Brief regering : Advies Commissie Parameters en voorhang ontwerpbesluit FTK
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 485 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Ontvangen ter Griffie op 11 juni 2019.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer
overgelegd tot en met 9 juli 2019.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder
worden gedaan dan op 10 juli 2019.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2019
Inleiding
Pensioenfondsen mogen bij het vaststellen van de gedempte kostendekkende premie en
bij herstelplannen rekening houden met nog te boeken rendement in de toekomst, het
zogenaamde verwachte rendement. Ook moeten zij een inschatting maken van de inflatieontwikkeling.
De verwachtingen voor de diverse beleggingscategorieën in de portefeuille zijn wettelijk
gemaximeerd, voor de loon- en prijsinflatie geldt een wettelijk minimum.1 Deze wettelijke begrenzing voorkomt dat er met onrealistisch parameters gerekend
kan worden. De Pensioenwet schrijft voor dat de parameters uiterlijk iedere vijf jaren
worden getoetst, rekening houdend met financieel-economische ontwikkelingen in het
verleden en realistische inzichten ten aanzien van toekomstige financieel-economische
verwachtingen. Voor deze ontwikkelingen en inzichten wordt advies gevraagd van de
onafhankelijke Commissie Parameters.2 In dit kader heb ik op 18 januari jl. de leden van de Commissie Parameters benoemd.3
De commissie heeft tevens als taak om te adviseren over de uniforme scenarioset en
over de technische uitwerking van de grondslagen voor de waardering van pensioenverplichtingen
met een lange termijn (de zogenoemde ultimate forward rate-methode). De UFR-methode
wordt toegepast om risicovrije rentes met lange looptijden te benaderen, omdat de
marktrente voor zeer lange looptijden gevoelig is voor schokken in marktvraag en -aanbod.
Op 6 juni 2019 heeft de Commissie Parameters haar advies aan mij en aan De Nederlandsche
Bank verzonden4. De onderdelen van het advies over de parameters en de uniforme scenarioset zijn
aan mij gericht, het advies over de UFR-methode is aan DNB gericht. DNB publiceert
maandelijks de risicovrije rentetermijnstructuur, inclusief de UFR-methode, die pensioenfondsen
moeten gebruiken bij onder andere het berekenen van hun verplichtingen. DNB reageert
separaat op het advies over de UFR-methode.
In deze brief reageer ik op het advies van de commissie. Ik geef eerst feitelijk de
door de Commissie Parameters geadviseerde nieuwe parameters weer, gevolgd door het
advies over de UFR-methode en de uniforme scenarioset. Vervolgens worden indicatieve
effecten van het volledige advies weergegeven, zoals blijkt uit de impactanalyse van
de commissie. Ik sluit af met de reactie van het kabinet. Het complete adviesrapport
vindt u als bijlage bij deze brief.
Advies parameters
De commissie adviseert in lijn met de vorige Commissie Parameters (2014) om meetkundige
maximale verwachte rendementen en minimale (prijs- en loon) inflatiepercentages te
hanteren. Tabel 1 geeft het advies over de parameters weer. De huidige parameters
zijn opgenomen in artikel 23a van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen
(hierna Besluit FTK).
Tabel 1: Advies parameters
Minimum verwachtingswaarden
Prijsinflatie
1,9%
Looninflatie
2,3%
Maximum verwachtingswaarden
Meetkundig netto
Kosten
Meetkundig bruto
AAA- staatsobligaties
Aftrek 0,2% na toepassing voorgeschreven methodiek
0,2%
Volgens rentetermijn-structuur1
Credits
Aftrek 0,2% na toepassing voorgeschreven methodiek
0,2%
Volgens mapping
Beursgenoteerde aandelen
5,6%
0,2%
5,8%
Overige zakelijke waarden
5,6%
1,9%
7,5%
Niet beursgenoteerd vastgoed
4,1%
0,7%
4,8%
Grondstoffen
3,3%
0,2%
3,5%
X Noot
1
De commissie doet de aanbeveling om op korte termijn nader te laten onderzoeken of
een wetenschappelijk te verantwoorden alternatief, met stabiele uitkomsten, mogelijk
is voor herstelplannen.
In haar taakopdracht (zie het benoemingsbesluit) is de commissie op voorhand niet
beperkt om in haar advies over de maximaal te hanteren risicopremies op zakelijke
waarden rekening te houden met een vaste verwachtingswaarde onafhankelijk van de rentestand,
of een vaste risicopremie bovenop de risicovrije rentetermijnstructuur. De commissie
adviseert vast te houden aan de huidige methode van een vaste verwachtingswaarde voor
zakelijke waarden, onafhankelijk van de rentestand.5
Advies UFR-methode
Op basis van wetenschappelijke literatuur, bevraging van nationale en internationale
deskundigen en een enquête onder marktpartijen, heeft de commissie besloten te adviseren
om de huidige UFR-methode op een aantal punten aan te passen. De commissie adviseert
om het first smoothing point (FSP) op te schuiven van 20 jaar naar 30 jaar, omdat de liquiditeit in de markt tot
looptijden van 30 jaar voldoende groot is om volledig op marktinformatie te vertrouwen.
Daarnaast adviseert de commissie om de ingroeifactor, die bepaalt hoe snel de rentetermijncurve
convergeert naar de UFR, te verlagen van 0,10 naar 0,02. Deze waarde stemt overeen
met eigen analyses en is in lijn met de wetenschappelijke literatuur. Ten slotte adviseert
de commissie om, in lijn met bovenstaande verschuiving van het FSP, het niveau van
de UFR te bepalen als het 10-jaars ongewogen voortschrijdend gemiddelde van de 30-jaars
forward rente in plaats van de 20-jaars forward rente. Een gevolg van bovenstaande
aanpassingen is dat de rentecurve minder afhangt van de hoogte van de UFR.
De commissie heeft in haar besluitvorming de mogelijkheid beoordeeld om over te stappen
op de EIOPA-UFR-methode voor het bepalen van de rentetermijncurve. De wetenschappelijke
literatuur is volgens de commissie echter zeer kritisch over deze methode: de onderliggende
extrapolatiemethode is niet in lijn met economische inzichten en de methode voor het
bepalen van het niveau van de UFR voldoet niet aan het uitgangspunt zo nauw mogelijk
aan te sluiten bij marktinformatie.
Advies scenarioset
De commissie adviseert de uniforme scenarioset te blijven baseren op het Koijen-Nijman-Werker-model
(KNW-model). Het model is geherkalibreerd, waardoor het percentage negatieve rentes
is afgenomen. Tevens heeft de commissie de methode zodanig transparant beschreven,
dat deze volledig repliceerbaar is.
Indicatie effecten advies
De parameters en de UFR-methode hebben geen invloed op de actuele vermogens van pensioenfondsen.
Wanneer de adviezen van de commissie worden opgevolgd, heeft dit wel een aantal gevolgen
voor dekkingsgraden, feitelijke premies, kritische dekkingsgraden bij herstelplannen,
en de mate van toegestane indexatie binnen de huidige FTK-systematiek:
• Dekkingsgraden, die de actuele financiële positie van pensioenfondsen weergeven in
verhouding tot hun actuele pensioenverplichtingen, dalen met gemiddeld 2,5%-punt als
gevolg van de aanpassingen in de UFR-methode.
• In een beperkt aantal gevallen is de feitelijke premie niet meer kostendekkend. Bij
de meeste fondsen is de impact afhankelijk van de mate waarin het fonds een prudentiemarge
tussen de feitelijke en kostendekkende premie wil blijven hanteren.
• Kritische dekkingsgraden – de grens van de dekkingsgraad waaronder kortingen in een
herstelplan noodzakelijk worden – stijgen met gemiddeld 6,5%-punt;
• De hoogte van de dekkingsgraad waarbij volledige prijsindexatie is toegestaan, neemt
toe met gemiddeld 2,7%-punt.
De bovengenoemde percentages zijn een gemiddelde impact voor de pensioenfondsensector.
De impact voor een individueel fonds kan hiervan afwijken, zie hoofdstuk 6 van het
advies van de commissie voor een nadere analyse.
Reactie van het kabinet op het advies aan de Minister
De adviezen van de commissie zijn gebaseerd op financieel-economische ontwikkelingen
in het verleden en realistische inzichten ten aanzien van toekomstige financieel-economische
verwachtingen, in lijn met de taakopdracht die de wetgever aan deze onafhankelijke
commissie heeft gegeven.6 Met de geadviseerde aanpassingen sluiten berekeningen die pensioenfondsen op grond
van het ftk moeten maken weer beter aan bij de huidige economische situatie. Het kabinet
neemt daarom het advies van de Commissie Parameters over.
De nieuwe parameters gelden vanaf 1 januari 2020. Het is hiervoor noodzakelijk dat
artikel 23a van het Besluit FTK wordt gewijzigd. U ontvangt als bijlage bij deze brief
het gewijzigde ontwerpbesluit. In de toelichting van het besluit is opgenomen dat
pensioenfondsbesturen bij de vaststelling van de premies voor 2020 (in 2019) nog rekening
mogen houden met de parameters die gelden in 2019. De voorlegging van het ontwerpbesluit
geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure7, en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat
het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens
zal worden vastgesteld. Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht
aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad
van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit
aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. De einddatum van de voorhangprocedure
is 9 juli 2019, conform aanwijzing 2.38 Voorhang tijdens recesperiode van de Aanwijzingen voor de regelgeving valt tenminste driekwart van de voorhangtermijn
buiten een reces.
Principeakkoord vernieuwing pensioenstelsel
Afgelopen week heeft het kabinet, samen met werkgevers- en werknemersorganisaties
een principeakkoord gepresenteerd over de vernieuwing van het pensioenstelsel (Kamerstuk
32 043, nr. 457). Tevens heeft de SER haar ontwerpadvies uitgebracht. De SER adviseert om pensioenaanspraken
in alle pensioencontracten te blijven waarderen op basis van de risicovrije marktrente.
Het kabinet hecht veel waarde aan deze objectieve en generatieneutrale waarderingsmaatstaf.
In het principeakkoord is afgesproken om in een stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers
van sociale partners en het kabinet, de komende maanden de door de SER beoogde en
met sociale partners overeengekomen oplossingsrichtingen voor het pensioenstelsel
nader uit te werken. De stuurgroep kan daarbij gebruik maken van nader op te leveren
informatie, waaronder het voorliggende advies van de Commissie Parameters en de op
de uitkomsten van de commissie gebaseerde besluiten van kabinet en DNB.
Kabinet en sociale partners hebben afgesproken dat het nieuwe stelsel moet voldoen
aan de doelen die de SER en het regeerakkoord benoemen; onder andere een stelsel dat
persoonlijker en transparanter is, beter aansluit bij de arbeidsmarkt en eerder perspectief
biedt op een geïndexeerd pensioen voor werknemers en pensioengerechtigden. Het kabinet
zal samen met de Stichting van de Arbeid een goede afweging maken of de doelen en
de te bereiken resultaten kunnen worden behaald dan wel op een andere wijze dienen
te worden gerealiseerd om de overstap naar een nieuw stelsel mogelijk te maken waarbij
zowel het nieuwe contract als de bestaande verbeterde premieregeling wordt vormgegeven.
Dit voordat de wetgeving bij de Tweede Kamer wordt ingediend.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid