Brief regering : Voortgang Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 323 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2020
Op 3 maart 2020 heeft uw Kamer een Algemeen Overleg (AO) Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) gepland. Ten behoeve van dit AO
wil ik uw Kamer informeren over de voortgang van de implementatie van het IMVO-beleid.
Daarbij zal ik ingaan op de ontwikkelingen binnen de IMVO-convenanten, een toelichting
geven op de voortgang van het project «IMVO-maatregelen in perspectief», de Wet Zorgplicht
Kinderarbeid, de 90-procentdoelstelling, de ontwikkelingen op EU-niveau, de Mededeling
van de Europese Commissie over ontbossing, de uitvoering van de EU-verordening conflictmineralen
en de IMVO-richtlijnen voor de ambassades. Daarnaast wordt een tweetal moties afgedaan.
Het betreft een motie over toezicht op de IMVO-convenanten (Kamerstuk 26 485, nr. 224) en de IMVO-richtlijnen voor ambassades (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 34).
Monitoring IMVO-convenanten
De motie van het lid Van Laar (Kamerstuk 26 485, nr. 224) verzoekt de regering jaarlijks de impact van de IMVO-convenanten en het functioneren
van het toezicht op de IMVO-convenanten te toetsen. Met de Kamerbrief van 13 november
2018 (Kamerstuk 26 485, nr. 293) heb ik u geïnformeerd dat in de afgesloten convenanten afspraken zijn vastgelegd
over de monitoring van de voortgang en de impact van de gemaakte afspraken. De convenantpartijen
rapporteren hierover in een publieke jaarrapportage. Deze rapportages worden gepubliceerd
op de website van de Sociaal-Economische Raad (SER) over de IMVO-convenanten1. Het toezicht op de monitoring is per convenant geregeld, dit wordt gedaan door het
secretariaat of een onafhankelijke monitoringscommissie. Als lid van de stuurgroep
van de afgesloten convenanten ziet de overheid toe op de kwaliteit van de jaarlijkse
voortgangsrapportage.
Voortgang project IMVO-maatregelen in perspectief
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 11 juni 2019 (Kamerstuk 26 485, nr. 308) en toegelicht in de Kamerbrief van 28 oktober 2019 (Kamerstuk 26 485, nr. 317), is het project «IMVO-maatregelen in perspectief» gestart om – in lijn met het regeerakkoord –
te bezien of, en zo ja welke, dwingende maatregelen op het gebied van IMVO genomen
kunnen worden. Daarbij is het van belang het toekomstig IMVO-beleid zo vorm te geven
dat Nederland de naleving van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) door bedrijven efficiënt en effectief kan stimuleren en afdwingen, zonder
hierbij disproportionele druk op bedrijven en andere actoren te leggen. Dit vraagt
een «doordachte mix van maatregelen», zoals door de UNGP’s wordt voorgeschreven.2 Een belangrijke randvoorwaarde daarbij is dat een opeenstapeling van eisen, voorwaarden
en verplichtingen voor bedrijven wordt voorkomen.
Om te komen tot een doordachte mix aan maatregelen, kent het project drie onderdelen:
1. Kennis- en datavergaring, ophalen van aanbevelingen;
2. Analyse en uitwerking IMVO-maatregelen op hoofdlijnen;
3. Afronden en presenteren IMVO-maatregelen op hoofdlijnen.
De activiteiten binnen het eerste onderdeel zijn in volle gang, te weten: de evaluatie
van het IMVO-beleid van de Directie Internationaal Onderzoeks- en Beleidsevaluatie
(reeds afgerond); de evaluatie van de IMVO-convenanten; de tussenmeting 90-procentdoelstelling;
het baseline assessment Nationaal Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven; een onderzoek
naar opties voor IMVO-wetgeving; een onderzoek en bedrijfssessies gericht op effectieve
beïnvloeding van het gedrag van het bedrijfsleven; een onderzoek naar de rollen van
de overheid in relatie tot fases van markttransitie; een multistakeholderwerkgroep
gericht op de eisen voor gepaste zorgvuldigheid; een onderzoek naar de verhouding
tussen vrijwillige en verplichtende maatregelen; en de monitoring van internationale
ontwikkelingen.
Naast deze activiteiten, behoren bij dit onderdeel ook eerder in opdracht van het
ministerie uitgevoerde onderzoeken, zoals Government policy to stimulate international responsible business conduct (Change
in Context, jan. 2018)3 en Strategies for responsible business conduct (PWC, feb. 2019)4. Ook andere studies en adviezen worden betrokken, zoals het op verzoek van het kabinet
uitgebrachte advies Kansen pakken en risico’s beheersen, over de samenhang tussen de SDG’s en IMVO5 van de Sociaal-Economische Raad (SER) en de Voortgangsrapportage IMVO-convenanten, ook opgesteld door de SER6.
De bevindingen op hoofdlijnen zullen worden voorgelegd voor advies aan de IMVO-commissie
van de SER, volgens planning gebeurt dat voor de zomer. Presentatie van de hoofdlijnen
van het IMVO-beleid is voorzien in het najaar van 2020.
Betrokkenheid van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties is cruciaal voor
het ontwikkelen van een effectief en gedragen IMVO-beleid. Hierbij wordt onderscheid
gemaakt tussen het ophalen van ideeën uit de praktijk en het komen tot draagvlak voor
het vernieuwde beleid. In het eerste onderdeel van het project – in de hierboven genoemde
onderzoeken, werkgroepen en bedrijfssessies – worden de gedachten, ideeën en aanbevelingen
vanuit betrokken partijen op verschillende manieren verzameld. Op 19 november 2019
is bovendien een brede stakeholderconsultatie gehouden, waarbij ideeën en aanbevelingen
zijn opgehaald bij meer dan 125 deelnemers vanuit het bedrijfsleven, het maatschappelijk
middenveld, de overheid en de academische wereld. Om stakeholders zo goed mogelijk
te informeren over, en betrokken te houden bij de uitvoering van het project, is tevens
een webpagina ingericht7. Via deze website worden zij op de hoogte gebracht van nieuwe ontwikkelingen.
Wet Zorgplicht Kinderarbeid
De Wet Zorgplicht Kinderarbeid (WZK) is op 13 november 2019 in het Staatsblad gepubliceerd.
Bepaalde elementen van de wet moeten per algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden
uitgewerkt voordat de wet in werking kan treden. Dit betreft elementen zoals welke
partij toezicht moet houden op de naleving van de wet (artikel 1 lid d), of er bepaalde
bedrijven vrijgesteld zullen worden van de wet (artikel 6), wat er precies in de verklaring
moet staan die bedrijven moeten afgeven (artikel 4 lid 3) en waar een plan van aanpak
aan moet voldoen, indien bedrijven kinderarbeid in hun keten tegenkomen of vermoeden
(artikel 5 lid 3). Zoals met de Eerste Kamer afgesproken, zal de uitwerking van de
AMvB in het najaar 2020 van start gaan, wanneer de evaluatie van de IMVO-convenanten
is afgerond. In de tussentijd wordt wel met stakeholders van gedachten gewisseld over
de invulling van deze elementen van de WZK, zoals tijdens de internationale bijeenkomst
«Taking next steps to end child labour in Global Supply Chains»8 die het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 27 en 28 januari 2020 heeft georganiseerd.
Ook is dit thema besproken tijdens de brede stakeholderbijeenkomst in het kader van
«IMVO-maatregelen in perspectief». Uitkomsten van onderzoeken in het kader van het
project kunnen tevens als input dienen voor de uitwerking van de WZK. Zodra de AMvB
is uitgewerkt en is voorgelegd aan de Raad van State en het Adviescollege Toetsing
en Regeldruk, wordt deze aangeboden aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
Nationaal Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven
De motie van de leden Van Ojik en Karabulut (Kamerstuk 32 735, nr. 252) verzoekt de regering bij de vernieuwing van het Nationaal Actieplan Mensenrechten
en Bedrijfsleven (NAP) extra maatregelen te nemen zodat de verantwoordelijkheid van
bedrijven voor het naleven van mensenrechten wordt geborgd. Het kabinet start de herziening
van het NAP met een onafhankelijke analyse van aspecten waarop eventueel aanvullend
beleid nodig is. Het kabinet verwacht dat deze analyse in de zomer van 2020 is afgerond.
De analyse zal samen met de uitkomsten van het project «IMVO-maatregelen in perspectief»
en een multistakeholderdialoog als input dienen voor het vernieuwde NAP. Wanneer het
kabinet aanleiding ziet tot extra maatregelen, zullen deze worden opgenomen in het
vernieuwde NAP. De motie ondersteunt derhalve de geplande herziening van het NAP.
90-procentdoelstelling
Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd dat 90 procent van de grote bedrijven
in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen expliciet onderschrijft als referentiekader
voor hun internationale activiteiten. Hierover is uw Kamer op 2 juli 2018 (Kamerstuk
26 485, nr. 291) geïnformeerd. In december 2018 is een nulmeting uitgevoerd over 2017 door middel
van een steekproef onder de destijds beoogde 700 bedrijven die onder deze doelstelling
vallen. Het resultaat van de nulmeting (30 procent van de steekproef onderschrijft
de richtlijnen) was aanleiding om extra activiteiten te starten om bedrijven te informeren
over de OESO-richtlijnen enerzijds en de doelstelling en bijbehorende monitoring door
de overheid anderzijds.
Als aftrap heb ik in juli 2019 samen met de Ministers van Financiën en Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat een aankondigingsbrief
gestuurd aan deze bedrijven waarin zij geïnformeerd worden over de 90-procentdoelstelling
en worden opgeroepen om zo snel mogelijk aan de slag te gaan met de ontwikkeling en/of
publicatie van hun MVO-beleid op basis van de OESO-richtlijnen. Bij de brief is ook
een brochure over gepaste zorgvuldigheid en de OESO Due Diligence Handreiking voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen gevoegd, zodat het voor bedrijven
duidelijk is wat er van hen verwacht wordt. Om de voortgang op deze doelstelling te
blijven monitoren zullen tussenmetingen op de gehele groep van grote bedrijven worden
uitgevoerd. De eerste tussenmeting over 2018 wordt momenteel uitgevoerd door een onafhankelijk
onderzoeksbureau. De resultaten worden in deze maand verwacht en zullen met uw Kamer
gedeeld worden. Het stimuleren van bedrijven om de OESO-richtlijnen te onderschrijven
zal met het oog op de 90-procentdoelstelling worden geïntensiveerd. Op basis van de
uitkomsten en analyse van de tussenmeting zal bepaald worden hoe en welke bedrijven
actief worden benaderd. Een volgende tussenmeting staat gepland voor 2021 (over 2020)
en na 2023 wordt een eindmeting gedaan om te bepalen of de 90-procentdoelstelling
is behaald.
Ontwikkelingen op EU-niveau
Het kabinet zet zich op verschillende manieren in voor een Europees gelijk speelveld
op IMVO-terrein en richt zich daarbij op de Europese Commissie en op samenwerking
met andere EU-lidstaten. De Europese Commissie zou het voortouw moeten nemen om een
strategisch EU-actieplan voor IMVO te ontwikkelen. Ik heb hier de nieuwe Europese
Commissie toe opgeroepen en het onderwerp aan de orde gesteld in de Raad Buitenlandse
Zaken Handel van 21 november 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2099) en de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 25 november 2019 (Kamerstuk
21 501-04, nr. 227). De oproep werd positief ontvangen en werd gesteund door verschillende lidstaten.
Ook Duitsland is voorstander van een EU-actieplan. Onder het Finse EU-voorzitterschap
is een actieagenda gepubliceerd die als basis kan dienen voor het EU IMVO-actieplan9. Nederland werkt nauw samen met Finland en aankomend EU-voorzitter Duitsland en andere
lidstaten. In dit kader vond in januari 2020 een expertbijeenkomst plaats in Berlijn.
Een delegatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken besprak met de relevante Duitse
ministeries hoe de synergie gevonden kan worden tussen de Nederlandse beleidsontwikkeling
en de Duitse nationale en Europese ambities op IMVO-terrein.
In december 2019 publiceerde de Europese Commissie de Green Deal met daarin de inzet van de nieuwe Commissie op het klimaat en op milieu-gerelateerde
uitdagingen. Bedrijven kunnen een belangrijke rol spelen als het gaat om klimaat-
en milieuproblemen, door het aandragen van oplossingen, maar ook door in hun waardeketen
risico’s te identificeren en aan te pakken. Duurzaamheid is hierbij breder dan klimaat-
en milieuproblemen. Mensenrechten en arbeidsomstandigheden hangen hier nauw mee samen.
Ik blijf mij er voor inzetten dat bij het aanpakken van risico’s in de waardeketens
van bedrijven de thema’s in samenhang worden geadresseerd.
EC mededeling ontbossing
Op 23 juli 2019 heeft de vorige Europese Commissie in de «Mededeling – Intensivering
EU inzet bescherming & herstel bossen wereldwijd», een aantal acties voorgesteld die
door de recent aangetreden Commissie zouden kunnen worden vastgesteld en uitgevoerd.
Uw kamer heeft op 27 september 2019 een BNC-fiche hierover ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 2826). De Raadsconclusies aangaande deze Mededeling zijn op 17 december 2019 aangenomen
in de Landbouw en Visserij Raad. De uitvoering van de Mededeling voorziet onder meer
in een beoordeling van regelgevende en niet-regelgevende maatregelen aan de vraagzijde
die bij kunnen dragen aan de intensivering van de EU-inzet voor de bescherming en
het herstel van bossen wereldwijd. Het doel van deze maatregelen is het risico op
ontbossing en bosdegradatie dat samenhangt met de invoer van grondstoffen in de EU
tot een minimum te beperken. Bij deze beoordeling zal ook gekeken worden naar de mogelijke
juridische consequenties van de te analyseren maatregelen.
EU-verordening conflictmineralen
Op 1 januari 2021 treedt de Europese Conflictmineralenverordening in werking. De lidstaten
en de Europese Commissie treffen voorbereidingen om een uniforme en effectieve implementatie
van de verordening te bewerkstelligen. Hiertoe dient elke lidstaat een bevoegde autoriteit
aan te stellen om toezicht te houden op de nationale naleving van de verordening.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft ingestemd met mijn voorstel om
de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) aan te stellen als toekomstige toezichthouder
in Nederland. De aanstelling en de taken van de ILT worden vastgelegd in een uitvoeringswet.
Daarnaast wordt gewerkt aan de voorbereiding van het bedrijfsleven op de inwerkingtreding
van de verordening. Zo stelt de Europese Commissie uiterlijk Q2 2020 de laatste vijf
drempelwaarden vast op basis waarvan wordt bepaald of bedrijven onder de verordening
vallen. Ook publiceert zij vanaf Q3 2020 een indicatieve en niet-uitputtende lijst
van conflict- en hoog-risicogebieden. Daarnaast lanceerde de Europese Commissie eind
november 2019 het online platform «Due Diligence Ready!» om bedrijven, met name het
MKB, te helpen bij hun gepaste zorgvuldigheid in het kader van de verordening.
IMVO-richtlijn ambassades
De motie van de leden Diks en Van den Hul (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 34) verzoekt de regering een uitgebreidere IMVO-richtlijn op te stellen voor Nederlandse
ambassades en hierin in elk geval op te nemen dat van de ambassades wordt verwacht
dat zij bedrijven niet ondersteunen bij activiteiten die niet in lijn zijn met de
OESO-richtlijnen en UNGP’s. In november 2019 is hieraan uitvoering gegeven door de
uitgebreide IMVO-richtlijnen voor posten vast te stellen en te verspreiden onder de
posten.
De richtlijnen zijn afgestemd op de uitgangspunten van het IMVO-uitvoeringsbeleid
van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Dit betekent dat gewerkt wordt
met kerntaken en dat proportionaliteit het vertrekpunt is. De vijf kerntaken die zijn
gedefinieerd voor de posten zijn: 1) expertise opbouwen; 2) bewustwording bij bedrijven
creëren door hen te informeren en te adviseren over IMVO; 3) ondersteuning bieden
aan het Nederlandse bedrijfsleven bij maatschappelijk verantwoord ondernemen; 4) het
in overleg met het departement stellen van IMVO-voorwaarden bij het geven van steun;
5) en agendering van IMVO in het land van accreditatie. Hieruit volgt dat als een
bedrijf een post om advies vraagt, het van de post IMVO-informatie ontvangt. Daar
waar een post grote en/of langdurige financiële steun verleent aan een bedrijfsactiviteit
waarvan de uitvoering mogelijk niet in lijn is met de OESO-richtlijnen, wordt van
de post gevraagd advies in te winnen bij RVO en het departement om de wenselijkheid
van de steun te bepalen. Per kerntaak worden praktische tools aangeboden die de post
voor de uitvoering van deze taken kan inzetten, zoals communicatiematerialen en het
gebruik van de MVO Risicochecker.
Via een factsheet op de website van de rijksoverheid wordt het IMVO-beleid op de posten
per kerntaak toegelicht. De richtlijnen zijn in nauw overleg met de posten zelf tot
stand gekomen, om te waarborgen dat zij werkbaar blijven voor de posten. Ook zijn
de richtlijnen al op verschillende manieren bij de posten onder de aandacht gebracht,
bijvoorbeeld tijdens de terugkomdagen voor handels- en innovatieattachés en tijdens
de Internationale Economie Week 2019. Ook tijdens de Ambassadeursconferentie eind
januari 2020 is hier aandacht aan besteed. In 2020 wordt gestart met pilots op een
aantal posten om de effectiviteit van de uitgebreide richtlijnen te kunnen beoordelen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Bijlage I: Voortgang IMVO-convenanten
Op 2 juli 2019 is het IMVO-convenant Sierteeltsector ondertekend. Naast het Ministerie
van Buitenlandse Zaken heeft ook het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
het convenant ondertekend. Het convenant is op 1 september 2019 in werking getreden.
In eerste instantie worden op sector- en bedrijfsniveau sociale en milieurisico’s
in de keten in kaart gebracht. In het eerste jaar worden projecten gestart op het
gebied van leefbaar loon en de impact van gewasbeschermingsmiddelen op mens en milieu.
Er heeft een onafhankelijke midterm-evaluatie van het Convenant Duurzame Kleding en
Textiel plaats gevonden. De conclusie is dat het convenant op koers ligt en specifieke
doelstellingen voor ketentransparantie, publiekscommunicatie en duurzame stoffen heeft
gerealiseerd, maar dat er nog geen duidelijke impact in productielanden wordt gerealiseerd.
Voor de resterende looptijd van het convenant zal de aandacht uitgaan naar het opzetten
van meer samenwerkingsprojecten in productielanden. Er wordt een haalbaarheidsstudie
uitgevoerd voor een leefbaar loonproject in Tamil Nadu.
Het Convenant Bevorderen Duurzaam Bosbeheer richt zich in zijn laatste jaar op het
afronden van de lopende activiteiten. Zo zal de werkgroep IMVO een algemene handreiking
voor gepaste zorgvuldigheid publiceren voor de gehele sector, in combinatie met korte,
verder gespecificeerde handreikingen voor verschillende sub-sectoren. Op deze manier
wil de werkgroep concrete handvatten bieden aan bedrijven om gepaste zorgvuldigheid
toe te passen in hun bedrijfsvoering. De werkgroep Communicatie zal in het laatste
jaar een reeks artikelen publiceren waarin best practices worden gedeeld van bouwprojecten waarin gebruik wordt gemaakt van duurzaam hout.
Ook start keurmerk FSC, steunbetuiger van het convenant, een project gericht op het
versterken van de business case voor duurzaam bosbeheer. Dit project wordt deels gefinancierd
met middelen uit het Fonds Verantwoord Ondernemen en beoogt het verdienmodel van lokale
bosbeheerders in Gabon te verbreden.
Bij het Convenant Verantwoord Goud heeft 85 procent van de deelnemende bedrijven een
eerste stap gezet met het toepassen van de OESO-richtlijnen voor gepaste zorgvuldigheid.
De gedragscode die de twee deelnemende brancheorganisaties opstelden is inmiddels
door bijna zeventig bedrijven ondertekend. Het project rondom enkele kleinschalige
goudmijnen in Oeganda werpt zijn vruchten af. Zo hebben al bijna 120 kinderen hulp
gekregen bij het inhalen van lesstof om weer naar school te kunnen, in plaats van
in de mijn te werken. En in samenwerking met het convenant voor de bancaire sector
werd een onderzoek afgerond naar de risico’s bij grootschalige mijnbouw. Na het tweede
jaar is gebleken dat MKB-bedrijven het lastig vinden om de convenantsafspraken te
concretiseren. Komend jaar komt er meer individuele ondersteuning voor bedrijven om
hun MVO-risicomanagement op het gewenste niveau te krijgen. Ook wordt gekeken of het
voor aangesloten bedrijven mogelijk is het gewonnen goud van het Oeganda-project in
te kopen. Daarnaast zal een analyse plaatsvinden van de sociale- en milieurisico’s
bij goudrecycling.
In september 2019 is de eerste jaarrapportage van het IMVO-convenant van de Voedingsmiddelensector
verschenen. Hieruit blijkt dat er in het eerste jaar belangrijke stappen gezet zijn
door de partijen bij het convenant om de productieketen van voedingsmiddelen en de
daaraan verbonden sociale en milieurisico’s in kaart te brengen. Zo is er een Nederlandse
handreiking voor IMVO-risicomanagement in de voedingsmiddelensector opgesteld en is
er een monitoringstool ontwikkeld om inzicht te krijgen in de voortgang van IMVO-risicomanagement
bij de achterban van de branches. Tevens is er een project gestart rond leefbaar loon
in de bananensector. Tegelijkertijd is uit de monitoringstool gebleken dat er nog
de nodige stappen te zetten zijn, bijvoorbeeld bij het identificeren van risico’s
in de keten. Voor het tweede convenantsjaar wordt daarom onder andere gewerkt aan
het ontwikkelen van een gezamenlijke risicomatrix keten-locatie. Na afloop van het
tweede convenantjaar zal een onafhankelijke midterm-evaluatie worden uitgevoerd.
De eerste jaarrapportage van het IMVO-convenant van de verzekeringssector werd in
november 2019 gepubliceerd. Hierin staat beschreven dat partijen in het eerste jaar
een belangrijke basis hebben gelegd om het convenant een stap verder te brengen en
dat er voor verschillende afspraken vooruitgang is geboekt. Dit geldt in het bijzonder
voor de afspraken rond het delen van kennis en best practices met betrekking tot ESG-due
diligence. De onafhankelijke monitoringscommissie, die de uitvoering van de afspraken
bewaakt, verklaarde dat een grote verscheidenheid bestaat in de mate waarin verzekeraars
al op weg zijn met het voldoen aan de afspraken van het convenant. Grote verzekeraars
zijn vaak al verder dan kleine verzekeraars. De monitoringscommissie verwacht dat
alle bij het convenant aangesloten verzekeraars volgend jaar de OESO-richtlijnen en
de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) in hun bedrijfsbeleid verankerd hebben. Dit is de eerste stap van het proces
van gepaste zorgvuldigheid.
Het IMVB-convenant van de pensioensector heeft in het eerste jaar nog een aantal pensioenfondsen
mogen verwelkomen als lid. Naast de Pensioenfederatie, de overheid, drie vakbonden
en zes ngo’s hebben zich nu 80 pensioenfondsen gecommitteerd aan de afspraken in het
convenant. Deze fondsen vertegenwoordigen 90 procent van het totale beheerde vermogen
van de Nederlandse pensioensector. De onafhankelijke monitoringscommissie heeft begin
november 2019 het eerste monitoringsrapport gepubliceerd. Hieruit blijkt dat de meeste
fondsen beleid hebben en toepassen gericht op maatschappelijk verantwoord beleggen,
maar dat er significante verschillen bestaan tussen de manieren waarop pensioenfondsen
het beleid concretiseren. De partijen hebben een instrumentarium ontwikkeld voor de
deelnemende pensioenfondsen met concrete handvatten en voorbeeld-beleidsteksten om
(waar nodig) hun beleggingsbeleid, de uitbesteding aan uitvoerders en de monitoring
en rapportage aan te passen en te verbeteren. De bevindingen en aanbevelingen van
de monitoringscommissie worden grotendeels geadresseerd door het instrumentarium.
Naast bovenstaande activiteiten is een start is gemaakt met de eerste twee «engagement» casussen waarin de pensioenfondsen als aandeelhouder de dialoog aangaan met de geselecteerde
ondernemingen over problemen in hun waardeketen.
Na de ondertekening van het IMVO-convenant van de natuursteensector op 13 mei 2019
is een wervingsperiode voor nieuwe leden ingegaan. Op 1 oktober 2019 is het convenant
formeel in werking getreden. De eerste werkgroepen zijn gestart om de implementatie
van de gemaakte afspraken te realiseren. De nadruk van het convenant ligt op het toepassen
van gepaste zorgvuldigheid door de aangesloten bedrijven en het uitbreiden van het
aantal aangesloten bedrijven en overheden in zowel Vlaanderen als Nederland. Van Nederlandse
zijde hebben inmiddels het Rijksvastgoedbedrijf, de gemeente Amsterdam, de gemeente
Leusden en de gemeente Nijmegen de «verklaring voor aanbestedende diensten» ondertekend,
waarmee zij toezeggen bij de inkoop van natuursteen eisen te stellen aan de leverancier
ten aanzien van gepaste zorgvuldigheid.
Op 1 juli 2019 is het IMVO-convenant voor de metaalsector in werking getreden. De
focus van het convenant ligt op het toepassen van gepaste zorgvuldigheid door de aangesloten
bedrijven en (internationale) opschaling. De uitvoering van de afspraken ligt tot
op heden op schema. Ten behoeve van de opschaling zijn er en marge van de London Metals Exchange Week vruchtbare gesprekken gevoerd met een breed scala aan internationale partijen uit
de metaalsector. Er werd onder andere gesproken over afstemming van het convenant
met de responsible sourcing requirements van de London Metal Exchange.
De onderhandelingen voor een convenant in de land- en tuinbouwsector liggen op dit
moment stil. Wanneer er duidelijkheid is over de inzet van de verschillende partijen
worden deze weer opgepakt.
De organisaties betrokken bij het traject voor de totstandkoming van een IMVO-convenant
voor de windenergiesector doen nader onderzoek naar de aanwezigheid van IMVO-risico’s
in hun ketens, en naar de kansen voor een collectieve samenwerking om de risico’s
structureel aan te pakken door middel van een convenant. Op basis van dit onderzoek
wordt besloten welke reikwijdte het convenant mogelijk zou kunnen hebben.
Het steenkoolconvenant is eind 2019 afgelopen na een looptijd van vijf jaar. De energiebedrijven
hebben besloten het convenant niet te verlengen en hun aandacht voor de steenkoolketen
voort te zetten in internationaal verband binnen sectorinitiatief Bettercoal. Het
blijft wenselijk dat op de inkoop van steenkool gepaste zorgvuldigheid wordt toegepast.
Dat de bedrijven Engie en Vattenfall, partijen bij het steenkoolconvenant, hun Nederlandse
kolencentrales respectievelijk hebben verkocht (Engie) of uit bedrijf hebben genomen
(Vattenfall), doet hier niet aan af. De partijen zullen voor eind Q1 2020 een eindrapportage
opstellen waarin de resultaten van het convenant worden opgenomen, alsmede een verklaring
over de verdere samenwerking tussen de partijen. In de toekomstige samenwerking wordt
onder meer beoogd dat de energiebedrijven en de overheid elkaar regelmatig op de hoogte
houden van de ontwikkelingen op het gebied van steenkool en IMVO-beleid, inclusief
de activiteiten waaraan de energiebedrijven werken binnen sectorinitiatief Bettercoal.
Ter afronding van het convenant zal een stakeholderbijeenkomst plaatsvinden, waar
de partijen bij het convenant hun eindrapportage zullen presenteren.
Na een looptijd van drie jaar is het IMVO-convenant van de bancaire sector afgelopen
in december 2019. De onafhankelijke monitoringscommissie komt in Q2 2020 met het finale
monitoringsrapport. De partijen en deelnemende banken wachten de finale beoordeling
van de monitoringscommissie af en zullen in de tussentijd de mogelijkheden voor verdere
samenwerking bespreken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.