontstaan van de problematiek
omtrent verward gedrag, de aard en omvang hiervan en effectieve werkwijzen voor landelijk
en regionaal duurzaam beleid. Er zal gewerkt worden aan sturingsinformatie op lokaal,
regionaal en landelijk niveau, een «feitenbasis» voor professionals binnen het zorg
en veiligheidsdomein en die de knelpunten qua zorg en ondersteuning aan het licht
brengt en inzicht biedt in de behoefte van mensen.
4. Professionalisering. Deze pijler richt zich op het beter toerusten van huidige en toekomstige professionals
in de zorg en ondersteuning voor mensen die verward gedrag (kunnen gaan) vertonen.
Zo worden leernetwerken opgezet, waar onderwijs en praktijk samen komen, om studenten
en professionals te ondersteunen bij het ontwikkelen van generieke vaardigheden, zoals
hoe te signaleren en hoe domeinoverstijgend samen te werken en hierover goede afspraken
te maken binnen de keten.
Het streven is om het vervolg actieprogramma in oktober 2021 van start te laten gaan.
Het programma kent een looptijd van vier jaar. Voor deze periode is een budget van
ruim 50 miljoen euro beschikbaar. De komende periode zullen bovenstaande vier lijnen
nader uitgewerkt worden, onder andere door de opbrengsten uit de evaluatie van het
huidige actieprogramma te gebruiken. Daarnaast worden de komende periode ook veldpartijen
actief geconsulteerd bij de aanscherping en inkleding van deze pijlers. Zo wordt bijvoorbeeld
voor pijler twee nadrukkelijk in gesprek gegaan met de Zorg- en Veiligheidshuizen,
waar de afgelopen jaren kennis en expertise is opgebouwd over een werkende aanpak
voor de groep mensen met een hoog veiligheidsrisico.
Het gebruik maken van kennis van professionals is nodig om te komen tot een goede
aanpak lokaal en regionaal niveau voor diezelfde professionals. In dit kader zijn
er binnen het Verbindend Landelijk OndersteuningsTeam (VLOT) al goede ervaringen opgedaan
met de inzet van regioadviseurs die vragen beantwoorden, kennis verzamelen en op basis
hiervan de aanpak kunnen aanscherpen. In het vervolgprogramma zal daarom ook, net
zoals nu het geval is binnen VLOT, gewerkt worden met regioadviseurs. Zij leveren
namelijk maatwerk per regio, waarbij ze niet alleen hun kennis en kunde inbrengen,
maar ook op een onafhankelijke manier kunnen meedenken met de regio. Dit wordt zeer
gewaardeerd door de regio’s. Bij het vervolgprogramma is het idee dat ze ook op alle
vier de pijlers professionals (vraaggericht en proactief) gaan ondersteunen bij de
inrichting van een persoonsgerichte aanpak op lokaal/regionaal niveau. Gezien de meerwaarde
van de regioadviseurs willen we zorgen voor een soepele overgang tussen het huidige
en het vervolgprogramma. Daarom wordt hun inzet verlengd tot en met het najaar van
2021. Over de inzet van de regioadviseurs in het vervolgprogramma worden nog samenwerkingsafspraken
gemaakt met de VNG.
Tot slot
We hebben de afgelopen periode goede stappen gezet. Tegelijkertijd zijn we er nog
niet. Dat is ook niet verwonderlijk, want zoals eerder met uw Kamer gedeeld betreft
het een taai maatschappelijk probleem (een «wicked problem»), waarvoor geen eenvoudige
oplossingen zijn. Die oplossingen komen alleen binnen handbereik als we gezamenlijk,
als rijksoverheid met regio’s en gemeenten over domeinen heen blijven zoeken naar
wat werkt. Binnen de vervolgaanpak, waar het hierboven beschreven ZonMw actieprogramma
een groot onderdeel van zal uitmaken, zal dan ook het nadrukkelijke verbinden van
de aanpak met andere (zorg)domeinen en levensgebieden cruciaal zijn. Zo kunnen we
richting de toekomst met de aanpak een volgende stap zetten in het verbeteren van
de hulp en ondersteuning voor de groep mensen die om verschillende redenen de grip
op zijn of haar leven dreigt te verliezen of al heeft verloren. Deze groep mensen,
die zich (tijdelijk) in een kwetsbare situatie bevinden, verdienen namelijk onze blijvende
aandacht en inzet.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid