Brief regering : Verschillende onderwerpen op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming
25 422 Opwerking van radioactief materiaal
Nr. 277 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2021
In het Schriftelijke Overleg Nucleaire veiligheid van 15 februari 20211 en in enkele brieven heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over verschillende onderwerpen
op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Hierbij stuur ik uw
Kamer de toegezegde informatie.
Aarhus/Espoo
Stand van zaken opvolging aanbeveling Nalevingscomité Aarhus
Op eerdere momenten heb ik de Kamer geïnformeerd2 over de stand van zaken betreffende de aanbeveling van het Nalevingscomité van het
Verdrag van Aarhus3 (ACCC) naar aanleiding van de klacht die Greenpeace en Wise in 2014 hebben ingediend
bij het ACCC4 over de besluitvorming met betrekking tot de ontwerpbedrijfsduur- verlenging van
de kerncentrale Borssele in 2013. Naar aanleiding van deze aanbeveling heb ik aangegeven
dat ik voornemens ben om enerzijds artikel 17, vierde lid, van de Kernenergiewet (Kew)
aan te passen en anderzijds twee artikelen van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen
en ertsen (Bkse) aan te vullen.
De huidige stand van zaken van de wijziging van artikel 17, vierde lid van de Kew
is dat momenteel een nader rapport naar aanleiding van het advies van de Raad van
State wordt opgesteld. Vervolgens zal het wetsvoorstel naar de Kamer worden verstuurd.
Door deze wetswijziging wordt wettelijk geborgd dat inspraak altijd verplicht is bij
vergunningswijzigingen die betrekking hebben op de duur (exploitatie- of ontwerpbedrijfsduur)
van een nucleaire installatie.
De aanpassingen in het Bkse zijn momenteel in voorbereiding en een ontwerp daarvan
wordt, samen met overige aanpassingen van een aantal algemene maatregelen van bestuur
onder de Kew, via de wettelijk verplichte voorhang met voorpublicatie dan wel via
internetconsultatie bekend gemaakt zodat een ieder kan inspreken. Door de voorgenomen
aanpassingen wordt zeker gesteld dat bij wijziging van de beperkingen en de voorschriften
van een vergunning voor nucleaire installaties, altijd de relevante informatie die
op grond van het Verdrag van Aarhus vereist is voor eenieder voor inspraak ter inzage
wordt gelegd, indien de wijziging belangrijke gevolgen voor het milieu kan hebben.
De voortgang van de te treffen maatregelen is bij eerdere gelegenheden schriftelijk
aan het ACCC gemeld, de laatste keer op 29 maart 20215.
Espoo Guidance over bedrijfsduurverlenging
Op 11 december 2020 is door de Bijeenkomst van de Verdragspartijen van het Verdrag
van Espoo6 een zogenoemd «guidance document» vastgesteld over de toepasselijkheid van het Verdrag
van Espoo op de verlenging van de bedrijfsduur van kerncentrales. Het doel hiervan
is te verduidelijken of en onder welke omstandigheden voor de verlenging van de bedrijfsduur
van kerncentrales een grensoverschrijdende milieueffectrapportage (m.e.r.) vereist
is. Het document is enerzijds bedoeld om de Verdragspartijen bij te staan bij de praktische
toepassing van het Verdrag van Espoo bij besluiten over bedrijfsduurverlenging van
kerncentrales teneinde de verdragsverplichtingen volledig na te komen. Anderzijds
kan het document het Implementatiecomité (Implementation Committee) van het Verdrag
van Espoo ondersteunen bij de beoordeling van de naleving van de verdragsverplichtingen
door partijen. Er was behoefte aan een dergelijk document omdat er steeds meer klachten
tegen besluiten over levensduurverlenging van kerncentrales ingediend zijn bij het
Implementatiecomité.
Ik hecht er grote waarde aan dat duidelijk is dat voor voorgenomen activiteiten met
mogelijke belangrijke nadelige grensoverschrijdende gevolgen voor het milieu in een
ander land, burgers van dat betreffende land op gelijke wijze de gelegenheid krijgen
om deel te nemen aan de m.e.r.-procedure. Ik heb dit in een recent overleg met mijn
Belgische collega Minister Verlinden van Binnenlandse Zaken ook aangegeven. Wij willen
er allebei zorg voor dragen dat in voorkomende gevallen de toegang voor burgers tot
de m.e.r.-procedure laagdrempelig is, en zij effectief kunnen deelnemen.
Inspraak op levensduurverlenging reactoren Doel-1 en Doel-2 (2015–2025) in België
De Belgische Federale regering heeft in 2015 de levensduur van de reactoren Doel-1
en Doel-2 van de Kerncentrale Doel in België verlengd tot uiterlijk 2025. Het Belgische
Grondwettelijk Hof heeft bij arrest van 5 maart 2020 de benodigde wetwijzing voor
de verlenging uit 2015 vernietigd omdat hiervoor, in strijd met de EU-Richtlijn 2011/92
(«MER-Richtlijn»), geen milieueffectrapport (MER) was opgesteld. Dit had wel gemoeten
omdat de verlenging gepaard ging met omvangrijke moderniseringswerkzaamheden, inclusief
fysieke ingrepen die belangrijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Belgische
Federale regering werd verplicht voor deze wet alsnog een MER op te stellen, en dit
MER open te stellen voor internationale inspraak.
België heeft voor de levensduurverlenging (2015–2025) voor de reactoren Doel-1 en
Doel-2 nu alsnog een MER opgesteld. Gedurende de periode 15 mei t/m 15 juni 2021 is
het MER opengesteld voor inspraak. Ook Nederlandse burgers hebben hierop kunnen reageren.
Die inspraak heb ik op een laagdrempelige manier gefaciliteerd via internetconsultatie.nl.
Ook hebben de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en de
provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg op hun websites bericht over deze inspraakmogelijkheid.
De ANVS heeft een QuickScan uitgevoerd op de beschikbare documenten, te weten de milieueffectbeoordeling
en het milieueffectrapport. De ANVS heeft aangegeven de conclusies van het MER te
delen, en dat de verlenging van de levensduur van de reactoren Doel-1 en Doel-2 geen
grensoverschrijdende impact heeft richting Nederland. De ANVS deelt ook de conclusie
in het MER dat de kans op een ongeval sinds 2015 door technische aanpassingen aan
de reactoren verder is verkleind. Ik heb conform deze lijn naar de Belgische overheid
gereageerd, samen met de gebundelde inspraakreacties van het Nederlandse publiek via
internetconsultatie.nl.
Eindberging radioactief afval Duitsland
In Duitsland is een proces van onderzoek en vervolgens besluitvorming gaande om voor
het jaar 2031 een geschikte locatie voor de eindberging van het Duitse radioactief
afval te hebben bepaald.7 Uw Kamer heeft de regering verzocht, onder meer overwegende dat iedereen op de hoogte
moet zijn van en in staat moet worden gesteld te kunnen reageren op een dergelijke
ingrijpende situatie in de omgeving, om in gesprek te gaan met provincies en de Duitse
overheid om te zorgen dat inwoners goed worden geïnformeerd en gebruik kunnen maken
van hun rechten.8 Ik vind het belangrijk dat ook Nederlandse burgers inspraak hebben bij besluitvorming
over een Duitse eindberging als die in de buurt van de grens met Nederland zou komen.
Uw oproep om daartoe in gesprek te gaan met provincies en de Duitse overheid neem
ik ter harte. Alvorens in te gaan op de contacten met provincies en de Duitse overheid
geef ik een overzicht van nationale verantwoordelijkheden voor radioactief afval,
het zoekproces in Duitsland en inspraakmogelijkheden.
Radioactief afval is afkomstig van onder meer kerncentrales, ziekenhuizen en industrie.
In de Europese Unie is afgesproken dat de nationale overheid van elke lidstaat eindverantwoordelijk
is voor het beheer van het afval in het betreffende land, inclusief eindberging ervan.
Nederland heeft de route gekozen van een centrale intermediaire opslag tot het jaar
2130 met COVRA als uitvoeringsorganisatie, en na 2130 een geologische eindberging.
Het is mijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat opslag en eindberging van
het radioactief afval in Nederland geschieden met de grootst mogelijke waarborgen
voor stralingsveiligheid.
Andere landen hebben binnen hun verantwoordelijkheid voor hun radioactief afval om
goede redenen andere beleidskeuzes gemaakt dan Nederland. We zien dat nu in Duitsland,
waar ervoor gekozen is het proces van het zoeken naar de locatie voor een eindberging
in 2031 te hebben afgerond. Dit locatiekeuzeproces is de verantwoordelijkheid van
Duitsland. Overheden en inwoners van andere landen hebben wel recht op informatie
en inspraak als er sprake is van mogelijke grensoverschrijdende effecten. Ook de Nederlandse
overheid kan in dat geval reactie geven. Daarbij zal mijn verantwoordelijkheid voor
stralingsbescherming in Nederland voor mij leidend zijn.
Het proces van het zoeken naar een geschikte eindbergingslocatie in Duitsland is op
dit moment in het stadium van onderzoek. Daarin worden drie fasen onderscheiden. Het
belangrijkste resultaat van de inmiddels afgeronde eerste fase, de selectie van mogelijke
locatie-regio's, is dat 54 procent van het Duitse grondgebied mogelijk geschikt is
voor een eindberging. Dit is nader toegelicht in antwoorden op eerdere vragen van
uw Kamer.9 De fasen 2 en 3 van het Duitse onderzoek betreffen respectievelijk een oppervlakteverkenning
en een ondergrondse verkenning. Het tijdpad voor de verschillende fasen is niet nader
gespecificeerd. Na de drie onderzoeksfasen komt de fase waarin de Duitse overheid
voorstellen voor locaties gaat doen en zal een MER worden gedaan.
Formele inspraak van Duitse ingezetenen is conform het verdrag van Aarhus mogelijk
vanaf het moment dat de Duitse overheid concrete voorstellen doet voor een locatie.
Actieve informatieplicht aan Nederlanders en formele deelname aan het inspraakproces
door Nederlanders, indien de voorgestelde locaties in het grensgebied met Nederland
zouden liggen, is verplicht conform het verdrag van Espoo. De wederzijdse inspraakverplichtingen
tussen Duitsland en Nederland zijn in 2013 nader uitgewerkt in een bilaterale overeenkomst:
op basis van de Espoo- verplichtingen zijn uitvoeringsafspraken gemaakt over een grensoverschrijdend
MER.10
De Duitse overheid ziet publieksparticipatie als een van de voorwaarden voor het slagen
van de zoektocht naar een eindberging. Zij biedt daarom (online) consultaties, workshops
en conferenties voor burgers om deel te kunnen nemen aan de voorbereiding van het
besluitvormingsproces. Ook geïnteresseerde Nederlanders kunnen daarin participeren.11 De Duitse overheid benut daarnaast bestaande bilaterale overleggen met Nederlandse
overheden om haar proces van de zoektocht naar een locatie voor de eindberging aan
de orde te stellen. In september 2020 attendeerde zij in het jaarlijkse NDKK-overleg12 op de naderende verschijning van de tussenrapportage met de resultaten van de eerste
analyse van bestaande geologische gegevens over de ondergrond van Duitsland. In mei
2021 belegde de Nederlands-Duitse Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, werkgroep
Noord13 een bespreking over de Duitse zoektocht naar een eindbergingslocatie; een vertegenwoordiger
van mijn ministerie nam deel aan dit overleg, naast onder meer vertegenwoordigers
van de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, en vertegenwoordigers
van Duitse Bundes- en regionale overheden.
Ik waardeer de inspanningen van de Duitse overheid om reeds in een vroeg stadium burgers
de gelegenheid te bieden tot participatie in het zoekproces, en om daarbij ook het
gesprek aan te gaan met vertegenwoordigers van de Nederlandse landelijke overheid
en Nederlandse provincies. Ik verwacht van de Duitse overheid gedurende het locatie-zoekproces
dat zij deze actieve houding jegens Nederlandse burgers en overheden zal blijven tonen,
en zal haar indien nodig daar ook toe oproepen.
Daarnaast zullen vertegenwoordigers van mijn departement hun Duitse ambtgenoten verzoeken
om in een bilateraal overleg de voornemens en planning van het Duitse eindbergingszoekproces
nader toe te lichten.
Europese Topical Peer Review
Volgens de Euratom-richtlijn «Nucleaire Veiligheid» moeten de nationale autoriteiten
elke zes jaar een collegiale toetsing uitvoeren op een specifiek gekozen onderwerp.
Hiervoor wordt door elke lidstaat een rapport opgesteld. Collega’s en experts uit
alle lidstaten toetsen vervolgens in ENSREG-verband14 elkaars rapporten (Topical Peer Review, TPR). In Nederland is de ANVS de nationale
autoriteit die deze collegiale toetsing uitvoert.
Bij de eerste TPR, uitgevoerd in 2017 en 2018, werd gekozen voor het onderwerp verouderingsbeheer.
Als conclusie van het toetsingsproces zijn uit te voeren verbeteringen gedefinieerd.
In het najaar van 2019 heeft de ANVS daarom, in lijn met Europese afspraken, een Nationaal
Actie Plan (NAcP) gepubliceerd. Eind mei 2021 heeft de ANVS de voortgang van het NAcP
aan ENSREG gerapporteerd. Dit rapport wordt op de ANVS-website geplaatst
In november 2020 is het onderwerp brandveiligheid gekozen voor de tweede TPR. Deze
start medio 2022 en zal ongeveer twee jaar duren. Hierbij zullen onderwerpen als brandpreventie,
-bescherming en -bestrijding bij nucleaire installaties aan de orde komen. Daar waar
bij de eerste TPR alleen de reactoren betrokken waren, worden nu meer typen installaties
die onder de Euratom richtlijnen vallen behandeld. Hierbij valt te denken aan verrijkingsinstallaties,
installaties waar afgewerkte splijtstof wordt opgeslagen, en installaties voor de
fabricage van splijtstofelementen. ENSREG organiseerde op 22 juni jl. een video-conferentie
voor internationale en nationale stakeholders om vroegtijdig toelichting te geven
over de tweede TPR en om uit te wisselen over technische onderwerpen ervan. De ANVS
zal regelmatig op haar website informatie over de tweede TPR verstrekken.
Toetsingsconferentie Verdrag Nucleaire Veiligheid (CNS)
In het verslag van het schriftelijke overleg van 8 juli 202015 heb ik u over het uitstel van de achtste Toetsingsconferentie van het Verdrag Nucleaire
Veiligheid (CNS) in verband met de COVID-19-pandemie geïnformeerd. Als nieuwe datum
is toen de periode 15 t/m 26 maart 2021 gekozen. Vanwege het voortduren van de pandemie
is ook die datum niet mogelijk gebleken. Voor een efficiënt en goed verloop van de
conferentie wordt fysieke deelname als noodzakelijk geacht. Omdat de negende toetsingsconferentie
volgens schema in 2023 plaatsvindt, en het rapport hiervoor al in 2022 ingediend moet
worden, is verder uitstel niet zinvol en is in samenspraak met de Verdragspartijen
besloten de achtste en negende conferentie samen te voegen en deze in 2023 uit te
voeren.
Rapportage ongewone gebeurtenissen
Ieder jaar stelt de ANVS een Rapportage ongewone gebeurtenissen nucleaire installaties
op. De rapportage over 2020 stuur ik u hierbij toe16. Deze rapportage bevat het overzicht van de in 2020 aan de ANVS gemelde ongewone
gebeurtenissen per installatie, het verloop van het aantal ongewone gebeurtenissen
in de afgelopen 10 jaar, een evaluatie en een conclusie. De ANVS geeft in de rapportage
aan dat de nucleaire installaties in 2020 in totaal 13 meldplichtige gebeurtenissen
hebben gemeld. Eén gebeurtenis is door de ANVS ingeschaald als INES 1: dat wil zeggen
een kleine afwijking. Op één gebeurtenis was de INES-inschaling niet van toepassing.
De overige gemelde gebeurtenissen zijn door de ANVS geclassificeerd als kleine afwijkingen
zonder veiligheidsconsequenties: INES-niveau 0. Op basis van de uit de meldingen,
rapportages en inspecties verkregen informatie concludeert de ANVS dat de vergunninghouders
de afhandeling van de in 2020 opgetreden ongewone gebeurtenissen over het algemeen
adequaat hebben aangepakt.
De ANVS publiceert de gemelde gebeurtenissen op een tijdlijn per installatie op haar
website. De tijdlijn is te bereiken via www.ongewonegebeurtenissen.nl. Wanneer er relevante nieuwe informatie over een gebeurtenis bekend is, wordt deze
informatie geactualiseerd. Via de website wordt ook doorgelinkt naar informatieportalen
waar onze buurlanden informatie delen over gebeurtenissen in nucleaire installaties.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.