Schriftelijke vragen : Erkenning van foltering in gesloten jeugdzorg, bescherming van kritische rechters en herbezinning op het ketenpartnerschap binnen de jeugdsector
Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretarissen Van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over erkenning van foltering in gesloten jeugdzorg, bescherming van kritische rechters en herbezinning op het ketenpartnerschap binnen de jeugdsector (ingezonden 14 juli 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel in Trouw van Marten van de Wier van d.d. 10 Juli 2025
met de titel « Pijnprikels in de gesloten jeugdzorg zijn mogelijk foltering» en met
het artikel in de Volkskrant van Elsbeth Stoker met de titel «Anti-folteringscomité:
nog steeds gebruik van verboden pijnprikkels in gesloten jeugdzorg»?1
Vraag 2
Bent u bekend met de stelling van kinderrechter Bart Tromp in het Volkskrant-artikel
van september 2023 dat het toebrengen van pijnprikkels in de jeugdzorg een vorm van
foltering is?
Vraag 3
Is er destijds door de betrokken Staatssecretarissen contact opgenomen met kinderrechter
Bart Tromp om zijn visie te vernemen op zijn standpunten omtrent de situatie bij Woodbrookers?
Zo ja, wat is de uitkomst van dat gesprek, zo nee, waarom niet en bent u van mening
dat het achteraf wel wenselijk was geweest? Wat is nu uw mening met betrekking tot
het standpunt van deze kinderrechter met daarbij in het achterhoofd het artikel van
de Trouw en de conclusies van het (Europees Comité voor de Preventie van Foltering
en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing) CPT?
Vraag 4
Bent u bekend met het artikel van de Leeuwarden courant d.d. 9 december 2022 met de
titel « kinderrechter Bart Tromp: «Ik plaats geen jongeren meer in Woodbrookers in
Kortehemmen»»2 Wat is uw visie nu met de kennis van nu met het advies en conclusies van het CPT
dat er mogelijk sprake kan zijn van foltering ook op de in het artikel beschreven
zorgen over de Woodbrookers?
Vraag 5
Onderschrijft u de stelling van het CPT dat het gebruik van pijnprikkels en het structureel
ontbreken van medische waarborgen, mogelijke schendingen vormen van artikel 3 van
het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin het verbod op foltering
en onmenselijke behandeling is neergelegd? En wat vindt u van het feit dat dit in
Nederland onder uw bewind voorkomt?
Vraag 6
Vindt u het niet zorgelijk als het gaat om het toedienen van pijnprikkels dat kennelijk
het CPT nodig is om tot inzicht te komen over wat een Nederlandse rechter al publiekelijk
had benoemd? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 7
Vindt u dat gelet op de bevindingen van het CPT dat ondanks jarenlang beloofde verbeteringen
er toch weer schendingen van artikel 3 EVRM mogelijk zijn, Nederland wel voldoende
heeft gedaan om geweld tegen kinderen in de (gesloten) jeugdzorg te signaleren en
te voorkomen?
Vraag 8
Wat vindt u van de situatie dat er instellingen zijn die aangeven de wet niet na te
willen leven omdat zij te kennen geven de wet niet hanteerbaar te vinden?3 Is het wat u betreft acceptabel dat de Nederlandse overheid jeugdzorg en jeugdbescherming
in handen legt van instellingen die op voorhand aangeven zich niet aan de wet te zullen
houden? Zo ja, kunt u toelichten op grond waarvan dat acceptabel kan worden gevonden?
Vraag 9
Klopt het dat de Staatssecretaris zich meerdere malen heeft uitgesproken dat rechters
kritischer zouden moeten zijn richting Gecertificeerde Instellingen (GI’s), raad voor
de kinderbescherming en gemeenten als het gaat over jeugdzorg en jeugdbescherming?
Hoe verhoudt zich dat tot de juridische cultuur in jeugdzorgzaken, waarin samenwerking
(«ketenpartnerschap») centraal staat? En wij vele signalen horen uit het veld dat
kinderrechters niet kritisch zijn op het handelen van de professionals omdat deze
professionals bijvoorbeeld onder druk staan wegens personeelstekorten?
Vraag 10
Bent u het met ons eens dat stelselmatig overleg met ketenpartners snel kan uitmonden
in beinvloeding van de rechter en de wijze waarop deze zijn of haar zaken mag behandelen
en beslissen, bijvoorbeeld doordat begrip wordt gevraagd voor organisatorische problemen
of personeelstekort? Kunt uw antwoord toelichten?
Vraag 11
Kan het zijn dat het ketenpartnerschap bijdraagt aan het in stand houden van problematische
praktijken in bijvoorbeeld de gesloten jeugdzorg, doch niet uitsluitend, zoals bij
Woodbrookers en zoals nu vastgesteld door het CPT? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Wat is uw visie over het feit dat CPT een zeer zorgelijk rapport heeft opgesteld en
kinderen nog steeds geplaatst worden in die instellingen? Wat is de rol van een kinderrechter
in dit verhaal volgens u?
Vraag 13
Vindt u het nog van deze tijd dat Rechtspraak, Raad voor de Kinderbescherming, GI’s
en instellingen zo hecht samenwerken als ketenpartners? Kunnen en durven rechters
zich nog wel kritisch uit te laten over organisaties waar hun organistatie vaak mee
aan tafel zitten? Zo ja, kunt u dit uitleggen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 14
Vindt u dat een instelling die een kinderbeschermingsmaatregel uitvoert, een ketenpartner
is van de rechterlijke macht? Bent u bereid te onderzoeken of het ketenpartnerschapoverleg
de rolzuiverheid van rechters onder druk zet?
Vraag 15
Zou het doorknippen van die institutionele banden (in lijn met een striktere trias
politica) niet noodzakelijk zijn voor het herstel van vertrouwen van ouders en kinderen
in de rechtspraak? Kunt u uw antwoordt toelichten?
Vraag 16
Hoeveel ruimte hebben rechters in de praktijk om zich kritisch uit te laten in hun
uitspraken over jeugdbescherming en de gesloten jeugdzorg?
Vraag 17
Wordt binnen de Rechtspraak voldoende ruimte geboden voor kritische publieke uitlatingen
op de rechtspraktijk, zoals die van rechter Tromp?
Vraag 18
Is het mogelijk dat een instelling (GI, raad voor de kinderbescherming of jeugdzorgaanbieder)
een klacht indient tegen een kinderrechter bij de President van de Rechtbank of bij
de Raad voor de Rechtspraak? Komt het weleens voor dat een instelling (GI, raad voor
de kinderbescherming of jeugdzorgaanbieder) klachten indient tegen rechters? Hoe worden
die klachten dan geregistreerd en opgevolgd? Zo nee, waarom worden deze klachten niet
geregistreerd? Zo ja, kunt u de Kamer een opgave geven van de aard van de klachten
die worden ingediend door instellingen inclusief de namen van de instellingen die
klachten indienen?
Vraag 19
Mag een klachtenprocedure worden gebruikt door een instelling (GI, raad voor de kinderbescherming
of jeugdzorgaanbieder) om de rechter die onwelgevallige uitspraken doet of beschikkingen
afgeeft te imponeren of in het ergste geval te intimideren? Wat zou u ervan vinden
als dit gebeurd? Acht u dit wenselijk?
Vraag 20
Is een klachtenprocedure tegen een rechter überhaupt wel het juiste middel om een
onwelgevallige beschikking aan te kaarten?
Vraag 21
Zijn er bij u signalen bekend van klachten, druk of interne correctie richting rechters
die kritisch zijn over GI’s of jeugdzorginstellingen?
Vraag 22
Acht u het gebruik van de klachtenprocedure door een partij uit de keten tegen een
rechter een vorm van druk of intimidatie die de rechterlijke onafhankelijkheid kan
aantasten? Deelt u de zorg dat het indienen van een klacht tegen een rechter vanwege
de inhoud van zijn oordeel effect kan hebben op andere rechters, met name in zaken
waar veel bestuurlijke of politieke druk speelt (zoals in de jeugdzorg)?
Vraag 23
Acht u het in het belang van de rechtspraak dat rechters zich vrij voelen om zonder
vrees voor repercussies kritisch te oordelen over bijvoorbeeld de handelwijze van
een GI? En deelt u de opvatting dat klachten over rechters, zeker wanneer een klacht
over de inhoud van een uitspraak gaat, niet mogen worden ingezet als pressiemiddel
om onafhankelijke rechtspraak te beïnvloeden?
Vraag 24
Vindt u dat het indienen van klachten, zeker als deze betrekking heeft op de inhoud
van een uitspraak, een gevaar oplevert voor de mogelijke onafhankelijkheid en rechtsbescherming
van de rechter? Kan dit de onafhankelijkheid van de rechtspraak aantasten? Kunt u
uw antwoord nader toelichten?
Vraag 25
Herkent u het standpunt van advocaten en ouders dat zij aangeven dat zij van mening
zijn dat rechters blindelings vertrouwen wat de GI ter zitting naar voren brengt?
Wat is uw mening hierover?
Vraag 26
Worden rechters in opleidingen of via gerechtsbesturen gestimuleerd om «samen te werken»
met jeugdzorgpartijen? Zo ja, hoe borgt u dat dit geen invloed heeft op hun onafhankelijke
afweging?
Vraag 27
Acht u het wenselijk dat de Nederlandse Staat, na bevestiging door het CPT, nu expliciet
erkent dat er sprake is geweest van mogelijk foltering in gesloten jeugdzorg?
Vraag 28
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar structurele mensenrechtenschendingen
in gesloten jeugdzorg tussen 2008 en 2025?
Vraag 29
Welke concrete stappen gaat u zetten om de ruimte voor rechtsstatelijke tegenspraak
binnen de Rechtspraak structureel te vergroten?
Vraag 30
Heeft u al navraag gedaan bij de Rijksuniversiteit Groningen zoals toegezegd in de
beantwoording op de Kamervragen van 26 februari 2025 van het lid Bruyning van NSC
en beantwoord door de Staatssecretaris op 1 april 2025?4 Zo ja, kunt u deze vraag dan ook hier beantwoorden? Zo nee, waarom is er nog geen
navraag gedaan?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Faith Bruyning, Tweede Kamerlid