Brief regering : Fiche: Mededeling Stand van zaken en toekomst EU Betere Regelgevingsbeleid
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2809
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2019
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij drie fiches, die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling versterking rechtsstatelijkheid in de EU (Kamerstuk 22 112, 2807)
Fiche: Wijziging btw-richtlijn en accijnsrichtlijn op het gebied van defensie-inspanningen
(Kamerstuk 22 112, 2808)
Fiche: Mededeling Stand van zaken en toekomst EU Betere Regelgevingsbeleid
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Mededeling Stand van zaken en toekomst EU Betere Regelgevingsbeleid
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch
en sociaal comité en het comité van de Regio’s: Betere regelgeving: inventarisatie
en verdere inzet
b) Datum ontvangst Commissiedocument
15 april 2019
c) Nr. Commissiedocument
COM (2019) 178
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2019%3A178%3A…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken & Klimaat in nauwe samenwerking met het Ministerie
van Buitenlandse Zaken
2. Essentie voorstel
Op 15 april 2019 heeft de Commissie de uitkomsten gepresenteerd van een inventarisatie
van de resultaten van haar beleid inzake Betere Regelgeving. De uitkomsten van deze
inventarisatie (Stocktaking exercise) zijn ook bedoeld als boodschap richting de volgende
Europese Commissie.
De Europese Commissie stelt vast dat er veel is verbeterd als het gaat om impact assessments,
consultaties en evaluaties en dat de kwaliteit hiervan door de OESO1 hoog wordt gewaardeerd.
Ook zijn er veel inspanningen geleverd om bestaande regelgeving te vereenvoudigen.
Er zijn verder belangrijke nieuwe initiatieven genomen zoals de oprichting van het
REFIT (Regulatory Fitness) -platform, gericht op vermindering van regeldruk en de
komst van de Raad voor Regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board, RSB) die de
oude Raad voor Effectbeoordelingen (Impact Assessment Board) heeft vervangen. De Europese
Commissie constateert dat er binnen de Commissie een cultuurverandering heeft plaatsgevonden,
maar dat deze nog niet verankerd is en dat daarom verdere inzet nodig is.
Uit de inventarisatie blijkt dat er heel breed door belanghebbenden en bij Betere
Regelgeving betrokken partijen wordt gevraagd te blijven werken aan Betere Regelgeving
als integraal onderdeel van de werkmethode van de Commissie, met een aanhoudende inzet
om in de toekomst nog meer verbeteringen tot stand te brengen.
Het beleid van de Europese Commissie om te streven naar Betere Regelgeving berust
op twee pijlers. De eerste pijler bestaat uit beleid om het wetgevingsproces structureel
te verbeteren. Het gaat dan met name om de wijze waarop consultaties, impact assessments
en evaluaties worden uitgevoerd. Tot die eerste pijler behoort verder ook bijvoorbeeld
het werk van de Raad voor Regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board, RSB) die toezicht houdt op de kwaliteit van impact assessments en evaluaties die de Commissie
uitvoert.
De tweede pijler bestaat uit inspanningen gericht op het oplossen van concrete knelpunten
in bestaande regelgeving. Hierbij moet vooral gedacht worden aan het REFIT-programma
van de Europese Commissie en aan het werk van het REFIT-platform, dat de Commissie
adviseert over vermindering van regelgeving in bestaande regelgeving.
De Commissie wijst op een aantal concrete verbeterpunten, die betrekking hebben op
beide pijlers. Ten aanzien van consultaties stelt de Commissie dat de bekendheid van consultaties kan worden vergroot. Ook stelt
zij dat er behoefte is aan meer informatie over de uitkomst van consultaties.
Ten aanzien van impact assessments zou beter moeten worden uitgelegd waarom er in een bepaald geval afgezien wordt van
het maken van een impact assessment. Ook geven belanghebbenden aan dat verslagen van
impact assessments moeilijk leesbaar en te weinig gebruiksvriendelijk zijn.
Voor evaluaties geldt dat de kwaliteit achterblijft bij die van impact assessments. Belangrijkste
aandachtspunten hier zijn timing, het stellen van de juiste vragen en een objectieve
benadering. Ook is het zo dat evaluaties niet altijd optimaal worden gebruikt. Europees
Parlement en de Raad houden bijvoorbeeld bij hun werkzaamheden doorgaans geen rekening
met evaluaties. Verder zouden evaluaties en effectbeoordelingen beter op elkaar moeten
worden afgestemd zodat de bevindingen over en weer effectiever worden gebruikt. Een
ander probleem tot slot bij evaluaties is volgens de Commissie dat lidstaten onvoldoende
informatie aandragen over de effecten van EU-regelgeving. De Commissie wil meer gaan
samenwerken met lokale en regionale overheden in de hoop meer informatie te krijgen
over hoe EU-regelgeving uitpakt.
De Commissie geeft aan dat de positieve bijdrage van de Raad voor Regelgevingstoetsing aan de verbetering van de kwaliteit van wetgevingsvoorstellen breed wordt erkend,
hoewel sommige belanghebbenden de voorkeur zouden geven aan een andere opzet van de
RSB. Ook oordeelt de Commissie dat de RSB beter bekend moet worden bij het publiek
en dat de ervaring en kennis van de RSB beter benut zou kunnen worden binnen de Commissie
om processen structureel te verbeteren.
Uit de inventarisatie blijkt dat over de resultaten van de inspanningen om bestaande regelgeving te vereenvoudigen en regeldruk te verminderen, onvoldoende is gecommuniceerd en dat de resultaten in het algemeen niet toereikend
worden geacht.
De Commissie herhaalt haar eerdere standpunt geen gehoor te willen geven aan de oproep
van de Raad voor Concurrentievermogen om gebruik te maken van streefcijfers om strategisch sturing te geven aan de inspanningen om regeldruk te
verminderen. De Commissie kondigt in deze mededeling evenmin aan om op een andere manier strategisch
te gaan sturen op de uitkomsten van de inspanningen om regeldruk te verminderen. De
Commissie is van mening dat bij een op streefcijfers gebaseerde benadering doorgaans
voorbij wordt gegaan aan het feit dat het legitiem en noodzakelijk is bepaalde kosten
op te leggen om belangrijke maatschappelijke doelstellingen na te streven. Dit zou
volgens de Commissie ongewenste dereguleringseffecten hebben.
De Commissie concludeert dat er steun is voor het REFIT-platform en dat belanghebbenden graag zouden zien dat er meer suggesties voor vereenvoudigingen
worden verzameld en voor het sneller omzetten van deze suggesties in concrete veranderingen.
Om het platform effectiever en efficiënter te laten werken moeten o.a. de werkmethodes
worden gestroomlijnd en moet het platform meer bekendheid bij het publiek krijgen.
Ook zou het platform zich volgens de Commissie meer moeten richten op de thema’s subsidiariteit,
proportionaliteit en wetgevingsdichtheid. Ten behoeve van het bredere takenpakket
bepleit de Commissie dat de betrokkenheid van lokale en regionale overheden bij het
platform wordt vergroot.
Tot slot benadrukt de Commissie dat het streven naar Betere Regelgeving ondersteund moet worden door de andere EU-instellingen. Lidstaten zouden hun inwoners beter kunnen informeren over de mogelijkheden voor
inspraak in EU-wetgevingsprocessen en lidstaten zouden ook zelf meer kunnen deelnemen
aan impact assessments en evaluaties door informatie aan te dragen. Ook vindt de Commissie
dat lidstaten beter zouden moeten rapporteren over de gevallen waarin zij bij het
omzetten van EU-regelgeving in nationale wetgeving, méér regels stellen dan strikt
nodig is (gold-plating). Verder wijst de Commissie erop dat de Raad sinds kort eigen
capaciteit heeft om impact assessments te maken, maar dat deze capaciteit nog niet
is benut.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet hecht aan voortvarende uitvoering van de huidige Agenda voor Betere Regelgeving,
die Europese wet- en regelgeving en het proces van totstandkoming van wet- en regelgeving
moderner, transparanter, inclusiever en eenvoudiger moet maken. Het gaat hierbij om
drie kernpunten: strikte toepassing van het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel
bij voorgestelde wet- en regelgeving, kritische herziening en vereenvoudiging van
bestaande regelgeving, en effectieve, uitvoerbare en handhaafbare nieuwe regelgeving
zonder onnodige regeldruk. Innovatievriendelijke regelgeving en het verminderen en
voorkomen van regeldruk voor het mkb als gevolg van Europese regelgeving hebben de
bijzondere aandacht van het kabinet.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet onderschrijft dat er beslist veel is bereikt en in gang gezet door de
huidige Commissie. Dat er een cultuurverandering heeft plaatsgevonden en dat de OESO
positief heeft geoordeeld over de kwaliteit van de instrumenten die de Commissie gebruikt,
zijn belangrijke prestaties. Het kabinet heeft dan ook veel waardering voor het werk
van de Commissie.
De Commissie erkent tegelijkertijd dat het werk niet af is, dat er nog diverse uitdagingen
zijn en dat voortdurende aandacht voor Betere Regelgeving nodig blijft. Het kabinet
vindt het belangrijk dat de goede resultaten worden behouden en dat de nieuwe Commissie
ambitieus verder bouwt aan Betere Regelgeving. Hiervoor is het noodzakelijk dat ook
de nieuwe Commissie zorgt voor een sterke interne centrale coördinatie en politieke
zichtbaarheid op hoog niveau.
Het kabinet kan zich grotendeels vinden in de balans die de Commissie heeft opgemaakt.
Het kabinet herkent veel van de successen en herkent ook veel van de genoemde verbeterpunten,
maar plaatst tegelijkertijd ook enkele kanttekeningen:
• Het kabinet is van mening dat de Commissie strategisch zou moeten gaan sturen op de
gewenste resultaten van het REFIT-programma om effectiever te zijn en meer te bereiken.
Het kabinet is het met de Commissie eens dat een op één streefcijfer gebaseerd instrument
niet het beste middel is om strategisch te sturen op de juiste resultaten. Het kabinet
pleit dan ook niet voor een dergelijke kwantitatieve aanpak maar voor een kwalitatieve
benadering waarbij de Commissie strategisch gaat sturen door uit te spreken wat het
concreet en merkbaar op een bepaald terrein van wetgeving wil bereiken met het REFIT-programma.
Hiervoor zou de Commissie concrete en meetbare ambities moeten formuleren, gericht
op acties die in de ogen van de doelgroep daadwerkelijk oplossingen bieden voor relevante
knelpunten en merkbaar zorgen voor betere regelgeving en vermindering van regeldruk,
net zoals dat momenteel in de Nederlandse nationale aanpak het geval is.
• De Commissie heeft het belangrijke probleem geschetst dat de resultaten van het REFIT-programma
door het publiek als ontoereikend worden gezien en dat er te weinig over de REFIT-inspanningen
is gecommuniceerd. Het formuleren van concrete ambities zou helpen bij het oplossen
van dit probleem. Immers, met geformuleerde concrete ambities kan er helder vooraf
met belanghebbenden worden gecommuniceerd en worden overlegd over de resultaten van
het REFIT-programma. Dan kan worden vastgesteld of de maatregelen en acties in de
ogen van de doelgroep daadwerkelijk oplossingen bieden voor relevante knelpunten en
merkbaar zullen bijdragen aan het verminderen van regeldruk. De conclusies van een
rapport van 12 juni 2018 van de Europese Rekenkamer ondersteunen het strategisch gebruik
van concrete ambities, in de zin dat de Rekenkamer kritisch heeft geoordeeld dat niet
duidelijk is wat de definiërende criteria en de verwachte resultaten zijn van de REFIT-acties
en dat het moeilijk is om vast te stellen wat de strategie is van het REFIT-programma2.
• Het kabinet is het grotendeels eens met de analyse van de Commissie ten aanzien van
het REFIT-platform maar benadrukt dat het zorgen voor meer bekendheid van het platform,
een gedeelde taak is van Commissie en platform. Verder heeft het kabinet vragen bij
de concrete invulling van het voornemen om het REFIT-platform zich in de toekomst
ook te laten buigen over vraagstukken op het terrein van subsidiariteit. Het kabinet
is van mening dat het REFIT-platform met name zijn toegevoegde waarde heeft in het
adviseren over vermindering van regeldruk en het oplossen van concrete knelpunten
in EU-regelgeving. Die knelpunten doen zich ook voor op lokaal en regionaal niveau
en verbreding van het takenpakket met subsidiariteit kan daarom bijdragen aan betere
regelgeving. De afspraken hierover moet echter concreet zijn en mogen geen afbreuk
doen aan de effectiviteit van het platform.3
• Veel lidstaten -waaronder Nederland- hebben eerder opgeroepen tot versterking van
de onafhankelijkheid van de Raad voor Regelgevingstoetsing (RSB). Het ging dan om
de samenstelling van de RSB en om het kunnen beschikken over een eigen secretariaat
dat de RSB zelf kan aansturen. De conclusies van bovengenoemd rapport van de Europese
Rekenkamer ondersteunen deze oproep. De Commissie is helaas niet inhoudelijk ingegaan
op deze oproep en noemt dit punt slechts kort in de inventarisatie.
• Aan brede belangrijke thema’s als de positie van het mkb en het streven naar innovatievriendelijke
regelgeving, wordt in de inventarisatie van de resultaten van het beleid geen aandacht
besteed.
• Het kabinet vindt dat er in nog te veel gevallen impact assessments ontbreken. Uitgangspunt
zou moeten zijn dat voor elk voorstel voor nieuwe regelgeving of aanpassing van bestaande
regelgeving, een impact assessment wordt uitgevoerd door de Commissie. Afhankelijk
van het concrete geval kan de Commissie ervoor kiezen om bij het verslag van de impact
assessment slechts kort in te gaan op bepaalde gevolgen voor bijvoorbeeld de regeldruk
als evident is dat er nauwelijks of geen gevolgen zijn voor de regeldruk. Dit laat
echter onverlet dat in elk geval wel een impact assessment zou moeten worden uitgevoerd.
• Ten aanzien van de opmerking van de Commissie over het rapporteren als lidstaten méér
regels stellen dan strikt nodig is voor omzetting van richtlijnen, wijst het kabinet
op het volgende. Lidstaten die kiezen om te notificeren over de omzetting van richtlijnen
hebben de mogelijkheid om te rapporteren dat zij méér regels stellen dan uit de richtlijn
volgt en waarom daar voor gekozen wordt4. Het kabinet kiest ervoor om, zoals de Aanwijzingen voor de regelgeving reeds eisen,
in de toelichting bij de implementatieregeling aan te geven waarom de omzetting op
de gekozen wijze is uitgevoerd. Handhaving van bestaande verdergaande nationale maatregelen
en normen, bijvoorbeeld op het gebied van milieu of de veiligheid van werknemers,
kan een reden zijn om bij de omzetting van richtlijnen méér regels te stellen dan
strikt genomen nodig is voor de omzetting.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Alle lidstaten onderschrijven het belang van Betere Regelgeving en unaniem vinden
lidstaten dat de Commissie tijdens haar mandaat veel heeft bereikt.
Het overgrote deel van de lidstaten zal de balans die de Commissie opmaakt op dezelfde
manier appreciëren als Nederland.
Een belangrijke kanttekening die veel lidstaten maken is dat de Commissie geen gehoor
geeft aan de herhaaldelijk in Raadsconclusies gedane oproep om te werken met vooraf
geformuleerde streefcijfers en dat de Commissie evenmin aankondigt om op een andere
manier strategisch te gaan sturen op de uitkomsten van de inspanningen om regeldruk
te verminderen. Veel lidstaten geloven dat een systeem van strategisch sturen en toewerken
naar een vooraf gedefinieerd resultaat zou helpen om effectiever te zijn en meer te
bereiken.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het programma
van de Commissie ten aanzien van Betere Regelgeving heeft betrekking op het gehele
EU-acquis en daarmee op alle beleidsterreinen van de EU. Het is van groot belang dat
bij het uitoefenen van de regelgevende bevoegdheden van de EU voldoende aandacht wordt
gegeven aan de kwaliteit van regelgeving, regeldruk, correcte implementatie en toepassing
in de lidstaten. Vanwege haar rol als hoedster van de Verdragen is er op dit gebied
een taak weggelegd voor de Commissie.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het
verbeteren van bestaande en toekomstige Europese regelgeving, het transparanter maken
van het Europese beleids- en regelgevingsproces en het toezien op een correcte en
tijdige implementatie en toepassing van het Europees recht in lidstaten, kan alleen
op Europees niveau worden verwezenlijkt.
c) Proportionaliteit
De grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De werkzaamheden
en voornemens in het kader van betere regelgeving zijn geschikte en evenredige middelen
om bestaande en toekomstige regelgeving moderner, transparanter, inclusiever en eenvoudiger
te maken.
d) Financiële gevolgen
In deze mededeling worden slechts weinig nieuwe acties en maatregelen aangekondigd.
Het is op dit moment niet geheel duidelijk wat de impact is op de EU-lidstaten en
regionale en lokale overheden van deze nieuwe acties en maatregelen. Daarvoor zijn
de aangekondigde acties en maatregelen nog onvoldoende concreet. De verwachting is
wel dat er slechts zeer beperkt sprake zal zijn van financiële gevolgen omdat de bijdrage
van EU-lidstaten en regionale en lokale overheden aan het streven naar Betere Regelgeving
voor het grootste deel wordt geleverd in de vorm van de inzet van ambtenaren.
Ten algemene geldt dat eventuele budgettaire gevolgen voor Nederland worden ingepast
op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van
de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
In dit stadium is niet duidelijk wat de concrete gevolgen zijn van de in deze mededeling
aangekondigde nieuwe acties en maatregelen. De mededeling is gericht op een aanpak
om EU-regelgeving te verbeteren en onnodige regeldruk te verminderen. Deze aanpak
zal naar verwachting (en tot nu toe gebleken) een positief effect hebben op de kwaliteit
van EU-regelgeving en het wegnemen van knelpunten voor burgers, (mede)overheden en
het bedrijfsleven, vooral voor het mkb en dientengevolge ook voor de concurrentiekracht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken