Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Welzijn over de uitspraak van de rechter dat achterafbetaaldienst Klarna verdient aan Incassokosten
Vragen van het lid Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de uitspraak van de rechter dat achterafbetaaldienst Klarna verdient aan incassokosten (ingezonden 6 mei 2025).
Antwoord van Minister Heinen (Financiën), mede namens de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 21 mei 2025)
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de uitspraak van de rechter dat de achterafbetaaldienst Klarna
verdient aan incassokosten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u tevens kennisgenomen van het oordeel van de rechter dat de buy now pay later-constructie
die Klarna hanteert, gezien moet worden als een consumentenkrediet, waarvoor speciale
regels gelden en dat hierop moet worden toegezien en gecontroleerd?
Antwoord 2
De twee uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland gaan over zaken waarbij een consument
een online aankoop had gedaan en daarbij gebruik had gemaakt van de mogelijkheid tot
uitgestelde betaling (Buy Now, Pay Later, BNPL), aangeboden door Klarna. Ondanks de ontvangen aanmaning, had de betreffende
consument de koopprijs niet betaald. De (vermeende) vordering van Klarna op de consument
heeft Klarna aan Alektum Capital II AG (hierna: Alektum) verkocht, die betaling van
het openstaande bedrag vervolgens bij de rechtbank heeft gevorderd.
In de uitspraken heeft de rechtbank bepaald dat Alektum niet heeft aangetoond dat
de bedongen rente, aanmanings- en incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel.2 Dat deze kosten geen deel uitmaken van het verdienmodel, is noodzakelijk om te voldoen
aan de voorwaarden voor de uitzondering van de kredietregels, namelijk dat bij kredietovereenkomsten
die binnen drie maanden moeten worden terugbetaald er geen rente en «slechts onbetekenende kosten» mogen worden gerekend (zie artikel 7:58 lid 2 sub 2 van het Burgerlijk Wetboek).
Omdat Alektum in dit geval niet had aangetoond dat de incassokosten geen deel uitmaken
van het verdienmodel, heeft de rechtbank aangenomen dat dit wel zo is, en dat er dus sprake was van meer dan slechts onbetekenende kosten.
Als gevolg hiervan heeft de rechtbank geoordeeld dat Klarna in dit geval een consumentenkredietovereenkomst
heeft verstrekt waarop de kredietregels van toepassing (hadden moeten) zijn. De rechtbank
heeft dus niet geoordeeld dat Klarna in alle gevallen consumentenkredietovereenkomsten
verstrekt, maar dat Alektum in deze gevallen het tegendeel niet heeft aangetoond.
Wij het vinden het een zorgelijk signaal dat, zoals de rechter in deze procedure heeft
geoordeeld, door Alektum niet is aangetoond dat de bedongen rente, aanmanings- en
incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel van Klarna. Tegelijkertijd hebben
de uitspraken in een civiele procedure tegen Alektum niet tot gevolg dat dat de BNPL-overeenkomsten
van Klarna vanaf heden allemaal onder publiekrechtelijk toezicht van de toezichthouder
Autoriteit Financiële Markten (AFM) vallen. Het is aan de AFM om te beoordelen of
deze uitspraak gevolgen heeft voor het toezicht.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter?
Antwoord 3
BNPL-aanbieders horen geen verdienmodel te maken van aanmanings- en incassokosten.
In twee andere recente uitspraken in procedures tegen andere BNPL-aanbieders heeft
de rechtbank geconcludeerd dat de aanbieders in kwestie wél hebben kunnen aantonen
dat de aanmanings- en incassokosten geen onderdeel uitmaken van hun verdienmodel.3
4
Wij verwachten dat deze uitspraken aanleiding zijn voor alle BNPL-aanbieders om hun
verdienmodel kritisch tegen het licht te houden en deze te herzien als zij concluderen
dat de aanmanings- en incassokosten die zij consumenten rekenen meer dan alleen kostendekkend
zijn.
Vraag 4
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat Klarna zich aan de regels voor
consumentenkrediet houdt?
Antwoord 4
Aanbieders van BNPL-betaaldiensten komen uiterlijk november 2026 te vallen onder de
herziene Europese Richtlijn consumentenkrediet (CCDII).5 Vanaf dan moeten de aanbieders van BNPL-betaaldiensten aan dezelfde, strenge regels
voldoen als de aanbieders van consumptief krediet. Ook komen deze aanbieders vanaf
dat moment onder toezicht van de AFM.
De BNPL-gedragscode is kortgeleden aangepast met betrekking tot het verdienmodel;
aangesloten partijen mogen niet verdienen aan incasso- en overige kosten. Ook Klarna
is bij deze gedragscode aangesloten. Wij zullen met Klarna in gesprek gaan over deze
uitspraak, of zij hun verdienmodel hebben aangepast op grond van de gedragscode en/of
gerechtelijke uitspraak en of de incasso- en overige kosten die Klarna rekent meer
dan kostendekkend zijn.
Vraag 5
Deelt u de mening dat achterafbetaaldiensten, zoals Klarna, ongewenst zijn in Nederland,
omdat zij met name jongeren aanzetten tot het aangaan van schulden?
Antwoord 5
Wij constateren dat het gebruik van BNPL risico’s met zich meebrengt voor mensen in
een kwetsbare situatie, zoals jongeren. Hier maken wij ons zorgen over. Daarom treden
wij al enige tijd, gezamenlijk met de Staatssecretaris voor Participatie en Integratie,
op om deze risico’s te beperken.
Zoals gezegd, komen aanbieders van BNPL-betaaldiensten uiterlijk november 2026 te
vallen onder CCDII. Vanaf dan moeten ook de aanbieders van BNPL-betaaldiensten aan
dezelfde, strenge regels voldoen als de aanbieders van consumptief krediet. In de
praktijk betekent dit dat de aanbieders onder andere een krediettoets moeten gaan
uitvoeren (waaronder een BKR-toets) en moeten voldoen aan regels ten aanzien van informatieverstrekking
en reclame-uitingen. De richtlijn creëert, samengevat, de randvoorwaarden waarmee
consumenten op verantwoorde wijze gebruik kunnen maken van BNPL. Een krediettoets
is bijvoorbeeld een goed instrument om te voorkomen dat consumenten door de uitgestelde
betaling in de problemen komen (overkreditering).
Vraag 6
Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen, in afwachting van de reeds voorgenomen en toegezegde
wetgeving, om deze praktijken op korte termijn tegen te gaan?
Antwoord 6
Door vier aanbieders van BNPL-betaaldiensten (Klarna, Riverty, in3 en Billink) is
een gedragscode opgesteld die op 30 oktober 2023 in werking is getreden. De betrokken
ministeries zijn doorlopend met de BNPL-aanbieders in gesprek om deze gedragscode
aan te blijven scherpen naar een beschermingsniveau dat verder in lijn komt met de
regelgeving uit de CCDII.
Inzet op de preventie van schulden is daarnaast van belang, door ervoor te zorgen
dat we mensen met beginnende geldzorgen en/of dreigende schuldenproblematiek zo vroeg
mogelijk bereiken en door inzet op financiële educatie voor kinderen en jongeren.
Het platform Wijzer in Geldzaken, waarin het Ministerie van Financiën samenwerkt met
publieke en private partners uit de financiële sector, werkt op verschillende manieren
aan het vergroten van het financiële bewustzijn en de financiële competenties waaronder
kennis en vaardigheden. Zo dient de jaarlijkse Week van het Geld als belangrijke aanjager
voor het structureel stimuleren van financiële vaardigheden van kinderen en jongeren
in de klas. Tijdens deze week is er veel aandacht voor onderwerpen zoals financiële
verleidingen (waaronder BNPL) en financieel zelfstandig worden. Wijzer in Geldzaken
moedigt scholen aan om ook in de rest van het jaar aandacht te besteden aan leren
omgaan met geld. In samenwerking met het Ministerie van Financiën ontwikkelde het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarnaast de voorlichtings- en bewustwordingscampagne
«Je Geld de Baas» over de risico’s en gevolgen van financiële verleidingen, waaronder
BNPL. De subsidieregeling «Financiële Educatie voor onderwijsinstellingen» van het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is tot slot een maatregel die als
doel heeft het creëren, ontwikkelen en bevorderen van structurele aandacht voor financiële
educatie op middelbare scholen en op mbo-scholen.6 De subsidie biedt scholen onder meer de mogelijkheid om voor een periode van maximaal
drie jaar docenten te trainen en medewerkers vrij te tellen om financiële educatie
een structurele plek te geven in het onderwijsprogramma.7
Vraag 7
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Armoede en schulden
van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat is gepland op 22 mei
2025?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën -
Mede namens
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.