Brief regering : Verslag Milieuraad 10 juni in Luxemburg
21 501-08 Milieuraad
Nr. 831 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2021
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, het verslag
aan van de Milieuraad van 10 juni jl. in Luxemburg. De Milieuraad stond in het teken
van de EU-klimaatadaptatiestrategie, het nulvervuilings-actieplan (Zero Pollution Action Plan) en de Batterijenverordening.
Daarnaast stond er een aantal punten onder «diversen» op de agenda die door het Portugees
Voorzitterschap en verschillende lidstaten, waaronder Nederland, zijn ingebracht.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
VERSLAG
EU-klimaatadaptatiestrategie
De Raad nam met volledige steun van de lidstaten conclusies1 aan over de EU-klimaatadaptatiestrategie en gebruikte deze Milieuraad om te reflecteren
op de belangrijkste aspecten van de strategie. Het overgrote deel van de lidstaten,
waaronder Nederland, benoemde het integreren van klimaatadaptatie in alle relevante
beleidsterreinen (o.a. water, biodiversiteit en infrastructuur). Meerdere lidstaten,
waaronder Nederland, benadrukten het belang om naar op natuur gebaseerde oplossingen
te kijken als onderdeel van de oplossing. Daarnaast benoemden vrijwel alle lidstaten
het belang om lokaal beleid te versterken, aangezien de effecten van klimaatverandering
per regio verschillen. Zowel de Commissie als de lidstaten benadrukten dat adaptatie
niet betekent dat mitigatie wordt verminderd of wordt opgegeven, maar dat het elkaar
moet versterken. De internationale dimensie van de strategie werd ook als essentieel
genoemd en de Commissie heeft voorgesteld een adaptatiemededeling2 te presenteren tijdens de COP26 en vroeg daarbij om steun van de lidstaten. Verder
verzocht de Commissie lidstaten om hun expertise en kennis te delen met internationale
partners die ook aan klimaatadaptie werken. De lidstaten gaven aan ernaar uit te kijken
om zowel onderling samen te werken, als met de Commissie.
Batterijenverordening
Op basis van een voortgangsverslag3 over de gesprekken over het voorstel van de Commissie voor de Batterijenverordening,
werd tijdens deze Raad een tweede beleidsdebat gevoerd. De Commissie uitte zich positief
over de voortgang en benadrukte een aantal aandachtspunten, waaronder de enkele rechtsgrondslag
interne markt, het opnemen van een aparte categorie voor lichte transportvoertuigen,
het beperken van gevaarlijke stoffen en de rekenmethodiek voor de inzameldoelen.
Op een enkele lidstaat na, benadrukten alle lidstaten nogmaals het belang van een
dubbele rechtsgrondslag (interne markt en milieu) voor de afvalparagraaf en gaven
ze aan met belangstelling uit te kijken naar het advies van de Juridische Dienst van
de Raad over de te hanteren rechtsgrondslag. In het eerste debat heeft Nederland het
belang van een aparte paragraaf voor lichte voertuigen aangekaart, waar tijdens dit
debat meerdere lidstaten hun steun voor uitspraken. De verordening moet de klimaat-
en circulaire economiedoelen helpen en een aantal lidstaten gaf daarbij aan dat het
cruciaal is om inzicht te krijgen in de volledige waardeketen.
Wat betreft de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV), verwezen enkele
lidstaten naar de al bestaande systemen overeenkomstig de bepalingen van de Kaderrichtlijn
afvalstoffen. De flexibiliteit om goedwerkende UPV-structuren op nationaal niveau
te behouden, werd daarbij door een aantal lidstaten benoemd. Een aantal lidstaten
uitte, net als in het eerste beleidsdebat, zorgen over de haalbaarheid van de inzameling-
en recyclingdoelstellingen, en de daaraan gekoppelde financiële en administratieve
lasten. Ten slotte benoemden diverse lidstaten ook de noodzaak om overlap met andere
richtlijnen of wetgeving zoveel mogelijk te voorkomen.
De werkzaamheden omtrent de Batterijenverordening zullen worden voortgezet door het
Sloveens voorzitterschap. De Commissie heeft aangegeven te streven naar een finaal
akkoord eind 2022, waarbij het wenselijk zou zijn dat eind 2021 een algemene oriëntatie
in de Raad wordt bereikt, zodat begin 2022 de trilogen kunnen starten.
Nul-vervuilingsactieplan
De ministers wisselden voor het eerst van gedachten over het op 12 mei jl. gepubliceerde
nul-vervuilingsactieplan (Zero Pollution Action Plan). Dit plan heeft als doel dat in 2050 alle vormen van milieuverontreiniging zijn
teruggebracht tot niveaus die niet langer als schadelijk worden beschouwd voor zowel
de gezondheid van mensen als voor natuurlijke ecosystemen. De Commissie lichtte het
actieplan toe en benadrukte dat het een van de plannen is waarmee de doelstellingen
van de Europese Green Deal (Kamerstuk 35 377, nr. 1) moeten worden gerealiseerd.
De strategie werd door vrijwel alle lidstaten, zo ook door Nederland, verwelkomd.
Lidstaten legden in hun interventies de nadruk op de grensoverschrijdende effecten
van milieuvervuiling en het belang van samenwerking hierop, maar legden ook nadruk
op de sterke lokale en regionale verschillen en het belang van toegespitst beleid
hierop. De lidstaten waren verder eensgezind over het belang van synergiën van het
actieplan met andere strategieën en bestaande wetgevingskaders. Daarbij werd vooral
de Duurzame Chemicaliënstrategie4 benoemd, maar ook het Circulaire Economie Actieplan5, de Biodiversiteitsstrategie6 en de aankomende bodemstrategie. In die context hebben Nederland en een aantal andere
lidstaten als voorbeeld het belang genoemd van het betrekken van ambities op het terrein
van klimaat en circulaire economie bij het terugdringen van emissies van zeer zorgwekkende
stoffen bij de herziening van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE). Nederland gaf
daarbij aan dat het voornaamste doel, het terugbrengen van vervuiling, centraal moet
blijven staan. Daarnaast werd het voornemen van de Commissie om de EU-luchtkwaliteitsnormen
meer in lijn te brengen met de luchtkwaliteitsrichtsnoeren van de Wereldgezondheidsorganisatie
door de meeste lidstaten, waaronder ook Nederland, als prioriteit benoemd. Er werd
vervolgens wel gewezen op het risico voor toenemende inbreukprocedures7 ten gevolge van de ambitieuze normen. Daarnaast benoemde een aantal lidstaten, waaronder
Nederland, de noodzaak om oceaanvervuiling aan te pakken.
In het kader van een holistische aanpak, werd door vrijwel alle lidstaten benadrukt
dat de doelstellingen van het actieplan in alle sectoren geïntegreerd moet worden
opgenomen. Tevens waren meerdere lidstaten het met elkaar eens over het principe dat
de vervuiler betaalt, dat vervuiling bij de kern moet worden aangepakt en dat het
voorzorgsprincipe8 moet worden gehandhaafd. Enkele lidstaten betwistten het in hun ogen hoge ambitieniveau
van een aantal doelstellingen. Om te weten of de doelen van het actieplan behaald
worden, werd het belang van effectbeoordelingen en het monitoren van voortgang door
een aantal lidstaten uitgesproken. Een monitorsysteem zal ook bijdragen aan het beter
kunnen informeren van de bevolking, wat een aantal lidstaten als belangrijk punt aankaartte.
De Commissie benadrukte het belang van Raadsconclusies over het actieplan. Het Sloveens
Voorzitterschap is niet voornemens om die tijdens diens Voorzitterschap in de tweede
helft van 2021 te agenderen. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft aangegeven
hier wel voor open te staan. Uw Kamer is op 18 juni jl. middels het BNC-fiche geïnformeerd
over het actieplan en de Nederlandse inzet.9
Diversen
= Transport Decarbonisation Alliance (TDA)
Nederland vroeg aandacht voor de initiatieven in het kader van het voorzitterschap
van de Transport Decarbonisation Alliance (TDA). Daarbij werd enerzijds geduid op
het belang van voortgang ten aanzien van nul-emissie vrachtvervoer, anderzijds werden
de kansen gesignaleerd voor het aanpakken van de export van autowrakken via de herzieningen
van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) (voorzien eind 2021),
als ook de Autowrakkenrichtlijn (voorzien eind 2022). Nederland kon rekenen op brede
steun voor beide punten, waarbij lidstaten hun waardering uitspraken voor het werk
van de TDA. Door enkele lidstaten werd gevraagd rekening te houden met nationale omstandigheden
die per lidstaat verschillen. Ook wezen sommige lidstaten op het «Fit for 55%» pakket
als een nieuwe kans voor de Commissie om de door Nederland ingebrachte punten te adresseren.
De Commissie erkende de relevantie van de door Nederland ingebrachte onderwerpen,
maar benadrukte tegelijkertijd het belang van een stapsgewijze aanpak.
= Biodiesel fraudeaanpak
Nederland agendeerde het onderwerp biodieselfraude en riep daarbij de Commissie op
tot het versterken van toezicht en het vergroten van transparantie in de aanleveringsketen
naar aanleiding van een aantal grootschalige fraudezaken die de afgelopen jaren zijn
geconstateerd. Nederland gaf aan dat duurzaamheid altijd aangetoond dient te worden
en dat deze fraudezaken een schadelijk effect hebben op het vertrouwen in duurzaamheid
van biodiesel. Nederland deed deze oproep eerder al via een gezamenlijke verklaring10 samen met Frankrijk, Duitsland, België en Luxemburg. Een groot aantal lidstaten steunde
Nederland in deze oproep en onderschreef het belang van monitoring in de gehele leveringsketen.
Daarbij werd de noodzaak van een EU-database met betrekking tot duurzaamheidscriteria
ten behoeve van meer transparantie onderschreven, waarbij ook het belang van toezicht
ten aanzien van derde landen werd benadrukt. De Commissie gaf aan dat de lancering
van een dergelijke database volgend jaar wordt voorzien en dat de Richtlijn Hernieuwbare
Energie (RED II) als onderdeel van het «Fit for 55%» pakket zal worden herzien waarbij
de zorgen van lidstaten zullen worden meegenomen.
= EU Taxonomie
Tsjechië vroeg aandacht voor de beperkingen van de duurzame taxonomieverordening.
Daarbij werd aangegeven dat de taxonomie nu buiten het bedoelde toepassingsgebied
reikt. Verder werd aangegeven dat de specifieke kenmerken van regio’s en lidstaten
in gedachten moeten worden gehouden. Tot slot werd aangegeven dat de taxonomie wordt
geïnterpreteerd alsof dit de enige milieustandaard zou moeten zijn, waarbij gevraagd
werd om een discussie op politiek en technisch niveau over het doel en de reikwijdte
van de taxonomie.
= Bestuivers
Zweden initieerde een discussie over het belang van de bescherming van bestuivers.
Bijna de helft van de lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van actie
op EU-niveau met betrekking tot dit onderwerp. Hierbij vroegen enkele lidstaten aandacht
voor de relatie met landbouwbeleid en chemische stoffen, waaronder pesticiden, die
schadelijk kunnen zijn voor bestuivers. Ook werd meermaals gewezen op het belang van
bestuivers voor de biodiversiteit. Tot slot werd het belang van monitoring benadrukt
om de efficiëntie van maatregelen te kunnen bepalen. De Commissie gaf, in lijn met
Nederland, aan dat zij hoopt op een ambitieuze uitkomst ten aanzien van de bescherming
van bestuivers in de Landbouw- en Visserijraad eind juni, waar hierover zal worden
gesproken en riep lidstaten op geen vrijstellingen te verlenen voor middelen die risicovol
zijn voor bijen, zoals neonicotinoïden.
= Aarhus Conventie
Het voorzitterschap gaf een korte terugkoppeling over de stand van zaken omtrent de
herziening van de Aarhus verordening. De eerste triloog heeft op 4 juni jl. plaatsgevonden
en startte op constructieve wijze. De tweede triloog staat gepland voor eind juni.
De Commissie benadrukte nogmaals dat tijdens de Meeting of the Parties in oktober
2021 de EU zal moeten voldoen aan het Verdrag van Aarhus en de uitspraak van het Aarhusnalevingscomité.
Het merendeel van de lidstaten, waaronder Nederland, beaamde dit waarbij door sommigen
het belang werd benadrukt van het in acht nemen van de amendementen van het Europees
parlement om dit te bereiken. Verder stelde de Commissie dat zij vreest dat het uitbreiden
van de rechtsbevoegdheid naar particulieren zal leiden tot een storm aan rechtszaken
die de effectiviteit van de Commissie niet ten goede zou komen. Enkele lidstaten gaven
in reactie hierop aan dat deze uitbreiding met het oog op de rechtsbescherming wel
wenselijk is. In het kader van de lopende discussie omtrent de uitzondering op de
rechtsgang voor uitvoeringshandelingen op lidstaatniveau stelden meerdere lidstaten,
waaronder Nederland, dat deze, in lijn met het amendement van het Europees parlement,
zou moeten worden geschrapt. De Commissie benadrukte dat het van belang is dat hierbij
de grenzen van de Europese rechtsorde worden gerespecteerd. Tot slot gaven sommige
lidstaten aan dat ook beroepsmogelijkheden bij staatssteunmaatregelen noodzakelijk
zijn om als EU aan het Verdrag van Aarhus te voldoen.
= 8e milieuactieprogramma
Het voorzitterschap gaf aan dat op basis van de algemene oriëntatie, zoals bereikt
in maart jl., de eerste triloog met het Europees parlement zo snel mogelijk zal plaatsvinden.
Aangezien het Europees parlement zijn mandaat op 8 juli aanstaande zal vaststellen,
zal de verdere behandeling plaatsvinden onder het Sloveens Voorzitterschap.
= Water Conventie MOP9
Van 29 september tot 1 oktober 2021 vindt de negende Meeting of the Parties (MOP9) van de VN Water Conventie plaats in Genève, Zwitserland. MOP9 wordt georganiseerd
door de Europese Economische Commissie van de Verenigde Naties (UNECE) en Estland.
Estland informeerde de Raad over zijn voorzitterschap (2021–2024) van de Water Conventie
en nodigde lidstaten uit om deel te nemen aan MOP9. Nederland heeft aangegeven deel
te nemen aan MOP9 en benadrukte het belang van internationale samenwerking op het
gebied van water, ook in de context van klimaatadaptatie. Daarbij heeft Nederland
de lidstaten geïnformeerd over zijn co-voorzitterschap van de VN Water Conferentie
in maart 2023.
= Werkprogramma Sloveens voorzitterschap
Het inkomend Sloveens voorzitterschap deelde de prioriteiten voor juli tot en met
december 2021. Op hoofdlijnen zal de aandacht uitgaan naar de verschillende onderdelen
van het «Fit for 55%» pakket, het vaststellen van het mandaat voor COP26, voorbereidingen
ten aanzien van de Convention on Biological Diversity (CBD) COP15, het in kaart brengen van de rol van bestuivers, de verdere behandeling
van de batterijenverordening en tot slot de herzieningen van de Europese Verordening
Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) en de verordening betreffende persistente organische verontreinigende
stoffen (POP).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat