Brief regering : Verslag Milieuraad van 9 oktober 2018
21 501-08 Milieuraad
Nr. 744 BRIEF VAN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE
ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2018
Met deze brief informeren wij u over de Milieuraad die op 9 oktober 2018 bijeenkwam
in Luxemburg. Tijdens deze bijeenkomst bereikte de Raad een algemene oriëntatie over
het voorstel voor een verordening inzake CO2-emissienormen voor personenauto´s en bestelwagens. De Raad nam tevens conclusies
aan over COP24 en over biodiversiteit. Daarnaast hield de Raad een openbaar oriënterend
debat over CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen.
Onder de diversenpunten heeft het Oostenrijks Voorzitterschap de stand van zaken uiteengezet
in de onderhandelingen binnen de Raad over een nieuwe richtlijn voor het verminderen
van de impact van bepaalde plastics op het milieu. De Europese Commissie gaf een terugkoppeling
van recente internationale bijeenkomsten. Aanvullend vroeg een aantal lidstaten bij
de diversenpunten aandacht voor de Berlin Declaration inzake nanomaterialen, maatregelen voor luchtvervuiling door gebruikte auto´s, het
Earth Innovation Forum en het Clean Air Programme.
CO2-emissienormen personenauto’s en bestelwagens
Tijdens deze Milieuraad is een algemene oriëntatie bereikt over CO2-emissienormen voor personenauto’s en bestelwagens. Daarmee kunnen de onderhandelingen
met het Europees parlement van start gaan. De algemene oriëntatie bevat onder andere
een 35% CO2-reductie in 2030 voor personenauto’s en 30% reductie voor bestelauto’s. De uitzonderingsbepalingen
voor niche-fabrikanten (tussen 10.000 en 300.000 voertuigen per jaar) zullen tot 2030
worden verlengd en voor deze fabrikanten zullen, nog door de Commissie vast te stellen,
aangepaste (lagere) reductiepercentages gelden.
De focus in het debat lag op het algemene ambitieniveau (de reductiepercentages in
2025 en 2030) en de stimuleringsmaatregelen voor nul- en laag-emissie voertuigen (zero- and low-emission vehicles, ZLEV). Het compromisvoorstel van het Oostenrijkse Voorzitterschap lag aan de basis
en betrof een reductiepercentage van 15% in 2025 en 35% in 2030.
Nederland steunt het doel van het voorstel om de CO2-uitstoot binnen de EU te reduceren, maar vindt het gat in de ambitie tussen het voorstel
van het voorzitterschap enerzijds en de Nederlandse ambitie anderzijds te groot.
Tijdens de Milieuraad heeft Nederland daarom, samen met andere gelijkgestemde landen,
ingezet op het verder aanscherpen van de CO2-reductiepercentages. Daarnaast zette Nederland in op het invoeren van, behalve een
bonus voor fabrikanten die laag- en nul-emissievoertuigen op de markt brengen, ook een malus wanneer het minimaal vereiste aandeel niet
wordt behaald. Nederland verwees naar de Urgenda-uitspraak en het recent uitgebrachte
IPCC-rapport en benadrukte het belang van dit voorstel.
Lidstaten waren verdeeld over het voorstel van het voorzitterschap. Een aanzienlijk
deel van de lidstaten was net als Nederland van mening dat het ambitieniveau van het
voorliggende voorstel ontoereikend is. Echter, er was ook een groep lidstaten die
aangaf het voorstel te ambitieus te vinden en die voor afzwakking pleitte. Dat maakte
het sluiten van een compromis lastig.
Uiteindelijk is na verschillende tafel- en onderhandelingsrondes een algemene oriëntatie
bereikt. Nederland gaf aan, net als een aantal andere lidstaten, niet in te stemmen
met de tekst en heeft met Ierland, Denemarken, Luxemburg, Slovenië en Zweden een verklaring uitgebracht welke aan de notulen
van de vergadering wordt gehecht.
Raadsconclusies COP24
De Raad nam conclusies aan over de Europese inzet voor de 24e Conferentie van Partijen (COP24) bij het VN-klimaatverdrag in december in Katowice, Polen.
In de conclusies spreekt de Raad onder andere zijn zorgen uit over de gevolgen van
een gemiddelde mondiale opwarming van 1,5 graden Celsius, zoals die ook duidelijk
blijken uit het op 8 oktober jl. uitgebrachte rapport van het Intergovernmental Panel
on Climate Change (IPCC).
Naast het afronden van het Paris Agreement Work Programma (PAWP) en daarmee het aannemen
van de implementatieregels van de Overeenkomst van Parijs, staat COP24 in het teken
van de Talanoa-dialoog. Om de gezamenlijke doelen van Parijs te halen, moet deze dialoog
ertoe leiden dat alle landen zich beraden op het niveau van de klimaatambitie van
hun in 2020 in te dienen Nationaal Bepaalde Bijdrage (Nationally Determined Contribution,
NDC).
Belangrijkste discussiepunt was de vraag of de EU in de Raadsconclusies expliciet
zou aangeven bereid te zijn haar nationaal bepaalde bijdrage voor het behalen van
de Parijsdoelstellingen te herzien (i.c. het EU-broeikasgasreductiedoel voor 2030
van ten minste 40% ten opzichte van 1990). Een vraag die met het IPCC- rapport alleen
maar actueler is geworden.
Nederland pleitte, samen met andere ambitieuze lidstaten, voor Raadsconclusies waarin
de EU expliciet aangeeft dat het bereid is uiterlijk in 2020 het eigen ambitieniveau
te heroverwegen. Nederland zet hierbij in op een reductieniveau van 55% in 2030.1 Een andere groep lidstaten wilde echter op dit moment geen uitspraak doen over aanpassing
van het huidige EU-broeikasgasreductiedoel voor 2030 en kon daarom de concept-raadsconclusies
niet ondersteunen.
Het uiteindelijke compromis is een tekst die letterlijk aansluit bij de tekst van
het Parijsakkoord zelf. Daarin is de optie opengehouden2 om het broeikasgasreductiedoel te actualiseren, waarbij rekening zal worden gehouden
met wat er nodig is, en andere partijen doen. Ook wordt er in de conclusies verwezen
naar het belang om te streven naar gemeenschappelijke tijdspaden voor NDCs van alle
Partijen. Verder wordt er in de conclusies verwezen naar het voorstel van de Commissie
voor een langetermijnstrategie voor klimaat met daarin aandacht voor de emissiepaden
die nodig zijn voor het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot 1,5 graad
en het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050. De Milieuraad geeft aan de strategie
op het hoogste politieke niveau te willen bespreken.
Raadsconclusies CBD Biodiversiteit
De Raad heeft conclusies aangenomen die de Europese inzet vaststellen voor:
1. de 14e Conferentie van Partijen bij het Biodiversiteitsverdrag,
2. de 3e bijeenkomst van Partijen bij het Nagoya Protocol (COP-MOP3) inzake toegang tot
genetische rijkdommen en de verdeling van voordelen voortvloeiende uit het gebruik
van deze rijkdommen, en
3. de 9e bijeenkomst van Partijen (COP-MOP9) bij het Cartagena Protocol inzake bioveiligheid.
Lidstaten benadrukten de urgentie en de sterke boodschap die nodig is om het tij te
keren met betrekking tot biodiversiteitsverlies. Zo zou er meer aandacht nodig zijn
voor habitatverlies, toenemende vervuiling en de toename van invasieve soorten. Lidstaten
deelden hun zorgen over de afname van bestuivers en onderstreepten het belang van
het aanpakken van de oorzaken hiervan. Ook werd the Coalition of the Willing on Pollinators, dat door Nederland is geïnitieerd, door verschillende Lidstaten genoemd. Verder
onderstreepten lidstaten de synergie met andere beleidsvelden zoals klimaat, waarbij
ook de bevindingen uit het recente IPCC-rapport werden besproken.
Nederland uitte zijn zorgen over de mondiale afname van biodiversiteit en het belang
om te komen tot een ambitieus nieuw strategisch raamwerk dat de implementatie van
het biodiversiteitsverdrag zou versterken. Daarbij is het van belang dat landen helder
zijn over hun toezeggingen en zich hiertoe committeren. Verder benadrukte Nederland
het belang van toegankelijkheid tot Digitale Genetische Informatie voor onderzoek
en innovatie gericht op uitdagingen zoals voedselveiligheid, gezondheid en klimaatverandering.
CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen
Tijdens het oriënterend debat over CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen bespraken de ministers het ambitieniveau
en stimuleringsmaatregelen voor nul- en laagemissie vrachtwagens (zero- and low-emission vehicles ZLEV). Nederland verwelkomde het EC-voorstel en was niet ontevreden over het algehele
ambitieniveau, al ziet het nog wel ruimte voor verbetering op onderdelen. Inzet van
Nederland is het reductiepotentieel maximaal te benutten.
Nederland steunt de gekozen systematiek om het doel voor 2025 nu bindend vast te leggen
en voor 2030 een minimaal streefdoel te publiceren. Tijdens een herziening in 2022
wordt de norm voor 2030 definitief vastgelegd, waarbij het streefdoel de terugvaloptie
betekent.
Met betrekking tot ZLEVs heeft NL een studievoorbehoud over de voorgestelde stimulering.
Het lijkt erop dat bussen en kleine vrachtwagens nu buitenproportioneel gestimuleerd
worden, terwijl in die sectoren de elektrische aandrijflijn het meest makkelijk te
realiseren is. Daarnaast komen deze voertuigen toch al op de markt via andere regelgeving
en stimuleringsmaatregelen. Het ambitieniveau wordt daardoor onnodig verwaterd en
het verstoort ook het gelijke speelveld tussen fabrikanten die bussen maken en diegenen
die dat niet doen. Een interacterende benchmark in combinatie met een bonus/malussysteem
behoort tot de opties.
Veel lidstaten hebben nog een studievoorbehoud. Sommige lidstaten pleiten, net als
Nederland, al wel voor het aanscherpen van de normen. Anderen benadrukken dat de juiste
balans gevonden moet worden tussen ambitieniveau en het belang van de concurrentiepositie
van de vrachtwagenindustrie. Er is nog geen helder beeld over de efficiëntie van super-credits.
Daarnaast beseffen lidstaten de tijdsdruk op dit dossier en willen het liefst voor
de nieuwe verkiezingen van het Europese parlement een akkoord met het Europees parlement
bereikt hebben.
Diversen
Earth Innovation Forum
Estland gaf, in zijn rol als voorzitter van de UN Environment Assembly (UNEA), een
terugkoppeling over de succesvolle ministeriële bijeenkomst in Tallinn (september
2018) die Estland in de aanloop naar UNEA-4 (maart 2019) heeft georganiseerd. Doel
van de Conferentie was om een platform te bieden voor discussies in de voorbereiding
richting UNEA-4 met als thema: «Innovative Solutions for Environmental Challenges and Sustainable Consumption and Production».
Richtlijn verminderen impact bepaalde plastics op het milieu
Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken in de onderhandelingen
over het voorstel voor een Richtlijn voor het verminderen van de impact van bepaalde
plastics op het milieu. Het Voorzitterschap streeft naar spoedige afronding door de
Raad zodat de onderhandelingen met het Europees parlement zo snel mogelijk van start
kunnen gaan en afronding binnen deze legislatieve termijn haalbaar blijft.
Meerdere ministers maakten van de gelegenheid gebruik om politieke sturing te geven
op dit dossier. Een aantal lidstaten bracht het belang van bewustwording van de consument
naar voren. Ook vroeg een aantal lidstaten aandacht voor zwerfafval op zee. Over het
onderwerp producentenverantwoordelijkheid (Extended Producer Responsibility, EPR) zijn de lidstaten nog verdeeld. Een deel van de lidstaten gaf aan dat het wenselijk
is om bij de verruimde aansprakelijkheid van producenten enige flexibiliteit te betrachten
en dat het niet tot onredelijk hoge kosten mag leiden terwijl een ander deel dit instrument
erg belangrijk vindt. De Commissie geeft m.b.t. dit instrument aan dat in de Raad
en het Europees parlement de proportionaliteitsvraag op tafel ligt. De EC geeft aan
actief mee te willen denken voor alternatieve tekstvoorstellen.
Nederland heeft aangegeven blij te zijn dat het Voorzitterschap een hoge prioriteit
geeft aan dit dossier. Nederland pleit voor een zo ambitieus mogelijke richtlijn en
afronding binnen de termijn van de huidige Commissie en EP. NL benadrukte dat het
daarbij wel van belang is dat het ambitieniveau niet zal lijden onder de snelheid.
Dit betekent dat definities helder moeten zijn en dat er geen mazen of uitzonderingen
mogen zijn die de impact van de richtlijn op zwerfafval verminderen. Ook moeten er
concrete en ambitieuze doelstellingen komen, waaronder voor het inzamelen en recyclen
van plastic flessen en een heldere uitbreiding van producentenverantwoordelijkheid,
waaronder voor de kosten van het opruimen van zwerfafval. Uiteindelijk willen we een
significante vermindering van (plastic) afval in het milieu.
Terugkoppeling internationale bijeenkomsten
De Commissie informeerde de lidstaten over recente high-level bijeenkomsten, waaronder
de International Whaling Commission (september 2018) en het High-Level Political Forum
on Sustainable Development (juli 2018).
Berlin Declaration inzake nanomaterialen
De Duitssprekende landen (Oostenrijk, Liechtenstein, Zwitserland, Luxemburg en Duitsland)
komen periodiek bijeen voor een Nano-Authorities Dialogue. Deze bijeenkomst was gericht
op het stimuleren van de Europese Commissie om meer werk te maken van het reguleren
van nanomaterialen. Recent is hiertoe een verklaring aangenomen.
Nederland steunde de noodzaak voor betere regulering van nanomaterialen en benadrukte
dat aandacht nodig is voor de snelle ontwikkeling van steeds meer gecompliceerde nanomaterialen.
Tevens vroeg Nederland aandacht voor de recente brief waarin Nederland en negen andere
Lidstaten, de Commissie vragen zo snel mogelijk voortgang te maken op de uitgestelde
Commissievoorstellen op het terrein van chemicaliën, waaronder the Strategy for a Non-Toxic Environment.
Maatregelen luchtvervuiling door gebruikte auto´s
Bulgarije, Polen en Slowakije uitten hun zorgen over de verslechtering van de luchtkwaliteit
in hun landen doordat landen binnen de EU strengere milieuzones instellen waardoor
meer gebruikte (diesel)voertuigen worden geëxporteerd naar andere EU-landen. Bulgarije,
Polen en Slowakije willen dat op Europees niveau eisen worden gesteld dat export van
auto’s alleen mag plaatsvinden als ze aan bepaalde eisen voldoen. Ook Nederland heeft
informeel aandacht gevraagd voor deze problematiek.
The Clean Air Programme
Polen bracht in dat het start met een programma om (oudere) residentiële woningen
te renoveren. Onderdeel van dit programma van € 25 miljard is het vervangen van kolengestookte
verwarmingsinstallaties door zuiniger en klimaatvriendelijker installaties.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat