Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Initiatiefnota van het lid Paulusma over Meer tijd, aandacht en bescherming bij bewind (Kamerstuk 36464-2)
2025D28700 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de initiatiefnemer
over de op 20 november 2023 ontvangen initiatiefnota van het lid Paulusma over Meer
tijd, aandacht en bescherming bij bewind (Kamerstuk 36 464, nr. 2).
De voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II
Antwoord/Reactie van de initiatiefnemer
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemer stelt dat de
personen onder bewindsvoering vaak onvoldoende weten wat de taken van een bewindvoerder
zijn en dat dit leidt tot een scheve verhouding. Heeft de initiatiefnemer concrete
maatregelen om deze informatie toegankelijk aan te bieden, zoals begrijpelijke taal
of in samenwerking met ervaringsdeskundigen, zodat de machtsongelijkheid wordt verminderd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de initiatiefnemer ook verwacht
dat er méér bewindvoerders moeten worden ingezet op het moment dat de caseload per
bewindvoerder wordt verminderd. Zo ja, kan de initiatiefnemer aangeven of hier dan
ook de bijbehorende middelen voor worden vrijgemaakt? En zo niet, hoe wordt voorkomen
dat kwaliteit onder druk komt te staan?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de indiener de zorg deelt dat financiering
via het gemeentefonds relatief generiek is, terwijl de problematiek rondom schulden
per gemeente verschilt. Is de initiatiefnemer bereid te kijken naar een aanvullende
verdeelsleutel of maatwerkfinanciering? Hoe wordt ervoor gezorgd dat middelen doelgericht
terechtkomen bij de gemeenten waar de behoefte het grootst is? En hoe verhoudt dit
voorstel zich tot de bezuinigingen op het gemeentefonds?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de initiatiefnemer of zij het halfjaarlijks
evalueren van het plan van aanpak door de kantonrechter uitvoerbaar acht, ook gezien
de werkdruk en capaciteitsproblemen binnen de rechtspraak. En hoe wordt voorkomen
dat dit tot vertraging of juridische druk leidt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat de persoon
onder bewindvoering (te vroeg) wordt losgelaten, als het voorgestelde doel is om de
onderbewindgestelde zoveel mogelijk zelf de financiële huishouding te laten regelen.
Blijft de bewindvoerder hierin altijd eindverantwoordelijk? En hoe wordt dat geborgd
in de praktijk, zonder risico op terugval?
Deelt de initiatiefnemer de zorg van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat de
voorgestelde «fastlane» voor bewindvoerders bij overheidsinstanties, ongelijkheid
creëert tussen burgers zonder en met bewind? En is het een optie om deze voorrang
te koppelen aan het keurmerk, om zo ook een extra prikkel te creëren voor bewindvoerders
om zich aan te sluiten bij het keurmerk?
De initiatiefnemer pleit voor een landelijk convenant Keurmerk, lezen de leden van
de GroenLinks-PvdA-fractie. Welke instantie wordt belast met de handhaving van dit
keurmerk? Op welke manier wordt gezorgd dat het convenant niet vrijblijvend is? En
wat gebeurt er bij niet-naleving door aangesloten partijen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemer aangeeft dat
gemeenten op dit moment het adviesrecht niet inzetten. Weet de initiatiefnemer de
reden hiervoor? Hoe gaat het plan van de initiatiefnemer deze nu bestaande knelpunten
voor gemeenten wegnemen zodat het adviesrecht wel wordt gebruikt? Of worden gemeenten
verplicht dit expliciet te motiveren?
Verder vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hoe de initiatiefnemer de invoering
van één vaste regisseur voor zich ziet, gezien de huidige personeelstekorten bij gemeenten
en wijkteams. Hoe wordt de caseload van deze regisseurs bewaakt?
Kan initiatiefnemer aangeven of gemeenten, voor het registreren van overnames van
dossiers, nu al de systemen en middelen hebben voor, of vraagt dit om extra investeringen,
zo vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. Bijvoorbeeld in ICT-systemen of
personele capaciteit?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de initiatiefnemer ook pleit
voor een openbaar register waarin waarschuwingen, schorsingen en ontslagen worden
opgenomen. Hoe verhoudt dit zich tot de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de initiatiefnemer te schetsen bij
wie de bewindvoerder verantwoording moet afleggen over verbeteringen na de cliëntenstop
en hoe wordt getoetst of die verbeteringen daadwerkelijk zijn doorgevoerd. En wat
zijn de consequenties als dat niet gebeurt? En hoe zit het in die periode met financiering
of compensatie van de bewindvoerder?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Paulusma over Meer tijd, aandacht en bescherming bij bewind. Deze leden
hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen.
Doel en effectiviteit van de voorgestelde maatregelen
De leden van de VVD-fractie vragen wat het precieze doel is van deze initiatiefnota.
Wordt beoogd om de kwaliteit van bewindvoering te verbeteren, om het aantal mensen
onder bewind terug te dringen, om de duur van bewindstrajecten te verkorten of vooral
om misstanden te bestrijden? Kan de indiener toelichten op welke gronden gekozen is
voor deze ingrijpende herziening van het stelsel? In hoeverre is onderzocht of de
voorgestelde maatregelen daadwerkelijk leiden tot meer zelfredzaamheid, minder doorstroom
naar bewind en kortere trajecten? Wordt het risico onderkend dat strengere eisen en
beperkingen het aanbod van bewindvoerders verkleint, wat juist ten koste zou kunnen
gaan van de dienstverlening aan kwetsbare groepen?
De leden van de VVD-fractie vragen ook in hoeverre sprake is van overlap met bestaande
wet- en regelgeving. Worden vergelijkbare doelen niet al nagestreefd via de Wet gemeentelijke
schuldhulpverlening (Wgs), de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), het
adviesrecht van gemeenten bij onderbewindstellingen en bestaande kwaliteitscriteria
vanuit brancheorganisaties?
Financiële gevolgen en onderbouwing
De leden van de VVD-fractie vragen een gespecificeerde financiële onderbouwing van
de voorgestelde maatregelen. Wat zijn de structurele en incidentele kosten van de
verlaging van het maximum aantal dossiers per bewindvoerder, van de uitbreiding van
het aantal betaalde uren per cliënt, van de invoering van de fastlane bij uitvoeringsorganisaties,
van het opzetten van een openbaar register en een gemeentelijk klachtenloket en van
het uitfaseren van commerciële bewindvoering?
De leden van de VVD-fractie vragen of er inzichtelijk is gemaakt hoeveel extra uitvoeringskosten
gemeenten en rechtspraak zullen maken. Wordt verwacht dat deze investeringen zich
op termijn terugverdienen? Zo ja, op basis van welke veronderstellingen? Deze leden
vragen voorts welke dekking beschikbaar is binnen de begroting en of het voorstel
financiële consequenties heeft voor het gemeentefonds.
Uitvoerbaarheid en uitvoeringstoets
De leden van de VVD-fractie vragen of een uitvoeringstoets is uitgevoerd bij de betrokken
uitvoeringsorganisaties, waaronder de rechtbanken en het Landelijk Overleg Vakinhoud
Civiel en Kanton (LOVCK), gemeenten en de VNG en uitvoeringsorganisaties zoals het
UWV, de Belastingdienst en het CJIB. Kan de indiener aangeven of deze partijen zijn
geconsulteerd? Zo ja, hoe luidt hun oordeel over de uitvoerbaarheid, tijdspad en risico’s?
Wordt het risico onderkend dat een grotere regierol van gemeenten ook leidt tot extra
bestuurlijke druk, meer bureaucratie of onduidelijkheid over verantwoordelijkheden?
Nut, noodzaak en proportionaliteit
De leden van de VVD-fractie vragen op basis waarvan het voorgestelde verbod op commerciële
bewindvoering wordt gerechtvaardigd. Hoe verhoudt dit zich tot keuzevrijheid van cliënten
en het functioneren van bestaande professionele organisaties die op commerciële basis
werkzaam zijn, maar goed presteren? Wordt erkend dat commerciële prikkels niet per
definitie tot misbruik leiden en dat sociaal ondernemerschap ook binnen een commerciële
rechtsvorm kan bestaan?
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre het nieuwe stelsel ruimte
laat voor differentiatie. Wordt bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen mensen met
tijdelijke schuldenproblematiek en mensen met langdurige mentale of cognitieve beperkingen?
En is het realistisch om in alle gevallen de focus te leggen op zelfredzaamheid?
Inrichting van toezicht en klachtenafhandeling
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het voorgestelde openbare register zich verhoudt
tot privacywetgeving. Hoe wordt voorkomen dat signalen, waarschuwingen of klachten
over bewindvoerders leiden tot reputatieschade voordat sprake is van een gerechtelijke
uitspraak? Welke bestaande instrumenten zijn al beschikbaar voor toezicht en kwaliteitsbewaking
en in hoeverre zijn deze effectief ingezet? Is het noodzakelijk om nieuwe systemen
in te richten als de bestaande structuur onvoldoende wordt benut?
Tot slot verzoeken de leden van de VVD-fractie de indiener om een integrale afweging
te maken van de kosten, baten, uitvoerbaarheid en juridische implicaties van de voorgelegde
maatregelen. Deze leden zien uit naar de beantwoording van bovengenoemde vragen, alsmede
naar een nadere onderbouwing van de urgentie, effectiviteit en proportionaliteit van
deze ingreep in het stelsel van beschermingsbewind.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met waardering kennisgenomen van het initiatief
van het lid Paulusma om het beschermingsbewind te verbeteren. Deze leden delen de
mening van de initiatiefnemer dat mensen die onder beschermingsbewind staan beter
moeten worden beschermd en dat er een einde moet komen aan schuldenbewind en commercialiteit
in bewindvoering en staan volledig achter het uitgangspunt dat bewindvoering uit moet gaan van vertrouwen en niet van wantrouwen. Om dit
te bewerkstelligen stelt de initiatiefnemer onder andere voor om een openbaar register
en een centraal klachtenloket in te richten en om een verandering in het takenpakket
van de bewindvoerder door te voeren. Hierover hebben deze leden nog de volgende vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de initiatiefnemer pleit voor het verlagen van
het maximaal aantal dossiers naar 40 à 50 dossiers per bewindvoerder. Waarom is gekozen
voor dit aantal en hoe wil de initiatiefnemer dit afdwingen? De indiener geeft terecht
aan dat dit niet kan zonder het omvormen van de financieringssystematiek voor bewindvoerders
en stelt voor om de vermindering van de dossiers te compenseren door het Rijk via
het gemeentefonds. Kan de indiener een indicatie geven van de extra financiële middelen
die hiermee gemoeid zijn?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de initiatiefnemer tevens voorstelt om een pauzeknop
in te stellen aan het begin van de onderbewindstelling, zodat zaken op orde kunnen
worden gebracht en overzichtelijk kunnen worden gemaakt. Hoe stelt de indiener zich
zo’n pauzeknop voor en hoelang zou zo’n pauzeknop moeten duren? Hoe wordt voorkomen
dat de duur van de onder bewindstelling hierdoor langer duurt dan gewenst?
De nota bevat maar liefst veertien beslispunten en veel uitvoeringsdetails, constateren
de leden van de NSC-fractie. Deze leden hanteren doorgaans het principe: eerst de
doelen, dan de randvoorwaarden en pas daarna de uitwerking. Zij missen hier een duidelijke
prioritering of experimentstructuur die daarbij helpend kan zijn. Zij vragen aan de
indiener aan te geven waaraan de initiatiefnemer prioriteit wil geven.
Ten slotte maken de leden van de NSC-fractie een opmerking over het voorstel om te
werken met een keurmerk en convenanten. Het gevaar hiervan is dat hierdoor het systeem
complexer wordt. Deze leden pleiten juist voor eenvoud in het sociaal domein. Hoe
denkt de initiatiefnemer met deze voorstellen te voorkomen dat er meer bureaucratie
en regeldruk ontstaat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid
Paulusma over Meer tijd, aandacht en bescherming bij bewind. Deze leden hebben de
volgende vragen aan de initiatiefnemer.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de initiatiefnemer schrijft dat er financiële
gevolgen zijn van het uitfaseren van organisaties met een winstoogmerk voor bewindvoering.
Heeft de initiatiefnemer meer zicht op deze consequenties? Hoe wegen deze op tegen
de mogelijke financiële voordelen, zijn hier scenario’s voor doorgerekend?
De leden van de BBB-fractie geven aan dat er op dit moment commerciële organisaties
actief zijn die bewindvoering aanbieden met winstoogmerk. Het voorstel om commerciële
bewindvoering uit te faseren en alleen nog bewindvoering zonder winstoogmerk toe te
staan (vanaf 2028), betekent een grote breuk met hoe het nu geregeld is. Commerciële
bewindvoerders zullen hun activiteiten moeten aanpassen of staken, wat gevolgen heeft
voor het aanbod en mogelijk voor de continuïteit voor cliënten. Is dit überhaupt realistisch
wat de initiatiefnemer betreft?
De leden van de BBB-fractie constateren dat gemeenten hiermee een actievere regierol
krijgen, een centraal klachtenloket moeten aanbieden en toezicht moeten houden op
de kwaliteit van bewindvoering. Denkt de initiatiefnemer dat gemeenten een dergelijke
stelselwijziging kunnen ondergaan? Hoe kunnen gemeenten voldoende capaciteit creëren
voor deze uitdaging? Is het denkbaar dat één loket niet redelijkerwijs over alle benodigde
informatie kan beschikken die relevant is voor schuldhulpverlening?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota over Meer tijd,
aandacht en bescherming bij bewind, en hebben hier een aantal vragen en opmerkingen
over. Deze leden willen allereerst het lid Paulusma en de leden van de D66-fractie
complimenteren voor het goede werk en de mooie voorstellen die in deze nota worden
gedaan. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat deze nota stappen in de goede
richting zet om bewind binnen de schuldhulpverlening te verbeteren, maar zien wel
nog gevaren rondom het markt- en winstdenken in deze branche.
Rol van gemeenten
De leden van de SP-fractie lezen dat de rol van gemeenten rondom schuldbewind wordt
versterkt en uitgebreid in de initiatiefnota. Zo krijgt de gemeente een centrale rol
binnen het aanstellen van bewind en is er meer zichtbaarheid of een bewindtraject
helpt of niet. De gemeenten betalen al voor de bewindvoerders die zij aanstellen maar
dit is vaak een private partij. Welke ruimte wil de initiatiefnemer geven aan gemeenten
om zelf bewindvoering en schuldhulpsanering op te zetten, zodat ook de uitvoering
niet meer wordt overgelaten aan de markt? Deze leden zien mogelijk een probleem in
de huidige situatie waarbij de gemeenten het meeste werk doen en betalen, maar de
private partijen met het geld ervandoor gaan terwijl degene in het schuldhulptraject
niet effectief wordt geholpen.
Rol van de kartonrechter
In de initiatiefnota wordt ingegaan op de rol van de kantonrechter die een grote rol
speelt in het aanstellen en aanblijven van bewindvoerders, lezen de leden van de SP-fractie.
In de nota worden goede voorstellen gedaan om de inspraak van de kartonrechter te
verstevigen, zoals een openbaar register van bewindvoerders en meer ruimte voor aansprakelijkheidsprocedures.
Deze leden denken dat hierbij nog een stap verder zou kunnen worden gegaan. Ondanks
de inspraak van de kantonrechter over welke bewindvoerder wordt aangesteld, is er
vaak nog steeds sprake van een private bewindvoerder. De partijen mogen vanaf 2028,
volgens de initiatiefnemer, geen winstoogmerk meer hebben, maar dat betekent niet
dat het sociale belang voorop staat. Daarom zien deze leden de mogelijkheid voor zich
om bewindvoering meer in publieke handen te leggen. Zo zou vastgelegd kunnen worden
dat als de overheid, door middel van een kantonrechter, iemand onder bewind stelt
dat dit altijd in publieke handen moet zijn. Hoe kijkt de initiatiefnemer naar dit
voorstel?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
initiatiefnota van het lid Paulusma. Deze leden complimenteren de initiatiefnemer
van harte met deze bijdrage op dit belangrijke onderwerp. Zij onderschrijven de urgentie
die spreekt uit de probleembeschrijving en kunnen zich grotendeels vinden in de oplossingsrichtingen.
Wel hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden in deze initiatiefnota vele mooie voorstellen
om mensen die onder bewind staan centraal te stellen. Wel maken deze leden zich zorgen
over de benodigde capaciteit van bewindvoerders die deze veranderingen vragen. Zij
concluderen dat de voorgestelde maatregelen een aanzienlijke toename van de werklast
per dossier zullen betekenen en vragen zich af hoe voorzien gaat worden in de capaciteitsbehoefte
die ontstaat door de combinatie van extra werkzaamheden, lagere caseloads en strengere
eisen. Kan de initiatiefnemer reageren op deze zorgen? Heeft de initiatiefnemer inzicht
in hoeveel extra bewindsvoerders nodig zullen zijn als alle voorgestelde maatregelen
zouden worden doorgevoerd?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen daarnaast aandacht voor de extra personele
en financiële lasten die deze uitbreiding zou betekenen voor gemeenten. Deze leden
vragen de initiatiefnemer of en hoe gemeenten voor gecompenseerd moeten worden om
deze extra verantwoordelijkheden te dragen. Is de initiatiefnemer het met deze leden
eens dat de structurele financiering van gemeenten omhoog zou moeten om deze extra
taken te kunnen dragen? Klopt het dat de besparing die benoemd wordt in de initiatiefnota
enkel optreedt als alle vormen van schuldenbewind vervangen zouden worden door lichtere
gemeentelijke hulp, wat op zichzelf geld kost en capaciteit vraagt? Kan de initiatiefnemer
dit nader toelichten?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn bezorgd over de grote verschillen tussen
gemeentelijke armoederegelingen. Ziet de initiatiefnemer met haar voorstel risico
op vergroting van deze verschillen? Op welke wijze kan er worden gezorgd dat er geen
grotere verschillen ontstaan tussen gemeenten in de hulp die zij hun inwoners kunnen
bieden? Hoe wordt voorkomen dat de rechtsongelijkheid toeneemt?
Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie aandacht voor mensen die (al
dan niet tijdelijk) niet in staat zijn hun financiën te beheren. Hoe wordt er geborgd
dat deze mensen toch voldoende bescherming en begeleiding houden in een systeem zonder
schuldenbewind?
II Antwoord/Reactie van de initiatiefnemer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.