Brief regering : Stand van Zaken Verwijsindex Risicojongeren
28 345 Aanpak huiselijk geweld
31 015 Kindermishandeling
Nr. 251 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 april 2021
In het AO «Huiselijk geweld en kindermishandeling» van 18 februari jl. (Kamerstuk
28 345, nr. 250) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de verdere opvolging van de wetsevaluatie
van de landelijke Verwijsindex Risicojongeren (hierna: Verwijsindex). In deze brief
ga ik in op:
1. Het doel, de functie en de organisatie van de Verwijsindex;
2. De aanleiding voor aanvullend verdiepend onderzoek op de wetsevaluatie;
3. De doelstellingen van het verdiepend onderzoek.
1. Doel, functie en organisatie van de Verwijsindex
De Verwijsindex is een landelijk digitaal informatiesysteem dat als hulpmiddel dient
voor hulpverleners om mogelijke risicosignalen over jongeren tot 23 jaar samen te
brengen en (bovenregionale) uitwisseling mogelijk te maken. De Verwijsindex heeft
als doel vroegtijdige en onderlinge afstemming tussen meldingsbevoegde hulpverleners
te bewerkstelligen, zodat zij jeugdigen tijdig passende hulp, zorg of bijsturing kunnen
geven om daadwerkelijke bedreigingen van de noodzakelijke condities voor een gezonde
en veilige ontwikkeling naar volwassenheid te voorkomen, te beperken of weg te nemen.
Sinds 2015 maakt de gezinsfunctionaliteit het mogelijk dat hulpverleners van elkaars
betrokkenheid bij jeugdigen binnen eenzelfde gezin op de hoogte worden gesteld.
Wanneer een meldingsbevoegde hulpverlener een redelijk vermoeden heeft dat een jongere
door één of meer van de genoemde risico’s in de Jeugdwet wordt bedreigd, kan melding1worden gedaan in de Verwijsindex. Hulpverleners hebben daarbij een informatieplicht.
De informatieplicht houdt in dat ouders en/of jeugdige geïnformeerd worden over het
signaal in de Verwijsindex, de reden daarvan en waar men terecht kan indien er bezwaar
is. Wanneer minstens twee meldingen over een jongere of jongeren uit eenzelfde gezin
in de Verwijsindex zijn geregistreerd, ontstaat een zogenoemde «(gezins)match». De
Verwijsindex geeft dan een signaal af aan de betrokken meldingsbevoegde hulpverleners,
waarna zij met elkaar contact kunnen opnemen om eventuele benodigde vervolgacties
te bespreken en/of nader af te stemmen. Na het ontstaan van een (gezins)match en voorafgaand
aan de samenwerking, is toestemming nodig van de jeugdige en/of de ouders (afhankelijk
van de leeftijd van de jeugdige) om inhoudelijke informatie uit te mogen wisselen.
De landelijke Verwijsindex kan niet los worden gezien van de regionale Verwijsindexen.
Deze dienen als voorportaal voor de landelijke Verwijsindex. De wettelijke regeling
van de Verwijsindex geeft gemeenten een regierol. Ieder college van burgemeester en
wethouders is wettelijk verplicht het gebruik van de landelijke Verwijsindex te bevorderen
en moet daartoe afspraken maken met de organisaties en professionals die binnen de
gemeente werkzaam zijn. De samenwerkingsafspraken worden in de praktijk geformaliseerd
in een convenant. Organisaties die zijn aangesloten bij een convenant hebben zich
daarmee verplicht tot implementatie van de Verwijsindex en het bevorderen van het
gebruik daarvan binnen de eigen organisatie. Omdat gemeenten de samenwerkingsafspraken
veelal regionaal vormgeven zijn «convenantgebieden» ontstaan. Deze «convenantgebieden»
zijn aangesloten op een regionaal signaleringssysteem (ook wel regionale Verwijsindex
genoemd) via een (ICT-) leverancier. De leverancier verzorgt de koppeling met de landelijke
Verwijsindex.
2. Aanleiding voor aanvullend verdiepend onderzoek op de wetsevaluatie
In 2020 is de landelijke Verwijsindex voor de tweede maal geëvalueerd. Zoals beschreven
in mijn beleidsreactie2 op de deze wetsevaluatie laat de evaluatie een wisselend beeld zien over de Verwijsindex.
Enerzijds zie ik positieve ontwikkelingen in de toename van het aantal matches en
gezinsmatches. Anderzijds toont de evaluatie aan dat verschillen bestaan in het gebruik
van de Verwijsindex tussen de (convenant)gebieden waardoor de landelijke dekking uitblijft.
Tevens wordt de meerwaarde van de Verwijsindex als hulpmiddel door gemeenten en professionals
verschillend ervaren. De meerwaarde van de Verwijsindex is groter in de gebieden waar
het gebruik van de Verwijsindex actief wordt ondersteund en bevorderd.
Tegelijkertijd onderschrijf ik in mijn beleidsreactie met gemeenten en het veld het
doel van de Verwijsindex. De wetsevaluatie biedt echter geen inzicht in de effectiviteit
van de Verwijsindex ten aanzien van de doelstelling. Ook zijn er geen (bekende) alternatieven
die aan deze doelstelling kunnen bijdragen, zeker niet om na een bovenregionale verhuizing
in contact te komen met betrokken hulpverleners rondom een jeugdige en/of gezin. Daarom
laat ik, aanvullend op de wetsevaluatie, momenteel een verdiepend onderzoek uitvoeren.
3. Doelstellingen van het verdiepend onderzoek
Het verdiepend onderzoek moet bijdragen aan oordeelsvorming met betrekking tot de
toekomstbestendigheid van de Verwijsindex:
a) Vervolg geven aan de Verwijsindex, al dan niet in aangepaste vorm; of
b) Komen tot een passend alternatief ten aanzien van de doelstelling van de Verwijsindex.
Laatstgenoemde doel van het onderzoek is mede toegevoegd op verzoek van Kamerlid Peters
tijdens het Notaoverleg Tielen «Eerder en duidelijker grenzen stellen» van 25 januari
jl. (Kamerstuk 35 285, nr. 5).
Het verdiepende onderzoek richt zich op drie sporen:
1. Effectiviteit van de Verwijsindex in relatie tot de doelstelling;
2. Mogelijke doorontwikkeling van de Verwijsindex in relatie tot de doelstelling;
3. Mogelijke alternatieven voor de Verwijsindex in relatie tot de doelstelling.
Het eindproduct van het onderzoek zal bestaan uit een feitelijk onderbouwd onderzoeksrapport
met daarin opgenomen een advies over de concreet te nemen vervolgstappen ten aanzien
van de Verwijsindex.
Gezien de uiteenlopende gebruikerservaringen en de opvattingen over de Verwijsindex
is het belangrijk dat de verschillende perspectieven op de Verwijsindex (zowel vanuit
brancheverenigingen, gemeenten, CBIG als leveranciers) worden meegenomen in het onderzoek.
Dit is tevens noodzakelijk voor toetsing van en draagvlak voor de mogelijke doorontwikkeling
van en alternatieven voor de Verwijsindex en haar doelstelling. Hiervoor is een brede
begeleidingscommissie ingericht bestaande uit voorgenoemde partijen. Daarnaast wordt
ook het ouder- en kindperspectief en het perspectief van de professional betrokken
in het verdiepend onderzoek.
Na de zomer zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten van dit verdiepend onderzoek
en mijn beleidsreactie hierop geven. Eventuele vergaande besluitvorming over de toekomst
van de Verwijsindex is aan het volgende kabinet.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport