Brief regering : Tweede voortgangsrapportage 'Geweld hoort nergens thuis'
28 345 Aanpak huiselijk geweld
31 015 Kindermishandeling
Nr. 223 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2019
Geweld hoort nergens thuis. Uit de laatste cijfers van het prevalentieonderzoek huiselijk
geweld en kindermishandeling blijkt dat in veel gezinnen huiselijk geweld en kindermishandeling
nog steeds aan de orde van de dag is1 en mensen niet veilig zijn in hun eigen huis. De plek waar ze zich geborgen en veilig
zouden moeten voelen. Daarom werken we er met het programma Geweld hoort nergens thuis
aan om huiselijk geweld en kindermishandeling eerder en beter in beeld te krijgen
en om geweld duurzaam op te lossen. We doen dit samen met gemeenten, partners uit
de zorg- en hulpverlening, Veilig Thuis, het onderwijs, politie, OM, Raad voor de
Kinderbescherming en Reclassering. De grote betrokkenheid van deze partijen was goed
te zien op de Dag voor Zorg en Veiligheid op 17 juni jl. waar maar liefst 750 professionals
en bestuurders uit de werelden van zorg, welzijn, veiligheid en straf hebben gewerkt
aan het versterken van domein overstijgende samenwerking.
We rapporteren, in afstemming met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), voor
de tweede keer over de voortgang van het programma (bijlage 1)2.
In bijgesloten rapportage staan een aantal belangrijke opbrengsten, zoals:
• het versterken van de lokale infrastructuur (lokale teams) op het thema veiligheid;
• het werken aan samenwerkingsafspraken tussen betrokken partijen als het gaat om complexe
problematiek
• het versterken van bestuurlijke samenwerking;
• de start van de publiekscampagne;
• de invoering van de verbeterde meldcode;
• de nieuwe werkwijze bij Veilig Thuis;
• een dummy van de impactmonitor om te kunnen zien welke effecten zichtbaar zijn voor
de slachtoffers en de plegers die het betreft;
• de instelling van de Spiegelgroep van ervaringsdeskundigen die kritisch meekijkt op
de verschillende acties in het programma.
In deze brief gaan we allereerst in op de prioritaire thema’s. Vervolgens beschrijven
we hoe we met een monitor inzichtelijk maken wat de impact is van deze aanpak. Daarna
gaan we verder in op de uitdagingen en vervolgstappen en het proces om te komen tot
een aanpak voor het bestrijden van schadelijke traditionele praktijken. We sluiten
de brief af met de toezeggingen die gedaan zijn in de verschillende overleggen met
uw Kamer.
Prioritaire thema’s
Samenwerking in de regio
Veelal spelen problemen op meerdere leefgebieden tegelijk bij huiselijk geweld en
kindermishandeling. Om slachtoffers goed te kunnen helpen is inzet van meerdere partijen
nodig. We willen dat de samenwerking tussen organisaties en professionals goed verloopt
zodat de gezamenlijke inzet elkaar versterkt en bijdraagt aan duurzame veiligheid.
Daarom zetten we met het programma ten behoeve van de regio’s de komende periode in
op:
1. Het versterken van de bestuurlijke samenwerking die ziet op zorg en veiligheid in
de regio, zodat de professionals in staat worden gesteld om multidisciplinair en systeemgericht
te kunnen samenwerken.
2. Betere toerusting van het lokale veld. We willen dat de samenwerking tussen het lokale
veld en Veilig Thuis beter verloopt. Het lokale veld wordt zodanig toegerust, dat
er bijvoorbeeld voldoende expertise aanwezig is bij lokale teams om op het moment
van overdracht door Veilig Thuis naar een lokaal wijk- of gebiedsteam, de veiligheid
in gezinnen duurzaam te kunnen borgen.
3. Het met betrokken partijen ontwikkelen van landelijke bouwstenen voor een multidisciplinaire
aanpak (MDA++), zoals het ontwikkelen van kwaliteitscriteria voor het inrichten van
en werken met MDA++ en de beantwoording van de vraag wanneer inzet van MDA++ nodig
is. Het gaat dan om situaties van voortdurende structurele onveiligheid waar reguliere
inzet niet tot een gewenst resultaat heeft geleid. Hulp vanuit diverse disciplines
kan dan effectief en integraal kan worden ingezet.
Op de Dag van Zorg en Veiligheid is de regionale route naar 2021 afgetrapt. Met de
regionale route maken we concrete ondersteuning aan de regio’s mogelijk, bieden we
financiële ondersteuning voor regionale projecten waarvoor € 3 miljoen beschikbaar
is, ontwikkelen we bouwstenen en delen we ervaringen en successen tussen de regio’s
onderling. We vinden het een waardevolle manier om zowel regionaal als landelijk de
doelen van het programma te realiseren.
Publiekscampagne
In februari jl. is de nieuwe publiekscampagne huiselijk geweld gelanceerd. Doel van
de campagne is de samenleving bewust te maken dat iedereen het verschil kan maken
en omstanders te motiveren om iets te doen. In het voorjaar zijn de televisiespotjes
van kindermishandeling uitgezonden, in het najaar volgende spotjes over partnergeweld.
De spotjes van ouderenmishandeling worden momenteel op televisie uitgezonden. Naast
de televisiespotjes loopt de campagne ook online, via tijdschriften en op de radio.
Meer dan 140.000 bezoekers hebben inmiddels de website ikvermoedhuiselijkgeweld.nl
bezocht. We hebben hiermee een grote groep mensen bereikt en geïnformeerd over wat
zij zelf als omstander bij huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen doen, zoals
het gesprek aan gaan met betrokkenen of advies vragen bij Veilig Thuis.
Verbeterde meldcode en werkwijze Veilig Thuis
Professionals werken sinds 1 januari 2019 met de verbeterde meldcode, waarbij vermoedens
van structurele en acute onveiligheid worden gemeld bij Veilig Thuis. Professionals
die een melding doen, beoordelen samen met Veilig Thuis de veiligheidssituatie en
wat nodig is om deze situatie te verbeteren en bezien samen welke hulp nodig is.
Ook de werkwijze van Veilig Thuis is op 1 januari 2019 aangepast, onder andere door
de invoering van de radarfunctie. Hierdoor weet Veilig Thuis bij alle meldingen die
binnenkomen of over de betrokkenen eerder een melding is gedaan en of betrokkenen
bekend zijn bij een andere Veilig Thuis-organisatie. Deze werkwijze zorgt er ook voor
dat Veilig Thuis eerder een compleet beeld heeft van de veiligheidssituatie en gepaste
maatregelen kan nemen. Wanneer de veiligheidsbeoordeling of het onderzoek door Veilig
Thuis leidt tot veiligheidsvoorwaarden, dan monitort Veilig Thuis de veiligheid over
langere termijn. Dit om herhaling van geweld en onveilige situaties te voorkomen.
Er is bij de introductie van de verbeterde meldcode en de radarfunctie rekening gehouden
met een stijging van het aantal adviesvragen en meldingen. Dit was het beoogde effect.
Gemeenten hebben hiervoor reeds extra middelen ontvangen. Het gaat om € 11,9 miljoen
in 2018 oplopend tot € 38,6 miljoen in 2021 (onderdeel van de decentralisatie uitkering
Vrouwenopvang).De eerste signalen van gemeenten zijn dat het aantal adviezen en meldingen
in de eerste maanden van 2019 bij Veilig Thuis sterk zijn gestegen. We zijn met de
VNG en het Landelijk Netwerk Veilig Thuis in gesprek over de feitelijke onderbouwing
van de signalen en de duiding daarvan. Op basis hiervan bepalen we of en zo ja, welke
maatregelen nodig zijn.
Informatieprotocol Veilig Thuis, versie 2.0
Om inzicht te krijgen in de aard en omvang van huiselijk geweld en kindermishandeling
en in het functioneren van de Veilig Thuis-organisaties is in de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (Wmo 2015) geregeld dat de Veilig Thuis-organisaties structureel
(twee keer per jaar) registratiegegevens leveren aan het CBS, dat aan de hand hiervan
beleidsinformatie genereert.
In de afgelopen periode is gewerkt aan een vernieuwd Informatieprotocol voor de Veilig
Thuis-organisaties. Hierbij sturen wij u in bijlage 2 het Informatieprotocol Veilig
Thuis, versie 2.0.3 Veilig Thuis werkt met ingang van 1 januari 2019 met dit vernieuwde Informatieprotocol.
Dit Informatieprotocol is een verbetering omdat de beleidsinformatie van de VT-organisaties
nu beter met elkaar vergelijkbaar is. Alle Veilig Thuis-organisaties werken namelijk
per 1 januari 2019 op basis van het nieuwe Handelingsprotocol en rapporteren als gevolg
daarvan op een meer eenduidige manier. Verder is het doel van het nieuwe Informatieprotocol
om zicht te krijgen op de acties die door Veilig Thuis worden ingezet ten behoeve
van het duurzaam herstellen van de veiligheid in huishoudens waar sprake is van huiselijk
geweld of kindermishandeling.
Als gevolg van de nieuwe werkwijze van Veilig Thuis en het aangepaste Informatieprotocol
moeten het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 op onderdelen
worden aangepast. In het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is opgenomen om welke soort informatie
het gaat. Het Informatieprotocol beschrijft, op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo
2015, welke registratiegegevens Veilig Thuis aan het CBS verstrekt. Op dit moment
wordt gewerkt aan deze aanpassingen. We informeren uw Kamer via de voortgangsrapportages
van Geweld hoort nergens thuis over de voortgang hiervan.
Inzicht in impact
Waar het uiteindelijk om gaat, is dat we de impact willen zien van alle inspanningen:
we willen minder slachtoffers, er eerder bij zijn en minder herhaling van geweld.
Om deze impact inzichtelijk te maken hebben we de Onderzoekscommissie Geweld hoort
nergens thuis (hierna: de commissie) gevraagd een impactmonitor te ontwikkelen waarmee
gemeten wordt of er een wezenlijk verschil gemaakt wordt met de aanpak huiselijk geweld
en kindermishandeling in de levens van mensen die het raakt.
Bij de vorige voortgangsrapportage4 hebben wij u het voorstel van de commissie met een lijst met mogelijke indicatoren
toegestuurd. De commissie heeft deze indicatoren nader uitgewerkt tot een dummy-impactmonitor,
die u in bijgaand advies aantreft (bijlage 3)5.
De commissie adviseert om de impactmonitor te ontwikkelen volgens een groeimodel.
Het voorstel is te starten met de indicatoren die al beschikbaar zijn of op korte
termijn beschikbaar komen en eenvoudig ontsloten kunnen worden (fase 1). Deze indicatoren
bestaan deels uit kwantitatieve data die moet komen uit beleidsinformatie en uit kwalitatieve
data vanuit een cohortstudie die al in een deel van de Nederlandse gemeenten loopt.
Deze set indicatoren vormt de basisset van de impactmonitor. De indicatoren die uit
de lopende cohortstudie komen, zijn in 2020 beschikbaar.
De verwachting is dat deze eerste versie met data vanuit beleidsinformatie Veilig
Thuis gevuld wordt en meegestuurd kan worden met de volgende voortgangsrapportage
in december 2019, zoals toegezegd in het Algemeen Overleg (AO) van 24 april 2019 (Kamerstukken
28 345 en 31 015, nr. 222. Vanaf 1 januari 2019 leveren de Veilig Thuis-organisaties de gegevens aan bij het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van het nieuwe Informatieprotocol
Veilig Thuis, versie 2.0. We hebben afspraken gemaakt met de VT-organisaties over
het aanleveren van gegevens. Voor de VT-organisaties gaat het om werken met nieuwe
protocollen. Omdat de gegevens over de eerste helft van 2019 nog aangeleverd moeten
worden, weten we nog niet of de gegevens (kwalitatief) voldoende zijn. Wij houden
samen met het Landelijk Netwerk VT en het CBS de complete aanlevering nauwlettend
in de gaten.
De commissie presenteert in bijgaand advies ook een uitgebreidere versie van de impactmonitor
en schetst daarmee een beeld waar de monitor uiteindelijk naartoe kan uitgroeien.
Om tot het eindmodel te komen is nadere afstemming nodig met betrokken partijen over
de wijze waarop gegevens beschikbaar kunnen worden gemaakt met aanvullend kwalitatief
(dossier-) onderzoek. Het gaat in fase 2 namelijk niet om gegevens die regulier uit
registratiegegevens gehaald kunnen worden. Ook wordt dan inzichtelijk gemaakt met
welke frequentie het aanvullend onderzoek uitgevoerd gaat worden. Dit is mede afhankelijk
van de technische haalbaarheid en het financieel kader. Uitgangspunt is dat de uitvraag
geen of slechts minimale extra administratieve lasten met zich meebrengt voor de betreffende
organisaties.
Tenslotte, onderzoeken wij momenteel, in samenspraak met het WODC, het CBS en de commissie,
de mogelijkheden om vanaf 2020 tweejaarlijkse een monitor huiselijk geweld en een
monitor seksueel geweld door het CBS te laten uitvoeren en deze te koppelen aan de
Veiligheidsmonitor, om periodiek inzicht te kunnen verkrijgen in de omvang van deze
problematiek.
Uitdagingen en vervolg
Uit de voortgangsrapportage is op te maken dat we vooruitgang boeken in een weerbarstige
context. Naast de vaak complexe problematiek van huiselijk geweld en kindermishandeling,
die we proberen aan te pakken, zien we ook druk bij organisaties die zich inzetten
op deze terreinen. Ze hebben te maken met wachtlijsten, een toename van het aantal
zaken en een te snel verloop van het personeel. We beseffen dat het nu tijd is om
betekenisvolle stappen te zetten en veranderingen door te voeren die nodig zijn om
blijvende resultaten te boeken. Nog niet alle betrokkenen ondervinden merkbaar en
meetbaar verbetering omdat de beoogde veranderingen tijd vragen. Daarom nemen we samen
de verantwoordelijkheid als opdrachtgevers om naast de diverse verbeteractiviteiten,
de randvoorwaarden te creëren die nodig zijn voor het verbeteren van de noodzakelijke
samenwerking. We investeren in de professionals die iedere dag keihard werken aan
het stoppen van geweld en bouwen met hen aan veiligheid in de thuissituatie.
In de komende periode geven we in het programma onder meer prioriteit aan de acties
gericht op het verbeteren van de traumascreening voor slachtoffers; het project Ieder
kind geïnformeerd; de verbeteractiviteiten voor afgestemde inzet van zorg- en justitiële
interventies ten behoeve van veiligheid en het uitwerken van de impactmonitor.
Schadelijke traditionele praktijken (STP)
In het programmaplan «Geweld hoort nergens thuis» is gemeld dat gewerkt wordt aan
een aanpak om schadelijke traditionele praktijken (STP) tegen te gaan. Onder schadelijke
traditionele praktijken wordt verstaan: eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, huwelijkse
gevangenschap en achterlating, vrouwelijke genitale verminking en maagdenvlieshersteloperaties.
De afzonderlijke verschijningsvormen vragen een separate aanpak. In de afgelopen periode
zijn twee expertsessies georganiseerd met veldpartijen6 en de Ministeries van SZW, OCW en BZ over wat we weten en doen op het terrein van
STP. Hieruit bleek in meer generieke zin dat:
– Preventie de meest effectieve wijze is om deze problematiek aan te pakken;
– Meer zicht op de aard en omvang van de problematiek nodig is;
– De problematiek complex en vaak onzichtbaar is,
– Professionals beter geëquipeerd moeten worden;
– Het ingewikkeld blijkt om het beschikbare handhavingsinstrumentarium in te zetten.
Er is dus nog veel doen. De aanpak die wordt ontwikkeld richt zich daarom op:
– Eerder en beter in beeld: onderzoek doen naar de aard en omvang van de afzonderlijke
fenomenen en mogelijkheden om deze vormen van STP eerder in beeld te krijgen.
– Stoppen en duurzaam oplossen: op basis van onderzoek worden concrete vervolgacties
geformuleerd in afstemming met de betrokken veldpartijen.
– Uw Kamer ontvangt de aanpak STP eind 2019.
Daarnaast wordt ingezet op:
– Het beschikbaar maken van kennis over de wijze waarop STP kan worden aangepakt en
kan worden voorkomen voor alle 28 regio’s die verbonden zijn aan het programma «Geweld
hoort nergens thuis». De regionale en landelijke partijen zijn met elkaar in contact
gebracht en maken werkafspraken om te komen tot een versterking van de kennisfunctie
in de aanpak van schadelijke traditionele praktijken.
– Het ontwikkelen van communicatie-instrumenten om de bewustwording van omstanders,
professionals en slachtoffers te vergroten. Hierbij wordt de motie van Van Wijngaarden
c.s. meegenomen, waarin wordt verzocht actieve voorlichting te organiseren over religieuze
huwelijken.7
– Wij gaan onderzoek doen naar de inzet van het bestaande (wettelijke) instrumentarium
om huwelijksdwang aan te pakken en de mogelijkheden om dit instrumentarium aan te
vullen. De resultaten hiervan zijn uiterlijk het tweede kwartaal van 2020 beschikbaar.
– Ter voorkoming en het stoppen van maagdenvlieshersteloperaties spreekt de Minister
van VWS met de IGJ over aanscherping van het toezicht en met artsen over het beter
gebruiken van de meldcode. Daarnaast onderzoekt de Minister van VWS de mogelijkheden
van een verbod op maagdenvlieshersteloperaties.
– Het maken van afspraken tussen de Minister van VWS en de VNG over langjarige financiering
van het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating. Daarbij worden ook afspraken
gemaakt over het LKHA-noodfonds (voor aanvullende hulp aan slachtoffers in het buitenland)
met de VNG en de Minister van Buitenlandse Zaken.
In de op 24 april 2019 door de Kamerleden Buitenweg en Bergkamp voorgestelde moties
verzochten zij de regering om (1) een actieplan te ontwikkelen voor consulaire en
juridische steun van mensen met een Nederlandse binding die in het buitenland hun
scheiding moeten bewerkstelligen; (2) in overleg te treden met verscheidene landen
om afspraken te maken over het vergemakkelijken van de erkenning van Nederlandse echtscheidingen;
en (3) om samen met landen van waaruit huwelijksdwang voorkomt, zoals deze genoemd
zijn in de onderzoeken van de Universiteit Maastricht, te streven naar eenzelfde erkenningsbeleid
als met Marokko, en de Kamer over de voortgang hiervan eind 2019 te informeren8. Deze moties worden uitgevoerd door de Minister van Buitenlandse Zaken De resultaten
hiervan zijn in het vierde kwartaal van 2019 beschikbaar.
Toezeggingen van de Minister van VWS
Weerlegde meldingen na onderzoek Veilig Thuis
In het AO van 24 april jl. heb ik toegezegd om uw Kamer te informeren over de resultaten
van onderzoeken door Veilig Thuis naar aanleiding van meldingen die zij ontvangen
(Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 222). En om hierbij in te gaan op de vraag of deze meldingen leiden tot de inzet van
interventies dan wel tot vernietiging van dossiers, wanneer de gemelde vermoedens
van huiselijk geweld en/of kindermishandeling na onderzoek van Veilig Thuis worden
weerlegd.
Stand van zaken
Met ingang van 1 januari 2019 werken de VT-organisaties met een nieuw Handelingsprotocol.
De 26 Veilig Thuis-organisaties geven hiermee een kwaliteitsimpuls en meer eenduidigheid
aan de wijze waarop ze hun wettelijke taken uitvoeren. Veilig Thuis schat van elke
melding die binnenkomt eerst de aard en de ernst van de onveiligheid in. Op basis
van deze veiligheidsbeoordeling besluit Veilig Thuis of ze zelf actief betrokken dient
te zijn, of dat ze de melding doorstuurt naar een lokale hulpverlener, die dan aan
de slag gaat met de betrokkenen. Deze beslissing wordt mede bepaald door de lokale
situatie en de inrichting van het lokale veld. Ook kijkt Veilig Thuis of al een hulpverlener
betrokken is bij het gezin. Als dat het geval is, bespreekt Veilig Thuis samen met
de hulpverlener, of deze melding mee kan in het lopende hulpverleningstraject en of
ondersteuning van Veilig Thuis hierbij nodig is.
In geval van zaken die na de veiligheidsbeoordeling niet in aanmerking komen voor
directe overdracht aan een ketenpartner blijft Veilig Thuis betrokken. Veilig Thuis
zal in dat geval altijd inzetten op het samen optrekken met de directbetrokkenen.
Veilig Thuis slaagt er in veel gevallen in om het met de directbetrokkenen eens te
worden over de gemelde zorgen en om betrokkenen bereid te vinden om mee te werken
om die zorgen weg te nemen. Dit wordt uitgevoerd in de zogenaamde dienst «Voorwaarden
en vervolg». In die gevallen is dan geen uitgebreid onderzoek door Veilig Thuis nodig.
Dat maakt deze dienst minder belastend voor de directbetrokkenen.
Veilig Thuis kan er ook voor kiezen om aanvullend onderzoek te doen. Een onderzoek
door Veilig Thuis leidt tot een van de volgende uitkomsten:
1. Het vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling wordt bevestigd;
2. Het vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling wordt weerlegd;
3. Het vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling wordt noch bevestigd,
noch weerlegd.
Wanneer de vermoedens na onderzoek door Veilig Thuis worden weerlegd dan worden betrokkenen
gewezen op de mogelijkheid hun dossier te laten vernietigen. Wanneer betrokkenen aangeven
dat ze hier gebruik van willen maken en er geen andere veiligheidsoverwegingen zijn,
gaat Veilig Thuis over tot vernietiging. Er wordt niet geregistreerd hoeveel dossiers
in een dergelijke situatie worden vernietigd.
Het aantal meldingen, onderzoeken en de uitkomsten van het onderzoek door Veilig Thuis
maken deel uit van de beleidsinformatie van Veilig Thuis. Deze beleidsinformatie wordt
twee keer per jaar gepubliceerd door het CBS. Alle rapporten zijn terug te vinden
op de website van het CBS9. Zoals bekend bij uw Kamer en zoals hierboven vermeld is de beleidsinformatie van
de Veilig Thuis-organisaties tot op heden onderling niet goed vergelijkbaar gebleken.
Daarom is in de rapportages van het CBS tot nu toe bewust geen landelijk totaalcijfer
opgenomen. In de betreffende rapportages schetst het CBS een beeld van de stand van
zaken aan de hand van de resultaten per VT-organisatie. Bij duiding van de uitkomsten
van de VT-organisaties dienen de lokale werkprocessen en administraties van de VT-organisaties
in ogenschouw genomen te worden. Het is op dit moment nog niet mogelijk om conclusies
te trekken op landelijk niveau.
Forensische medische expertise voor kinderen
In het AO van 24 april jl. heb ik uw kamer toegezegd u te informeren over de laatste
stand van zaken van het project om de Forensisch medische expertise voor kinderen
te versterken (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 222).
Stand van zaken
Forensisch medisch onderzoek (FMO) is het verrichten van medisch onderzoek ten behoeve
van opsporing en waarheidsvinding in het strafproces. Dit wordt uitgevoerd door forensisch
artsen waarbij mogelijk ondersteund wordt door forensisch verpleegkundigen. Om een
FMO bij kinderen te kunnen uitvoeren, moeten de juiste professionals beschikken over
forensisch medische expertise voor kinderen (FMEK). Dit ziet op het vastleggen, beschrijven,
onderzoeken en duiden van letsel en sporen, evenals het daarover rapporteren. Dit
heeft als doel het bevestigen of het ontkrachten van een vermoeden van strafbare kindermishandeling
of seksueel misbruik. Om FMEK te versterken is in 2018 een projectmatige aanpak opgesteld
door de GGD’en met het doel een landelijk dekkende duurzame verankering van de expertise
te realiseren. Deze wordt momenteel door de GGD GHOR Nederland uitgevoerd. De benodigde
FMEK wordt georganiseerd op het niveau van de 10 politieregio’s, in afstemming met
onder andere Veilig Thuis, politie en justitiepartners en in samenhang met hun werkproces.
Daarbij treedt in elke politieregio een GGD op als coördinerend aanspreekpunt en is
er in elke regio een coördinerend expert benoemd.
Het project werkt in vier projectgroepen samen met verschillende partners aan:
1) De ontwikkeling van een landelijk handelingskader, een governancemodel en een beoordeling
of een aanpassing van de huidige financieringsstructuur van de taken nodig is.
Door de projectgroep is een eerste versie van een handelingskader ontwikkeld. Ook
is gestart met de analyse van de mogelijke financieringsvormen van de taak FMEK. Naar
verwachting wordt het handelingskader in september ter besluitvorming aan de stuurgroep
aangeboden.
2) De ontwikkeling van standaarden voor onderlinge samenwerking. Dit gaat zorgen voor
meer eenheid in taal en samenwerkingsafspraken tussen netwerkpartners.
Tussen vertrouwensarts, forensisch geneeskundige, forensisch verpleegkundigen en de
netwerkpartners (onder andere NFI, Veilig Thuis, Politie en OM) wordt gewerkt aan
werkafspraken tussen de verschillende netwerkpartners in aanvulling op bestaande samenwerkingsafspraken.
Er wordt gewerkt aan een aangepaste landelijke standaard voor regionale forensische
artsen voor het vastleggen/beschrijven van letsels en aan een landelijk format voor
de deskundigenrapportage (in strafzaken).
3) De ontwikkeling van kwaliteitseisen, inclusief deskundigheidsbevordering van regionaal
werkende forensisch artsen, forensisch verpleegkundigen en vertrouwensartsen.
Met betrokkenheid van het Forensisch Medisch Genootschap, NFI, de Vereniging Vertrouwensartsen
Kindermishandeling (VVAK) en het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, zijn twee onderzoeken
uitgevoerd naar de wensen en ideeën van de forensisch artsen, vertrouwensartsen en
forensisch verpleegkundigen op grond van deskundigheidsbevordering FMEK. Gewerkt wordt
aan de ontwikkeling van een eerste versie van het kwaliteitsprofiel/competentieprofiel
voor de forensisch arts.
4) Een ondersteunende infrastructuur voor informatievoorziening, registratie en kennisdeling
tussen de regio’s.
Het projectteam werkt aan een aangepaste wijze van informatievoorziening die wordt
gebruikt voor de registratie van de werkzaamheden van de forensisch artsen en forensisch
verpleegkundigen, waarmee ook informatie op landelijk niveau geaggregeerd moet kunnen
worden t.b.v. beleidsinformatie voor de ministeries en ketennetwerkpartners.
Binnen het project is ook de uitvoering van het amendement van de Kamerleden Bergkamp
en Slootweg opgenomen (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 21). Hierbij gelden de voorwaarden zoals ik heb toegelicht tijdens de VWS-begrotingsbehandeling
op 18 oktober 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 15, item 17). Dit betreft de financiering van het «Letselspreekuur Plus» van de GGD Amsterdam.
Onder leiding van GGD GHOR Nederland is een overleg gestart tussen de GGD’en van Amsterdam
en Rotterdam alsmede de Veilig Thuis-organisaties om te bezien of in Rotterdam een
tweede «Letselspreekuur Plus» kan worden gecreëerd. Dit initiatief is gekoppeld aan
project 1 (het landelijk handelingskader) waardoor de ervaringen uit dit overleg in
afstemming met de netwerkpartners (o.a. politie en justitieorganisaties) direct kunnen
worden meegenomen bij de ontwikkeling van het landelijk handelingskader. Ook wordt
daar bezien welke andere regio’s mogelijk qua werkwijze geschikt zouden zijn voor
uitbreiding. GGD GHOR Nederland trekt en ondersteunt deze initiatieven.
Verlof voor slachtoffers huiselijk geweld
Tijdens het AO van 24 april jl. is de opvatting van de Minister van VWS gevraagd over
de mogelijkheid van het opnemen van verlof bij huiselijk geweld dat in Nieuw Zeeland
gehanteerd wordt (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 222).
Stand van zaken
In Nieuw-Zeeland kunnen slachtoffers van huiselijk geweld jaarlijks 10 dagen verlof
nemen en versneld flexibel werken aanvragen in verband met de gevolgen van huiselijk
geweld. In Nederland heeft een werknemer bij huiselijk geweld ook verschillende mogelijkheden:
(1) kortdurend verlof bij onvoorziene omstandigheden of bijzondere persoonlijke omstandigheden,
zoals bij plotseling moeten verhuizen, (2) zorgverlof, (3) ziekmelden bij fysieke
of mentale gevolgen en (4) versneld verzoek tot flexibel werken bij onvoorziene omstandigheden.
Gezien de mogelijkheden die er in Nederland bestaan voor een werknemer vind ik aanpassing
van wetgeving niet nodig. Wel wil ik bij werkgevers de mogelijkheden van werknemers
die slachtoffer zijn van huiselijk geweld voor het opnemen van verlof en het flexibel
werken verder onder de aandacht brengen. Tevens zet ik mij in op het verhogen van
alertheid bij werkgevers op signalen van huiselijk geweld.
Rol van Kappers
Tijdens het AO van 24 april jl. is gevraagd naar de mogelijkheden die kappers hebben
om huiselijk geweld te signaleren (Kamerstuk 28 325 en 31 015, nr. 222). Ik heb toegezegd met de kappersbranche in gesprek te gaan. Met het brancheplatform
van kappers is gesproken over de mogelijkheden om de signalering van kappers bij vermoedens
van huiselijk geweld en kindermishandeling te versterken en samen op te trekken in
de aanpak. Afgesproken is om bij de verdere concretisering ook FNV Mooi, Anko en CNV
Vakmensen te betrekken. Over de verdere invulling informeer ik uw Kamer in de volgende
voortgangsrapportage.
Rapporteren over gesprek met transgendernetwerk
Tijdens het AO van 24 april jl. heb ik toegezegd in gesprek te gaan met het Transgender
Netwerk over de positie van transgenderjongeren in de aanpak van huiselijk geweld.
Het gesprek met het transgendernetwerk wordt gepland. In de volgende voortgangsrapportage
rapporteer ik u over de uitkomsten van het gesprek.
Hulppunten voor ouders met vragen over opvoeden
In het AO van 24 april jl. heb ik toegezegd te inventariseren welke hulppunten voor
ouders met vragen over opvoeden beschikbaar zijn in het licht van de vraag naar een
landelijke opvoedlijn.
Stand van zaken
Voor vragen met betrekking tot de opvoeding kunnen ouders in eerste instantie terecht
bij familie, vrienden en kennissen. Sommige ouders stellen hun vragen ook bij de kinderopvang,
op school of aan hun huisarts. Ouders die liever via internet informatie zoeken kunnen
via opvoeden.nl terecht voor onafhankelijke opvoedinformatie. Daarnaast zijn er ook
websites als oudersonline.nl. Voor professionele ondersteuning op maat kunnen ouders
bij de jeugdgezondheidszorg (0–18 jaar) terecht. Ook zijn er nog specifieke interventies
die (kwetsbare) ouders kunnen ondersteunen bij het opvoeden, zoals VoorZorg, Stevig
Ouderschap en Centering Parenting. Ook kunnen ouders met hun vragen terecht bij particuliere
partijen, zoals de Opvoedpoli. Daarnaast is op 24 april jl. de healthdeal I-JGZ ondertekend
zodat digitale innovaties in de JGZ voor alle JGZ-organisaties (en dus ook de ouders)
beschikbaar komen. Eén van de innovaties is bijvoorbeeld een digitaal platform waarop
ouders met hun zorgen terecht kunnen en waarbij ze kunnen vertrouwen op een advies
dat specifiek over hun kind gaat.
Hulplijnen
In het AO van 24 april jl. is toegezegd aan te geven welk type initiatieven er zijn
waar mensen terecht kunnen voor een luisterend oor als sprake is van huiselijk geweld
en kindermishandeling.
Stand van zaken
Iedereen met behoefte aan een luisterend oor over zorgen over huiselijk geweld en
kindermishandeling kan terecht bij onder andere de volgende luister- en hulplijnen:
• Veilig Thuis (bellen)
• De kindertelefoon (chatten of bellen)
• De luisterlijn/Sensoor (bellen, chatten of mailen)
• Hear my Voice (bellen)
• Centrum seksueel geweld
• Slachtofferhulp hulplijn (bellen, mailen of chatten)
• Kinderrechtenhelpdesk van Defence for Children (bellen)
• HelpWanted.nl (chatten of meldformulier)
• Tegen haar wil (bellen)
• MIND Korrelatie (bellen, chatten, appen, mailen)
• Centrum Veilige Sport Nederland (bellen of mailen, chatten via Fier)
• Stop it now (hulplijn ter voorkoming van seksueel misbruik minderjarigen)
Daarnaast bieden hulpverleningsorganisaties onder andere diverse hulplijnen aan:
• Fier (bellen of chatten)
• Meldpunt WATCH (bellen, mailen of chatten)
• Blijfgroep (bellen)
• Mannen Mishandeling, via Sterk Huis (bellen)
• Moviera (bellen)
Verder kunnen slachtoffers, daders en andere betrokkenen bij huiselijk geweld en kindermishandeling
altijd terecht bij de huisarts voor vragen en advies of bij regionale initiatieven.
Er is dus een groot aantal hulplijnen en initiatieven die een luisterend oor bieden.
Ik ga met de spiegelgroep ervaringsdeskundigen van het programma in gesprek over de
laagdrempeligheid van deze hulplijnen en wat ervoor nodig is om dit te versterken.
Aandacht scholen over praten met kinderen
Naar aanleiding van de motie van de leden Westerveld en Van den Hul (Kamerstuk 28 345, nr. 213) heb ik aangegeven in kaart te brengen wat er moet gebeuren om scholen en leerkrachten
beter te faciliteren, zodat kindermishandeling beter wordt herkend en gesprekken met
kinderen worden gevoerd.
Stand van zaken
Uit een enquête van Didactief blijkt dat niet alle scholen afspraken hebben bij vermoedens
van kindermishandeling en huiselijk geweld. Dit is onwenselijk. Schoolbesturen zijn
wettelijk verantwoordelijk om een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
vast te stellen voor het personeel en de kennis en het gebruik van de meldcode te
bevorderen. Het Ministerie van OCW heeft gevraagd aan de Inspectie van het Onderwijs
om extra aandacht te besteden aan het toezicht van meldcode op scholen. Daarnaast
is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in gesprek met de verschillende inspecties
over op welke wijze extra toezicht kan worden gehouden op de verbeterde meldcode.
We ondersteunen professionals om met de verbeterde meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
te werken. In 2019 bieden we in elke regio een aantal bijeenkomsten aan, waarin professionals
instrumenten krijgen aangereikt die hen helpen bij het toepassen van de meldcode (meldcodetour).
Bij deze bijeenkomsten worden ook de scholen en docenten betrokken. Ook is er voor
professionals uit het onderwijs een e-learning over de nieuwe verbeterde meldcode
beschikbaar. Daarnaast zijn we met diverse partijen -zoals de Beweging tegen Kindermishandeling-
in gesprek om te kijken op welke wijze we elkaar kunnen versterken bij het komen tot
duidelijke afspraken op scholen bij vermoedens van kindermishandeling
Komende periode geeft het programma invulling aan «Ieder kind geïnformeerd», waarbij
ook de Beweging tegen kindermishandeling wordt betrokken. Kindermishandeling en huiselijk
geweld moet bespreekbaar worden, ook voor kinderen is het van belang te weten dat
zij recht hebben op een veilig thuis en als dit niet zo is dat je dan terecht kan
bij iemand die je vertrouwt. Daarnaast lopen de pilots sociale steun aan kinderen
en worden deze uitgebreid met initiatieven in andere regio’s.
Homogenezingstherapie
In het AO van 24 april jl. (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 222) is gesproken over homogenezingstherapieën. Ik heb toegezegd in overleg te gaan met
het COC, kerkelijke (jongeren)organisaties voor LHBTI. Daarnaast is een motie van
de leden Bergkamp en Van den Hul aangenomen over een onderzoek naar homogenezingstherapie
in Nederland, Kamerstuk 28 345, nr. 219 en is om een reactie gevraagd over de uitvoering van deze motie.
Stand van zaken
Naar aanleiding van de motie hebben de Ministeries van VWS, JenV en OCW gesproken
over de motie. Als eerste stap gaan we in de zomer in gesprek met de christelijke
LHBTI-verenigingen en jongeren organisaties over de signalen die zij hebben. Ook gaan
we met deze organisaties bespreken hoe een onderzoek ingericht zou kunnen worden.
Daarnaast plannen we een gesprek met de overkoepelende organen van kerken.
Doel van deze gesprekken is een concreter beeld te krijgen van de problematiek, om
zo beter te kunnen bepalen hoe een onderzoeksopzet eruit zou moeten zien.
Ouderenmishandeling
In het Algemeen Overleg Ouderenmishandeling van 4 oktober 2018 heb ik toegezegd om
te komen tot een wettelijke verplichting van het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn
(hierna: het Waarschuwingsregister) (Kamerstuk 28 345, nr. 204).
Stand van zaken
Het Waarschuwingsregister levert een bijdrage aan het realiseren van een veilige zorgrelatie.
Een veilige zorgrelatie en een open organisatiecultuur zijn cruciaal voor zowel de
cliënten als de werknemers en werkgevers. Cliënten zijn afhankelijk van een zorg-
of hulpverlener en (daardoor) vaak kwetsbaar. Daarom acht ik het van belang dat het
Waarschuwingsregister een landelijk dekkend register wordt voor zorg en welzijn in
zijn geheel. Om dit te bereiken gaat ik het volgende doen:
1. Bevorderen van deelname van werkgevers aan het Waarschuwingsregister;
2. Opstellen van een wetsvoorstel om te komen tot een wettelijke verplichting van het
Waarschuwingsregister. In bijlage 4 worden deze beide trajecten verder toegelicht10.
Tot slot
Deze voortgangsrapportage geeft weer dat gewerkt wordt aan een stevig fundament onder
de aanpak en laat tevens zien dat er nog veel werk te doen is in een weerbarstige
context. We gaan met volle kracht verder. Eind 2019 ontvangt u een volgende voortgangrapportage
met daarin de jaarlijkse uitgebreide rapportage van de stand van zaken in de regio
en een eerste ingevulde versie van de impactmonitor.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming