Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de antwoorden op vragen commissie over de rapporten transformatie passende zorg medisch specialistische bedrijven (Kamerstuk 31765-869)
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 909
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 maart 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 20 september 2024 inzake antwoorden op vragen commissie over de rapporten
transformatie passende zorg medisch specialistische bedrijven (Kamerstuk 31 765, nr. 869).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 november 2024 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 19 maart 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
7
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het verslag over de rapporten
transformatie passende zorg medisch specialistische bedrijven en hebben hierover geen
aanvullende vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden
van de Minister op de vragen over de rapporten transformatie passende zorg medisch
specialistische bedrijven (msb’s).
De betreffende leden pleiten al langer voor het in loondienst nemen van specialisten,
waar nu ook een Kamermeerderheid voor pleit. Hoe gaat de Minister uitvoering geven
aan de aangenomen motie van het lid Dijk c.s.1 over uiterlijk voor het zomerreces van 2025 een voorstel naar de Kamer te sturen
om medisch specialisten in loondienst te brengen? Op welke termijn komt de Minister
met een plan hiervoor en hoe wordt de Kamer hierin meegenomen?
In de beantwoording op de schriftelijke vragen schrijft de Minister dat werken in
loondienst meer voordelen zal moeten hebben dan werken in vrije vestiging om te bewerkstelligen
dat zowel de zorg als de medisch specialisten gebaat zijn bij de transitie naar passende
zorg. Welke concrete plannen heeft de Minister hiervoor en hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat werken in loondienst daadwerkelijk meer voordelen zal hebben? Heeft de
Minister al een idee over binnen welke termijn dit bewerkstelligd kan worden? Op welke
manier worden binnen deze plannen zowel fiscale voordelen als zorgen over het verlies
van autonomie op de werkvloer meegenomen?
Daarnaast lezen de leden van GroenLinks-PvdA-fractie in de beantwoording van de Minister
dat aanvullend met de Belastingdienst wordt verkend in hoeverre het fiscaal ondernemerschap
een belemmering is voor een gelijkgerichte samenwerking tussen ziekenhuizen en msb’s.
Hoe ziet die verkenning eruit? Wanneer worden de resultaten van die verkenning verwacht
en gedeeld met de Kamer? Ook baart het deze leden enige zorgen dat de Minister nog
steeds spreekt van een verkenning. Gaat de Minister er in samenwerking met het Ministerie
van Financiën voor zorgen dat deze fiscale prikkels veranderen zodat deze niet meer
ten koste gaan van de transformatie naar passende zorg? Wordt hierin aansluiting gezocht
met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)? Zo ja, op welke manier
en zo nee, waarom niet?
De leden van GroenLinks-PvdA lezen in de Monitor verbeterpotentieel msb’s dat de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) zich uitsluitend heeft gericht op de vrijgevestigde medisch specialisten,
waardoor geen vergelijking is gemaakt tussen medisch specialisten in loondienst en
vrijgevestigde medisch specialisten. Daardoor kan de Minister voor de zeven vrij forse
conclusies die de NZa trekt geen vergelijking maken met ziekenhuizen zonder msb’s,
terwijl de betreffende leden van mening zijn dat dit van belang is om de nodige acties
te kunnen ondernemen om voor verbetering te zorgen. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Deelt de Minister de mening dat mogelijk aanvullend onderzoek nodig is of heeft u
momenteel voldoende vat op in hoeverre artsen in loondienst een oplossing zijn voor
alle problemen die de NZa benoemt, ook zonder dat er een vergelijking kan worden gemaakt
met ziekenhuizen zonder msb’s?
Tot slot lezen de leden van GroenLinks-PvdA-fractie in de beantwoording op de schriftelijke
vragen dat het aan het veld zelf is om met de verbetermogelijkheden aan de slag te
gaan, en dat de Minister van ziekenhuisbesturen, msb’s en medisch specialisten verwacht
dat zij zich maximaal inzetten om de IZA-doelstellingen te behalen en passende zorg
te ondersteunen. Hoe ziet de Minister haar eigen rol hierin? Kan de Minister toch
nog ingaan op welke afspraken hierover worden gemaakt met de beroepsgroep, indien
die afspraken er zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk
overleg over de rapporten transformatie passende zorg medisch specialistische bedrijven.
Deze leden zijn enigszins verbaasd dat de Minister voorstelt om nog meer onderzoeken
te laten uitvoeren. Zij hebben daarom nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de discussie over een gewenste loondienst
van medisch specialisten voor verhitte reacties zorgt. Genoemde leden zien het niet
als doel om medisch specialisten in loondienst te brengen, maar lazen in de onderzoeksrapporten
dat vrijgevestigde medisch specialistische bedrijven een belemmering kunnen zijn voor
de benodigde omslag naar passende zorg. Deze leden hebben deze week kennisgenomen
van de handreiking van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Federatie
Medisch Specialisten (FMS). In hoeverre ziet de Minister deze handreiking en de uitvoering
ervan als oplossing voor de benoemde belemmeringen?
Er lopen nog verschillende onderzoeken om een afweging te kunnen maken, zo lezen de
leden van de VVD-fractie. Welke informatie ontbreekt? Genoemde leden missen op dit
moment een overzicht van de voor- en nadelen van loondienst ten opzichte van vrijgevestigde
msb’s en de verschillende mogelijkheden voor een transitie naar loondienst. Is de
Minister bereid zo’n compleet overzicht met de Kamer te delen en haar afweging tussen
de voor- en nadelen van een transitie naar loondienst expliciet te maken, opdat de
Kamer daarover een debat kan voeren met de Minister? Op welke termijn is zo’n compleet
overzicht beschikbaar? Eén van de vaak genoemde nadelen is dat medisch specialisten
het besluit van invoering van een maatregel zullen aanvechten, zowel juridisch als
financieel. In hoeverre houdt dit de Minister tegen om zelf nu al tot een conclusie
te komen? Een ander nadeel dat de Minister noemt is de grote uitkoopsom, die in het
debat over de begroting genoemd werd als 2 miljard euro. Waar is dit bedrag op gebaseerd
en welke alternatieven zijn mogelijk?
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de door de Minister aangekondigde gesprekken
met vertegenwoordigers van de physician assistants en verpleegkundig specialisten.
Hebben deze gesprekken inmiddels plaatsgevonden en zo ja, wat is de uitkomst van deze
gesprekken?
Het verbeteren van de samenwerking tussen artsen, medisch-specialisten en verpleegkundigen
op de werkvloer is noodzakelijk in de transformatie naar passende zorg. Het is genoemde
leden opgevallen dat in de handreiking verpleegkundig specialisten en physician assistants
slechts twee keer genoemd worden, waarbij het deze leden niet duidelijk is of de genoemde
afspraken met of over hen gemaakt worden. Hoe ziet de Minister dit? Is het voor haar
wel duidelijk en zo nee, is zij dan bereid met de FMS hierover in gesprek te gaan?
Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie in de handreiking dat multidisciplinaire
betrokkenheid nodig is en ook in de governance dient terug te komen. Hierover wordt
aangegeven dat de wens bestaat om de cliëntenraad, ondernemingsraad, verpleegkundige
adviesraad en andere relevante organen te betrekken waar passend. Wat betekent «waar
passend» volgens de Minister en hoe draagt zij er zorg voor dat al deze betrokkenen
onderdeel zijn van de transformatie naar passende zorg?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse de beantwoording van de Minister
gelezen die zijn gesteld naar aanleiding van de rapporten passende zorg medisch specialistische
bedrijven (msb's). De Minister heeft aangegeven dat er vervolgrapporten komen, deze
wachten genoemde leden met interesse af. Aanvullend op de beantwoording van de Minister
hebben deze leden enkele aanvullende vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat er nog enkele
rapporten komen over fiscaliteit en vervolgonderzoek van de NZa betreffende transformatie
passende zorg en msb’s. Genoemde leden vragen de Minister welke rapporten en vervolgonderzoek
er nog volgen en of dit voldoende is om een definitieve afweging te maken over het
nut en de noodzaak van medisch specialisten in loondienst. Als genoemde rapporten
en vervolgonderzoek niet voldoende zijn, is de Minister van plan om aanvullend onderzoek
te starten?
De leden van de NSC-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat de ziekenhuizen
en medisch specialistische bedrijven de verbeterpunten, die de NZa heeft aangegeven,
zelf moeten oppakken in navolging van de IZA-afspraken. Genoemde leden vragen de Minister
of het een verplichting is van ziekenhuizen en medisch specialistische bedrijven om
hieraan te werken. Welke mogelijkheden heeft de Minister om ziekenhuizen aan te spreken
die niet werken aan de verbeterpunten van de NZa?
De leden van de NSC-fractie hebben in het schriftelijk overleg gevraagd naar de verschillen
in afspraken tussen zorgverzekeraars en het toepassen van passende zorg in ziekenhuizen.
In de beantwoording van 20 september jl. van het verslag schriftelijk overleg verwijst
de Minister naar de thematafel. Op welke manier worden hier duidelijke afspraken gemaakt
met elk ziekenhuis om aan de slag gaan met een programma passende zorg? Wat zijn hierin
meetbare doelen die gesteld worden? Op welke manier worden afspraken gemaakt dat zorgprofessionals
een duidelijke stem hebben in de programma’s passende zorg en hoe worden zorgverzekeraars
verplicht om afspraken te maken over passende zorg?
De leden van de NSC-fractie hebben in het schriftelijk overleg gevraagd hoe de Minister
uitvoering gaat geven aan de adviezen van de speciale gezant Kremer voor passende
zorg. Echter, zij lezen in de beantwoording geen concrete reactie van de Minister
op hoe de adviezen opgevolgd worden. Over advies drie van gezant Kremer hebben genoemde
leden reeds een motie ingediend die is overgenomen door de Minister. Dan blijven de
volgende vragen over die wij afleiden van de adviezen van gezant Kremer. Hoe verduidelijkt
de Minister de transitiedoelen voor passende zorg, oftewel hoe zijn deze SMART te
maken? Op welke manier gaat het Zorginstituut de passende praktijken transparant maken
aan de hand van transitiecriteria? Hoe gaat het Zorginstituut transparant maken welke
instellingen wel of niet een programmatisch aanpak hebben en welke bijdragen ziekenhuizen
leveren aan de transitiedoelen? Op welke manier inventariseert de Minister systematisch
welke systeembelemmeringen de transitie in de weg staan en rapporteert zij hierover
aan de Kamer? Op welke manier verrijken IGJ, NZa en ACM als publieke toezichthouders
hun toezicht op passende zorg en de publieke doelen van de zorgtransitie passende
zorg? Op de opmerking van de Minister aan deze leden in het verslag van het schriftelijk
overleg om te reflecteren op democratische sturing willen zij aangeven dat graag te
doen aan de hand van volledige informatie over de voorgang en daarom stellen zij de
Minister deze vragen
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van een schriftelijk
overleg over de rapporten transformatie passende zorg medisch specialistische bedrijven.
Deze leden hebben de volgende vragen aan de Minister.
De Minister geeft aan dat het nog niet bekend is hoe de maatregel eruit komt te zien.
Er zijn uiteenlopende manieren om te bewerkstelligen dat medisch specialisten voortaan
in loondienst bij een zorgaanbieder werken. Het rapport van Gupta geeft wel enkele
gevolgen van een dergelijke maatregelen en geeft aan dat het evident grote financiële
en juridische consequenties heeft. Het is waarschijnlijk dat medisch specialisten
het besluit van invoering van een maatregel zullen aanvechten. Hoe weegt de Minister
het risico dat alle aandacht hiernaartoe zal gaan en het de energie en tijd beperkt
voor andere veranderingen in het ziekenhuis? Is dit niet een groter risico voor de
transitie naar passende zorg?
Ook geeft de Minister aan dat het klopt dat ziekenhuisbestuurders in gesprek met AKD
hebben gesignaleerd dat een overstap naar loondienst een productieverlies oplevert,
de schattingen hiervan lopen zeer uiteen van 0 tot 30%. De Minister deelt de mening
dat dit effect zeer ongewenst is. Ook geeft de Minister aan dat het aanpakken van
de personeelskrapte in de zorg grote prioriteit heeft. Hierom vragen deze leden of
het verplicht in loondienst krijgen van medisch specialisten niet haaks op het kabinetsbeleid
staat om het personeelstekort op te lossen, hoe kijkt de Minister hiernaar.
Daarnaast benoemt de Minister dat het in loondienst brengen van medisch specialisten
geen doel op zich is, maar dat het gaat om een betere bestuurbaarheid van ziekenhuizen
en verminderen van verkeerde prikkels (passende zorg). Ook geeft de Minister aan dat
in het licht van de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord het ook kan bijdragen aan
een betere samenwerking tussen ziekenhuizen omdat de belangen van medisch specialisten
in een msb hierbij geen belemmering meer kunnen zijn. De leden van de BBB-fractie
vinden deze argumentatie van de Minister verwerpelijk. Wat deze leden betreft dragen
medisch specialistische bedrijven juist bij aan ons zorgstelsel, zowel door hun inhoudelijke
inspraak in de grote bedrijven die ziekenhuizen kunnen zijn, als door het beperken
van wachtlijsten door de hogere productie. Hoe kijkt de Minister hiernaar? En deelt
de Minister deze mening?
Volgens de Minister mag de transformatie naar passende zorg niet belemmerd worden
door de (financiële) belangen van medisch specialisten in een msb. Innovatie ontstaat
echter juist bij zorgprofessionals. Vaak hebben medisch specialisten moeite om nieuwe
initiatieven voor passende zorg van de grond te krijgen, omdat zorgverzekeraars en
ziekenhuisbesturen hier te veel financiële risico’s in zien. Moeten we ons niet eerder
richten op de werkelijke knelpunten voor de overgang naar passende zorg, in plaats
van dat we duizenden specialisten hun praktijk ontnemen? Zou het niet beter zijn om
de juiste bekostigingsmodellen te ontwikkelen die deze transitie ondersteunen? Is
de Minister bereid om samen met zorgprofessionals te verkennen hoe we passende zorg
kunnen belonen en initiatieven vanuit de werkvloer kunnen versterken en opschalen?
Onlangs kwam via NOS2 naar buiten dat ziekenhuizen in financieel slecht weer verkeren en dat ziekenhuizen
een prikkel hebben om veel medische handelingen te verrichten om financieel gezond
te blijven. Juist medisch specialisten in loondienst ervaren vervolgens druk vanuit
het ziekenhuisbestuur om productieafspraken te halen. Deelt de Minister de mening
dat productieprikkels met name worden gevormd door de afspraken tussen zorgverzekeraars
en ziekenhuis? Kunnen we niet beter kijken naar die productieafspraken, in plaats
van dat we ingrijpen in het eigendom van zorgprofessionals?
Verder geeft de Minister aan dat het kabinet het belangrijk vindt dat medewerkers
van zorg- en welzijnsorganisaties met plezier in loondienst kunnen blijven werken.
Dit betekent volgens de Minister onder meer een goed evenwicht met zzp’ers, zodat
medewerkers in loondienst niet de gaten in de roosters hoeven dicht te lopen. De leden
van de BBB-fractie pleit al langer voor meer zeggenschap, controle en prioriteit bij
roosters en werktijden voor zorgmedewerkers. Dit zijn bij uitstek facetten waar msb's
in voorzien. Deze leden vinden dan ook dat we af moeten van het geschetste beeld dat
msb’s de overgang naar passende zorg belemmeren vanwege financiële belangen. Deelt
de Minister deze mening?
Daarnaast zijn de leden van de BBB-fractie van mening dat de verplichting tot loondienst
zal leiden tot meer wachtlijsten en minder inspraak van zorgprofessionals in de organisatie
van ziekenhuizen en het zorglandschap. Deze leden denken dat we beter kunnen werken
aan zeggenschap, controle en prioriteit als het gaat om roosters en werktijden van
medisch specialisten en verpleegkundigen die momenteel al in loondienst zijn, zodat
in loondienst treden op zichzelf aantrekkelijker wordt. Kan de Minister toezeggen
geen voorstel te doen wat gaat over de verplichting van medisch specialisten om in
loondienst te treden?
De leden van de BBB-fractie hebben in het vorige schriftelijk overleg gevraagd hoe
de Minister op basis van de perceptie van de raden van bestuur, specifiek en meetbaar
kan bepalen of de verbeterpunten bij msb's worden gerealiseerd. De Minister geeft
aan dat de NZa de gegevens zorgvuldig hebben gewogen. Er is echter niet ingegaan op
hoe subjectieve percepties worden geobjectiveerd of hoe specifieke meetbaarheid gewaarborgd
is. Kan de Minister hier antwoord op geven?
Tot slot, het stoort de leden van de BBB-fractie dat medisch specialisten negatief
worden weggezet, terwijl we nog steeds kampen met grote problemen als inhaalzorg en
wachtlijsten. Maak gebruik van de positieve kanten van msb's, in plaats van ze in
het verdomhoekje te plaatsen. Deelt de Minister de mening van de leden van de BBB-fractie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Minister
en hebben hierover nog enkele vragen.
Deze leden constateren dat er inmiddels een aangenomen motie-Dijk c.s. ligt, mede
ondertekend door de leden van de CDA-fractie, die de regering vraagt om met een voorstel
te komen zodat medisch specialisten in loondienst komen. Genoemde leden lezen in het
verslag van het schriftelijk overleg dat de Minister nog steeds bezig is met een verkenning
naar een vrijwillige collectieve overstap, maar dat de Minister bij de behandeling
van de VWS-begroting in reactie op de motie-Dijk c.s. alleen heeft verwezen naar het
wettelijke traject. Deze leden vragen daarom in hoeverre de verkenning naar een vrijwillige
collectieve overstap nog loopt en zo ja, hoe de Minister de haalbaarheid hiervan inschat.
Of is het zo dat de Minister op dit moment alleen kijkt naar het wettelijk regelen
van het in loondienst brengen van medisch specialisten? Oftewel, zet de Minister nu
in op vrijwilligheid of een wettelijke verplichting? Deze leden ontvangen graag duidelijkheid
van de Minister over de route die zij gaat volgen en het tijdpad dat zij voor ogen
heeft.
Verder vinden de leden van de CDA-fractie het belangrijk dat alle alternatieven, inclusief
de voor- en nadelen goed op een rij worden gezet. Deze leden zien op dit moment drie
alternatieven, namelijk een vrijwillige collectieve overstap al dan niet in combinatie
met een financiële stimulans (1), een model waarbij alle artsen verplicht in loondienst
komen (2) en een model waarbij de verplichting alleen voor nieuwe artsen geldt (3).
Deze leden vragen of de Minister het hiermee eens is en zo ja, of de Minister per
alternatief alle voor- en nadelen op een rij wil zetten. Ook vragen deze leden of
de Minister de meest actuele inschatting van de kosten per alternatief hierin wil
meenemen.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister al kan aangeven hoe het
staat met het onderzoek in samenwerking met de Belastingdienst over de fiscale aspecten
rondom het samenwerken in msb’s.
II. Reactie van de Minister
Dit VSO gaat over de transformatie naar passende zorg van medisch specialistische
bedrijven en daarbij de maatregel om loondienst te verplichten. Ik heb met uw Kamer
gesproken over dit onderwerp tijdens de begrotingsbehandeling en uw Kamer heeft hierover
de motie Dijk3 aangenomen.
Zoals ik heb toegezegd tijdens het debat over de begrotingsbehandeling4 blijf ik mij inzetten voor het vervolgonderzoek dat nodig is om een afweging te maken
over regelgeving die een overgang naar loondienst verplicht. Dit vraagstuk is geen
gemakkelijke opgave, zoals ik toen ook heb toegelicht, omdat een verplichting om medisch
specialisten in loondienst te brengen raakt aan het eigendomsrecht en de juridische
waarborgen die daarvoor gelden. Ik verwijs hiervoor ook naar de beantwoording van
het schriftelijke overleg5 hierover. Bovendien kunnen de compensatiekosten voor een verplichte overgang oplopen
tot 2 miljard.
Vervolgens heeft de Kamer bij de besluitvorming over de begroting van het Ministerie
van OCW een amendement aangenomen dat onder andere gaat over het maken van bestuurlijke
afspraken over de beloning van medisch specialisten met een taakstelling van 150 miljoen
vanaf 2027. Zoals ik in mijn brief van 31 januari jl.6 heb laten weten, streef ik naar een beloningsmodel in de zorg dat transparant en
evenwichtig is en dat moet aansluiten op de maatschappelijke verwachtingen over de
efficiënte inzet van publieke middelen. Overleg hierover met de betrokken partijen
heeft vooralsnog niet tot afspraken geleid. Concreet verken ik nu of ik wetgeving
kan voorbereiden die is gericht op het normeren en maximeren van de verdiensten van
medisch specialisten. Vergelijkbaar met hoe de overheid de bezoldiging van topfunctionarissen
in de Wet Normering Topinkomens (WNT) heeft begrensd. Dit zou dan nieuwe wetgeving
betreffen, buiten de WNT, specifiek gericht op de beroepsgroep van medisch specialisten.
Samengevat richt ik mij nu dus op twee parallelle sporen: wetgeving gericht op het
normeren van het inkomen van medisch specialisten en een overgang van medisch specialisten
naar loondienst. Parallel hieraan blijf ik in constructief gesprek met alle betrokken
partijen waarbij ik blijf inzetten op bestuurlijke afspraken over dit onderwerp.
Toezegging verkenningen
Met deze brief stuur ik u, als onderdeel van mijn reactie op de vragen en opmerkingen
uit het schriftelijke overleg, de twee verkenningen die onderdeel zijn van het vervolgonderzoek
dat nodig is om inzicht te verkrijgen of er voldoende noodzaak, geschiktheid en proportionaliteit
is om regelgeving in te stellen om loondienst te verplichten. Het gaat om de volgende
twee verkenningen:
• Verkenning collectief overstappen bij ziekenhuisbesturen en vakgroepen. Onder ziekenhuizen
en vakgroepen is verkend wat er nodig is om hen te motiveren om binnen hun ziekenhuis
collectief de overstap te maken naar loondienst.
• Verkenning van de Belastingdienst over de aanbeveling van de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) om duidelijkheid te verkrijgen over de rol van het fiscaal ondernemerschap bij
de samenwerking tussen ziekenhuis en msb’s.
De verkenning met de Belastingdienst ontvangt u namens de Staatssecretaris van Financiën
– Fiscaliteit en Belastingdienst en Douane.
Vrijwillige collectieve overstap
Naar aanleiding van de suggestie in het Gupta rapport, dat mijn voorganger aan uw
Kamer heeft toegezonden7, om te onderzoeken of bestuurders en vakgroepen gestimuleerd kunnen worden om alle
medisch specialisten de overstap naar loondienst te laten maken, heb ik verkend of
dit een mogelijk alternatieve maatregel is. In opdracht van VWS heeft Synthetron twee
online sessies gehouden met in totaal 295 bestuurders van ziekenhuizen en medisch
specialisten. Doel van de sessie was om te verkennen of een vrijwillige, collectieve
overstap een realistische optie is om nader uit te werken en, zo ja wat er volgens
de bestuurders van ziekenhuizen en leden van medisch specialistische bedrijven (msb)
eventueel voor nodig zou zijn.
Uit de sessie bleek dat het in loondienst gaan van medisch specialisten als voorwaarde
voor de transformatie naar passende zorg niet gedeeld werd. De bestuurders van ziekenhuizen
waren verdeeld, ongeveer de helft was van mening dat het in loondienst brengen van
medisch specialisten bijdraagt aan een betere bestuurbaarheid. De andere helft hecht
daar minder belang aan en benadrukt het belang van gelijkgerichtheid met het msb.
De medisch specialisten erkennen geen verband tussen dienstverband en passende zorg.
Zij hebben hun ongenoegen over het gebrek aan onderbouwing van deze stelling geuit.
Daarbij gaven zij ook dat zij zich gewantrouwd voelen door het ministerie in hun intentie
zich in zetten voor goede zorg.
In de bijlage vindt u de volledige rapportage en een infographic van Synthetron.
Rol fiscaal ondernemerschap bij samenwerking ziekenhuis en msb
In deze verkenning is door de Belastingdienst bekeken of fiscaliteit de samenwerking
tussen ziekenhuizen en msb’s beïnvloedt. De verkenning geeft inzicht in de voorwaarden
voor fiscaal ondernemerschap voor de inkomstenbelasting en het ontstaan van de verschillende
samenwerkingsmodellen. Hoewel in algemene zin niet kan worden geconcludeerd dat de
fiscaliteit als een belemmering wordt ervaren voor gelijkgerichtheid tussen ziekenhuizen
en msb’s, kunnen specifieke maatregelen om de gelijkgerichtheid te bevorderen mogelijk
wel impact hebben op de fiscale positie van medisch specialisten. Het is helaas niet
mogelijk om een objectieve grens te bepalen waarbij vastgesteld kan worden tot hoe
ver de bestuurlijke en financiële samenwerking tussen msb’s en ziekenhuizen mag gaan
zonder dat die samenwerking consequenties heeft voor de positie van medisch specialisten
die als ondernemer voor de inkomstenbelasting participeren in een zogeheten «fiscaal
transparant msb». De concrete invulling van die samenwerking maakt onderdeel uit van
de relevante feiten en omstandigheden bij de beoordeling of sprake is van ondernemerschap
voor de inkomstenbelasting. Een medisch specialist die participeert in een fiscaal
transparant msb kan bij de competente belastinginspecteur een verzoek om vooroverleg
indienen om duidelijkheid (vooraf) te verkrijgen over deze beoordeling in zijn concrete
situatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden
van de Minister op de vragen over de rapporten transformatie passende zorg medisch
specialistische bedrijven (msb’s).
De betreffende leden pleiten al langer voor het in loondienst nemen van specialisten,
waar nu ook een Kamermeerderheid voor pleit. Hoe gaat de Minister uitvoering geven
aan de aangenomen motie van het lid Dijk c.s.8 over uiterlijk voor het zomerreces van 2025 een voorstel naar de Kamer te sturen
om medisch specialisten in loondienst te brengen? Op welke termijn komt de Minister
met een plan hiervoor en hoe wordt de Kamer hierin meegenomen?
Zoals ik ook tijdens het debat over de begrotingsbehandeling9 heb aangegeven, is een wettelijke verplichting niet eenvoudig. Ik blijf mij daar
wel voor inzetten. Daarnaast heb ik het verzoek van uw Kamer bij de FMS onder de aandacht
gebracht. Dit heeft niet geleid tot oplossingen.
In de beantwoording op de schriftelijke vragen schrijft de Minister dat werken in
loondienst meer voordelen zal moeten hebben dan werken in vrije vestiging om te bewerkstelligen
dat zowel de zorg als de medisch specialisten gebaat zijn bij de transitie naar passende
zorg. Welke concrete plannen heeft de Minister hiervoor en hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat werken in loondienst daadwerkelijk meer voordelen zal hebben? Heeft de
Minister al een idee over binnen welke termijn dit bewerkstelligd kan worden? Op welke
manier worden binnen deze plannen zowel fiscale voordelen als zorgen over het verlies
van autonomie op de werkvloer meegenomen?
In de verkenning naar een vrijwillige collectieve overstap is bekeken wat er voor
nodig zou zijn om bestuurders en medisch specialisten in een msb vrijwillig de overstap
te laten maken naar loondienst. Hieruit kon niet opgemaakt worden wat er voor nodig
is om loondienst aantrekkelijker te maken. De conclusie uit de verkenning is dat op
basis van de dialogen verwacht wordt dat een vrijwillige collectieve overstap naar
loondienst moeizaam zal verlopen (op korte termijn), onbegrip voedt en hoge kosten
en risico’s met zich meebrengt.
Zoals ik uw Kamer heb laten weten10, zie ik de maatregel om loondienst te verplichten in het licht van een betere bestuurbaarheid
van het ziekenhuis en als relevant in het streven van het kabinet dat meer ziekenhuizen
samenwerken en dat streekziekenhuizen in zo volwaardig mogelijke vorm behouden blijven.
Daarvoor verken ik de mogelijkheden om tot wetgeving te komen, mede gelet op de eisen
van noodzaak, geschiktheid en proportionaliteit van regelgeving en met het oog op
het Eerste Protocol bij het EVRM. Ik verwijs hiervoor ook naar de recente beantwoording
van het schriftelijke overleg.11 Alle aspecten zullen worden meegewogen in de uiteindelijke beslissing voor de maatregel
om loondienst te verplichten. De fiscaliteit zal ook onderdeel uitmaken van deze aspecten.
Zoals ik heb aangegeven, is een wettelijke verplichting niet eenvoudig. Ik blijf mij
daar wel voor inzetten. Daarnaast heb ik het verzoek van uw Kamer bij de FMS onder
de aandacht gebracht. Dit heeft niet geleid tot oplossingen.
Daarnaast lezen de leden van GroenLinks-PvdA-fractie in de beantwoording van de Minister
dat aanvullend met de Belastingdienst wordt verkend in hoeverre het fiscaal ondernemerschap
een belemmering is voor een gelijkgerichte samenwerking tussen ziekenhuizen en msb’s.
Hoe ziet die verkenning eruit? Wanneer worden de resultaten van die verkenning verwacht
en gedeeld met de Kamer? Ook baart het deze leden enige zorgen dat de Minister nog
steeds spreekt van een verkenning. Gaat de Minister er in samenwerking met het Ministerie
van Financiën voor zorgen dat deze fiscale prikkels veranderen zodat deze niet meer
ten koste gaan van de transformatie naar passende zorg? Wordt hierin aansluiting gezocht
met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)? Zo ja, op welke manier
en zo nee, waarom niet?
De verkenning naar de rol van het fiscaal ondernemerschap bij de samenwerking tussen
ziekenhuis en msb’s heb ik u gelijktijdig met deze beantwoording toegestuurd. Ik onderschrijf
het belang van een zorgstelsel waarin samenwerking en de transformatie naar passende
zorg niet worden belemmerd door fiscale prikkels. Zoals ook uit de verkenning van
de Belastingdienst blijkt, kan in algemene zin niet worden geconcludeerd dat de fiscaliteit
als een belemmering wordt ervaren voor gelijkgerichtheid tussen ziekenhuizen en msb’s.
Het fiscale toetsingskader voor ondernemerschap geldt voor alle ondernemers. Ook medisch
specialisten kunnen – afhankelijk van de feiten en omstandigheden – ondernemer voor
de inkomstenbelasting zijn. Bij de beantwoording van de vraag of iemand voor de inkomstenbelasting
als ondernemer kan worden aangemerkt, gelden voor medisch specialisten geen bijzondere
bepalingen.
De FMS en de NVZ hebben recent een Handreiking Gelijkgerichtheid12 gepubliceerd waarin zij aangeven hoe de samenwerking tussen ziekenhuis en msb’s geoptimaliseerd
kan worden. Eén van de thema’s in de handreiking is «Financiële afspraken en transparantie».
Ik zie op dit moment nog geen aanleiding om overleg te voeren met het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar als er vraagstukken zijn die raken aan de verantwoordelijkheid
van de Minister van SZW, dan zal ik uiteraard in overleg treden.
De leden van GroenLinks-PvdA lezen in de Monitor verbeterpotentieel msb’s dat de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) zich uitsluitend heeft gericht op de vrijgevestigde medisch specialisten,
waardoor geen vergelijking is gemaakt tussen medisch specialisten in loondienst en
vrijgevestigde medisch specialisten. Daardoor kan de Minister voor de zeven vrij forse
conclusies die de NZa trekt geen vergelijking maken met ziekenhuizen zonder msb’s,
terwijl de betreffende leden van mening zijn dat dit van belang is om de nodige acties
te kunnen ondernemen om voor verbetering te zorgen. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Deelt de Minister de mening dat mogelijk aanvullend onderzoek nodig is of heeft u
momenteel voldoende vat op in hoeverre artsen in loondienst een oplossing zijn voor
alle problemen die de NZa benoemt, ook zonder dat er een vergelijking kan worden gemaakt
met ziekenhuizen zonder msb’s?
In de «Monitor verbeterpotentieel msb’s» heeft de NZa zich uitsluitend gericht op
het verbeterpotentieel van de msb’s en daarmee op de vrijgevestigde medisch specialisten.
Een vergelijking tussen medisch specialisten in loondienst was geen onderdeel van
de opdracht aan de NZa. Het doel van de monitor is om het verbeterpotentieel in de
samenwerking tussen msb en ziekenhuis in kaart te brengen. De verbeterpunten die de
NZa noemt zijn relevant voor ziekenhuizen die samenwerken met een msb.
Gupta heeft in haar onderzoek13 naar de effectiviteit van een maatregel om alle medisch specialisten in loondienst
te brengen wel naar specialisten in loondienst en in een msb gekeken. Het rapport
maakt inzichtelijk dat bij de beweging naar passende zorg voor medisch specialisten
verschillende drijfveren een rol spelen. De zeven drijfveren die in het rapport worden
genoemd zijn: bijdragen aan goede zorg, diversiteit in het takenpakket, professionele
autonomie, een goed inkomen en werk-privé balans, de relatie met de patiënt, werken
met goede collega’s en zeggenschap in het ziekenhuis. Deze drijfveren gelden voor
zowel medisch specialisten in loondienst als in een msb. In het onderzoek zijn de
verschillende drijfveren niet tegen elkaar afgewogen. Gupta concludeert dat het overkoepelende
doel van passende zorg zowel voor medisch specialisten in loondienst als voor medisch
specialisten in msb’s bedreigend is omdat het effect heeft op verschillende van deze
drijfveren. Gupta constateert ook dat er een noodzaak is om een maatregel te nemen
om gelijkgerichtheid van ziekenhuisbestuur en medisch specialisten in een msb te vergroten
om de beweging naar passende zorg te versnellen. Medisch specialisten in loondienst
hebben, in tegenstelling tot vrijgevestigd medisch specialisten, geen financiële barrière
om aan passende zorg mee te werken. Bij loondienst leidt het nastreven van passende
zorg door het ziekenhuis, bij bijvoorbeeld het uitplaatsen van zorg, tot een kleiner
verschil in belangen met het ziekenhuis dan bij vrijgevestigd medisch specialisten.
Tot slot lezen de leden van GroenLinks-PvdA-fractie in de beantwoording op de schriftelijke
vragen dat het aan het veld zelf is om met de verbetermogelijkheden aan de slag te
gaan, en dat de Minister van ziekenhuisbesturen, msb’s en medisch specialisten verwacht
dat zij zich maximaal inzetten om de IZA-doelstellingen te behalen en passende zorg
te ondersteunen. Hoe ziet de Minister haar eigen rol hierin? Kan de Minister toch
nog ingaan op welke afspraken hierover worden gemaakt met de beroepsgroep, indien
die afspraken er zijn?
Het is de verantwoordelijkheid van de partijen zelf om zich in te zetten de doelstellingen
uit het IZA te behalen. Als Minister onderstreep ik het belang ervan en zijn er bestuurlijk
afspraken over gemaakt. Mijn rol is om dergelijke bestuurlijke afspraken te maken,
de uitvoering van deze afspraak ligt in het veld. Er zijn naast de afspraken in het
IZA geen afspraken met de beroepsgroep hierover gemaakt. Daarnaast heb ik het verzoek
van uw Kamer bij de FMS onder de aandacht gebracht. Dit heeft niet geleid tot oplossingen.
De NZa monitort op dit moment of het verbeterpotentieel behaald wordt. Met de resultaten
van de monitor van de NZa die in 2025 opgeleverd wordt, zal ik bekijken of het noodzakelijk,
geschikt en proportioneel is om regelgeving in te stellen om loondienst te verplichten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk
overleg over de rapporten transformatie passende zorg medisch specialistische bedrijven.
Deze leden zijn enigszins verbaasd dat de Minister voorstelt om nog meer onderzoeken
te laten uitvoeren. Zij hebben daarom nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de discussie over een gewenste loondienst
van medisch specialisten voor verhitte reacties zorgt. Genoemde leden zien het niet
als doel om medisch specialisten in loondienst te brengen, maar lazen in de onderzoeksrapporten
dat vrijgevestigde medisch specialistische bedrijven een belemmering kunnen zijn voor
de benodigde omslag naar passende zorg. Deze leden hebben deze week kennisgenomen
van de handreiking van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Federatie
Medisch Specialisten (FMS). In hoeverre ziet de Minister deze handreiking en de uitvoering
ervan als oplossing voor de benoemde belemmeringen?
De NVZ en de FMS hebben ter uitwerking van de afspraken in het Integraal Zorgakkoord
(IZA) een handreiking opgesteld. Hierbij zijn ook de verbeterpunten uit de monitor
van de NZa meegenomen. Ik verwacht dat de handreiking ziekenhuizen en medisch specialisten
handvatten geeft om hun samenwerking gelijkgericht(er) vorm te geven. Of dat in de
praktijk zo is, zal moeten blijken.
Eind 2025 verwacht ik de volgende monitor om te bezien of het verbeterpotentieel behaald
is.
Er lopen nog verschillende onderzoeken om een afweging te kunnen maken, zo lezen de
leden van de VVD-fractie. Welke informatie ontbreekt?
De twee genoemde verkenningen waar de leden van de VVD-fractie naar verwijzen, heb
ik u met deze beantwoording toegestuurd. In 2025 ontvangt u zoals toegezegd de volgende
NZa monitor over het verbeterpotentieel msb’s.
Genoemde leden missen op dit moment een overzicht van de voor- en nadelen van loondienst
ten opzichte van vrijgevestigde msb’s en de verschillende mogelijkheden voor een transitie
naar loondienst. Is de Minister bereid zo’n compleet overzicht met de Kamer te delen
en haar afweging tussen de voor- en nadelen van een transitie naar loondienst expliciet
te maken, opdat de Kamer daarover een debat kan voeren met de Minister? Op welke termijn
is zo’n compleet overzicht beschikbaar?
Op dit moment is nog niet mogelijk een gedegen afweging te maken in het kader van
de noodzaak, geschiktheid en proportionaliteit van regelgeving. Daarom is het noodzakelijk
dat ik ook over de monitor van de NZa beschik. Deze afweging is namelijk wel nodig
omdat de maatregel om alle medisch specialisten in loondienst te brengen ingrijpende
gevolgen heeft en getoetst moet worden aan het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Voor een gedegen juridische
onderbouwing van een maatregel is het verder van belang dat goed zicht is op de effectiviteit
van alternatieve maatregelen die denkbaar om passende zorg te realiseren. Met het
oog hierop zijn de afspraken in het IZA rondom gelijkgerichte samenwerking en de benoeming
van de speciaal gezant passende zorg die namens VWS de beweging naar passende zorg
stimuleert van belang.
Over het algemeen zijn de voordelen voor een overstap naar loondienst die genoemd
worden in de aangeboden rapporten14 over dit onderwerp:
• een betere bestuurbaarheid van ziekenhuizen (integratie belangen, gezamenlijke strategieontwikkeling,
regionale samenwerking),
• geen (mogelijke) verschillende belangen van het msb die niet overeenkomen met die
van het ziekenhuis,
• financiële transparantie,
• geen onderscheid tussen de verschillende vakgroepen binnen een ziekenhuis,
• vermindering van verkeerde financiële prikkels (productie en patiëntverdeling).
De nadelen die genoemd worden zijn:
• dat het een zeer ingrijpende maatregel is,
• verlies van (ervaren) autonomie bij een loondienstverband,
• de juridische nasleep en de kosten die ermee gemoeid zijn,
• het mogelijk verminderen van innovatieprikkels,
• Lagere productie (mogelijk niet alleen daling in leveren van niet passende zorg).
Daarnaast zijn er mogelijk neveneffecten waar rekening mee gehouden moet worden. Deze
kunnen zowel positief als negatief zijn, hiervoor verwijs ik naar het rapport van
Gupta. De afweging hiervoor hangt, zoals hierboven genoemd op vragen van de leden
van de VVD-fractie, samen met de uitkomsten van de nog lopende monitor van de NZa.
Eén van de vaak genoemde nadelen is dat medisch specialisten het besluit van invoering
van een maatregel zullen aanvechten, zowel juridisch als financieel. In hoeverre houdt
dit de Minister tegen om zelf nu al tot een conclusie te komen?
Een ander nadeel dat de Minister noemt is de grote uitkoopsom, die in het debat over
de begroting genoemd werd als 2 miljard euro. Waar is dit bedrag op gebaseerd en welke
alternatieven zijn mogelijk?
Het punt dat het waarschijnlijk is dat de medisch specialisten een verplichting naar
loondienst zullen aanvechten, onderstreept het belang van een zorgvuldige afweging
voordat een besluit wordt genomen. Zoals eerder aangegeven is het op dit moment nog
niet mogelijk een gedegen afweging te maken in het kader van de noodzaak, geschiktheid
en proportionaliteit van regelgeving. Het bedrag tot 2 miljard euro is gebaseerd op
de berekening van het CPB in Zorgkeuzes in Kaart15 en betreft compensatie voor goodwill. Dit bedrag kan bij de rechter hoger of lager
uitvallen. Bij een geleidelijke overgang is het mogelijk dat minder goodwill afgekocht
hoeft te worden. Daarnaast zijn de berekeningen gebaseerd op aannames en dusdanig
met onzekerheden omgeven, dat een nadere berekening nodig is voor invoering van een
maatregel. Tot slot vergt een maatregel om nieuwe specialisten in loondienst te brengen
ook een gedegen juridische onderbouwing.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de door de Minister aangekondigde gesprekken
met vertegenwoordigers van de physician assistants en verpleegkundig specialisten.
Hebben deze gesprekken inmiddels plaatsgevonden en zo ja, wat is de uitkomst van deze
gesprekken?
In het kader van het voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medisch professionals
door medische bedrijven is op stakeholderbijeenkomsten gesproken met verschillende
partijen. Hieronder waren ook de verpleegkundigen en physician assistants. Het doel
van deze bijeenkomsten was het ophalen van signalen uit het veld om te komen tot wetgeving
op gunstbetoon. Deze bijeenkomsten hebben mij waardevolle inzichten gegeven om te
komen tot wetgeving die goed aansluit bij de praktijk. Ook in het vervolg van dit
wetgevingstraject ben ik voornemens de diverse stakeholders te betrekken, inclusief
de verpleegkundigen en physician assistants.
Het verbeteren van de samenwerking tussen artsen, medisch-specialisten en verpleegkundigen
op de werkvloer is noodzakelijk in de transformatie naar passende zorg. Het is genoemde
leden opgevallen dat in de handreiking verpleegkundig specialisten en physician assistants
slechts twee keer genoemd worden, waarbij het deze leden niet duidelijk is of de genoemde
afspraken met of over hen gemaakt worden. Hoe ziet de Minister dit? Is het voor haar
wel duidelijk en zo nee, is zij dan bereid met de FMS hierover in gesprek te gaan?
Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie in de handreiking dat multidisciplinaire
betrokkenheid nodig is en ook in de governance dient terug te komen. Hierover wordt
aangegeven dat de wens bestaat om de cliëntenraad, ondernemingsraad, verpleegkundige
adviesraad en andere relevante organen te betrekken waar passend. Wat betekent «waar
passend» volgens de Minister en hoe draagt zij er zorg voor dat al deze betrokkenen
onderdeel zijn van de transformatie naar passende zorg?
Ik ben met de leden van de VVD-fractie eens dat samenwerking tussen artsen, medisch
specialisten en verpleegkundigen van belang is om er in gezamenlijkheid voor te zorgen
om passende zorg te leveren. Dit is ook opgenomen in het IZA: «In de MSZ is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het ziekenhuis en alle
zorgprofessionals, waaronder medisch specialisten om gelijkgericht te werken aan de
beoogde transformatie». De handreiking vloeit voort uit de IZA-afspraken, waarin is afgesproken dat de FMS
en NVZ werken aan een handreiking gelijkgerichtheid. De handreiking is specifiek bedoeld
om ziekenhuizen en medisch specialisten handvatten te bieden hun samenwerking te verbeteren.
Deze handreiking helpt ziekenhuizen, medisch specialisten en medisch specialistische
bedrijven om de gelijkgerichtheid binnen het ziekenhuis te optimaliseren. Uiteraard
is het een verantwoordelijkheid van alle betrokkenen om zich in te zetten voor de
transformatie naar passende zorg. De FMS, V&VN en Zorgverzekeraars Nederland zijn
medeondertekenaars van de IZA-afspraken. Op die manier zijn zorgprofessionals en zorgverzekeraars
via vertegenwoordiging op landelijk niveau betrokken. Met «waar passend» wordt volgens
de FMS bedoeld dat degenen die een rol, dan wel belang hebben bij multidisciplinaire
zorg, betrokken zouden moeten worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse de beantwoording van de Minister
gelezen die zijn gesteld naar aanleiding van de rapporten passende zorg medisch specialistische
bedrijven (msb's). De Minister heeft aangegeven dat er vervolgrapporten komen, deze
wachten genoemde leden met interesse af. Aanvullend op de beantwoording van de Minister
hebben deze leden enkele aanvullende vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat er nog enkele
rapporten komen over fiscaliteit en vervolgonderzoek van de NZa betreffende transformatie
passende zorg en msb’s. Genoemde leden vragen de Minister welke rapporten en vervolgonderzoek
er nog volgen en of dit voldoende is om een definitieve afweging te maken over het
nut en de noodzaak van medisch specialisten in loondienst. Als genoemde rapporten
en vervolgonderzoek niet voldoende zijn, is de Minister van plan om aanvullend onderzoek
te starten?
Met mijn brief waarin ik u de beantwoording op deze vragen heb toegestuurd, heb ik
u ook twee verkenningen toegestuurd. Op dit moment is nog niet mogelijk een gedegen
afweging te maken in het kader van de noodzaak, geschiktheid en proportionaliteit
van regelgeving. Daarom is het noodzakelijk dat ik ook de monitor van de NZa afwacht.
In 2025 ontvangt u zoals toegezegd de volgende NZa monitor.
Mocht blijken dat het voor een voldoende onderbouwing noodzakelijk is om aanvullend
onderzoek uit te voeren dan ben ik hiertoe uiteraard bereid.
De leden van de NSC-fractie lezen in de beantwoording van de Minister dat de ziekenhuizen
en medisch specialistische bedrijven de verbeterpunten, die de NZa heeft aangegeven,
zelf moeten oppakken in navolging van de IZA-afspraken. Genoemde leden vragen de Minister
of het een verplichting is van ziekenhuizen en medisch specialistische bedrijven om
hieraan te werken. Welke mogelijkheden heeft de Minister om ziekenhuizen aan te spreken
die niet werken aan de verbeterpunten van de NZa?
Partijen hebben zich gecommitteerd aan de afspraken in het IZA. Ik verwacht daarom
van hen dat zij zich aan deze afspraken houden. Zij kunnen dan ook aangesproken worden
op hun verantwoordelijkheden hierin. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ)
en de Federatie Medisch Specialisten (FMS) hebben recent volgens afspraak in het Integraal
Zorgakkoord (IZA) een handreiking «Gelijkgerichtheid» opgesteld.
De leden van de NSC-fractie hebben in het schriftelijk overleg gevraagd naar de verschillen
in afspraken tussen zorgverzekeraars en het toepassen van passende zorg in ziekenhuizen.
In de beantwoording van 20 september jl. van het verslag schriftelijk overleg verwijst
de Minister naar de thematafel. Op welke manier worden hier duidelijke afspraken gemaakt
met elk ziekenhuis om aan de slag gaan met een programma passende zorg? Wat zijn hierin
meetbare doelen die gesteld worden?
Er zijn geen afspraken gemaakt met elk individueel ziekenhuis over het opzetten van
een programma passende zorg. Wel hebben alle IZA-partijen zich gecommitteerd aan de
afspraken om de transformatie naar passende zorg te realiseren en hebben partijen
met elkaar afgesproken dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders gelijkgericht zullen
handelen bij het realiseren van impactvolle transformaties. Ook zijn afspraken met
de IZA-partijen gemaakt over het in beeld brengen, opschalen en structureel implementeren
van passende zorg.
Het advies van de speciaal gezant passende zorg maakt integraal deel uit van de mid-term
review (MTR) van het Integraal Zorgakkoord (IZA), die voor de zomer van 2024 aan uw
Kamer is verzonden16. In het kader van het bestuurlijk overleg (BO) over het IZA van september 2024, heb
ik de voornaamste conclusies uit deze MTR met de betrokken partijen besproken. De
uitkomsten van de MTR, in combinatie met de ambities zoals verwoord in het regeerprogramma
(bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96), dienen de beweging te versterken en te leiden tot een set aan concrete, aanvullende
afspraken. Momenteel worden er gesprekken gevoerd met de IZA-partners, in het kader
van het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord. Het formuleren van concretere doelen
over passende zorg maakt derhalve ook onderdeel uit van deze gesprekken.
Op welke manier worden afspraken gemaakt dat zorgprofessionals een duidelijke stem
hebben in de programma’s passende zorg en hoe worden zorgverzekeraars verplicht om
afspraken te maken over passende zorg?
De FMS, V&VN en ZN zijn medeondertekenaars van de IZA-afspraken. Op die manier zijn
zorgprofessionals en zorgverzekeraars via vertegenwoordiging op landelijk niveau betrokken.
Voor het implementeren van passende zorg is het daarnaast van belang dat zorgprofessionals
binnen hun eigen organisatie zeggenschap hebben over beleid. Per 1 juli 2023 is de
zeggenschap van zorgprofessionals met een wijziging in de Wet kwaliteit, klachten
en geschillen zorg (Wkkgz) wettelijk vastgelegd. De IGJ start in het verlengde hiervan
begin 2025 een onderzoek naar hoe zeggenschap een belangrijkere plaats kan krijgen
in het toezicht. Verder zijn er met steun van VWS verschillende initiatieven opgezet
om ervoor te zorgen dat er een cultuur ontstaat waarin zeggenschap wordt ondersteund
en dit ook structureel geborgd wordt binnen zorgorganisaties, zoals de subsidieregeling
zeggenschap en het Landelijk Actieplan Zeggenschap.
De leden van de NSC-fractie hebben in het schriftelijk overleg gevraagd hoe de Minister
uitvoering gaat geven aan de adviezen van de speciale gezant Kremer voor passende
zorg. Echter, zij lezen in de beantwoording geen concrete reactie van de Minister
op hoe de adviezen opgevolgd worden. Over advies drie van gezant Kremer hebben genoemde
leden reeds een motie ingediend die is overgenomen door de Minister. Dan blijven de
volgende vragen over die wij afleiden van de adviezen van gezant Kremer. Hoe verduidelijkt
de Minister de transitiedoelen voor passende zorg, oftewel hoe zijn deze SMART te
maken?
Er is met de speciaal gezant passende zorg gewerkt aan het uitwerken van doelen. Kortheidshalve
verwijs ik u naar mijn antwoord op de vraag van de leden van de NSC-fractie over het
toepassen van passende zorg in ziekenhuizen.
Op welke manier gaat het Zorginstituut de passende praktijken transparant maken aan
de hand van transitiecriteria? Hoe gaat het Zorginstituut transparant maken welke
instellingen wel of niet een programmatisch aanpak hebben en welke bijdragen ziekenhuizen
leveren aan de transitiedoelen? Op welke manier inventariseert de Minister systematisch
welke systeembelemmeringen de transitie in de weg staan en rapporteert zij hierover
aan de Kamer?
Op dit moment ben ik met partijen in gesprek over welke concrete, aanvullende afspraken
er moeten worden gemaakt in het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord. Daar kan ik op
dit moment nog niet op vooruitlopen. Ik kan wel benadrukken dat de ervaringen met
lopende trajecten en de inhoud van de overgenomen motie van het lid Daniëlle Jansen
c.s.17 het uitgangspunt vormen.
Op welke manier verrijken IGJ, NZa en ACM als publieke toezichthouders hun toezicht
op passende zorg en de publieke doelen van de zorgtransitie passende zorg? Op de opmerking
van de Minister aan deze leden in het verslag van het schriftelijk overleg om te reflecteren
op democratische sturing willen zij aangeven dat graag te doen aan de hand van volledige
informatie over de voorgang en daarom stellen zij de Minister deze vragen.
De IGJ bevordert vanuit haar toezicht de beweging naar passende zorg. Veel van de
toezichtactiviteiten van de IGJ dragen bij aan passende zorg, zie hiervoor het Meerjarenbeleidsplan
2024–2027 van de IGJ. De NZa ziet erop toe dat passende inkoop de norm wordt, zodat
het zorgaanbod zich daarop afstemt. Een voorbeeld hiervan is de publicatie «Handvatten
Contractering en Transparantie gecontracteerde zorg». Hiermee helpt de NZa zorgverzekeraars
en zorgaanbieders om de contractering soepeler en sneller te laten verlopen. Zodat
de consument beter weet waarop zij kan rekenen, in het bijzonder gedurende de overstapperiode.
Tevens biedt het de NZa een duidelijke basis om partijen aan te spreken. En helpt
het partijen om hun contracteerproces te evalueren en te versterken. Zo draagt de
NZa bij aan de samenwerking tussen in- en verkopende partijen; aan meer gezamenlijkheid
in de beweging naar passende zorg. Om die beweging extra kracht bij te zetten, ondersteunt
en versterkt NZa ook de beweging naar passende en relationele contractering. In de
afgelopen periode zijn de NZa, VWS en het Zorginstituut in gesprek gegaan met diverse
partijen over het contracteerproces. Inspirerende voorbeelden zijn opgehaald en gepubliceerd
op de website van De Juiste Zorg op de Juiste Plek. Waardevolle informatie over het
contracteerproces en de contracten zelf wordt geboden, met praktische inzichten en
adviezen. Het doel is om partijen te inspireren om contracten effectief in te zetten
voor de transitie naar een duurzaam zorgsysteem. Zo is transparant welke contracteervormen
optimaal ruimte geven aan passende zorg. De overheidspartijen denken in het kader
van de aanvullende afspraken voor het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord ook na over
hoe wet- en regelgeving en toezicht beter aan kunnen sluiten bij het opschalen en
structureel implementeren van passende zorg. Daar kan ik op dit moment nog niet op
vooruitlopen. De ACM draagt bij aan hoe samenwerkingen in de zorg passen binnen de
mededingingsregels als samenwerkingen positieve effecten hebben voor patiënten en
verzekerden door duiding en ondersteuning vooraf. Daar communiceren ze ook actief
over en zijn ze door veldpartijen over te benaderen. Als een mededingingsbeperkende
samenwerking niet in het belang van de patiënt is, kan de ACM ingrijpen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van een schriftelijk
overleg over de rapporten transformatie passende zorg medisch specialistische bedrijven.
Deze leden hebben de volgende vragen aan de Minister.
De Minister geeft aan dat het nog niet bekend is hoe de maatregel eruit komt te zien.
Er zijn uiteenlopende manieren om te bewerkstelligen dat medisch specialisten voortaan
in loondienst bij een zorgaanbieder werken. Het rapport van Gupta geeft wel enkele
gevolgen van een dergelijke maatregelen en geeft aan dat het evident grote financiële
en juridische consequenties heeft. Het is waarschijnlijk dat medisch specialisten
het besluit van invoering van een maatregel zullen aanvechten. Hoe weegt de Minister
het risico dat alle aandacht hiernaartoe zal gaan en het de energie en tijd beperkt
voor andere veranderingen in het ziekenhuis? Is dit niet een groter risico voor de
transitie naar passende zorg?
Alle aspecten zullen worden meegewogen in de uiteindelijke beslissing over de maatregel
om loondienst te verplichten. Voor een gedegen juridische onderbouwing van deze maatregel
is het o.a. van belang dat goed zicht is op de effectiviteit van alternatieve maatregelen
die denkbaar zijn om passende zorg te realiseren.
Met de resultaten van de monitor van de NZa die in 2025 opgeleverd wordt, zal ik bekijken
of het noodzakelijk, geschikt en proportioneel is om regelgeving in te stellen om
loondienst te verplichten.
Ook geeft de Minister aan dat het klopt dat ziekenhuisbestuurders in gesprek met AKD
hebben gesignaleerd dat een overstap naar loondienst een productieverlies oplevert,
de schattingen hiervan lopen zeer uiteen van 0 tot 30%. De Minister deelt de mening
dat dit effect zeer ongewenst is. Ook geeft de Minister aan dat het aanpakken van
de personeelskrapte in de zorg grote prioriteit heeft. Hierom vragen deze leden of
het verplicht in loondienst krijgen van medisch specialisten niet haaks op het kabinetsbeleid
staat om het personeelstekort op te lossen, hoe kijkt de Minister hiernaar.
Ik neem alle aspecten mee in de uiteindelijke beslissing voor de maatregel om loondienst
te verplichten. Dit betekent dat ook de arbeidsmarkt een relevant onderwerp is en
dat mogelijke consequenties op dit vlak meegewogen moeten worden.
Daarnaast benoemt de Minister dat het in loondienst brengen van medisch specialisten
geen doel op zich is, maar dat het gaat om een betere bestuurbaarheid van ziekenhuizen
en verminderen van verkeerde prikkels (passende zorg). Ook geeft de Minister aan dat
in het licht van de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord het ook kan bijdragen aan
een betere samenwerking tussen ziekenhuizen omdat de belangen van medisch specialisten
in een msb hierbij geen belemmering meer kunnen zijn. De leden van de BBB-fractie
vinden deze argumentatie van de Minister verwerpelijk. Wat deze leden betreft dragen
medisch specialistische bedrijven juist bij aan ons zorgstelsel, zowel door hun inhoudelijke
inspraak in de grote bedrijven die ziekenhuizen kunnen zijn, als door het beperken
van wachtlijsten door de hogere productie. Hoe kijkt de Minister hiernaar? En deelt
de Minister deze mening?
Gupta heeft in haar onderzoek18 naar de effectiviteit van een maatregel om alle medisch specialisten in loondienst
te brengen naar specialisten in loondienst en in een msb gekeken. Daaruit bleek dat
medisch specialisten in loondienst, in tegenstelling tot vrijgevestigd medisch specialisten,
geen financiële barrière ervaren om aan passende zorg mee te werken. Bij loondienst
leidt het nastreven van passende zorg door het ziekenhuis, bij bijvoorbeeld het uitplaatsen
van zorg, tot een kleiner verschil in belangen met het ziekenhuis dan bij vrijgevestigd
medisch specialisten. Zoals gezegd worden alle aspecten meegewogen in de uiteindelijke
beslissing voor de maatregel om loondienst te verplichten.
Volgens de Minister mag de transformatie naar passende zorg niet belemmerd worden
door de (financiële) belangen van medisch specialisten in een msb. Innovatie ontstaat
echter juist bij zorgprofessionals. Vaak hebben medisch specialisten moeite om nieuwe
initiatieven voor passende zorg van de grond te krijgen, omdat zorgverzekeraars en
ziekenhuisbesturen hier te veel financiële risico’s in zien. Moeten we ons niet eerder
richten op de werkelijke knelpunten voor de overgang naar passende zorg, in plaats
van dat we duizenden specialisten hun praktijk ontnemen? Zou het niet beter zijn om
de juiste bekostigingsmodellen te ontwikkelen die deze transitie ondersteunen? Is
de Minister bereid om samen met zorgprofessionals te verkennen hoe we passende zorg
kunnen belonen en initiatieven vanuit de werkvloer kunnen versterken en opschalen?
Ik ben het met de leden van de BBB-fractie eens dat ook op andere manieren passende
zorg bevorderd moet worden. Dit gebeurt dan ook door middel van afspraken in het IZA.
Alle IZA-partijen hebben zich gecommitteerd aan de afspraken om de transformatie naar
passende zorg te realiseren en hebben partijen met elkaar afgesproken dat zorgverzekeraars
en zorgaanbieders gelijkgericht zullen handelen bij het realiseren van impactvolle
transformaties. Ook zijn er afspraken met de IZA-partijen gemaakt over het in beeld
brengen, opschalen en structureel implementeren van passende zorg.
Op dit moment ben ik met partijen in gesprek over welke concrete, aanvullende afspraken
er moeten worden gemaakt in het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord. Daar kan ik op
dit moment nog niet op vooruitlopen. Ik kan wel benadrukken dat de ervaringen met
lopende trajecten en de inhoud van de overgenomen motie van het lid Daniëlle Jansen
c.s.19 het uitgangspunt vormen.
Tegelijkertijd vind ik het belangrijk om ook de andere kant te benoemen. Gupta20 constateert dat er een noodzaak is om een maatregel te nemen om gelijkgerichtheid
van ziekenhuisbestuur en medisch specialisten in een msb te vergroten om de beweging
naar passende zorg te versnellen. Medisch specialisten in loondienst hebben namelijk,
in tegenstelling tot vrijgevestigd medisch specialisten, geen financiële barrière
om aan passende zorg mee te werken. Bij loondienst leidt het nastreven van passende
zorg door het ziekenhuis, bij bijvoorbeeld het uitplaatsen van zorg, tot een kleiner
verschil in belangen met het ziekenhuis dan bij vrijgevestigd medisch specialisten.
Onlangs kwam via NOS21 naar buiten dat ziekenhuizen in financieel slecht weer verkeren en dat ziekenhuizen
een prikkel hebben om veel medische handelingen te verrichten om financieel gezond
te blijven. Juist medisch specialisten in loondienst ervaren vervolgens druk vanuit
het ziekenhuisbestuur om productieafspraken te halen. Deelt de Minister de mening
dat productieprikkels met name worden gevormd door de afspraken tussen zorgverzekeraars
en ziekenhuis? Kunnen we niet beter kijken naar die productieafspraken, in plaats
van dat we ingrijpen in het eigendom van zorgprofessionals?
Ik ben het met de leden van de BBB-fractie eens dat het ook mogelijk is dat ziekenhuizen
een prikkel hebben tot productie afhankelijk van de afspraken die zij gemaakt hebben
met de zorgverzekeraar. Een aanvullende rol van zorgverzekeraars om te komen tot passende
zorg, is dat zij in hun contracten met ziekenhuizen afspraken maken over de gelijkgerichte
doorvertaling van contractafspraken naar msb’s. De besparingen uit het IZA worden
gerealiseerd door het totaalpakket aan maatregelen die partijen in het IZA met elkaar
hebben afgesproken. De afspraken over passende zorg en genoemde verbetermogelijkheden
voor msb’s zijn een onderdeel van dat totaalpakket.
Verder geeft de Minister aan dat het kabinet het belangrijk vindt dat medewerkers
van zorg- en welzijnsorganisaties met plezier in loondienst kunnen blijven werken.
Dit betekent volgens de Minister onder meer een goed evenwicht met zzp’ers, zodat
medewerkers in loondienst niet de gaten in de roosters hoeven dicht te lopen. De leden
van de BBB-fractie pleit al langer voor meer zeggenschap, controle en prioriteit bij
roosters en werktijden voor zorgmedewerkers. Dit zijn bij uitstek facetten waar msb's
in voorzien. Deze leden vinden dan ook dat we af moeten van het geschetste beeld dat
msb’s de overgang naar passende zorg belemmeren vanwege financiële belangen. Deelt
de Minister deze mening?
Gupta heeft in haar onderzoek22 naar de effectiviteit van een maatregel om alle medisch specialisten in loondienst
te brengen wel naar specialisten in loondienst en in een msb gekeken. Het rapport
van Gupta maakt inzichtelijk dat bij de beweging naar passende zorg voor medisch specialisten
verschillende drijfveren een rol spelen. De zeven drijfveren die in het rapport worden
genoemd zijn: bijdragen aan goede zorg, diversiteit in het takenpakket, professionele
autonomie, een goed inkomen en werk-privé balans, de relatie met de patiënt, werken
met goede collega’s en zeggenschap in het ziekenhuis. Deze drijfveren gelden voor
zowel medisch specialisten in loondienst als in een msb. In het onderzoek zijn de
verschillende drijfveren niet tegen elkaar afgewogen. Uit het rapport bleek dat medisch
specialisten in loondienst, in tegenstelling tot vrijgevestigd medisch specialisten,
geen financiële barrière hebben om aan passende zorg mee te werken. Specialisten in
loondienst ervaren wel andere barrières, als inperking autonomie, verlies van zeggenschap
en vermindering van diversiteit in het takenpakket. Zij concluderen dat de maatregel
slechts ten dele, alleen voor de drijfveer «een goed inkomen», het streven naar passende
zorg door het ziekenhuisbestuur vermindert. Bij loondienst leidt het nastreven van
passende zorg door het ziekenhuis, bij bijvoorbeeld het uitplaatsen van zorg, tot
een kleiner verschil in belangen met het ziekenhuis dan bij vrijgevestigd medisch
specialisten. Zoals gezegd worden alle aspecten meegewogen in de uiteindelijke beslissing
voor de maatregel om loondienst te verplichten. Ook de NZa laat in de monitor zien
dat er verbeterpotentieel is op de financiële gelijkgerichtheid tussen ziekenhuizen
en msb’s.
Daarnaast zijn de leden van de BBB-fractie van mening dat de verplichting tot loondienst
zal leiden tot meer wachtlijsten en minder inspraak van zorgprofessionals in de organisatie
van ziekenhuizen en het zorglandschap. Deze leden denken dat we beter kunnen werken
aan zeggenschap, controle en prioriteit als het gaat om roosters en werktijden van
medisch specialisten en verpleegkundigen die momenteel al in loondienst zijn, zodat
in loondienst treden op zichzelf aantrekkelijker wordt. Kan de Minister toezeggen
geen voorstel te doen wat gaat over de verplichting van medisch specialisten om in
loondienst te treden?
Uw Kamer heeft een motie aangenomen waarin gevraagd wordt om te komen tot een voorstel
om alle medisch specialisten in loondienst te brengen. Zoals ik ook tijdens het debat
over de begrotingsbehandeling23 heb aangegeven, is een wettelijke verplichting niet eenvoudig. Ik blijf mij daar
wel voor inzetten. Daarnaast heb ik het verzoek van uw Kamer bij de FMS onder de aandacht
gebracht. Dit heeft niet geleid tot oplossingen.
De leden van de BBB-fractie hebben in het vorige schriftelijk overleg gevraagd hoe
de Minister op basis van de perceptie van de raden van bestuur, specifiek en meetbaar
kan bepalen of de verbeterpunten bij msb's worden gerealiseerd.
De Minister geeft aan dat de NZa de gegevens zorgvuldig hebben gewogen. Er is echter
niet ingegaan op hoe subjectieve percepties worden geobjectiveerd of hoe specifieke
meetbaarheid gewaarborgd is. Kan de Minister hier antwoord op geven?
De NZa heeft getracht op basis van een onderzoek naar bestuurbaarheid van ziekenhuizen
en financiële prikkels binnen msb’s het verbeterpotentieel van msb’s in kaart te brengen.
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van enquêtes, invulformats, interviews en literatuurstudie.
De NZa heeft zowel de ziekenhuisbesturen als de msb’s meegenomen in haar onderzoek
om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het verbeterpotentieel van msb’s.
Het is niet zo dat de antwoorden op de enquêtes en invulformats van de msb’s in de
rapportage van de NZa buiten beschouwing zijn gebleven. Zowel de antwoorden van de
raden van bestuur van de ziekenhuizen als die van de msb’s worden weergegeven in de
monitor.
De NZa heeft er bewust voor gekozen om onderscheid te maken in de weging van de antwoorden.
Juist omdat het onderzoek gericht is op het verbeterpotentieel van msb’s, is het te
verantwoorden dat de NZa in haar bevindingen minder gewicht heeft toegekend aan de
antwoorden van de msb’s. De natuurlijke neiging om het eigen functioneren kritisch
te beoordelen, zal doorgaans gering zijn. Msb’s vormen hierop geen uitzondering. Daarnaast
wordt in de rapportage van NZa steeds duidelijk weergegeven wanneer het gaat om een
mening of overtuiging en wanneer iets als feit wordt gepresenteerd.
Ik vertrouw erop dat de NZa hierin een zorgvuldig proces heeft doorlopen.
De NZa start dit najaar met het vervolgonderzoek. De NZa zal het vervolgonderzoek
in belangrijke mate op dezelfde manier inrichten als de nulmeting. Op deze manier
kan de NZa een vergelijking maken tussen de resultaten uit het vervolgonderzoek en
die uit de nulmeting. Dit betekent dat de NZa voor het vervolgonderzoek opnieuw gebruik
zal maken van een landelijke enquête, invulformats, interviews en eventueel aanvullende
documenten om de voortgang op de acht verbeterpunten te monitoren.
Tot slot, het stoort de leden van de BBB-fractie dat medisch specialisten negatief
worden weggezet, terwijl we nog steeds kampen met grote problemen als inhaalzorg en
wachtlijsten. Maak gebruik van de positieve kanten van msb's, in plaats van ze in
het verdomhoekje te plaatsen. Deelt de Minister de mening van de leden van de BBB-fractie?
Goede zorg moet toegankelijk zijn voor iedereen die haar nodig heeft, nu en in de
toekomst. Ik ben het met de leden van de BBB-fractie eens dat ziekenhuizen en medisch
specialisten hierin een belangrijke rol spelen. Het is aan het veld om te laten zien
dat zij zich hiervoor inzetten en de nodige verbeteringen laten zien. Tegelijkertijd
is door een aantal partijen, waaronder de BBB, aan het kabinet gevraagd om te bezuinigen
op de beloning van diezelfde medisch specialisten en ik heb toegezegd invulling te
geven aan de wens van de Kamer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Minister
en hebben hierover nog enkele vragen.
Deze leden constateren dat er inmiddels een aangenomen motie-Dijk c.s. ligt, mede
ondertekend door de leden van de CDA-fractie, die de regering vraagt om met een voorstel
te komen zodat medisch specialisten in loondienst komen. Genoemde leden lezen in het
verslag van het schriftelijk overleg dat de Minister nog steeds bezig is met een verkenning
naar een vrijwillige collectieve overstap, maar dat de Minister bij de behandeling
van de VWS-begroting in reactie op de motie-Dijk c.s. alleen heeft verwezen naar het
wettelijke traject. Deze leden vragen daarom in hoeverre de verkenning naar een vrijwillige
collectieve overstap nog loopt en zo ja, hoe de Minister de haalbaarheid hiervan inschat.
Of is het zo dat de Minister op dit moment alleen kijkt naar het wettelijk regelen
van het in loondienst brengen van medisch specialisten? Oftewel, zet de Minister nu
in op vrijwilligheid of een wettelijke verplichting? Deze leden ontvangen graag duidelijkheid
van de Minister over de route die zij gaat volgen en het tijdpad dat zij voor ogen
heeft.
Met mijn brief waarin ik u de beantwoording op deze vragen heb toegestuurd, heb ik
u ook twee verkenningen toegestuurd, waaronder de verkenning naar een vrijwillige
collectieve overstap waarnaar de leden van de CDA-fractie verwijzen. De conclusie
uit de verkenning is dat op basis van de dialogen verwacht wordt dat een vrijwillige
collectieve overstap naar loondienst moeizaam zal verlopen.
Ik blijf mij inzetten voor de onderbouwing van een wettelijke maatregel. Eind 2025
volgt de monitor van de NZa om te bezien of het verbeterpotentieel behaald is.
Verder vinden de leden van de CDA-fractie het belangrijk dat alle alternatieven, inclusief
de voor- en nadelen goed op een rij worden gezet. Deze leden zien op dit moment drie
alternatieven, namelijk een vrijwillige collectieve overstap al dan niet in combinatie
met een financiële stimulans (1), een model waarbij alle artsen verplicht in loondienst
komen (2) en een model waarbij de verplichting alleen voor nieuwe artsen geldt (3).
Deze leden vragen of de Minister het hiermee eens is en zo ja, of de Minister per
alternatief alle voor- en nadelen op een rij wil zetten. Ook vragen deze leden of
de Minister de meest actuele inschatting van de kosten per alternatief hierin wil
meenemen.
De alternatieven 2 en 3 die de leden van de CDA-fractie benoemen betreffen varianten
op de maatregel om alle medisch specialisten in loondienst te brengen. Volgens de
Landsadvocaat moeten voor een goede afweging ook alternatieven die (minder ingrijpend)
zijn in kaart gebracht worden. Gupta heeft in opdracht van VWS hiernaar gekeken. Mogelijke
alternatieven die zij benoemen zijn het aanpassen van de wijze van beloning, aanmoedigen
van de overstap naar loondienst, hernieuwde introductie van het participatiemodel,
de beweging naar co-bestuur, angst voor een maatregel en leiderschap als prikkel.
Het CPB in Zorgkeuzes in Kaart24 heeft een berekening gemaakt van de kosten voor een verplichting tot loondienst.
Hierbij kwam zij op een bedrag tot 2 miljard euro voor de compensatie van goodwill.
Dit bedrag kan bij de rechter hoger of lager uitvallen. Bij een geleidelijke overgang
is het mogelijk dat minder goodwill afgekocht hoeft te worden. Daarnaast zijn de berekeningen
gebaseerd op aannames en dusdanig met onzekerheden omgeven, dat een nadere berekening
nodig is voor invoering van een maatregel. Een nadere inschatting van de kosten die
gemoeid zijn met de uiteindelijke maatregel, maakt onderdeel uit van de afweging.
Alle aspecten zullen worden meegewogen in de uiteindelijke beslissing voor de maatregel
om loondienst te verplichten.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister al kan aangeven hoe het
staat met het onderzoek in samenwerking met de Belastingdienst over de fiscale aspecten
rondom het samenwerken in msb’s.
Met mijn brief waarin ik u de beantwoording op de vragen heb toegestuurd, heb ik u
deze verkenning toegestuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier