Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Onderzoek naar ervaren discriminatie bij burgers door banken en betaalinstellingen (Kamerstuk 32013-289)
32 013 Toekomst financiële sector
Nr. 292
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 juli 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 27 mei 2024 over Onderzoek naar ervaren
discriminatie bij burgers door banken en betaalinstellingen (Kamerstuk 32 013, nr. 289)
De vragen en opmerkingen zijn op 18 juni 2024 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 1 juli 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Steur
Inleiding
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66, BBB en DENK hebben kennisgenomen
van de brief over het onderzoek naar ervaren discriminatie bij burgers door banken
en betaalinstellingen en hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- PvdA-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zijn ontsteld door de resultaten van het
onderzoek. Zij vinden het zeer onwenselijk dat discriminatie en gevoelens van gediscrimineerd
worden nog steeds voorkomen.
Deze leden vragen op welke manier de Minister ervoor gaat zorgen dat de ervaren discriminatie
onder islamitische klanten van banken en betaalinstellingen wordt voorkomen.
Tevens vragen zij hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat de banken, die aangeven hun
beleid tegen discriminatie te gaan intensiveren, dit ook daadwerkelijk doen. Op welke
manier gaat de Minister dit monitoren en hoe gaat de Minister ingrijpen?
Ik ben het met de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA eens dat discriminatie
niet mag plaatsvinden. Het is onacceptabel dat klanten van banken en betaalinstellingen
discriminatie ervaren. Dit schreef ik in mijn brief van 27 mei, en ik blijf dit benadrukken.
We kunnen het ons als samenleving niet permitteren dat een deel van de bevolking zich
buitengesloten voelt of anders wordt behandeld. Daarom moeten banken en betaalinstellingen
actie ondernemen.
Het wettelijk kader is duidelijk: artikel 1 van de Grondwet geeft aan dat we alle
gelijke gevallen gelijk behandelen en dat discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging,
politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond
dan ook, niet is toegestaan. Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet richt zich in de
eerste plaats tot de overheid. Discriminatie van burgers door bedrijven (zoals banken
en betaalinstellingen) is ook verboden; bedrijven dienen zich te houden aan de Algemene
wet gelijke behandeling (Awgb).
Los van het wettelijke kader is er meer actie nodig. In mijn brief heb ik vier vervolgacties
aangekondigd om discriminatie door banken en betaalinstellingen te voorkomen. Het
gaat om de volgende acties:
1. Verbeteren van communicatie door banken en betaalinstellingen richting klanten.
2. Aandacht voor het klantenonderzoek en te strikte naleving van wet- en regelgeving.
3. Verbeteren van het bewustzijnsvermogen bij banken en betaalinstellingen.
4. Terecht kunnen met de ervaring door bijvoorbeeld een klachtenprocedure.
De afgelopen weken heb ik met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en De Nederlandsche
Bank (DNB) gesproken over deze oplossingsrichtingen. De banken hebben mij toegezegd
ermee aan de slag te gaan. DNB gaat nader met de instellingen in gesprek en zal in
2025 vervolgonderzoek uitvoeren. Mijn ministerie blijft de vorderingen van de banken
en betaalinstellingen maken nauwgezet volgen. In mijn brief van 27 mei heb ik uw Kamer
toegezegd om eind dit jaar een brief te sturen over de voortgang.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben in het commissiedebat Financiële
Markten op 30 mei 2024 ook vragen gesteld over dit onderwerp. Deze leden zijn blij
dat de Minister van Financiën in dit debat heeft toegezegd verder onderzoek te doen
naar de aanpak tegen discriminatie bij banken, en daarbij te kijken naar het expliciet
beleggen van het toezicht op discriminatie. Deze leden vragen om een tijdpad van de
verschillende acties die de komende tijd volgen op dit onderwerp. Zij vragen om dit
tijdspad in te passen in totaaloverzicht van alle acties die vanuit het ministerie,
individuele banken, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Nederlandse Vereniging van Banken
(NVB) volgen.
Het College van de Rechten van de Mens houdt toezicht op mensenrechten en heeft mandaat,
op basis van de Awgb en de Wet op het college van de rechten van de mens, om op schriftelijk
verzoek te onderzoeken of een onderscheid is, of wordt, gemaakt als bedoeld in de
Awgb. De uitspraken hiervan worden gepubliceerd. Het college heeft reeds enkele oordelen
geveld over de financiële sector.1 Een oordeel van het college is niet juridisch bindend, maar een rechter moet een
oordeel van het college wel meewegen. In 80 procent van de gevallen heeft een oordeel
van het college het effect dat er maatregelen worden getroffen door degene die heeft
gediscrimineerd.2
In het commissiedebat Financiële Markten van 30 mei 2024 heb ik toegezegd in gesprek
te gaan met DNB over het toezicht op het voorkomen van discriminatie in de bankensector
en om hier vóór Prinsjesdag op terug te komen in een brief aan uw Kamer.3 Inmiddels heb ik hierover gesproken met de president van DNB. Het voorkomen van discriminatie
door banken behoort niet tot het expliciete mandaat van DNB. De heer Knot heeft mij
verzekerd dat DNB het voorkomen van discriminatie niettemin een erg belangrijk onderwerp
vindt. Daar waar discriminatie uit een verkeerde toepassing van de Wwft door banken
voortkomt, zal DNB een binnen haar mandaat passend vervolg geven aan de bevindingen
uit haar onderzoek. DNB organiseert sowieso later dit jaar een rondetafel om in gesprek
te gaan met banken en maatschappelijke organisaties over de uitkomsten van haar eigen
onderzoek en de gedane aanbevelingen. Vervolgens zal DNB in 2025 vervolgonderzoek
doen om te bekijken in hoeverre aan het onderzoek deelnemende banken nadere maatregelen
hebben getroffen en of die afdoende zijn.4 Afhankelijk van de uitkomsten bepaalt DNB hoe zij hieraan vervolg geeft. Ik heb uw
Kamer toegezegd om eind dit jaar een brief te sturen over de voortgang van de in mijn
brief genoemde maatregelen. Daarbij zal ik dan ook ingaan op voortgang van de acties
die DNB en de NVB hebben aangekondigd. Voor de volledigheid noem ik hieronder de vervolgacties
die DNB en de NVB hebben aangekondigd.
DNB heeft op basis van eigen onderzoek een aantal aanbevelingen gedaan richting banken
en betaalinstellingen. Dit zijn:
1. Hanteer een alomvattende definitie van discriminatie, die naast het risico op uitsluiting
ook het risico op anders behandeld of achtergesteld worden omvat;
2. Zet maatregelen in om (ervaren) discriminatie effectief te detecteren, en gebruik
die inzichten om de communicatie met klanten te verbeteren teneinde (ervaren) discriminatie
tegen te gaan;
3. Zet meer trainingen in op het gebied van bias en discriminatie, voor alle lagen in
de organisatie, en verbreed de scope naar de interactie met de klant;
4. Ontwikkel gericht beleid op het tegengaan van discriminatie in de relatie tot de klant,
en evalueer de werking van dit beleid;
5. Verduidelijk hoe de three lines of defense concreet bijdragen aan het tegengaan van discriminatie onder andere middels hun reviews
en onderzoeken;
6. Stel een integraal beeld op van alle (expliciete) antidiscriminatiemaatregelen.
De NVB gaat ook aan de slag met de punten uit mijn Kamerbrief van 27 mei. Daarbij
heeft de NVB in reactie op het onderzoek dat ik heb laten uitvoeren bekend gemaakt
aanvullende acties te ondernemen. Deze worden samen met de individuele banken uitgevoerd.
De acties zien op verbeteringen in de toepassing en invulling van de Wwft, onder andere
door mogelijkheden te onderzoeken om culturele verschillen in betaalgedrag en betalingsverkeer
op te nemen in het klantenonderzoek, het verder doorvoeren van inclusief en laagdrempelig
taalgebruik, intern onderzoek naar onbedoelde en indirecte discriminatie in processen,
onderzoek naar oorzaken en handelwijze bij rekeningblokkades en het verder ontwikkelen
van bestaande activiteiten en instrumenten om medewerkers bewust te blijven maken
van mogelijke vooroordelen en van ervaringen van klanten. Ik waardeer de acties die
de NVB inzet om de banken hierbij te ondersteunen. Ik heb de NVB verzocht om de voortgang
van de acties te monitoren om er zo voor te zorgen dat banken de verbeteringen tijdig
doorvoeren.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben daarnaast een vraag over de Wet
ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat in het licht van de Wwft banken hun klanten niet overmatig ondervragen
en dat uitvoering van de Wwft geen discriminatie in de hand werkt?
Banken en betaalinstellingen moeten wetgeving, waaronder de Wwft en Sanctiewet, correct
toepassen. Het is daarbij echter net zo belangrijk dat zij zich houden aan de Awgb.
Financiële wetgeving kan een aanleiding zijn om vragen aan een klant te stellen. Maar
een aantal vragen die door banken en betaalinstellingen aan klanten worden gesteld,
waaraan in het onderzoek van KPMG en I&O Research wordt gerefereerd, hoeven en mogen
niet op basis van de Wwft en Sanctiewet gesteld worden. Individuele banken passen
de wetten dus niet altijd goed toe. In mijn brief van 27 mei noem ik als één van de
vervolgacties dat er extra aandacht moet komen voor beter cliëntonderzoek en de verkeerde
invulling van de wet- en regelgeving door banken en betaalinstellingen. De Wwft vraagt
van banken en andere poortwachters om cliëntenonderzoek te doen door middel van een
risicogebaseerde benadering. De beoordeling van de klant dient op individuele basis
te zijn. Indien de bank een witwasrisico constateert, dient de bank dit witwasrisico
te mitigeren. Het kan zijn dat een bank in het kader daarvan vragen stelt aan de klant.
De vragen dienen afgestemd te zijn op het individuele risico van de cliënt. Er dienen
dus niet meer vragen gesteld te worden dan nodig of dan mag. Over de vragen die banken
stellen en de genoemde overmatige ondervragingen ga ik met DNB in gesprek. Ik betrek
dit verder bij de gesprekken die ik reeds met DNB voer over de invulling van de risicogebaseerde
benadering door banken.
Deze leden hebben ook vragen over het belang van het in bezit zijn van een betaalproduct.
In het bezit zijn van een betaalproduct is essentieel om jezelf en je gezin van eerste
levensbehoeften te voorzien. Hoeveel mensen krijgen jaarlijks te maken met een geblokkeerde
rekening? En hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat burgers wiens rekening zonder
waarschuwing van de bank is geblokkeerd, toch in de eerste levensbehoefte kunnen voorzien?
Een betaalrekening is nodig om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Een
blokkade van een rekening kan daarmee een serieuze impact hebben op de klant. Een
blokkade zonder een duidelijke opgaaf van redenen mag niet. De bank moet duidelijk
en helder communiceren over een blokkade en moet een gedegen inspanning leveren om
de klant te bereiken om uitleg te geven over de blokkade en wat er nodig is om dit
ongedaan te maken. Daarbij wil ik opmerken dat een bank ook een rekening kan blokkeren
ter bescherming van de klant, in bijvoorbeeld het geval van fraude. De bank doet dit
dan om ervoor te zorgen dat de rekeninghouder geen slachtoffer is van fraude. De rekening
wordt vrijgegeven op het moment dat de bank bij de klant gecontroleerd heeft of er
sprake is van fraude.
Ik heb eerder in beantwoording op schriftelijke vragen van het lid Grinwis aangegeven
niet te beschikken over aantallen van geblokkeerde rekeningen.5 Ik ben in gesprek met de NVB om meer duidelijkheid te krijgen over de achtergrond,
duur en het aantal blokkades van betaalrekeningen en om te bezien of actie nodig is.
De NVB kijkt hier samen met de banken naar. Ik zal uw Kamer hier in mijn brief van
eind dit jaar over informeren.
Daarnaast hebben de leden nog een specifieke vraag over het gebruik van algoritmes.
Wat doet de Minister om discriminatie door algoritmes te voorkomen?
Het gebruik van algoritmes is een breder vraagstuk dat niet alleen van toepassing
is op banken en betaalinstellingen. Het is belangrijk dat algoritmes van banken niet
discriminerend werken. Aandacht voor de risico’s van machine learning is dan ook belangrijk. DNB heeft het afgelopen jaar ronde tafels georganiseerd met
de NVB en experts van banken om de machine learning-toepassingen die worden gebruikt
in Wwft-beleid te bespreken. De NVB heeft uiteindelijk een «Industry Baseline Technical
Model Documentation» opgesteld. Dit document geeft een overzicht van minimale vereisten
voor experts in het veld die de toepassingen ontwikkelen. Hierin zijn zaken zoals
ethische overwegingen en de uitlegbaarheid van beslissingen ook genoemd. DNB doet
momenteel ook onderzoek naar het inzetten van kunstmatige intelligentie op een eerlijke
en ethische manier door de sector.
Verder is ook de EU-verordening betreffende kunstmatige intelligentie (AI-verordening)
relevant. Deze heeft als doel om ervoor te zorgen dat AI-systemen die op de Europese
markt worden gebracht en gebruikt, veilig en in overeenstemming zijn met de geldende
fundamentele rechten en waarden binnen de EU zoals onder andere neergelegd in de Europese
verdragen en internationale mensenrechtenverdragen, en in wet- en regelgeving zoals
de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dit geldt ook voor het gebruik
van AI bij algoritmes. Het Europees Parlement en de Raad zijn inmiddels akkoord met
de verordening. De verordening dient nog gepubliceerd te worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie onderschrijven het standpunt van de Minister dat discriminatie
niet acceptabel is. Deze leden vinden het dan ook positief dat de Minister actief
stappen zet om discriminatie binnen financiële markten zoveel mogelijk te voorkomen.
Zij hebben verder geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie vragen zich af welke waarborgen de Minister zou willen
hanteren om alle vormen van discriminatie aan te pakken bij financiële instellingen.
In het commissiedebat Financiële Markten van 30 mei 2024 heb ik aangegeven in gesprek
te gaan met de toezichterhouder over wie het toezicht houdt op discriminatie in de
bankensector en hierop vóór Prinsjesdag terug te komen in een brief aan de Kamer.
Inmiddels heb ik hierover gesproken met DNB. In de beantwoording van de vragen van
de leden van GroenLinks-PvdA schrijf wat hierover is afgesproken.
Ik vind het belangrijk dat discriminatie wordt voorkomen. Dat betekent dat banken
en financiële instellingen actief beleid hierop moeten voeren. DNB heeft in het onderzoek
dat zij heeft gedaan, en heeft gepubliceerd op 27 mei, aanbevelingen aan banken gedaan.
Ik verwijs hierbij ook naar de beantwoording van de leden van GroenLinks-PvdA waarin
ik aangeef wat DNB zal doen wat betreft opvolging van dit onderzoek.
Klanten van banken kunnen melding doen van discriminatie. Dit kan bij de bank, maar
ook bij het College van de Rechten van de Mens. Het College houdt toezicht op mensenrechten
en is op grond van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) en de Wet op het college
van de rechten van de mens een oordeel geven indien er onderscheid wordt gemaakt op
een van de gronden genoemd in de Awgb. Ook kan de klant een klacht indienen bij het
landelijk meldpunt discriminatie. Dat meldpunt heeft inmiddels een samenwerking met
de NVB. Klanten die discriminatie ervaren door hun bank kunnen eventueel op anonieme
basis meldingen doen bij Discriminatie.nl. Consulenten van Discriminatie.nl kunnen
over specifieke meldingen contact opnemen met de betreffende bank en op zoek gaan
naar een oplossing. Banken hebben hiervoor speciale contactpersonen aangewezen binnen
hun organisatie, zodat zij zaken snel kunnen oppakken. Deze mogelijkheid voor het
indienen van een melding zie ik als derde waarborg.
Is de Minister van mening dat er een uitputtende definitie is van ervaren discriminatie?
Zo ja, wat is de definitie van ervaren discriminatie?
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft een definitie vastgesteld van ervaren
discriminatie. Deze definitie is ook in het onderzoek van KPMG en I&O Research gehanteerd.
Ervaren discriminatie betreft de interpretatie van een meegemaakt incident als discriminatie:
de situatie dat een als onrechtvaardig ervaren uitkomst of verloop van een meegemaakt
voorval te maken heeft met negatieve houdingen over de groep waar het individu aan
toegerekend wordt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Denk-fractie
De leden van de DENK-fractie merken op dat de definitie van ervaren discriminatie
in het rapport is gebaseerd op percepties van de respondenten. Deze leden vragen aan
de Minister hoe deze perceptiegebaseerde definitie ervoor zorgt dat objectieve vormen
van discriminatie niet over het hoofd worden gezien.
Ik heb ervoor gekozen om het onderzoek te richten op ervaren discriminatie. Dit om
de focus te leggen op de beleving van burgers en om te voorkomen dat bij de uitkomsten
een discussie zou ontstaan over of er bij de voorbeelden die burgers noemen sprake
is van feitelijke discriminatie. Ik vind het bij de vervolgacties belangrijk dat deze
zich richten op het voorkomen van objectieve vormen van discriminatie. Tegelijk vind
ik het ook belangrijk dat burgers vertrouwen hebben in hun bank en niet het gevoel
ervaren dat ze gediscrimineerd worden. Daarom dient ook ervaren discriminatie te worden
voorkomen.
De leden van de DENK-fractie constateren dat de aanbevelingen in het rapport voornamelijk
zijn gericht op het verbeteren van communicatie en transparantie van banken. Zijn
tevens concrete beleidsmaatregelen voorgesteld die structureel discriminatie moeten
aanpakken? En zo ja, welke maatregelen zijn dit?
Ik verwijs naar de beantwoording van de vragen van de leden van GroenLinks-PvdA, waarin
ik de acties benoem die ik, DNB en de NVB ondernemen. De komende periode ga ik ook
samen met DNB en de NVB in gesprek over het specificeren van de vervolgacties uit
mijn brief van 27 mei. Ik informeer uw Kamer rond de jaarwisseling over de voortgang
hiervan en ik houd vinger aan de pols van de acties die de NVB zelf onderneemt.
Deze leden willen weten op welke manier de aanbevelingen uit het rapport worden gemonitord
en geëvalueerd om te garanderen dat deze daadwerkelijk worden geïmplementeerd en het
beoogde effect hebben. Zijn specifieke evaluatiecriteria opgesteld en hoe vaak wordt
de voortgang gemeten?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de leden
van GroenLinks-PvdA. Daarin geef ik aan dat ik rond de jaarwisseling uw Kamer informeer
over de voortgang van deze acties. Mijn ministerie zal daarnaast in gesprekken met
DNB, de NVB en banken de voortgang van de vervolgacties blijven bewaken.
De leden van de DENK-fractie vragen de Minister welke concrete stappen banken en betaalinstellingen
sinds de publicatie van het rapport hebben ondernomen om de bevindingen en aanbevelingen
aan te pakken. Deze leden verzoeken hierbij om een overzicht van de genomen maatregelen
en de voortgang hiervan. De leden van de DENK-fractie hebben eerder gevraagd om de
invoering van de code of conduct; zij zijn benieuwd naar de voortgang.
Voor een overzicht van de aangekondigde maatregelen verwijs ik naar de beantwoording
van de vraag van de fractie van GroenLinks-PvdA. Ik zal uw Kamer eind dit jaar een
update geven over de voortgang. Ik vind uw suggestie van een code of conduct interessant.
Ik heb deze neergelegd bij de NVB en gevraagd hier met een positieve grondhouding
naar te kijken. Ik zal hier ook een update van geven eind dit jaar.
Verder willen deze leden inzicht in de rol die toezichthouders zoals DNB en de Autoriteit
Financiële Markten (AFM) spelen bij het aanpakken van discriminatie door banken en
betaalinstellingen. Welke specifieke acties ondernemen deze toezichthouders om discriminatie
te voorkomen en op te sporen?
Voor de acties die DNB onderneemt in het kader van hun onderzoek verwijs ik graag
naar de antwoorden op de vragen van de leden van GroenLinks-PvdA. De AFM geeft aan
het belangrijk te vinden dat het publiek, het bedrijfsleven en de overheid vertrouwen
hebben in de financiële markten, en dat de markten op een duidelijke en eerlijke manier
werken. De AFM werkt risicogestuurd en probeert zo veel mogelijk te anticiperen op
nieuwe en toekomstige risico’s. De signalen die de AFM ontvangt van consumenten vormen
een belangrijke bron van informatie voor haar toezicht. Afhankelijk van het aantal
of ernst van de signalen, doet de AFM verder onderzoek. De AFM vindt het bestrijden
en voorkomen van discriminatie belangrijk en kijkt in haar onderzoeken hoe ze hieraan
kan bijdragen.6
Deze leden vragen de Minister om te reageren op de kritiek dat de discriminatie niet
alleen door de banken komt, maar dat de discriminatie een gevolg is van de Wwft.
Uit het onderzoek van KPMG en de gesprekken die ik heb gevoerd blijkt dat discriminatie
het gevolg is van de toepassing van de Wwft en de invulling die banken en betaalinstellingen hieraan geven, en niet
van de Wwft zelf. Zo stellen banken en betaalinstellingen in bepaalde gevallen vragen
die ze op grond van de Wwft niet hoeven of mogen stellen. Een voorbeeld hiervan is
de vraag hoelang iemand al in Nederland woont. Ook is het nadrukkelijk geen verplichting
op grond van de Wwft om burgers met een niet-westerse achtergrond vaker te controleren.
Ik zie dan ook vooral dat het nodig is dat banken en betaalinstellingen verbeteringen
doorvoeren in hun toepassing en invulling van de Wwft, met name door het hanteren
van een meer risicogebaseerde aanpak en het voorkomen van een te strikte naleving.
Voorts willen deze leden weten hoe er wordt omgegaan met gedupeerden van discriminatie
door banken en/of betaalinstellingen. Kan de Minister verduidelijken of er proactief
inzet wordt gepleegd om deze gedupeerden te benaderen, excuses aan te bieden en waar
nodig ook compensatievergoeding aan te bieden?
Ik verwacht van banken dat zij goed communiceren met hun klanten, en zeker als er
sprake is van klachten over discriminatie. Het is aan banken en betaalinstellingen
om te bepalen hoe ze vervolgens concreet omgaan met klanten die zich gediscrimineerd
voelen en welke vervolgstappen ze nemen als sprake is van discriminatie. Daarbij kunnen
klanten ook gebruik maken van de mogelijkheden om een melding te doen van discriminatie
zoals geschetst bij de beantwoording van vraag van de leden van de BBB-fractie.
Tot slot willen de leden van de DENK-fractie vragen aan de Minister wat de totale
reikwijdte is van de door de banken gehanteerde algoritmen. Verzamelen deze algoritmen
alle data die over onderhavige personen of instellingen kunnen worden gevonden op
het internet of worden internetartikelen, die als tendentieus kunnen worden gezien,
wel uitgesloten door deze algoritmen?
Ik heb geen zicht op welke exacte gegevens er in de algoritmen van banken zijn verwerkt.
Het gebruik en de vormgeving van de algoritmes verschilt ook per bank. Algoritmes
dienen in lijn te zijn met de AVG. Ik snap de zorg dat algoritmes ook gegevens kunnen
bevatten die tendentieus zijn. Ik vind dat mediaberichten niet zomaar overgenomen
moeten worden door banken en betaalinstellingen in hun cliëntonderzoek. Wanneer er
gebruik wordt gemaakt van mediaberichten, dienen deze uiteraard juist en verifieerbaar
te zijn en mogen zij op zichzelf geen aanleiding zijn voor een negatieve uitkomst.7, 8 Ik zal het gebruik van dergelijke berichten meenemen in mijn gesprekken met DNB,
de NVB en banken. Daarbij zal ik ook meer inzicht vragen in het gebruik van artikelen
bij het screenen van klanten. In mijn voortgangsbrief aan het eind van dit jaar zal
ik uw Kamer hier verder over informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
R.A. van der Steur, adjunct-griffier