Brief regering : Monitor Wind op Land 2019
33 612 Structuurvisie Windenergie op land
Nr. 73
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2020
Door middel van deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijkrelaties, over de voortgang van de doelstelling uit het Energieakkoord
om 6000 MW aan opgesteld vermogen windenergie op land te realiseren in 2020. Hiertoe
bied ik uw Kamer de Monitor Wind op Land 2019 aan.1 De monitor is opgesteld door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en
geeft op nationaal, provinciaal en projectniveau inzicht in de stand van zaken en
schetst het opgestelde vermogen aan windenergie op land op peildatum 31 december 2019. De monitor biedt ook een doorkijk naar 2023, vanwege de bestuurlijke afspraak
die met het IPO is gemaakt voor 2023.
Uitkomsten Monitor Wind op Land 2019
De Monitor Wind op Land 2019 laat zien dat de totale projectcapaciteit, dat wil zeggen
projecten die gerealiseerd zijn of in ontwikkeling zijn voor de komende jaren, het
afgelopen jaar is gegroeid naar 7.389 MW (+201 MW). Deze toename van 201 MW kan worden
verklaard omdat er in het afgelopen jaar een aantal nieuwe projecten bijgekomen is
en door een toename van het (gemiddelde) vermogen per geplande turbine.
Aan het eind van 2019 stond er in Nederland 3.534 MW aan operationeel vermogen windenergie
op land. Dit is 59% van de landelijke doelstelling voor 2020. Het operationeel vermogen
is in 2019 met 152 MW toegenomen ten opzichte van 2018. Volgens RVO.nl is het vrijwel
zeker dat eind 2020 4.509 MW windenergie op land operationeel zal zijn in Nederland
(figuur 1) op basis van de doorgegeven ingebruiknamedata van de initiatiefnemers.
Dit is iets minder dan verwacht in de monitor van vorig jaar.
Figuur 1 Inschatting haalbaarheid realisatie in 2020 van de in ontwikkeling zijnde
projecten (op basis van de doorgegeven ingebruikname-data door de initiatiefnemers
in de Monitor Wind op Land 2019, RVO.nl)
De Raad van State heeft het afgelopen jaar de nodige bezwaren tegen windparken behandeld
en definitieve uitspraken gedaan. De aanloop van deze projecten heeft, mede vanwege
zorgvuldige voorbereiding, langer geduurd dan verwacht, maar deze projecten zijn nu
onherroepelijk en zullen de komende jaren gerealiseerd worden.
De doorkijk naar 2023 in de Monitor Wind op Land 2019 laat zien dat in de periode
begin 2021- eind 2023 veel windenergieprojecten gerealiseerd kunnen worden (+2.287
MW). Het totale operationele vermogen windenergie op land zal eind 2023 naar verwachting
(maximaal) 6.796 MW bedragen (figuur 2). Dit is een toename ten opzichte van de vorige
monitor (+250 MW). Mogelijke vertraging die kan optreden in de uitvoeringsfase, bijvoorbeeld
vanwege de toegenomen levertijden van turbines, is niet meegenomen in deze verwachting.
Figuur 2 Inschatting haalbaarheid realisatie in 2023 van de in ontwikkeling zijnde
projecten (op basis van de Monitor Wind op Land 2019, RVO.nl)
Aanvullende afspraken voor de periode 2021–2023
Met het IPO heb ik in 2018 afgesproken dat het deel van de doelstelling voor wind
op land dat op 31 december 2020 niet is gerealiseerd in de periode tot eind 2023 wordt
verdubbeld. Voor het deel boven de 6.000 MW kan dit techniekneutraal worden ingevuld
(bijvoorbeeld met zon-pv), mits dit additioneel is aan het beeld van de Nationale
Energieverkenning (NEV 2017). Deze afspraak wordt ook wel het «versnellingspakket»
genoemd. Bij deze afspraak zal rekening gehouden worden met eventuele vertraging bij
RCR-projecten, de beschikbare netcapaciteit alsmede
het benodigde SDE-budget. Begin 2021 zal de exacte omvang van het versnellingspakket
door mij worden vastgesteld op basis van de Monitor Wind op Land 2020 en na overleg
met het IPO. De projecten die onderdeel zijn van de versnellingsafspraak maken onderdeel
uit van de Regionale Energiestrategieën en dragen bij aan het versneld realiseren
van de 35 TWh duurzame elektriciteit op land.
Voortgang oplossen knelpunten bij realisatie windenergieprojecten
Bij de realisatie van windenergieprojecten spelen diverse factoren die kunnen leiden
tot vertraging. Hierover heb ik u in mijn brief van 28 juni 2019 – bij het aanbieden
van de monitor van vorig jaar – geïnformeerd (Kamerstuk 33 612, nr. 70). De knelpunten worden mede veroorzaakt doordat Nederland een dichtbevolkt land is,
waarbij verschillende belangen en functies worden gecombineerd – zoals (civiele en
militaire) luchtvaart en ecologie.
Om de hinder die wordt ervaren van de nachtelijke rode verlichting op windturbines
te verminderen is het mogelijk gemaakt om door middel van naderingsdetectie de verlichting
uitsluitend te activeren als er luchtvaartuigen in de buurt zijn. De daartoe benodigde
wijziging is deze maand door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in de
Staatscourant gepubliceerd.
De radarverstoring door een aantal bestaande en nieuwe windparken op de civiele- en
militaire luchtvaart wordt aangepakt door het realiseren van twee nieuwe radars. Op
maritiem vliegkamp De Kooy bij Den Helder is door een goede samenwerking tussen de
ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Defensie een extra radarpost
voor de luchtverkeersleiding gerealiseerd. De radar wordt dit jaar operationeel en
maakt ten minste 300 MW windenergie op land mogelijk. Ook werken het Ministerie van
EZK, het Ministerie van Defensie en Rijkswaterstaat nauw samen om de verstoring door
windturbines op radarsystemen van de luchtverkeersleiding op te lossen voor Zeeland
en West-Brabant. Hiertoe wordt een nieuwe radar in Wemeldinge gerealiseerd, die ten
minste 580 MW aan windenergie op land mogelijk maakt. De verplaatsing van de radarpost
voor de gevechtsleiding van Nieuw Milligen naar een nieuwe locatie in het midden van
het land (beoogd te Herwijnen) is vertraagd. Om de radarpost ruimtelijk juist in te
passen is het besluit Rijkscoördinatieregeling (RCR) op 6 juni 2019 genomen. Daaruit
volgend is de RCR-procedure met de publicatie in de Staatscourant d.d. 14 februari 2020 gestart en wordt
deze zorgvuldig doorlopen. Dit heeft gevolgen voor het afgeven van de Verklaring van
Geen Bezwaar voor verschillende windenergieprojecten in Zeeland en Noord-Brabant.
Inmiddels zijn er met het Ministerie van Defensie afspraken gemaakt over de condities
waaronder weer Verklaringen van Geen Bezwaar worden afgegeven. Zolang de verplaatsing
van de genoemde radar niet definitief is, blijft er een langere afhankelijkheid van
de radar in Nieuw-Milligen. Dit kan de ontwikkeling van een aantal windparken in midden
Nederland belemmeren.
Op Rijksgronden wordt ervaring opgedaan met de plaatsing van windturbines door middel
van aanbesteding door tendering. De aanbesteding van het windpark op de zeewering
van de Tweede Maasvlakte die in het voorjaar is afgerond, is een mooi voorbeeld hiervan
en levert nuttige ervaring op voor toekomstige energieprojecten. Zoals ik in mijn
brief van 15 november 2019 heb aangegeven ben ik bezig een programma op te zetten
waarbij potentiële locaties voor wind- of zonne-energie op Rijksgrond in beeld worden
gebracht en ingebracht worden in de RES-regio’s (Kamerstuk 32 813, nr. 403).
De maatregelen die in binnen- en buitenland zijn genomen vanwege corona hebben een
vertragend effect op de lopende projecten. Dit betreft zowel projecten in de realisatiefase,
maar ook nieuwe projecten in de voorverkenning of ruimtelijke procedurefase. Zo kunnen
turbines of turbineonderdelen niet volgens de planning geleverd worden of is de besluitvorming
vertraagd. De coronacrisis zorgt naar verwachting dus voor een bepaalde vertraging
in projecten. Over de verdere gevolgen van de coronacrisis voor de sector en de voortgang
van duurzame energie projecten blijf ik in nauw contact met de sector.
Van Energieakkoord naar Klimaatakkoord
De Monitor Wind op Land 2019 bevestigt het eerdere beeld dat de doelstelling uit het
Energieakkoord van 6000 MW windenergie op land later behaald wordt dan eind 2020.
De mogelijkheid om dit jaar nog zaken te versnellen zodat projecten toch in 2020 gerealiseerd
worden is zeer beperkt. Ten aanzien van de versnellingsafspraak voor 2023 is dit wel
mogelijk, mede omdat veel windparken al de benodigde vergunningen en SDE-beschikking
hebben. Ik zal mij hier samen met betrokken partijen voor blijven inzetten.
Tegelijkertijd is er vorig jaar in het kader van het Klimaatakkoord afgesproken dat
in 2030 35 TWh elektriciteit uit duurzame energiebronnen wordt opgewekt. Regio’s zijn
momenteel aan zet door de Regionale Energiestrategieën die zij zullen opstellen. Met
mijn brief van 9 april 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 491) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken. Alle gerealiseerde en in ontwikkeling
zijnde projecten die duurzame elektriciteit opwekken dragen bij aan de realisatie
van deze doelstelling van 35 TWh2. Daarnaast worden in de Regionale Energiestrategieën nieuwe zoekgebieden aangewezen
voor wind en zon die ook bijdragen aan deze doelstelling.
De knelpunten en zaken die voor vertraging zorgen bij het realiseren van de doelstelling
uit het Energieakkoord spelen ook een rol bij het realiseren van de doelstelling uit
het Klimaatakkoord. Daarom zal ik mij – samen met de betrokken partijen – blijven
inspannen om knelpunten rond projecten op te lossen en de procedures zo snel mogelijk
te doorlopen, onder andere vanuit het kernteam «Wind op Land» 3, dat ook in 2021 zal blijven bestaan. Een voorbeeld hiervan is dat er een traject
loopt met de windsector, natuur- en milieuorganisaties, provincies om afspraken te
maken om wind op landdoelstellingen en natuurdoelstellingen beter te verenigen. Daarnaast
zet ik mij actief in, in samenwerking met het Nationaal Programma RES, om de kennis
en ervaring die er de afgelopen jaren is opgedaan met de ontwikkeling van windenergie
op land te delen met de RES-regio’s.
Tot slot
De komende jaren kunnen veel windenergieprojecten gerealiseerd worden, waardoor er
eind 2023 naar verwachting maximaal 6.796 MW gerealiseerd is. Het afgelopen jaar is
de totale projectcapaciteit gegroeid tot 7.389 MW. Tegelijkertijd worden momenteel
in de Regionale Energiestrategieën nieuwe zoekgebieden aangewezen. Deze projecten
gezamenlijk leveren een belangrijke bijdrage aan de doelstelling van 35 TWh uit het
Klimaatakkoord.
Realisatie van de energiedoelstellingen wordt nagestreefd binnen de context van een
dichtbevolkte en complexe ruimtelijke omgeving, waarbinnen tal van (maatschappelijke)
functies gecombineerd worden. Ik realiseer mij goed dat er knelpunten zijn waarbij
de provincies geen of weinig invloed hebben om deze te beperken of op te lossen. Het
is daarom – gezien de afspraken uit het Energieakkoord en het Klimaatkakkoord – van
belang om nauw samen te blijven werken met alle betrokken partijen om de knelpunten
bij het realiseren van windenergieprojecten op te lossen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat