Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 820 VIII Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met Miljoenennota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 26 september 2025
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 september 2025 voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bij brief van 26 september 2025 zijn ze door
de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Bromet
Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Vragen en antwoorden
Nr
Vraag
1
Wat is het totaalbedrag waarmee DUO1 wordt gekort, gezien dit is verdeeld over verschillende tabellen?
Het totaalbedrag waarmee DUO in 2025 wordt gekort als gevolg van de teruggedraaide
loonbijstelling voor externe inhuur (tranche 2025) bedraagt € 3,8 miljoen. Daarnaast
is DUO in 2025 bij de eerste suppletoire wet reeds gekort met € 1,9 miljoen als gevolg
van de efficiencytaakstelling.
2
Met welke taken moet de DUO stoppen, gezien de kortingen op hun bijdragen?
Bij het invullen van de taakstelling heeft DUO getracht de primaire uitvoeringstaken
zoveel mogelijk te ontzien. DUO probeert de taakstelling in te vullen via het beperken
van de kosten die samenhangen met ondersteuning van deze primaire uitvoeringstaken.
3
Hoeveel middelbare scholen in Nederland bieden een brede brugklas aan?
Onderzoekers van SEO en Sardes hebben op basis van DUO gegevens het aandeel scholen
met een heterogeen aanbod inzichtelijk gemaakt in het rapport Meerwaarde heterogene brugklassen en capaciteitentesten. Daaruit blijkt dat ongeveer 27% van de vestigingen in het voortgezet onderwijs in
het schooljaar 2023/2024 alleen categorale klassen heeft aangeboden in het eerste
leerjaar. Ongeveer 29% had alleen heterogene brugklassen en 44% deels categorale en
deels heterogene brugklassen.
4
Per wanneer wordt de subsidieregeling Schoolmaaltijden samengevoegd met de subsidieregeling
School en Omgeving?
Vanaf 2029 is het de bedoeling dat scholen via de (aanvullende) bekostiging middelen
voor de programma’s «School en Omgeving», «Schoolmaaltijden» en de «Brugfunctionaris»
ontvangen en niet langer via verschillende subsidieregelingen. Op dit moment wordt
gewerkt aan de duurzame vormgeving hiervan.
5
Hoeveel basisscholen hebben gebruikt gemaakt van de subsidie Basisvaardigheden tot
nu toe in 2025?
In totaal hebben 6.523 basisscholen (93%) tussen 2022 en 2025 gebruikgemaakt van de
subsidie «Verbetering basisvaardigheden».
6
Hoeveel hebben universiteiten in 2025 uitgegeven aan inhuur van externe beveiliging?
Het Ministerie van OCW heeft geen overzicht van alle uitgaven door universiteiten
aan inhuur van externe beveiliging.
7
Hoeveel kosten hebben universiteiten tot dusver gehad aan tijdens demonstraties dan
wel rellen aangebrachte schade?
Deze gegevens worden door het Ministerie van OCW niet verzameld. Ook in jaarverslagen
van de universiteiten van voorgaande jaren zijn geen expliciete bedragen opgenomen,
onder meer omdat de schade uiteenvalt in verschillende elementen en de kosten niet
goed te isoleren zijn. In de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid
Boswijk (CDA) is de Minister van JenV hier mede namens de Minister van OCW op ingegaan
alsmede op de schadebedragen zoals destijds bekend bij enkele universiteiten.2
8
Wat is de huidige omvang van het totale lerarentekort?
In 2024 is het lerarentekort in het primair onderwijs gemeten op 8,1% van de totale
werkgelegenheid in fte voor leraren ofwel 7.700 FTE. In het voortgezet onderwijs is
het lerarentekort in 2024 gemeten op 5,1% van de totale werkgelegenheid in fte voor
leraren ofwel 3.800 FTE. In december ontvangt de Tweede Kamer de meting van de personeelstekorten
voor 2025 voor de sectoren po, vo en mbo.
9
Hoeveel van de in 2025 begonnen leraren waren zij-instromer?
Het aantal zij-instromers in beroep waaraan in 2025 subsidie wordt toegekend, is in
het najaar bekend. Werkgevers kunnen namelijk tot en met 15 oktober 2025 een subsidieaanvraag
indienen voor een zij-instromer in beroep. Voor 2024 is er voor 2.245 zij-instromers
in beroep in het po, vo en mbo subsidie toegekend3. Uw Kamer wordt met de decemberbrief lerarenbeleid geïnformeerd over het aantal toegekende subsidieaanvragen voor zij-instromers in
beroep in 2025.
10
Hoe en wanneer wordt uitvoering gegeven aan het amendement van het lid Kostić4?
Tijdens de algemene politieke beschouwingen is toegezegd dat het kabinet voor 2 oktober
een brief naar de Tweede Kamer stuurt die ingaat op dit amendement.
11
Hoe en wanneer wordt uitvoering gegeven aan de aanvullende middelen (€ 78 miljoen)
voor werkdrukverlaging zoals aangekondigd?
Dit geld wordt van 2025 tot en met 2031 aan universiteiten gegeven als onderdeel van
de bekostiging voor maatregelen die werkdruk helpen verlichten. Dit geld is afkomstig
uit het restant van de stimuleringsbeurzen, waarop bezuinigd was vanwege de taakstelling
op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap.
12
Hoe wordt het terugdraaien van de onderwijskansenregeling (€ 90 miljoen in 2027 en
€ 177 miljoen vanaf 2028) gedekt?
Het kabinet heeft in de Miljoenennota een integrale afweging gemaakt van budgettaire
problematiek aan de uitgavenkant. Het terugdraaien van het afschaffen van de onderwijskansenregeling
was hier onderdeel van. Er is een combinatie van maatregelen ingezet als dekking voor
het totaal aan uitgavenproblematiek. Dekking bestaat o.a. uit een deel van de Envelop
ouderenzorg, een korting op de incidentele loonontwikkeling tranche 2029 en een deel
van de prijsbijstelling tranche 2026.
13
Met hoeveel procent is het aantal studenten op hoger onderwijsinstellingen gegroeid
over de afgelopen 10 jaar? Hoe verhoudt dit zich tot de demografische groei?
Het totaal aantal studenten ingeschreven in het hoger onderwijs per 1 oktober 2024
(laatste realisatiegegevens) bedroeg 788.800. Per 1 oktober 2014 waren dit 700.600
studenten. Deze cijfers zijn terug te vinden in de Referentieraming 20255. Dit is een stijging van 12,6%. Gedurende deze periode is het aantal inwoners in
Nederland gestegen van 16.900.726 mensen op 1 januari 2015 naar 18.044.027 op 1 januari
20256. Dit is een stijging van 6,8%.
14
Wat is op dit moment de participatiegraad in het hoger onderwijs?
De Referentieraming 20255 toont in Figuur 3.3 de participatiegraad, gedefinieerd als het aantal studenten in
Nederland van een bepaalde leeftijd gedeeld door het totale aantal personen van deze
leeftijd in Nederland, in het hoger onderwijs voor 17-jarigen, 18-jarigen en 19- tot
en met 23-jarigen, hieronder in tabelvorm weergegeven.
15
Kunt u toelichten in welk opzicht de verhouding van de subsidieaanvragen anders is
dan vooraf ingeschat?
Het budget voor de subsidieregeling «Verbetering basisvaardigheden» is op de OCW-begroting
verdeeld op basis van de verdeelsleutel van het aantal leerlingen in het primair onderwijs
(61%) en voortgezet onderwijs (39%). Uit de aanvragen/toekenningen voor de subsidieregeling
blijkt dat in verhouding voor meer po-leerlingen een subsidieaanvraag is gedaan en
toegekend. Als gevolg daarvan is er budget van het Artikel Voortgezet Onderwijs overgeboekt
naar het Artikel Primair Onderwijs.
16
Wat gaat er gebeuren met de extra € 140.000 voor primair onderwijs in Caribisch Nederland
van de suppletoire begroting september?
Het gaat hier om een bedrag voor de doorontwikkeling van de ondersteuningsstructuur
op Caribisch Nederland via ondersteunende coaches om leerlingen met extra behoeften
extra te begeleiden. Scholen zijn hiervan de ontvangers. Deze stijging wordt veroorzaakt
door een overboeking van het budget Bijdrage Medeoverheden Caribisch Nederland naar
het budget voor Bekostiging Caribisch Nederland, zodat de middelen daadwerkelijk aan
de scholen kunnen worden uitgekeerd. Dit betreft dus een technische overboeking en
geen beleidsmatige wijziging.
17
Wat houdt de volledige verplichting van de subsidieregeling School en Omgeving concreet
in?
De volledige verplichting van de subsidieregeling «School en Omgeving» betreft het
aangaan van de totale driejarige subsidieverplichting voor de periode 2025–2028, zodat
vervolgens de kasuitgaven over die drie jaren verspreid kunnen worden.
18
Wat is de reden voor de mutatie op de subsidie Schoolmaaltijden?
Er is, net als in 2024, een klein deel van het budget voor «Schoolmaaltijden» overgeboekt
naar apparaatskosten om de kosten voor de uitvoering van het programma te dekken.
Er blijven voldoende middelen over om alle aanvragen voor «Schoolmaaltijden» in 2025
te kunnen honoreren.
19
Welke opdrachten komen zoal met de suppletoire begroting september voor een bedrag
van bijna € 8 miljoen te vervallen voor het voortgezet onderwijs?
Er is geen sprake van het vervallen van opdrachten(budget). De daling van het opdrachtenbudget
van bijna € 8,0 miljoen wordt grotendeels veroorzaakt door overboekingen aan het Nationaal
Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) voor onder andere onderzoeken op het gebied van
Nationaal Groeifonds (NGF) «Ontwikkelkracht», «Masterplan Basisvaardigheden», PISA
en «Sterk Techniekonderwijs». Ook zijn middelen overgeboekt vanuit het voorgezet onderwijs
naar DUO. Met deze wijzigingen wordt het budget op de juiste plek op de begroting
gezet zodat het kan worden uitgegeven. Beleidsmatig heeft er geen wijziging opgetreden.
20
Wat veroorzaakt de daling per saldo van € 9,5 miljoen in de uitgaven voor primair
onderwijs?
In tabel 1 van de suppletoire begroting staat een uitsplitsing van de mutaties. De
per saldo daling van € 9,5 miljoen in de uitgaven voor primair onderwijs wordt met
name veroorzaakt binnen de post opdrachten, door overboekingen naar DUO, NRO en VWS
en andere artikelen binnen de OCW-begroting voor bijvoorbeeld een bijdrage aan het
onderzoek- en wetenschapsbeleid. Met deze wijzigingen wordt het budget op de juiste
plek op de begroting gezet zodat het kan worden uitgegeven. Beleidsmatig heeft er
geen wijziging opgetreden.
21
Welke overige subsidies komen zoal met de suppletoire begroting september voor een
bedrag van € 6 miljoen te vervallen voor het voortgezet onderwijs?
Er is geen sprake van het vervallen van (budget) overige subsidies. De daling van
het subsidiebudget van € 6,0 miljoen wordt veroorzaakt door een technische overboeking
van subsidies naar opdrachten, omdat er bij nader inzien is gekozen voor het geven
van een opdracht in plaats van het verstrekken van een subsidie.
22
Welke ontwikkelingen of beleidskeuzes verklaren dat het budget voor SLOA7 in de suppletoire begroting september met bijna een half miljoen euro omhoog gaat?
Het betreft middelen die reeds zijn toegekend aan Stichting Cito in het kader van
«Werken aan Uitvoering» (WaU). Deze middelen stonden eerder nog niet op het juiste
budget, dat is in de suppletoire begroting september aangepast, waardoor het budget
voor stichting Cito met bijna € 0,5 miljoen is verhoogd.
23
Is er reeds sprake van onderuitputting bij de subsidieregeling Maatschappelijke diensttijd?
Hoe is dat te verklaren?
Er is geen sprake van onderuitputting op de subsidieregeling MDT. De mutatie van –€ 2.0 miljoen
in tabel 2 betreft de overboeking van de uitvoeringskosten van de hoofdsubsidieregeling
aan DUS-i en de bijdrage vanuit MDT aan de instellingssubsidie voor Vereniging Nederlandse
Organisaties Vrijwilligerswerk, die vanuit VWS wordt verstrekt.
24
Klopt het dat de structurele bekostiging van het voortgezet onderwijs € 4,2 miljoen
hoger is dan geraamd, terwijl het bedrag dat is uitgegeven aan subsidies € 20 miljoen
minder is dan eerder geraamd?
De bekostiging van het voortgezet onderwijs is € 4,2 miljoen hoger in 2025 en kent
geen structurele doorwerking. Dit betreft met name een desaldering van € 3,2 miljoen
als gevolg van herziening van de basisbekostiging van een schoolbestuur.
Het bedrag uitgegeven aan subsidies in 2025 is € 20,1 miljoen lager. Dit wordt met
name veroorzaakt door kasschuiven op NGF-projecten (€ 13,2 miljoen) naar latere jaren
waarbij middelen in het juiste kasritme worden gezet. Zie ook antwoord op vraag 25
en 26. Daarnaast wordt dit veroorzaakt door een interne overboeking van € 6,0 miljoen
van subsidies naar opdrachten (zie ook antwoord op vraag 21).
25
Hoe verklaart u dat middelen voor het NGF8-programma Onderwijshuisvesting worden doorgeschoven naar 2026, terwijl volgens de
VNG9 gemeenten en schoolbesturen met een flinke impuls van € 1,2 miljard de achterstanden
kunnen aanpakken om alle scholen voor 2050 te renoveren en te vernieuwen10?
De middelen die worden doorgeschoven naar 2026 zijn NGF-middelen die bedoeld zijn
voor innovatie en niet om achterstanden aan te pakken11.
26
Waarom worden de middelen voor de NGF-programma’s Onderwijshuisvesting en Ontwikkelkracht
doorgeschoven naar 2026?
Bij ontvangst van de NGF-middelen voor «Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting» op
de OCW-begroting stonden deze middelen in een onjuist kasritme. Deze kasschuif zorgt
ervoor dat de middelen alsnog in het juiste kasritme beschikbaar zijn.
Het programma «Ontwikkelkracht» startte deels in een later kalenderjaar dan was voorzien,
waardoor een deel van de uitgaven in 2026 in plaats van in 2025 zullen plaatsvinden.
Om die reden is het via een kasschuif doorgeschoven naar 2026.
27
Welke opdrachten komen zoal met de suppletoire begroting september voor een bedrag
van € 3 miljoen te vervallen voor het mbo12?
Op het opdrachtenbudget komt geen € 3,0 miljoen te vervallen voor het mbo. Deze budgetbijstelling
wordt grotendeels verklaard door een overboeking, waarvan circa € 1,9 miljoen naar
Artikel 16 Onderzoek en Wetenschapsbeleid gaat voor onderzoek naar kansrijke taalinterventies
dat wordt uitgevoerd door het NRO. Daarnaast wordt er circa € 0,7 miljoen geëxtensiveerd
voor het wetsvoorstel Studiefinanciering BES. De dekking hiervoor komt vanuit diverse
bronnen, waaronder het opdrachtenbudget.
28
Wat heeft het volledig schrappen van de bijdrage aan het College voor Toetsen en Examens
voor gevolgen voor de organisatie?
Het budget voor het College voor Toetsen en Examens wordt met circa € 1,9 miljoen
naar beneden bijgesteld en dit heeft twee verklarende factoren. Ten eerste is er circa
€ 0,9 miljoen overgeboekt naar Artikel 3 (Voortgezet Onderwijs) voor de aangepaste
versie van het werkprogramma 2025, dit blijft behouden voor het CvTE. De integrale
kosten van het CvTE worden gerealiseerd op Artikel 3. Ten tweede is er circa € 0,9 miljoen
geëxtensiveerd voor het wetsvoorstel Studiefinanciering BES. De dekking hiervoor komt
uit diverse bronnen, waaronder het CvTE. Het naar beneden bijstellen van het budget
heeft geen gevolgen voor het CvTE.
29
Met welke taken moet het SBB13 stoppen nu hun bijdrage met meer dan een half miljoen euro wordt gekort?
Het betreft hier een kasschuif van € 0,5 miljoen van het jaar 2025 naar het jaar 2026
voor SBB. De middelen voor het voorstel «Vaardig met vaardigheden» uit het Nationaal
Groeifonds zullen namelijk niet in 2025, maar in 2026 worden uitgegeven. Er is dus
geen sprake van een taakstelling op SBB.
30
Kunt u toelichten wat de vergelijkbare redenen zijn dat het budget voor de subsidieregeling
Praktijkleren wordt verlaagd en de bekostiging van mbo-instellingen wordt verhoogd?
De verplichtingen in 2025 van € 2,2 miljoen bij de subsidieregeling Praktijkleren
worden budgettair neutraal over de jaren heen in evenwicht gebracht, zodat het meerjarige
verplichtingenbudget aansluit bij het meerjarige kasbudget. De bekostiging van mbo-instellingen
wordt in 2025 via een kasschuif verhoogd met € 1,5 miljoen en in de jaren 2027 tot
en met 2029 verlaagd met in totaal € 1,5 miljoen. Deze kasschuif is nodig om de dekking
voor het Wetsvoorstel Studiefinanciering BES over de jaren heen sluitend te krijgen.
31
Waarom is verlaging van de subsidieregeling Praktijkleren met € 2,2 miljoen niet terug
te vinden als mutatie in Tabel 3?
Het betreft hier een aanpassing van het verplichtingenbudget van de subsidieregeling
Praktijkleren. In Tabel 3 zijn alleen de financiële gevolgen van het kasbudget in
2025 zichtbaar gemaakt. Zie voor een verdere toelichting het antwoord op vraag 30.
32
Waarom is het nodig om vooruitlopend op het Wetsvoorstel Studiefinanciering BES al
bedragen te herschikken?
Uit de onderzoeken naar de WSF BES is naar voren gekomen dat aanpassingen aan de wet
wenselijk zijn. Dit heb ik ook aan de Tweede Kamer gemeld14. Op basis van een eerste inschatting van mogelijke maatregelen is een kostenschatting
gemaakt waarbij in ieder geval de normbedragen in de WSF BES worden verhoogd. Om voortvarend
aan de slag te kunnen gaan met deze wetswijziging, is besloten om hier nu middelen
voor vrij te maken. Hierdoor loopt het wetswijzigingstraject geen vertraging op omdat
op een later moment nog over de financiering zou moeten worden besloten. De dekking
hiervoor wordt gevonden op Artikel 4 (Beroepsonderwijs en Volwasseneducatie), Artikel 6
(Hoger Beroepsonderwijs) en op Artikel 7 (Wetenschappelijk Onderwijs) van de OCW-begroting.
Op Artikel 4 komt de dekking uit diverse bronnen, waaronder de instrumenten bekostiging,
subsidies, opdrachten en bijdrage aan ZBO’s/RWT’s. Op Artikel 6 en Artikel 7 komt
de dekking uit het instrument bekostiging.
33
Wat is de looptijd van het aangekondigde onderzoek naar kansrijke interventies op
het gebied van basisvaardigheden in het mbo?
De looptijd van het aangekondigde onderzoek naar kansrijke interventies voor lees-
en schrijfvaardigheid in het mbo bedraagt 1 studiejaar (2026/2027).
34
Klopt het dat de structurele bekostiging van het hoger onderwijs € 2 miljoen hoger
is dan geraamd, terwijl het bedrag dat is uitgegeven aan subsidies € 23,2 miljoen
euro minder is dan eerder geraamd?
De bekostiging is met € 2,0 miljoen verhoogd vanwege een eenmalige bijdrage voor weerbaarheid
van hogescholen vanuit Artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid). Op het instrument
subsidies dalen de uitgaven met € 23,2 miljoen. Dit betreft met name een kasschuif
op het NGF-project LLO-katalysator. De verplichting voor dit deel van het project
is in 2025 aangegaan maar de betaling zal pas in 2026 en later plaatsvinden.
35
Voor welke nieuwe garanties is het bedrag van € 31,1 miljoen verleend?
Het gaat om garanties in het kader van het schatkistbankieren voor twee instellingen
in het hoger onderwijs.
36
Ziet u reden om de wet aan te scherpen zodat ondubbelzinnig komt vast te staan dat
het automatisch laten vervallen van tentamens na een bepaalde periode niet is toegestaan,
nu de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 februari 2025 kon uitspreken
dat een algemene beperking van de geldigheidsduur van tentamenresultaten – dus niet
een beperking gemotiveerd per tentamen – rechtsgeldig is, terwijl de Kamer al in 2016
het amendement van de leden Jasper van Dijk en Mohandis15 heeft aangenomen, dat bepaalde dat de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde
tentamens uitsluitend kan worden beperkt, indien de getentamineerde kennis of inzicht
aantoonbaar verouderd is, of indien de getentamineerde vaardigheden aantoonbaar verouderd
zijn?
Het amendement van de leden Van Dijk en Mohandis is aangenomen en heeft het betreffende
wetsvoorstel gewijzigd. Ik zie geen reden om nu opnieuw de wet aan te passen. In artikel 7.10
vierde lid van de WHW is geregeld dat het instellingsbestuur de geldigheidsduur van
tentamens kan beperken, indien de kennis, de vaardigheden of het inzicht van de student
aantoonbaar sterk is verouderd. Ik acht het niet bezwaarlijk als een instellingsbestuur
kiest voor een categorale benadering met een bepaalde termijn, passend bij de opleiding,
waarna de kennis, vaardigheden of inzichten sterk verouderd zijn. Bij het bepalen
van dergelijke regels, moet het instellingsbestuur op grond van artikel 7.10 WHW tevens
opnemen hoe rekening wordt gehouden met bijzondere omstandigheden. In elk geval kan
de examencommissie de geldigheidsduur in een individueel geval verlengen.
Ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 26 februari 2025 benoemt,
in lijn met een eerdere uitspraak, dat een categorale benadering met een termijn,
waarvan in voorkomende gevallen kan worden afgeweken, een toegestane invulling is
van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 7.10, vierde lid, van de WHW. De uitspraak
geeft daarnaast aan dat het nu het de studie geneeskunde betreft, niet onredelijk
is dat eisen zijn gesteld aan de actualiteit van kennis en inzicht en daarvoor aansluiting
is gezocht bij eenzelfde termijn als die geldt voor de geldigheidsduur van de inschrijving
in het huisarts- of specialistenregister16, 17.
37
Voor het wetenschappelijk onderwijs is er een interne overboeking van € 13,5 miljoen
vanuit artikel 16 voor «versterking van de weerbaarheid van universiteiten»; kan gespecificeerd
worden hoe dit bedrag precies wordt ingezet?
Nederlandse kennisinstellingen ontvangen in 2025 eenmalig een bedrag van € 16,7 miljoen
uit de eindejaarsmarge. Dit stond toegelicht in de eerste suppletoire begroting. Dit
bedrag is opgehoogd tot € 17,6 miljoen vanuit het beschikbare budget voor kennisveiligheid,
voor de voorbereiding op en implementatie van het wetsvoorstel screening kennisveiligheid,
waarmee deze middelen voor hetzelfde doel worden ingezet. Van dit geld wordt nu het
deel dat naar hbo’s zal gaan overgeboekt naar Artikel 6 (Hoger Beroepsonderwijs),
dit betreft € 2,0 miljoen. Het deel dat naar universiteiten zal gaan wordt overgeboekt
naar Artikel 7 (Wetenschappelijk Onderwijs), dit betreft € 13,5 miljoen. Het overige
deel van het geld is bedoeld voor de instituten van NWO en de KNAW. Van dit bedrag
kunnen zij fysieke en digitale beschermingsmaatregelen nemen als bijdrage aan de investeringen
die de kennissector dient te maken om bij te kunnen dragen aan de maatschappelijke
weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen van statelijke actoren. Onze kennisinstellingen
hebben waardevolle kennis, informatie, technologie en onderzoeksfaciliteiten in huis
die beschermd en beveiligd moeten worden. Denk bij beschermingsmiddelen aan zaken
als poortjes met toegangscontrole, alarmsystemen, camera’s of het creëren van gescheiden
informatiestromen.
38
Kunt u nader toelichten wat voor soort maatregelen er zoal worden beoogd met het versterken
van de weerbaarheid van universiteiten?
Nederlandse kennisinstellingen ontvangen in 2025 eenmalig een bedrag van € 16,7 miljoen
uit de Eindejaarsmarge. Dit stond toegelicht in de eerste suppletoire begroting. Dit
bedrag is opgehoogd tot € 17,6 miljoen vanuit het beschikbare budget voor kennisveiligheid,
voor de voorbereiding op en implementatie van het wetsvoorstel screening kennisveiligheid,
waarmee deze middelen voor hetzelfde doel worden ingezet. Van dit bedrag kunnen zij
fysieke en digitale beschermingsmaatregelen nemen als bijdrage aan de investeringen
die de kennissector dient te maken om bij te kunnen dragen aan de maatschappelijke
weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen van statelijke actoren. Onze kennisinstellingen
hebben waardevolle kennis, informatie, technologie en onderzoeksfaciliteiten in huis
die beschermd en beveiligd moeten worden. Denk bij beschermingsmiddelen aan zaken
als poortjes met toegangscontrole, alarmsystemen, camera’s of het creëren van gescheiden
informatiestromen.
39
Hoe worden de € 13,5 miljoen middelen die oorspronkelijk bestemd waren voor wetenschappelijk
onderzoek na de overboeking nu ten goede aan datzelfde doel ingezet?
Deze middelen stonden gereserveerd op Artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid)
voor een investering in de weerbaarheid door kennisinstellingen. Nederlandse kennisinstellingen
ontvangen in 2025 eenmalig een bedrag van € 16,7 miljoen uit de eindejaarsmarge. Dit
stond toegelicht in de eerste suppletoire begroting. Dit bedrag is opgehoogd tot € 17,6 miljoen
vanuit het beschikbare budget voor kennisveiligheid, voor de voorbereiding op en implementatie
van het wetsvoorstel screening kennisveiligheid, waarmee deze middelen voor hetzelfde
doel worden ingezet. Van dit geld wordt nu het deel dat naar hbo’s zal gaan overgeboekt
naar Artikel 6 (Hoger Beroepsonderwijs), dit betreft € 2,0 miljoen. Het deel dat naar
universiteiten zal gaan wordt overgeboekt naar Artikel 7 (Wetenschappelijk Onderwijs),
dit betreft € 13,5 miljoen. Het overige deel van het geld is bedoeld voor de instituten
van NWO en de KNAW. Van dit bedrag kunnen zij fysieke en digitale beschermingsmaatregelen
nemen als bijdrage aan de investeringen die de kennissector dient te maken om bij
te kunnen dragen aan de maatschappelijke weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen
van statelijke actoren. Onze kennisinstellingen hebben waardevolle kennis, informatie,
technologie en onderzoeksfaciliteiten in huis die beschermd en beveiligd moeten worden.
Denk bij beschermingsmiddelen aan zaken als poortjes met toegangscontrole, alarmsystemen,
camera’s of het creëren van gescheiden informatiestromen.
40
Wat voor activiteiten vallen er onder «Tekorten regio’s» zoals genoemd in Tabel 7?
Onder deze regel op de begroting staat het budget dat beschikbaar is voor de ontwikkeling
en ondersteuning van de onderwijsregio’s. De onderwijsregio’s bestaan uit schoolbesturen,
mbo-instellingen, lerarenopleiding en de beroepsgroep die door samen te werken zorgen
voor voldoende en (blijvend) goed opgeleid onderwijspersoneel. In 2025 vallen hier
drie subsidieregelingen onder: «Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s 2025»,
«Aansluiting onderwijsregio's en personeelsbeleid po en vo» en «Aanvulling, verbreding
of verdieping onderwijsregio’s 2025».
41
Wat is de reden dat de bekostiging voor regio tekorten € 1,6 miljoen lager is dan
eerder geraamd?
De verlaging van het budget Tekorten regio’s wordt veroorzaakt door een overboeking
naar het instrument Opdrachten. Dit is gedaan omdat in 2025 enkele opdrachten worden
verstrekt ter ondersteuning van de inzet van de onderwijsregio’s en de aanpak rondom
de lerarenstrategie. Deze middelen gaan onder andere naar ondersteuning aan de Onderwijsregio’s
bij het maken van hun arbeidsmarktanalyse en naar de campagne «Werken met de Toekomst».
42
Hoe wordt de interne overboeking van € 11,9 miljoen naar DUO ten behoeve van de VDI18 gedekt? Waaraan wordt dit bedrag precies besteed? Waarom stijgen de uitgaven voor
de VDI-Werkplek?
Deze overboeking wordt gedekt door middelen die eerder op Artikel 95 Apparaatskosten
(en een relatief klein bedrag op Artikel 14 Cultuur, voor het Nationaal Archief) geraamd
werden. Dit bedrag wordt besteed aan de ICT-werkplek voor de ambtenaren van OCW, die
DUO voor heel OCW verzorgt. Er is geen spraken van gestegen uitgaven aan de VDI-werkplek,
deze uitgaven waren structureel geraamd op Artikel 95. Omdat besloten is dat DUO de
VDI-werkplek nog een aantal jaar blijft leveren, worden deze uitgaven voor die periode
op Artikel 11 Studiefinanciering geraamd.
43
Kunt u inzicht geven in hoeveel niet-Nederlandse studenten worden gefinancierd uit
het budget voor studiefinanciering?
Mijn ambtsvoorganger heeft op 3 juli jl. u een brief19 gestuurd met cijfers over studiefinanciering voor specifiek EER-studenten in het
hbo en wo. In de cijfers uit het onderstaande antwoord zijn aanvullend hierop studenten
uit het mbo meegenomen, niet-Nederlanders van buiten de EER en EER-studenten die enkel
aanspraak maken op collegegeldkrediet.
In 2024 ontvingen circa 66.410 niet-Nederlandse studenten studiefinanciering voor
een mbo, hbo of wo opleiding. Dit betreft circa 6% van de totale populatie studenten
met studiefinanciering. Hierbij is de volgende informatie van belang om de aantallen
goed te begrijpen:
– In dit aantal zijn zowel studenten meegenomen die studiefinanciering in de vorm
van een basisbeurs, aanvullende beurs en/of studentenreisproduct ontvangen als studenten
die alleen een rentedragende lening en/of collegegeldkrediet in 2024 hebben ontvangen.
– In dit aantal zijn studenten meegenomen die in aanmerking komen voor volledige studiefinanciering
op grond van:
○ migrerend werknemerschap20
○ duurzaam verblijf21
○ verblijfsvergunning type I22, type II, type III, type IV of V
Daarnaast zijn de EER-studenten meegenomen die geen aanspraak kunnen maken op volledige
studiefinanciering maar wel aanspraak kunnen maken op het collegegeldkrediet.
– Bij dit aantal gaat het om unieke personen die studiefinanciering ontvangen. Deze
personen gebruiken dikwijls niet een heel jaar studiefinanciering.
Dit aantal is op basis van cijfers die het Ministerie van OCW dit voorjaar van DUO
heeft ontvangen.
44
Wat is het totale bedrag dat naar niet-Nederlandse studenten gaat en hoeveel niet-Nederlandse
studenten krijgen een basisbeurs, aanvullende beurs en studentenreisproduct (graag
uitsplitsen, zowel aantal studenten, bedrag, per product)?
Mijn ambtsvoorganger heeft op 3 juli jl. uw Kamer een brief19 gestuurd met cijfers over studiefinanciering voor specifiek EER-studenten in het
hbo en wo. In de cijfers uit het onderstaande antwoord zijn aanvullend hierop studenten
uit het mbo meegenomen, niet-Nederlanders van buiten de EER en EER-studenten die enkel
aanspraak maken op collegegeldkrediet.
In 2024 ontvingen circa 66.410 niet-Nederlandse studenten in het mbo, hbo en wo in
totaal € 378,0 miljoen aan studiefinanciering. Daarvan bestond € 66,0 miljoen uit
leningen door circa 17.440 niet-Nederlandse studenten. De gevraagde uitsplitsing naar
producten is voor deze bredere groep op deze termijn niet te geven.
Bij de bovenstaande cijfers is de volgende informatie belangrijk:
– In deze aantallen zijn zowel studenten meegenomen die studiefinanciering in de vorm
van een basisbeurs, aanvullende beurs en/of studentenreisproduct ontvangen als studenten
die alleen een rentedragende lening en/of collegegeldkrediet in 2024 hebben ontvangen.
– In de tabellen zijn studenten meegenomen die in aanmerking komen voor volledige
studiefinanciering op grond van:
○ migrerend werknemerschap20
○ duurzaam verblijf21
○ verblijfsvergunning type I22, type II, type III, type IV of V
Daarnaast zijn bij de toegekende leningen ook de collegegeldkredieten meegenomen van
de EER-studenten die geen aanspraak kunnen maken op volledige studiefinanciering maar
wel aanspraak kunnen maken op het collegegeldkrediet.
– Bij de aantallen gaat het om unieke personen die studiefinanciering ontvangen. Deze
personen gebruiken dikwijls niet een heel jaar studiefinanciering.
Dit aantal is op basis van cijfers die het Ministerie van OCW dit voorjaar van DUO
heeft ontvangen.
45
Kunt u inzicht geven in hoeveel niet-Nederlandse studenten leningen hebben bij DUO?
Het is niet mogelijk om cijfers op te leveren over het totaal aantal niet-Nederlandse
studenten die een lopende studielening bij DUO hebben. Zodra een student geen studiefinanciering
meer ontvangt, heeft DUO geen grondslag meer om de reden van aanspraak vast te leggen.
Hierdoor kan DUO alleen tijdens de toekenningsperiode vaststellen of iemand Nederlander
of niet-Nederlander is.
Wel hebben we cijfers over het aantal niet-Nederlandse studenten aan een mbo, hbo
of wo instelling dat specifiek in 2024 een rentedragende lening en/of collegegeldkrediet
heeft ontvangen. Dit zijn circa 17.440 studenten.
Hierbij is de volgende informatie van belang om de aantallen goed te begrijpen:
– In dit aantal zijn studenten meegenomen die in aanmerking voor een rentedragende
lening en collegegeldkrediet op grond van:
○ migrerend werknemerschap20
○ duurzaam verblijf21
○ verblijfsvergunning type I22, type II, type III, type IV of V
Daarnaast zijn de EER-studenten meegenomen die geen aanspraak kunnen maken op de rentedragende
lening maar wel aanspraak kunnen maken op het collegegeldkrediet.
– Bij dit aantal gaat het om unieke personen die een lening ontvangen. Deze personen
lenen dikwijls niet een heel jaar.
Deze aantallen zijn op basis van cijfers die het Ministerie van OCW dit voorjaar van
DUO heeft ontvangen.
46
Kunt u toelichten wat de belangrijkste redenen zijn dat vanuit zowel artikel 11 als
artikel 95 middelen worden overgeboekt naar DUO ten behoeve van de VDI-werkplek?
Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 42. De middelen worden overgeboekt vanaf Artikel 95
Apparaat (en een relatief klein bedrag op Artikel 14 Cultuur, voor het Nationaal Archief)
naar Artikel 11 Studiefinanciering, vanwaar ze worden doorbetaald aan DUO.
47
Kunt u de technische bijstellingen van de verplichtingen voor NWO23 Fonds en onderzoek en KNAW24 nader toelichten?
Dit betreft een bijstelling van de verplichtingen voor de loon- en prijsbijstelling
tranche 2025 die verwerkt wordt in de rijksbijdrage aan de instellingen voor 2026.
In het najaar gaan altijd de rijksbijdragebrieven aan NWO, de KNAW en de KB uit voor
het volgende jaar. Daarnaast wordt er een bijstelling gestuurd op de rijksbijdrage
van het lopende jaar voor loon- en prijsbijstelling. De loon- en prijsbijstelling
wordt daardoor ieder jaar zowel voor het lopende jaar als voor het volgende jaar verplicht,
terwijl er initieel slechts verplichtingenruimte voor één jaar van de tranche wordt
toegevoegd aan de begroting.
48
Wat gaat de verlaging met € 378.000 van de subsidies voor gender- en lhbti-gelijkheid
2022–2027 in de suppletoire begroting september precies betekenen voor betrokken activiteiten
die moeten worden uitgesteld of afgeblazen?
De verlaging heeft niet tot gevolg dat activiteiten moeten worden uitgesteld of afgeblazen.
Het betreft hier een tweetal overboekingen naar andere begrotingen danwel andere begrotingsartikelen
waar vanuit de emancipatiebegroting een bijdrage wordt geleverd aan te realiseren
doelen op emancipatiegebied.
49
Hoeveel basisscholen en middelbare scholen namen in 2025 erkende lespakketten over
relationele en seksuele vorming af?
De Nederlandse Rijksoverheid heeft geen zicht op welke lespakketten scholen gebruiken
voor de invulling van hun onderwijs.
50
Wat is de reden voor het dalen van de verplichtingen op het begrotingsartikel 25 Emancipatie?
De daling van de verplichtingen hangt samen met overhevelen van kasbudget naar andere
begrotingen dan wel begrotingsartikelen. Hierbij wordt ook het verplichtingenbudget
overgeheveld.
51
Kunt u toelichten wat de post «Kennisinfrastructuur: Gender en lhbti-gelijkheid 2022–2027»
behelst?
Onder de emancipatie Kennisinfrastructuur wordt verstaan het geheel van voorzieningen
dat nodig is om gender- en LHBTI-gelijkheid in Nederland te behouden en te bevorderen.
Hieronder vallen bijvoorbeeld de archiefinstellingen (waaronder Atria) op het gebied
van gendergelijkheid en LHBTI gelijkheid en de gesubsidieerde allianties, bijvoorbeeld
de alliantie Gezondheidszorg op Maat.
X Noot
1
DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs
X Noot
2
Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 2274
X Noot
3
Kamerstuk 27 923, nr. 497
X Noot
4
Kamerstuk 36 725 VIII, nr. 11
X Noot
5
Referentieraming OCW 2025 | Rapport | Rijksoverheid.nl
X Noot
6
Bevolking op 1 januari en gemiddeld; geslacht, leeftijd en regio | CBS
X Noot
7
SLOA: Subsidiëring Landelijke Onderwijsondersteunende Activiteiten
X Noot
8
NGF: Nationaal Groeifonds
X Noot
9
VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten
X Noot
10
VNG, d.d. 29 november 2024, «Dringend meer geld nodig voor duurzame schoolgebouwen»,
https://vng.nl/nieuws/dringend-meer-geld-nodig-voor-duurzame-schoolgebo…
X Noot
11
wetten.nl – Regeling – Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds – BWBR0046840
X Noot
12
mbo: middelbaar beroepsonderwijs
X Noot
13
SBB: Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
X Noot
14
Kamerstuk 24 724, nr. 248
X Noot
15
Kamerstuk 34 251, nr. 80
X Noot
16
ECLI:NL:RVS:2025:747, Raad van State, 202406872/1/A2
X Noot
17
ECLI:NL:RVS:2024:152, Raad van State, 202304904/1/A2
X Noot
18
VDI: Virtual Desktop Infrastructure
X Noot
19
Kamerstuk 36 555, nr. 12
X Noot
20
Studenten uit de EER en Zwitserland komen in aanmerking voor volledige studiefinanciering
wanneer zij (of hun ouder(s) of partner) kwalificeren als migrerend werknemer. Als
iemand gemiddeld 32 uur of meer per maand werkt, wordt van migrerend werknemerschap
uitgegaan. Als de student minder werkt, wordt een aanvraag voor studiefinanciering
afgewezen. Tenzij de student bestendig gemiddeld 24 uur per maand werkt. Met bestendig
wordt bedoeld dat dit voor een periode van ten minste 6 maanden gebeurt. Als de student
gemiddeld minder dan 24 uur per maand werkt, wordt ervan uitgegaan dat geen sprake
is van migrerend werknemerschap
X Noot
21
Personen uit de EER en Zwitserland verkrijgen het duurzaam verblijfsrecht als deze
persoon 5 jaar of langer in Nederland woont. Of als een familielid een duurzaam verblijfsrecht
heeft.
X Noot
22
In sommige gevallen komt iemand ook in aanmerking voor studiefinanciering met een
verblijfsvergunning type I.
X Noot
23
NWO: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
X Noot
24
KNAW: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier