Brief regering : Fiche: Gewijzigd voorstel tot aanpassing van de verordeningen met betrekking tot de Europese Toezichthoudende Autoriteiten en tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2711
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 oktober 2018
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 10 fiches, die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Verordening tot oprichting van het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie
en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra
(Kamerstuk 22 112, nr. 2705)
Fiche: Verordening ter voorkoming van de verspreiding van online terroristische inhoud
(Kamerstuk 22 112, nr. 2706)
Fiche: Mededeling voorstel uitbreiding bevoegdheden EOM (Kamerstuk 22 112, nr. 2707)
Fiche: Pakket vrije en eerlijke verkiezingen (Kamerstuk 22 112, nr. 2708)
Fiche: Richtlijn betreffende het einde van de omschakeling tussen winter- en zomertijd
(Kamerstuk 22 112, nr. 2709)
Fiche: Mededeling Versterking van het Uniekader voor prudentieel en antiwitwastoezicht
voor financiële instellingen (Kamerstuk 22 112, nr. 2710)
Fiche: Gewijzigd voorstel tot aanpassing van de verordeningen m.b.t. de Europese Toezichthoudende
Autoriteiten en tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn
Fiche: Mededeling nieuwe Afrikaans-Europese alliantie voor duurzame investeringen
en banen (Kamerstuk 22 112, nr. 2712)
Fiche: Mededeling Naar een doeltreffendere financiële architectuur voor investeringen
buiten de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 2713)
Fiche: Mededeling over efficiëntere besluitvorming in het GBVB (Kamerstuk 22 112, nr. 2714)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Gewijzigd voorstel tot aanpassing van de verordeningen met betrekking tot de
Europese Toezichthoudende Autoriteiten en tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Gewijzigd voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot
wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010
(de ESA-verordeningen); Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen;
Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen;
Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten; Verordening
(EU) 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen; Verordening
(EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële
instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen
te meten; Verordening (EU) 2017/1129 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd
wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde
markt worden toegelaten, en Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en
de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel
voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering
b) Datum ontvangst Commissiedocument
12 september 2018
c) Nr. Commissiedocument
COM(2018) 646
d) EUR-lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1537951933234&uri=C…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Geen
f) Behandelingstraject Raad
Economisch en Financiële Raad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Art. 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheidsbeslissing in de Raad
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Europese Commissie stelt voor om de Europese Bankenautoriteit (EBA) een prominentere
rol te geven in het kader van het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel
voor witwassen en financieren van terrorisme. Op dit moment beschikken de EBA, de
Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen (EIOPA) en de Europese
Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA), gezamenlijk de Europese Toezichthoudende
Autoriteiten (ESA’s), al over diverse bevoegdheden op het gebied van het voorkomen
van witwassen en financieren van terrorisme met gebruikmaking van het financieel stelsel.
De Europese Commissie beoogt met het onderhavige voorstel de bestaande bevoegdheden
te versterken en uit te breiden, alsmede de activiteiten van de ESA’s op dit terrein
centraal onder te brengen bij de EBA.
Hiervoor dient onder meer de EBA-verordening1 te worden aangepast. Om die reden heeft de Europese Commissie ervoor gekozen het
onderhavige voorstel te integreren in haar eerdere voorstel tot aanpassing van de
verordeningen met betrekking tot de ESA’s (het ESFS-review package). In dit fiche wordt enkel ingegaan op de wijzigingen die verband houden met het
voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en financieren
van terrorisme. Voor de eerdere kabinetsreactie op het ESFS-review package wordt verwezen
naar het BNC-fiche van 1 november 2017.2
De belangrijkste wijzigingen die door de Commissie worden voorgesteld, zijn:
– Het centraliseren van de taken die de ESA’s hebben ten aanzien van het voorkomen van
het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme
bij de EBA. Dat betekent dat de EBA een mandaat krijgt om haar bevoegdheden op dit
terrein uit te oefenen ten aanzien van alle banken en andere financiële instellingen
die onder de vierde anti-witwasrichtlijn vallen, waaronder bijvoorbeeld ook levensverzekeraars,
alsmede ten aanzien van de nationale autoriteiten die daar anti-witwastoezicht op
houden;
– Het uitbreiden van de taken en bevoegdheden van de EBA in het kader van het toezicht
op het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en financieren
van terrorisme, te weten:
• De taak om informatie te verzamelen met betrekking tot zwakke punten die zijn geconstateerd
in de processen en procedures, de governance, het bedrijfsmodel en activiteiten van
financiële instellingen die bedoeld zijn om witwassen en terrorismefinanciering te
voorkomen, alsmede met betrekking tot maatregelen genomen door bevoegde autoriteiten.
Hierbij wordt voorgesteld dat de EBA deze taak nauw zal coördineren met nationale
Financial Intelligence Units (FIU).
• De taak om bovenstaande informatie in een centrale databank op te slaan, en om deze
informatie te analyseren en beschikbaar te stellen aan bevoegde autoriteiten op een
need-to-know basis en op vertrouwelijke wijze.
• De (bestaande) taak om peer reviews uit te voeren bij bevoegde autoriteiten wordt geëxpliciteerd, specifiek met betrekking
tot het toezicht op het voorkomen van het gebruik van het financieel stelsel voor
witwassen en financieren van terrorisme.
• Daarnaast wordt een verplichting ingevoerd om risk assessment exercities te verrichten om de strategieën en middelen van bevoegde autoriteiten te
testen.
• Een leidende rol bij het faciliteren van samenwerking tussen bevoegde autoriteiten
in de EU en relevante autoriteiten in derde landen, in het geval van material cases waarin witwassen en financieren van terrorisme zich voordoen die verband houden met
grensoverschrijdende aangelegenheden met derde landen.
• Aan de EBA wordt tot slot de bevoegdheid toegekend om, specifiek op het gebied van
het anti-witwastoezicht, (a) bevoegde autoriteiten te verzoeken om een onderzoek in
te stellen naar mogelijke inbreuken van Unierecht en nationaal recht ter implementatie
van richtlijnen door een bank of andere financiële onderneming (conform het voorstel
«financial sector operator»), alsmede om (b) de bevoegde autoriteit te verzoeken een sanctie of maatregel op te
leggen aan een financial sector operator. Indien de bevoegde autoriteit geen gehoor geeft aan een dergelijk verzoek van de
EBA, geldt de bestaande procedure voor inbreuken van Unierecht uit artikel 17 van
de EBA-verordening. Op grond daarvan kan de EBA in het uiterste geval een tot een
financiële onderneming gericht individueel besluit nemen. In dat kader wordt aan de
EBA-verordening toegevoegd dat de EBA daarbij zo nodig gebruik kan maken van de bevoegdheden
die in de nationale wet- en regelgeving ter implementatie van Europese richtlijnen
zijn geregeld.
– Het oprichten van een intern comité binnen de EBA dat zich richt op de bestrijding
van witwassen en financieren van terrorisme, dat de maatregelen op dit gebied coördineert
en ontwerpbesluiten voor de Board of Supervisors (BoS) voorbereidt. Dit comité zal bestaan uit de hoofden van de nationale autoriteiten
die toezichthouden op de naleving van de anti-witwasrichtlijn door financial sector operators.
– Tot slot worden er enkele geringe wijzigingen voorgesteld van de vierde EU anti-witwasrichtlijn3, waarmee beoogd wordt onderdelen van deze richtlijn in overeenstemming te brengen
met de voorgestelde wijzigingen in de ESA-verordeningen. Het betreffen technische
wijzigingen waarbij vermeldingen van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten (ESA’s)
worden vervangen door een vermelding van de Europese Bankautoriteit (EBA). Deze wijzigingen
zorgen voor coherentie met de beoogde gecentraliseerde rol van de EBA. Zo wordt er
onder meer in voorzien dat de EBA verantwoordelijk wordt voor het uitbrengen van opinies
en richtlijnen en het ontwikkelen van technische reguleringsnormen op het gebied van
het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme. Op dit moment berust die
verantwoordelijkheid nog bij de ESA’s gezamenlijk.
b) Impact assessment Commissie
Er is geen impact assessment bij het voorstel gevoegd.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland is voorstander van strenge regels en toezicht om het gebruik van het financiële
stelsel voor witwassen en het financieren van terrorisme tegen te gaan. Omdat witwassen
en financieren van terrorisme overwegend plaatsvinden in een internationale, grensoverschrijdende
context, acht het kabinet een internationale aanpak wenselijk. Een risico gebaseerde
benadering biedt daarbij de meeste waarborgen voor een effectief beleid ter voorkoming
van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme.
Daarbij wordt aangesloten bij processen in breed internationaal verband, waaronder
het werk van de Financial Action Task Force (FATF).
Europese samenwerking en informatiedeling tussen toezichthouders (waaronder ook prudentiële
toezichthouders) en lidstaten is bij het voorkomen en bestrijden van witwassen en
financieren van terrorisme cruciaal. Voorkomen moet worden dat instellingen gebruik
kunnen maken van verschillen in de toezichtpraktijken van lidstaten, waardoor de risico’s
op witwassen en financieren van terrorisme toenemen.
Tegelijkertijd worden de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme voor
een belangrijk deel ook door nationale factoren bepaald. Om die reden acht het kabinet
het van belang dat de nationale toezichthouders voldoende ruimte, taken en bevoegdheden
behouden voor een effectieve uitoefening van hun toezichthoudende taken. Er dient
ruimte en flexibiliteit te zijn voor passend nationaal beleid en maatregelen. Dit
is ook van belang voor de elementen waarbij een nauwe band bestaat met strafrechtelijke
en opsporingsvraagstukken waar nationale overheden primair verantwoordelijk voor zijn.
In dit kader wordt overigens opgemerkt, dat in het geval dat één van de drie ESA’s
bij het uitoefenen van haar taken uit hoofde van deze verordeningen tot de bevinding
komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten,
zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging dient door te verwijzen naar de bevoegde
nationale autoriteiten.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Europese Commissie, dat de samenwerking
tussen Europese toezichthoudende autoriteiten, waaronder zowel prudentiële toezichthouders,
als anti-witwastoezichthouders, kan versterken. Bij een aantal onderdelen heeft het
kabinet nog enkele aandachtspunten. Hieronder wordt een puntsgewijze uiteenzetting
gegeven waarbij de belangrijkste onderdelen van het voorstel aan de orde komen, te
weten:
– Centralisatie taken bij EBA en reikwijdte voorstel
– Informatieverzameling en databank
– Peer reviews en risk assessments
– Coördinatie bij contact met derde landen
– Aanbevelingen aan nationale toezichthouders en individuele besluiten
– Samenloop ESFS review en implementatie gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn
Centralisatie taken bij EBA en reikwijdte voorstel
Het kabinet ziet meerwaarde in het beleggen van een coördinerende taak bij een van
de drie ESA’s met betrekking tot de bestaande taken ten aanzien van het voorkomen
van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme.
Het kabinet steunt daarbij de oprichting van een permanent intern comité binnen de
EBA dat zich richt op de bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme en
dat bestaat uit de hoofden van de nationale toezichthouders op dit terrein. Dit kan
bijdragen aan een efficiëntere inzet van beperkte middelen en een uniformer beleid
op Europees niveau. De keuze voor de EBA ligt voor de hand, gelet op de binnen de
EBA reeds opgebouwde expertise op het gebied van het toezicht op het voorkomen van
witwassen en financieren van terrorisme en het grote belang van de bankensector. Een
centrale rol voor de EBA mag echter niet ten koste gaan van de betrokkenheid van EIOPA
en ESMA op dit terrein, gelet op hun expertise ten aanzien van het toezicht op de
sectoren die (voor het overige) binnen hun werkterrein vallen. Ook dient hierbij aandacht
te worden besteed aan de verhouding met de betrokken nationale toezichthouders. Centralisatie
als voorgesteld zou het totaal van toezicht (dus toezicht door EBA in samenhang met
het toezicht door de nationale toezichthouders) effectiever moeten maken. De voorgestelde
wijzigingen van de vierde anti-witwasrichtlijn dienen eventuele wijzigingen in de
positie van de EBA ten opzichte van de andere ESA’s te volgen.
Het kabinet heeft nog vragen bij de reikwijdte van het voorstel. Het onderhavige voorstel
brengt alle financiële instellingen die zowel onder het bereik van de ESA-verordeningen,
als onder de anti-witwas richtlijn vallen binnen het mandaat van de EBA, in het voorstel
financial sector operators4 genoemd. De aanleiding voor het onderhavige voorstel vormen de recente misstanden
bij verschillende Europese banken met betrekking tot het niet naleven van anti-witwasregels.
Het voorstel maakt echter niet duidelijk waarom een uitbreiding naar financial sector operators noodzakelijk is. Daarbij is door het ontbreken van een impact assessment moeilijk
in te schatten wat het effect hiervan zal zijn op sectoren die wel onder de anti-witwasrichtlijn
vallen maar niet als financial sector operator zijn aan te merken.5 Risico’s op witwassen en financieren van terrorisme in andere sectoren mogen niet
uit het oog worden verloren. Een intensieve samenwerking met de nationale autoriteiten
die toezicht houden op de instellingen die onder de vierde anti-witwasrichtlijn vallen,
maar geen financial sector operator zijn is daarom van groot belang. Het kabinet hecht eraan om bij het eventueel centraliseren
van het Europees toezicht op naleving van anti-witwas maatregelen door de financiële
sector, die sectoren daartoe aan te wijzen die een grensoverschrijdend karakter kennen
en waar het grootste risico bestaat op witwassen en financieren van terrorisme.
Informatieverzameling en databank
Het kabinet ziet meerwaarde in het onderbrengen van een centrale databank bij de EBA
in het kader van het anti-witwastoezicht. De beoordeling van (de proportionaliteit
en noodzaak van) dit voorstel is echter afhankelijk van de informatie die in dit kader
zal worden verzameld. Doormiddel van een centrale databank kan bijvoorbeeld informatie
worden gedeeld over de mate waarin financial sector operators grensoverschrijdend actief zijn, zodat de betrokken toezichthouders effectief samen
kunnen werken. Ook het verzamelen en delen van «best practices» of van informatie
over (opkomende) witwasrisico’s heeft een meerwaarde. Het kabinet acht het van belang
dat in het onderhavige voorstel wordt gespecifieerd welke informatie er precies zal
worden verzameld, met welk doel, en hoe en met wie deze informatie gedeeld zal worden.
Dit geldt ook waar het instelling-specifieke informatie betreft, die in bezit is van
nationale toezichthouders. Voor het delen daarvan zal ook doel en noodzaak afdoende
moeten zijn vastgesteld. Ook daar waar het voorstel beoogt informatie te verzamelen
in een centrale databank die verder gaat dan informatie die verband houdt met het
toezicht op de naleving van de regels uit de vierde anti-witwasrichtlijn door banken
en andere financiële instellingen, rijzen er vragen over de noodzaak en proportionaliteit
van dit voorstel. Het voorstel is niet geheel duidelijk over de informatieverzameling
van andere nationale autoriteiten dan de betrokken toezichthouders. Het kabinet acht
het niet noodzakelijk en wenselijk als andere nationale instanties dan de betrokken
toezichthouders, zoals FIUs, verplicht worden om informatie te delen met de EBA.
Peer reviews en risk assessments
De EBA heeft op grond van de bestaande EBA-verordening reeds tot taak om in EBA-verband
peer reviews uit te voeren van nationale toezichthouders. De Europese Commissie heeft
in het kader van het ESFS-review package reeds voorgesteld deze peer reviews meer onafhankelijk in te richten. Zoals uiteengezet in de kabinetsreactie op het
ESFS-review package, kan het kabinet zich in beginsel vinden in een wijziging van
de opzet van en besluitvorming over de peer reviews van de ESA’s, waarbij wel aandacht wordt gevraagd voor blijvende betrokkenheid van
de nationale toezichthoudende autoriteiten. Het ligt voor de hand om deze (gewijzigde)
opzet van peer reviews ook toe te passen waar dit het toezicht op anti-witwasmaatregelen betreft.
Wel ziet het kabinet een mogelijke overlap met de mutual evaluations die worden uitgevoerd door de FATF. Het kabinet hecht eraan dat de EBA peer reviews een aanvulling zijn op de FATF mutual evaluations, om zo tot de meest optimale en efficiënte inzet van beperkte middelen te komen. Daarbij
vindt het kabinet het van belang dat toezichthouders van elkaar kunnen leren en vraagt
het kabinet aandacht voor de betrokkenheid van de nationale bevoegde autoriteiten
in de uitvoering van independent reviews.
Onduidelijk is het onderhavige voorstel nog met betrekking tot de risk assessments en hoe deze nieuwe bevoegdheid zich verhoudt tot de bevoegdheid tot het uitvoeren
van peer reviews. Ook is onduidelijk hoe de voornoemde risk assessments zich verhouden tot de supranationale risico analyse (SNRA) van de Europese Commissie
en de nationale risico analyses (NRA) van de lidstaten. Het kabinet hecht eraan dat
de bevoegdheid tot risk assessments een aanvulling vormt op de peer reviews, SNRA en NRAs en dat overlap wordt voorkomen.
Bovendien is onvoldoende bepaald waartoe het uitvoeren van risk assessments om strategieën en middelen van bevoegde autoriteiten te testen zal strekken.6 Het kabinet is kritisch als dit impliceert dat de EBA beleidsprioriteiten en middelen
van nationale toezichthouders kan bijstellen. De nationale toezichthouders moeten
voldoende ruimte behouden om naar eigen inzicht, afhankelijk van de ontwikkelingen
op de nationale financiële markten, beleidsprioriteiten vast te stellen. Zij moeten
kunnen inspelen op de risico’s die zij waarnemen in de uitvoering van hun toezicht,
te meer daar waar de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering per lidstaat
kunnen verschillen. Het kabinet kan zich wel voorstellen dat op Europees niveau een
beperkt aantal aanvullende prioriteiten wordt vastgesteld indien er meerwaarde is
gelegen in een gemeenschappelijke focus in het toezicht.
Coördinatie bij contact met derde landen
Het kabinet ziet meerwaarde in een centrale en coördinerende functie in de EU die
samenwerking tussen toezichthouders in de EU met relevante autoriteiten in derde landen
faciliteert. Een dergelijke functie kan toezichthouders helpen door hen op de hoogte
te stellen van afspraken die met derde landen worden gemaakt. Een goede afbakening
van de taken en bevoegdheden tussen de nationale toezichthouders en de EBA is daarbij
essentieel.
Aanbevelingen aan nationale toezichthouders en individuele besluiten
Met het onderhavige voorstel krijgt de EBA de bevoegdheid om nationale toezichthoudende
autoriteiten te verzoeken om onderzoek te doen naar, dan wel op te treden tegen, een
(vermeende) overtreding van de anti-witwasregelgeving. Indien de toezichthoudende
autoriteit daar geen of onvoldoende gevolg aan geeft, kan de EBA in het uiterste geval
zelf een besluit nemen dat is gericht tot een financial sector operator, met het oog
op het beëindigen van een geconstateerde overtreding. Daarbij geldt de reeds bestaande
procedure voor inbreuken van Unierecht, die de EBA dient te volgen. Naar huidig recht
gaat het om uitzonderingsgevallen waarin de EBA bevoegd is zelf een dergelijk individueel
besluit te nemen. Het kabinet is van oordeel dat deze mogelijkheid, in ieder geval
zolang een impact assessment uitblijft, zich ook tot uitzonderingsgevallen zou moeten
blijven beperken en zal daarop inzetten.
Het kabinet heeft nog vragen bij de uitvoerbaarheid van bovenstaande bevoegdheid door
de EBA. Het anti-witwastoezicht is namelijk niet alleen gebaseerd op Unierecht, maar
is grotendeels gebaseerd op nationaal recht ter implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn.
De toepasbaarheid daarvan door de EBA staat niet zonder meer vast. Bovendien zou er
ook aandacht moeten zijn voor (bijvoorbeeld) rechtsbescherming en voor de samenhang
met meer nationale rechtsgebieden, zoals het strafrecht. Daar is in het onderhavige
voorstel thans geen sprake van. Het kabinet verlangt nadere duiding hoe deze nieuwe
bevoegdheid dient te worden begrepen.
ESFS Review en implementatie gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn
Zoals opgemerkt vult het onderhavig voorstel de eerdere voorstellen gedaan in het
kader van de ESFS review aan. Hoewel het onderhavige voorstel aanpassing van dezelfde
verordeningen vergt als diegene die behandeld worden in het kader van het ESFS review
en daarom in zekere mate in samenhang moeten worden bezien, is het kabinet van mening
dat deze voorstellen beter in gescheiden trajecten van elkaar behandeld kunnen worden.
Voornaamste reden daarvoor is het ontbreken van een impact assessment bij onderhavig
voorstel. Het kabinet hecht er grote waarde aan dat er alsnog een impact assessment
bij het onderhavige voorstel wordt gevoegd waarin nader uiteen wordt gezet hoe herziening
van het bestaande stelsel bijdraagt aan een effectiever toezicht op anti-witwasmaatregelen door financiële instellingen in de Europese Unie. Scheiden van beide trajecten
ligt dan ook voor hand aangezien deze analyse geen effect heeft op de voorstellen
gedaan in het kader van de ESFS review. Voorkomen moet worden dat de onderhandelingen
over het ESFS-review package vertraging oplopen.
Daarnaast merkt het kabinet op dat de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn momenteel door lidstaten wordt geïmplementeerd. De gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn
beoogt onder meer een versterking van de samenwerking en informatiedeling tussen nationale
toezichthouders op anti-witwasmaatregelen te verwezenlijken. De effecten van deze
wijziging moeten zich nog materialiseren.
Tot slot, het kabinet acht het voorstelbaar dat op de lange termijn door de EBA of
een andere Europese instelling direct anti-witwastoezicht wordt gehouden op banken
en andere financiële ondernemingen en staat er voor open deze mogelijkheid verder
te verkennen. In dat kader acht het kabinet het van groot belang dat er een grondige
en gedegen analyse vooraf gaat aan de overdracht van bevoegdheden aan de EBA of een
andere Europese instelling. Een dergelijke analyse ontbreekt momenteel, zodat een
overdracht van bevoegdheden van de nationale toezichthoudende autoriteiten naar bijvoorbeeld
de EBA naar het oordeel van het kabinet op dit moment niet aan de orde kan zijn.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het merendeel van de lidstaten steunt de voorstellen van de Commissie ter versterking
van informatiedeling en samenwerking met betrekking tot het toezicht op het voorkomen
van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme.
Over de noodzaak van verdergaande stappen, zoals centralisatie van taken bij de EBA
en extra bevoegdheden, verschillen de standpunten. Bij de meeste lidstaten leven nog
vragen over de proportionaliteit van de voorstellen en de uitwerking daarvan in de
praktijk.
Bovendien is een groot aantal lidstaten kritisch op het door de Commissie gevolgde
proces bij de totstandkoming van het onderhavige voorstel, waarbij de lidstaten onvoldoende
zijn betrokken. Tot slot hebben lidstaten zorgen over samenloop met de onderhandelingen
over het ESFS-review package, die hierdoor mogelijke vertraging oplopen.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
De Commissie baseert het voorstel op artikel 114 van VWEU. Dit artikel geeft de EU
de bevoegdheid om wetgeving vast te stellen inzake de werking van de interne markt.
Het betreft een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten. Het kabinet kan
zich vinden in deze rechtsgrondslag. Doelstellingen van het voorstel zijn om het toezicht
doeltreffender te maken, de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten te bevorderen
en het gebruik van deskundigheid en middelen op Unieniveau te optimaliseren in kwesties
met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen
en financieren van terrorisme. Een en ander zal zorgen voor een consistenter en doeltreffender
functioneren van de interne markt.
b) Subsidiariteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel positief. Witwassen en financieren
van terrorisme vinden doorgaans plaats in een internationale, grensoverschrijdende
context. Het faciliteren van samenwerking en informatiedeling tussen nationale toezichthouders
op financiële instellingen is dan ook noodzakelijk en vergt coördinatie op Europees
niveau.
c) Proportionaliteit
De proportionaliteit wordt als positief beoordeeld, met de kanttekening dat de beoordeling
van de proportionaliteit sterk afhankelijk is van de uiteindelijke invulling van de
bevoegdheden van de EBA, waaronder de nadere uitwerking van de risk assessments en de centrale verzameling van informatie in een databank. Door het ontbreken van
een impact assessment is de proportionaliteit van de voorstellen lastig op waarde
te schatten. Het kabinet acht het in beginsel mogelijk dat een proportionele invulling
van deze taken kan worden gerealiseerd.
Het kabinet acht de voorstellen proportioneel ten aanzien van de coördinerende taak
voor de EBA voor wat betreft de drie ESA’s, het uitvoeren van peer reviews, en het coördineren van het contact met derde landen. Hierbij wordt opgemerkt dat de
uitbreiding van de bevoegdheden van de EBA beperkt is en op effectieve wijze bijdraagt
aan het te realiseren doel. De taak om peer reviews te doen bestaat al naar huidig recht.
Indien de uitwerking van (bijvoorbeeld) de risk assessments echter leidt tot een sterke beperking voor het stellen van nationale prioriteiten
is het oordeel over de proportionaliteit negatief. Voor wat betreft de centrale verzameling
van informatie is het oordeel over de proportionaliteit negatief als daar onder ook
begrepen moet worden informatie van andere autoriteiten dan de betrokken toezichthouders.
In dat geval zouden voorstellen naar de mening van het kabinet verder gaan dan noodzakelijk.
Het kabinet zal hier aandacht voor vragen.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel voorziet een uitbreiding van de capaciteit bij de EBA met 4 FTE in 2019,
en in totaal 7,8 FTE vanaf 2020 en verder. Voor de personele uitbreiding is een uitbreiding
van het EBA-budget voorzien van € 0,6 miljoen in 2019 en € 1,1 miljoen in 2020. In
totaal behelst de uitbreiding van het EBA budget € 3,97 miljoen, die volgens onderhavig
voorstel uiteindelijk volledig als toezichtkosten worden doorberekend aan de sector.
De Commissie zal na aanname van het voorstel een methode opstellen voor het berekenen
en innen van deze toezichtkosten, met het streven uiterlijk in 2021 hiermee te beginnen.
Tot die tijd is een voorschot vereist vanuit het EU-budget.
Het kabinet heeft eerder in reactie op het ESFS-review voorstel aangegeven problemen
te voorzien bij het rechtsreeks doorberekenen van indirecte toezichtkosten en de huidige
verdeelsleutel te willen handhaven. Deze uitgangspunten blijft het kabinet hanteren
ten aanzien van het onderhavige voorstel.7 Het kabinet merkt op dat in het onderhavige voorstel € 2,1 miljoen van de uitbreiding
van het EBA-budget nog niet voldoende is gespecificeerd. Het kabinet verlangt meer
duidelijkheid over de uitbreiding van het EBA-budget met het oog op transparantie
en efficiëntie.
Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. De kabinetsinzet
voor het volgende MFK is leidend voor een integrale afweging van middelen voor de
periode na 2020; Nederland wil niet vooruitlopen op de besluitvorming over het volgende
MFK.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale
overheden
Het voorstel betreft de instellingen en organen van de EU. Er worden daarom geen directe
financiële of personele consequenties voor de rijksoverheid en/of decentrale overheden
voorzien. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de
beleidsverantwoordelijke(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
De burger en het bedrijfsleven zijn gebaat bij een effectief en efficiënt systeem
van toezicht op anti-witwas maatregelen die genomen dienen te worden door banken en
andere financiële instellingen. De voorziene extra capaciteit van de EBA betekent
een toename van toezichtkosten voor Nederlandse financiële instellingen die onder
de reikwijdte van het voorstel komen te vallen (zie ook paragraaf 5a). Gezien de grote
reikwijdte van Europese financiële instellingen die onder het voorstel vallen, en
de in verhouding geringe toename van het EBA budget, is de toename van kosten voor
Nederlandse financiële instellingen acceptabel.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden,
bedrijfsleven en burger
Een toename van de administratieve lasten is te voorzien bij de nationale toezichthouders
die worden betrokken bij peer reviews en risk assessments. De last zal met name bestaan uit het aanleveren van informatie aan de EBA voor het
kunnen uitvoeren van voornoemde onderzoeken. Tevens is te voorzien dat het aanleveren
van informatie voor de centrale databank een administratieve last meebrengt voor de
bevoegde autoriteiten. Bevoegde autoriteiten die een directe aanwijzing krijgen om
een financial sector operator te onderzoeken dan wel maatregelen daartegen te treffen, als ook de werkzaamheden
in het kader van het comité dat besluiten van EBA voorbereidt, zullen lasten met zich
brengen voor de betrokken toezichthouders. Eventuele gevolgen voor de regeldruk/administratieve
lasten voor bedrijfsleven en burgers is door het ontbreken van een impact assessment
lastig in te schatten. Opgemerkt wordt dat het onderhavige voorstel geen nieuwe regels
of vereisten voor bedrijfsleven en burgers opstelt op het gebied van het voorkomen
van witwassen en financieren van terrorisme. Het kabinet verlangt dan ook een impact
analyse die nader ingaat op welke gevolgen het onderhavige voorstel mogelijk heeft
op de regeldruk en administratieve lasten.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
Het voorstel beoogt het Europees toezicht op anti-witwas maatregelen die genomen dienen
te worden door banken en andere financiële instellingen te versterken. Een geharmoniseerde
toepassing van de toezichtregels komt het interne concurrentievermogen ten goede.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel wijzigt een aantal Europese verordeningen, met name de EBA verordening.
Daar verordeningen rechtstreeks werken en de materiële bepalingen in principe niet
worden omgezet in nationale wet- en regelgeving, zal het nationale wettelijk kader
daarom weinig aanpassing behoeven.
Daarnaast is een wijziging van de vierde anti-witwas richtlijn voorzien. Deze richtlijn
is hoofdzakelijk omgezet in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme (Wwft). Het voorstel omvat technische wijzigingen waarbij vermeldingen
van ESA’s worden vervangen door een vermelding van de EBA. Eventuele implementatie
daarvan in de Wwft vereist naar verwachting slechts een beperkte aanpassing.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Er staan geen nieuwe gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen in het onderhavige
voorstel.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Het onderhavige voorstel wijzigt het moment van het in werking treden van de voorstellen
tot wijziging van de ESA-verordeningen, in het kader van het ESFS-review package,
niet. Daarin is bepaald dat de wijzigingen van de EBA-verordening, EIOPA-verordening
en ESMA-verordening 3 maanden na het in werking treden van de verordening van toepassing
zijn (met uitzondering van de bepalingen over financiering van de ESA’s, waarvoor
een langere termijn is voorgesteld). Voor zover het onderhavige voorstel onderdelen
omvat die wijzigingen van de nationale wet- en regelgeving noodzakelijk maken, zal
het kabinet inzetten op een termijn van ten minste 18 maanden om deze wijzigingen
door te voeren. Daarmee wordt rekening gehouden met de gebruikelijke duur van een
wetgevingstraject in Nederland. Dit is in ieder geval aan de orde voor zover er in
het onderhavige voorstel wijzigingen van de vierde anti-witwasrichtlijn worden voorgesteld,
die in de Nederlandse wet- en regelgeving moeten worden geïmplementeerd.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het kabinet acht het wenselijk dat het onderhavige voorstel gezamenlijk met de overige
onderdelen van de voorstellen in het kader van het ESFS-review package wordt geëvalueerd.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Uitvoering van het onderhavige voorstel berust met name bij de ESA’s en de EBA in
het bijzonder. Een deel van de uitvoering raakt echter ook aan de werkzaamheden van
nationale toezichthouders op de naleving van anti-witwasmaatregelen door financiële
instellingen. Toezichthouders worden immers betrokken in het geval van peer reviews en risk assessments, het aanleveren van informatie voor de databank, en in het bijzondere geval wanneer
zij een verzoek ontvangen een financial sector operator te onderzoeken, dan wel maatregelen daartegen te treffen bij een overtreding van de
anti-witwasregelgeving. Er bestaan zorgen over de uitvoerbaarheid van het voorstel
om de EBA, in uitzonderingsgevallen, de mogelijkheid te geven besluiten te nemen die
gericht zijn jegens individuele instellingen, op grond van de anti-witwasregelgeving.
Nu de vierde anti-witwasrichtlijn geïmplementeerd is in het nationaal recht van de
lidstaten, vergt dit de toepassing van bevoegdheden op grond van nationaal recht.
Daarnaast krijgen de nationale AML CFT toezichthouders een rol in het comité dat besluiten
van EBA voorbereidt. Ook worden nationale prudentiële toezichthouders betrokken voor
het aanleveren van informatie voor de databank. Naar verwachting zullen die aanvullende
werkzaamheden een impact hebben op de capaciteit van deze toezichthouders.
b) Handhaafbaarheid
Het handhaven van het onderhavige voorstel berust grotendeels bij de EBA. Daarnaast
zullen de nationale toezichthouders een rol hebben bij het uitvoeren van door de EBA
opgelegde aanwijzingen.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Dit voorstel heeft geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken