Schriftelijke vragen : De brief ‘Uitvoering motie van de leden Laan-Geselschap en Van Toorenburg over de intrekking van het Nederlanderschap’
Vragen van het lid Laan-Geselschap (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief «Uitvoering motie van de leden Laan-Geselschap en Van Toorenburg over de intrekking van het Nederlanderschap» (ingezonden 22 juli 2019).
Vraag 1
Zijn er, naast een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
(AIVD) of een (verstek)vonnis van de rechtbank, nog andere bronnen te bedenken waaruit
de aansluiting bij een terroristische organisatie en de gedragingen van betrokkene
kunnen worden afgeleid?1 Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat er actief gezocht wordt naar en gebruik gemaakt
wordt van alle denkbare bronnen?
Vraag 2
Hoe houdt u, naast het feit dat bij besluitvorming over de intrekking van het Nederlanderschap
rekening wordt gehouden met het strafrechtelijke belang van opsporing, vervolging,
berechting en de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, rekening
met het feit dat de inzet van strafrecht niet kan voorkomen dat een uitreiziger die
geoefend is in het gebruik van geweld of het gebruik van geweld heeft gefaciliteerd,
terugkeert naar Nederland? Zou het belang van het voorkomen van terugkeer ter bescherming
van de nationale veiligheid niet moeten prevaleren?
Vraag 3
Waarom wijst de wet die intrekking van het Nederlanderschap mogelijk maakt er expliciet
op dat het bezwaarlijk is om te wachten met intrekken van het Nederlanderschap totdat
betrokkene is teruggekeerd naar het Koninkrijk en strafrechtelijk is vervolgd en veroordeeld,
juist vanwege de onmiddellijke bedreiging van de nationale veiligheid?2 Hoe zorgt u ervoor dat het strafrechtelijk belang van opsporing, vervolging en berechting
niet in de weg komt te staan aan het voorkomen van terugkeer en daarmee aan de bescherming
van de nationale veiligheid?
Vraag 4
Kunt u verklaren waarom u schrijft dat de schatting is dat 100 personen mogelijk nog
in aanmerking komen voor het uitbrengen van een ambtsbericht? Waarom is dit niet al
gebeurd in de ruime periode na de inwerkingtreding van de wet? En hoe lang duurt het
nog voordat dit wel gebeurd?
Vraag 5
Is, indien is aangetoond dat iemand zich heeft aangesloten bij een terroristische
organisatie, daarmee niet sowieso al boven redelijke twijfel verheven dat de betrokkene
de door de terroristische organisatie nagestreefde doelen onderschrijft?
Vraag 6
Waarom geeft u aan dat het niet altijd mogelijk is om relevante informatie vanuit
de inlichtingendiensten op te nemen in een ambtsbericht aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND), vanwege de noodzaak tot geheimhouding van bronnen en de veiligheid van personen.
Hoe verhoudt dit zich tot het feit dat in de wet al is aangegeven dat wanneer de informatie
op grond waarvan de intrekking plaatsvindt informatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
betreft, deze informatie niet in alle gevallen (volledig) openbaar zal mogen worden
gemaakt of zelfs kunnen worden verstrekt aan de verdediging in het kader van beroep
tegen een besluit van de rechtbank?
Vraag 7
Hoe verhoudt het gestelde dat het OM kan verzoeken een ongewenstverklaring tijdelijk
op te heffen, omdat betrokkene het recht heeft om bij zijn of haar strafproces aanwezig
te zijn, zich tot het feit dat de intrekking van het Nederlanderschap juist tot doel
heeft iemand uit te sluiten van het Nederlanderschap met alle rechten en verplichtingen,
waaronder het recht op toegang tot Nederlands grondgebied?
Vraag 8
In hoeverre wordt er rekening gehouden met het feit dat het aanwezigheidsrecht niet
absoluut is aangezien de IND een verzoek kan inwilligen om de ongewenstverklaring
tijdelijk op te heffen als de komst van de vreemdeling naar Nederland noodzakelijk
is in verband met een eigen rechtszaak? De Nederlandse praktijk van berechting van
vermeende jihadisten bij verstek is immers toch ook zelden in strijd met het aanwezigheidsrecht
in art. 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gebleken? Is het OM
om die reden ook terughoudend in zijn verzoeken een ongewenstverklaring tijdelijk
op te heffen of zou het dat volgens u moeten zijn?
Vraag 9
Hoe zorgt u ervoor dat daadwerkelijk al het mogelijke wordt gedaan om, zoals als volgt
in de wet beschreven, dat «al het mogelijke dient te worden gedaan om terugkeer naar
Nederland te voorkomen, indien betrokkene een bedreiging is voor de nationale veiligheid»?
En hoe zorgt ook het OM dat uitvoering kan worden gegeven aan dit beleid? Heeft u
aanwijzingen dat het OM niet meewerkt aan de uitvoering van dit beleid of dit beleid
zelfs tegenwerkt?
Indieners
-
Gericht aan
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
A.J.M. Laan-Geselschap, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.