Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg de geannoteerde Agenda Formele Raad WSB 20 juni 2024 (Kamerstuk 21501-31-751)
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 753
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 juni 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 10 juni 2024 inzake de Geannoteerde Agenda Formele Raad WSB 20 juni 2024
(Kamerstuk 21 501-31, nr. 751).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 juni 2024 aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 18 juni 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Jong
Adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en antwoord/reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over het Europees Semester.
Deze leden vragen of het klopt dat de aanbeveling om het aandeel flexwerk te verminderen
in het Europees Semester staat, in verband met de negatieve gevolgen die daarmee worden
geassocieerd, namelijk voor de kansengelijkheid en de economie (productiviteit, opleidingen).
Deze leden vragen wat de consequenties zijn van het niet naleven van de aanbevelingen
uit het Europees Semester.
Op 19 juni 2024 aanstaande publiceert de Europese Commissie het Lentepakket in het
kader van het Europees Semester. Op het moment van opstellen van deze beantwoording
is de inhoud van de (voorstellen voor) landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) van dit
jaar nog niet bekend.
In voorgaande jaren heeft de Raad, op voorstel van de Commissie, aanbevolen de prikkels
om gebruik te maken van flexibele of tijdelijke contracten te verminderen. Het kabinet
heeft destijds aangegeven zich in de aanbeveling te herkennen.1 Hoewel flexibele contracten een nuttige rol kunnen vervullen op de arbeidsmarkt en
ook in de toekomst nodig zullen zijn, dient voorkomen te worden dat contractvormen
worden gebruikt om te concurreren op arbeidsvoorwaarden. Excessieve flexibilisering
kan het Nederlandse verdienvermogen schaden, als werkenden en organisaties als gevolg
van die excessieve flexibilisering minder investeren in elkaars menselijk en organisatiekapitaal.
Bovendien zien we dat mensen met flexibele contracten minder baanzekerheid genieten.
Daardoor hebben mensen met een flexibel contract minder perspectief, wat kan leiden
tot verdere scheidslijnen in de samenleving tussen contractenvormen, wat druk kan
zetten op de sociale cohesie. Uw Kamer is eerder geïnformeerd over welke maatregelen
concreet worden genomen om flexwerkers meer zekerheid te bieden2. Het wetsvoorstel Meer Zekerheid Flexwerkers ligt nu voor advies bij de Raad van
State. Het voorstel wordt naar verwachting in de tweede helft van 2024 bij het parlement
ingediend en zal naar verwachting in 2026 van kracht worden, onder voorbehoud van
mogelijke wijzigingen door een volgend kabinet en de parlementaire behandeling van
het wetsvoorstel. Deze maatregel is tevens opgenomen in het Nationaal Hervormingsprogramma
(NHP) 2024, waar uw Kamer op 26 april jl. over is geïnformeerd3.
De aanbevelingen uit het Europees Semester zijn in beginsel niet juridisch bindend.
Als landen zich in de context van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en het Stabiliteits-
en Groeipact op basis van hun landspecifieke aanbevelingen verbinden aan specifieke
investeringen en hervormingen dan kan het niet implementeren van deze investeringen
en hervormingen wel consequenties hebben. In de herstel- en veerkrachtfaciliteit (HVF)
wordt bij de beoordeling van de herstel- en veerkrachtplannen onder andere bezien
of het plan naar verwachting bij zal dragen tot een doeltreffende aanpak van alle
of een aanzienlijk deel van de uitdaging die zijn vastgesteld in de relevante landspecifieke
aanbevelingen. Landen verbinden zich in hun herstel- en veerkrachtplan aan specifieke
investeringen en hervormingen. In het Stabiliteits- en Groeipact4 nemen lidstaten in hun meerjarenplan naast een uitgavenpad ook investeringen en hervormingen
op. Als een lidstaat aanspraak wil maken op een langere budgettaire aanpassingsperiode
dan moet het plan een reeks investeringen en hervormingen bevatten die tezamen genomen
in de regel aan een aantal criteria voldoen, en moet onder andere ingaan op relevante
landspecifieke aanbevelingen (inclusief eventuele aanbevelingen die zijn gedaan in
het kader van de macro-economische onevenwichtigheden procedure). In het NHP 2024
zijn ook arbeidsmarkthervormingen opgenomen die in lijn zijn met eerdere LSA’s en
het kabinet in het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) opgenomen heeft, namelijk het
wetsvoorstel Verduidelijking Arbeidsrelaties en het wetsvoorstel Basisverzekering
Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen. Deze wetsvoorstellen hebben als doel
het aanpakken van schijnzelfstandigheid en het invoeren van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen. Indien deze maatregelen niet (volledig en tijdig) worden doorgevoerd,
is het mogelijk dat de desbetreffende LSA niet adequaat gedekt wordt en het Nederlandse
HVP niet meer aan de Europese vereisten zou voldoen. In dit geval zou Nederland binnen
de looptijd van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (tot en met augustus 2026) een
alternatieve maatregel moeten aandragen die de desbetreffende LSA dekt. Het niet uitvoeren
van hervormingen die in het Nederlandse HVP zitten, en waarmee de (arbeidsmarkt) LSA’s
worden geadresseerd kan leiden tot financiële kortingen voor Nederland, zoals ook
toegelicht in de Kamerbrief over het NHP 20245.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar de Strategic Agenda. Deze
leden vragen of de Minister verwacht welke delen van de Terhulpenverklaring in de
Strategic Agenda landen. Ook vragen de leden in hoeverre de andere lidstaten de Europese
Unie (EU)-prioriteiten van Nederland op Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)-terrein
steunen. Daarnaast vragen zij of de Minister een prominentere plaats kan geven aan
het terugdringen van onzekerheid en flexwerk op de arbeidsmarkt in de Nederlandse
prioriteiten.
Op dit moment is niet in te schatten welke delen van de Terhulpenverklaring in de
Strategische Agenda van de Europese Raad van Regeringsleiders (ER) terecht komen.
Het kabinet brengt actief de Nederlandse prioriteiten voor de volgende legislatuur
op sociaal- en werkgelegenheidsterrein in tijdens besprekingen in Brussel over de
EU-prioriteiten voor de komende periode.6 Eén van de Nederlandse prioriteiten is het bevorderen van eerlijke arbeidsmobiliteit
(fair labour mobility) en grensoverschrijdende handhaving. Onderdeel van deze prioriteit is dat het kabinet
het Europese debat voedt met de in Nederland gezette stappen in het verbeteren van
de positie van arbeidsmigranten door uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport
van Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie Roemer).
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de Nederlandse standpuntbepaling
t.a.v. de EU Talent Pool dat het demissionaire kabinet arbeidsmigratie van buiten
de EU ziet als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt. Deze leden
vragen voor welke sectoren precies het kabinet deze vorm van arbeidsmigratie ziet
als oplossing van krapte. Kunnen sectoren waarvoor de EU Talent Pool gebruikt mag
worden geconcretiseerd worden indien wenselijk? Veel van de kraptesectoren zoals de
bouw, voedselindustrie, landbouw, horeca en transport zijn arbeidsintensieve en fraudegevoelige
sectoren waar uitbuiting geregeld voorkomt. Gaat het kabinet door de komst van deze
Talent Pool meer handhaven in deze sectoren? Zo ja, hoe is de Minister van plan dit
te doen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet begrijpt de focus van het voorstel op knelpuntberoepen en beroepen die
een directe bijdrage leveren aan de groene en digitale transities. Dit sluit aan bij
de visie van het kabinet om arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering van
kennismigratie, te zien als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt.
De tekortberoepen die de Commissie noemt zijn niet allemaal relevant voor de Nederlandse
context. Daarom ziet het kabinet er meerwaarde in dat de mogelijkheid bestaat voor
de lidstaten om deze lijst desgewenst aan te passen.
In de algemene oriëntatie is toegang tot de EU-Talentenpool reeds beperkt tot vacatures
voor knelpuntberoepen of beroepen die bijdragen aan de groene en digitale transities.
De Commissie heeft daartoe een lijst met 42 beroepen in de EU opgesteld.7 Om snel te kunnen inspelen op de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt, stelt
de Commissie voor de lijst per gedelegeerde handeling elke zes maanden te kunnen wijzigen.
De lidstaten kunnen bovendien zelf bepalen of ze op het platform specifieke knelpuntberoepen
willen toevoegen of schrappen op basis van de eigen nationale en/of regionale arbeidsmarktbehoeften.
Het kabinet verwelkomt deze flexibiliteit, aangezien de nationale arbeidsmarktbehoefte
per lidstaat en soms zelfs per regio verschilt en bovendien niet statisch is.
Daarnaast is van belang dat de nationale wetgeving van lidstaten van toepassing blijft.
In Nederland wordt bij toelating van arbeidsmigranten van buiten de EU op basis van
de Wet Arbeid Vreemdelingen getoetst op prioriteitgenietend aanbod. Dat wil zeggen
dat werkvergunning in beginsel alleen wordt afgegeven als er in Nederland of de EU
geen arbeidsaanbod aanwezig is.
Voor zover bij deelname van Nederland een aanpassing van wet- en regelgeving nodig
is, bijvoorbeeld waar het gaat om de technische aansluiting en uitvoering van Talentpool,
geldt dat alle relevante uitvoerende en handhavende instanties in staat gesteld een
uitvoerings- en handhavingstoets uit te voeren. Daarin worden de gevolgen voor de
uitvoering en de handhaving geanalyseerd, inclusief de eventueel benodigde aanvullende
capaciteit. De uiteindelijke deelname van lidstaten aan de Talentenpool is vrijwillig.
Het kabinet laat een besluit over mogelijke deelname van Nederland aan de EU-Talentenpool,
en de eventuele inrichting van het proces rond het vormgeven van de nationale en regionale
lijst tekortberoepen, aan een volgend kabinet.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, gezien de vele misstanden met
arbeidsmigranten van buiten de EU, hoe de arbeidsvoorwaarden van deze mensen geborgd
worden. Zijn er eisen gesteld aan arbeidsrechten en bescherming? Hoe gaat de Minister
de kwetsbaarheid van deze arbeidsmigranten mitigeren?
Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen ingezet op concrete waarborgen om misstanden
te voorkomen. In de algemene oriëntatie is opgenomen dat alle activiteiten die in
het kader van de EU-Talentenpool plaatsvinden in overeenstemming moeten zijn met het
recht op een eerlijke en gelijke behandeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden,
minimumloon, toegang tot sociale bescherming, opleiding en bescherming van jongeren
op het werk. Tevens moet de EU-Talentenpool, in overeenstemming met de beginselen
van de Europese pijler van sociale rechten, zorgen voor hoogwaardige werkgelegenheid
en eerlijke concurrentie. Daarnaast heeft het kabinet ervoor gepleit dat op het platform
verplicht specifieke informatie over de rechten en plichten van derdelanders wordt
aangeboden. Dit is overgenomen in de Raadspositie. De informatievoorziening wordt
verplicht (en niet enkel op verzoek zoals in het originele voorstel) gedeeld met werkzoekenden
uit derde landen zodra er sprake is van een match. De informatie wordt waar mogelijk
gebaseerd op bestaande bronnen en middels automatisering verstrekt om administratieve
lasten te beperken.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet de vrijwilligheid van
deelname van lidstaten aan de Talent Pool verwelkomt. Deze leden begrijpen dat vrijwilligheid
wenselijk is, maar zijn van mening dat deze vrijwilligheid in de praktijk geen effect
heeft gezien het vrije verkeer in de EU. Zijn er maatregelen getroffen om ervoor te
zorgen dat deze arbeidsmigranten niet doorreizen naar andere landen? Zijn er eisen
gesteld aan de vacatures die moeten bestaan alvorens de Talent Pool gebruikt kan worden?
De leden lezen dat werving en plaatsing alleen gericht mag zijn op functies in de
lidstaat waarin de werkgever gevestigd is. Wat zijn de eisen hiervan, gezien detachering
niet is uitgesloten?
Het kabinet heeft zich er sterk voor gemaakt om oneigenlijke detachering van derdelanders
die worden geworven via de EU Talentenpool tegen te gaan. Op voorspraak van Nederland
zijn er in de Raadspositie verschillende waarborgen opgenomen om oneigenlijke detachering
tegen te gaan. Zo is in de Raadspositie opgenomen dat werving en plaatsing alleen
gericht mag zijn op functies in de lidstaat waarin de werkgever gevestigd is. Ook
moet er sprake zijn van een concrete vacature alvorens een werkgever een werknemer
uit een derde land kan werven. Daarnaast kunnen lidstaten malafide werkgevers uitsluiten
van deelname aan het platform. Ook wordt expliciet genoemd dat de herziene Detacheringsrichtlijn
en de relevante jurisprudentie nageleefd dienen te worden, waaronder de voorwaarde
van legale en gewoonlijke tewerkstelling in de zendende lidstaat. Ten slotte is in
de evaluatiebepaling opgenomen dat in de rapporten van de Commissie over de toepassing
van de verordening specifiek aandacht besteed moet worden aan: de doeltreffendheid
bij aanpakken van arbeidsmarkttekorten in deelnemende lidstaten, de doeltreffendheid
van het aanwervingsproces, o.a. wat betreft het waarborgen van eerlijke aanwervingspraktijken,
en het respecteren van eerlijke en rechtvaardige arbeidsvoorwaarden. Het kabinet is
tevreden dat al deze bepalingen zijn opgenomen in de algemene oriëntatie.
Tegelijkertijd blijft het inderdaad mogelijk dat derdelanders die door werkgevers
uit deelnemende lidstaten worden gerekruteerd via de EU-Talentenpool onmiddellijk
na werving kunnen worden gedetacheerd naar een andere lidstaat. Het kabinet heeft
tijdens de onderhandelingen meerdere voorstellen gedaan om extra waarborgen in te
bouwen om dergelijke oneigenlijke detacheringen te voorkomen. Een belangrijk voorstel
dat door Nederland in dit kader is ingebracht, is het aan de voorkant uitsluiten van
uitzendbureaus en private intermediairs. Voor deze voorstellen bestond echter onvoldoende
steun. Dit is mede de reden dat het kabinet zich heeft onthouden van stemming over
de algemene oriëntatie. Het kabinet zal er in de triloog met het Europees Parlement
voor blijven pleiten om oneigenlijke detachering van derdelanders in de specifieke
context van de EU-Talentenpool te voorkomen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat, omdat
de mogelijkheid om onmiddellijk te detacheren naar een andere lidstaat al bestaat,
dit voorstel niets zal veranderen. Is de Minister het met deze leden eens dat er hierdoor
veel breder toegang komt voor arbeidsmigranten van buiten de EU naar Nederland? Zijn
er prognoses gemaakt over wat deze Talent Pool betekent voor demografische ontwikkelingen
in Nederland? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet het ook
onwenselijk vindt dat intermediairs en uitzendbureaus ook gebruik kunnen maken van
de EU Talent Pool.
Is het kabinet het met deze leden eens dat, omdat deze eis niet is ingewilligd, dit
betekent dat een tegenstem meer op zijn plaats is dan een onthouding, ook als deze
op vrijwillige basis wel kunnen worden uitgesloten gezien het vrije verkeer van personen
en diensten?
Het blijft inderdaad mogelijk dat derdelanders die door werkgevers uit deelnemende
lidstaten worden gerekruteerd via de EU-Talentenpool na werving onmiddellijk kunnen
worden gedetacheerd naar een andere lidstaat. Het aantal derdelanders die op die manier
naar Nederland komt, kan hierdoor stijgen. In welke mate is thans echter niet in te
schatten.
Gelet op de weging van de Nederlandse belangen op het vlak van het voorkomen van misstanden
en oneigenlijke detachering van derdelanders, migratiesamenwerking en partnerschappen
met landen van buiten de Unie, het krachtenveld en het uiteindelijke doel en reikwijdte
van de Verordening, heeft het kabinet ervoor gekozen zich te onthouden van stemming.
Het kabinet zal na de trilogen op basis van een eventueel voorlopig politiek akkoord
opnieuw een weging maken en een standpunt bepalen.
Het kabinet geeft aan dat er ook oog moet zijn voor de effecten op huisvesting, zorg,
onderwijs, openbare orde en veiligheid, (irreguliere) migratie, terugkeer en overname.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen op welke manier het kabinet hier niet
alleen oog voor heeft, maar ook maatregelen neemt om de druk op voorzieningen te mitigeren?
Om uitbuiting van arbeidsmigranten tegen te gaan, slechte huisvesting aan te pakken,
en oneerlijke concurrentie en verdringing op de arbeidsmarkt te voorkomen, voert het
kabinet de aanbevelingen uit het rapport van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten
(commissie Roemer) onverkort en met urgentie uit en wordt onder andere de strafbaarstelling
van mensenhandel gemoderniseerd en uitgebreid.8 Bij het aantrekken van nieuwe economische activiteiten is er weinig aandacht voor
voldoende en kwalitatief goede huisvesting, toegang tot zorg en voor toegang tot onderwijs
voor kinderen van arbeidsmigranten. Met als gevolg dat arbeidsmigranten te vaak in
onfatsoenlijke huisvesting wonen en lang moeten reizen tussen hun woon- en werkplaats.
Ik ben verheugd dat de VNG in afstemming met de Ministeries van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken en Klimaat
een eerste versie van de effectrapportage bij nieuwe bedrijvigheid heeft ontwikkeld.
De effectrapportage heeft tot doel om gemeenten te ondersteunen in het vroegtijdig
verkrijgen van inzicht op welke wijze het huisvestingsvraagstuk van arbeidsmigranten
verbonden is aan het gevoerde economisch en ruimtelijk beleid. Door middel van de
effectrapportage worden zowel (lokale) overheden als bedrijfsleven aangespoord vroegtijdig
na te denken over de effecten van het gevoerde beleid ten opzichte van de arbeids-
en huisvestingsbehoefte in de gemeente en regio. En door de effecten inzichtelijk
te maken, probeert de effectrapportage bewustwording te creëren bij bedrijven en overheden
rondom de huisvesting van arbeidsmigranten en onnodige druk op voorzieningen te voorkomen.
Zodat ook de lusten en de lasten van arbeidsmigratie eerlijker worden verdeeld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zien in tijden van grote arbeidsmarktkrapte, waarin een
internationale race voor talent is ontstaan, het nut in van een EU Talent Pool. Nederlandse
participatie aan de EU Talent Pool faciliteert het vinden van gepaste arbeid voor
Nederlandse bedrijven, zodat zij de opgaven en ontwikkelingen waar zij nu voor staan,
zoals verduurzaming of de toepassing van artificiële intelligentie (AI), met geschikt
personeel kunnen aangaan. Ook zijn deze leden verheugd om te lezen dat pogingen om
misbruik via A1-achtige constructies te voorkomen worden ondernomen. Zij zijn benieuwd
op welke termijn het kabinet verwacht dat de eerste stappen tegen misbruik via A1-constructies
genomen kunnen worden. Daarnaast resten er nog enkele vragen.
Ik benut elke gelegenheid om mijn zorgen over de uitdagingen rond de detachering van
derdelanders te uiten, ook gezien hun kwetsbare positie. Zo ook in mijn bilaterale
contacten met collega-ministers, de Europese Commissie, en de Europese Arbeidsautoriteit
(ELA).Nederland heeft ook tijdens de onderhandelingen over de EU-Talentenpool ingezet
op concrete waarborgen om misstanden te voorkomen. De eerste stappen zijn dus al gezet.
De detachering van derdelanders is legaal, mits aan een aantal voorwaarden voldaan
wordt. De betrokken derdelanders moeten bijvoorbeeld in de betreffende EU-lidstaat
recht op werk en verblijf hebben gekregen en daar gewoonlijk werken. Zij mogen door
hun in werkgever in het kader van het vrij verkeer van diensten tijdelijk tewerkgesteld
worden in een andere EU-lidstaat. De exacte voorwaarden waaraan moet worden voldaan
volgen deels uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, die ruimte laat
voor interpretatie. Een A1-verklaring is een bewijsstuk waarmee werknemers binnen
de EU kunnen aantonen in welke lidstaat ze sociaal verzekerd zijn. In dat opzicht
wordt er dus niet gesproken van een A1-constructie maar van een gedetacheerde werknemer
die een A1-verklaring aan kan vragen om, voor zichzelf en voor toezichthoudende instanties,
aan te tonen in welk land hij sociaal verzekerd is. In de praktijk blijkt echter dat
niet altijd aan de voorwaarden voldaan wordt en er soms sprake is van oneigenlijke
detachering of schijnconstructies. Dergelijke detacheringsconstructies zijn onwenselijk.
Dit constateert ook de Adviesraad Migratie in haar rapport «Geen derderangsburgers.
De risico’s voor gedetacheerde arbeidsmigranten en de Nederlandse samenleving».9
Het doet mij dan ook deugd dat Enrico Letta in zijn recent verschenen rapport over
de toekomst van de interne markt de aanbeveling doet om het juridisch kader rond de
detachering van derdelanders te verduidelijken.10 Dit sluit aan bij de Nederlandse inzet. Nederland zet in op het verduidelijken en
concretiseren van concepten uit de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie
ten aanzien van de detachering van derdelanders. Zoals aangegeven in mijn appreciatie
van het advies van de Adviesraad Migratie kan dat bijvoorbeeld in een EU-richtlijn
of richtsnoeren.11 De verheldering van deze en andere concepten uit de jurisprudentie is van belang
om eerlijke arbeidsmobiliteit binnen de EU te kunnen bevorderen.
Niet alle waarborgen die Nederland heeft voorgesteld om oneigenlijke detachering tegen
te gaan kregen helaas voldoende steun in de Raadswerkgroep. Daarom blijft het met
de algemene oriëntatie helaas mogelijk voor werkgevers uit deelnemende lidstaten om
derdelanders die worden geworven via de EU-Talentenpool, onmiddellijk te detacheren
naar een andere lidstaat. Oneigenlijke detachering van derdelanders is derhalve niet
volledig uitgesloten in de Raadspositie. Het kabinet zal er in de triloog met het
Europees Parlement voor blijven pleiten om oneigenlijke detachering van derdelanders
in de specifieke context van de EU-Talentenpool te voorkomen.
Hoewel de leden van de VVD-fractie niet tegen de opname van uitzendondernemingen en
intermediairs onder de definitie van «werkgever» is, zien zij wel dat invoering van
de EU Talent Pool situaties van uitbuiting en arbeidsmisstanden niet gaat voorkomen
in Nederland, gezien het hoge aantal misstanden dat plaatsvindt onder malafide ondernemingen
in deze sector. Deze leden betreuren echter dat het kabinet voornemens is om dus ook
alle bonafide intermediairs en uitzendondernemingen uit te sluiten van de definitie.
Het uitsluiten van deze branche beperkt de werking van de EU Talent Pool, omdat bedrijven
die voordien afhankelijk waren van intermediairs of uitzendondernemingen dat bij het
gebruik van deze pool ook zullen blijven. Kan het kabinet reflecteren op de effecten
van het uitsluiten van de uitzendbranche voor de werking van de EU Talent Pool? In
hoeverre verhoudt dit zich ook met de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
die is voorgesteld om malafide praktijken in de uitzendsector tegen te gaan? Straalt
het kabinet hier eigenlijk mee uit dat hij geen vertrouwen heeft in zijn eigen wetsvoorstel
om met deze nieuwe wet de problemen aan te pakken? Waarom is een aanvullende uitsluiting
van een sector dan toch nodig?
Het kabinet heeft zorgen dat private intermediairs en uitzendbureaus die zijn gevestigd
in andere EU-lidstaten die zullen besluiten tot deelname aan de EU-Talentenpool, de
EU-Talentpool gaan gebruiken voor oneigenlijke detacheringsconstructies. Het kabinet
acht het onwenselijk dat derdelanders die zijn aangeworven in een andere EU-lidstaat
direct gedetacheerd worden naar een andere lidstaat, ongeacht of deze lidstaat deelneemt
aan de EU-Talentenpool of een tekort heeft in de sector waar de derdelander voor aangeworven
is. In de praktijk is bovendien gebleken dat rekrutering door private intermediairs
en uitzendbureaus regelmatig tot situaties van uitbuiting en andere misstanden van
arbeidsmigranten heeft geleid. Het kabinet is daarom van mening dat het onwenselijk
is dat onder de definitie van «werkgever» in het voorstel ook intermediairs en uitzendbureaus
vallen. Het doel van het voorstel is om tekorten op de arbeidsmarkt in de EU aan te
pakken. Een werkgever weet het beste welk personeel nodig is voor zijn of haar eigen
bedrijf. De EU-Talentenpool biedt werkgevers een praktisch instrument om zelf personeel
te vinden.
In de algemene oriëntatie is de definitie van «werkgever» opgesplitst in twee delen:
enerzijds «deelnemende werkgevers», en anderzijds «andere deelnemende entiteiten»,
waaronder wordt verstaan een private intermediair, een uitzendbureau of arbeidsmarktbemiddelaar.
Op basis van dit onderscheid is in een aanvullende bepaling (uitsluitingsclausule)
opgenomen dat lidstaten zelf kunnen bepalen of zij private intermediairs en uitzendbureaus
toegang willen geven tot het platform.
Dit is in beginsel positief, maar laat onverlet dat de mogelijkheid blijft bestaan
dat private intermediairs en uitzendbureaus de EU-Talentenpool kunnen benutten om
derdelanders via detachering uit te zenden naar landen die deze uitsluitingsclausule
gebruiken.
Het kabinet heeft er veel vertrouwen in dat de Wet toelating terbeschikkingstelling
van arbeidskrachten (Wtta) een belangrijke bijdrage zal leveren aan het bestrijden
van misstanden met private intermediairs en uitzendbureaus op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Geen enkele maatregel kan echter alle risico’s in deze sector, zeker bij grensoverschrijdende
detachering, tot nul reduceren. Het kabinet ziet daarom ook in combinatie met de Wtta
potentieel meerwaarde in de uitsluitingsclausule. De uiteindelijke deelname van lidstaten
aan de Talentenpool is vrijwillig. De keuze of Nederland uiteindelijk wel of niet
zal deelnemen aan de EU-talentenpool, en in dat scenario eventueel gebruik zou maken
van de uitsluitingsclausule voor wat betreft deelname van private intermediairs en
uitzendbureaus aan het platform, wordt overgelaten aan een nieuw kabinet.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Europese Commissie spreekt van een
globale strijd om talent. Deze leden zijn bezorgd dat midden- en kleinbedrijf (mkb-)
ondernemingen niet de middelen hebben om te concurreren in een dergelijke globale
strijd en daar mogelijk onder zullen lijden. Hoe weegt het kabinet deze zorgen? Kan
het kabinet reflecteren op het volume van gebruik van de EU Talent Pool door mkb-bedrijven?
Kan het kabinet beoordelen of de Talent Pool voldoende toegankelijk is voor het mkb?
Het kabinet merkt op dat een EU-Talentenpool interessant kan zijn voor het aantrekken
van specifiek internationaal talent dat een bijdrage kan leveren aan de Nederlandse
kenniseconomie. Met name voor het MKB is internationale werving soms een opgave: de
EU-talentenpool kan deze groep werkgevers wegwijs maken bij zowel het vinden van talent
uit derde landen, als ook de verdere te volgen (nationale) procedures, die onverkort
van kracht blijven.
Het kabinet heeft echter ook verschillende serieuze bezwaren en vragen bij het voorstel
voor een EU-Talentenpool, zoals uiteengezet in de Geannoteerde Agenda voor de Formele
Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 20 juni aanstaande.12 Gelet op de weging van de Nederlandse belangen op het vlak van het voorkomen van
misstanden en oneigenlijke detachering van met name derdelanders, migratiesamenwerking
en partnerschappen met landen van buiten de Unie, het krachtenveld en het uiteindelijke
doel en reikwijdte van de Verordening, heeft het kabinet zich onthouden van stemming.
Het kabinet zal na de trilogen op basis van een eventueel voorlopig politiek akkoord
opnieuw een weging maken en een standpunt bepalen. De uiteindelijke deelname van lidstaten
aan de Talentenpool is vrijwillig. De keuze of Nederland uiteindelijk wel of niet
zal deelnemen aan de EU-talentenpool wordt overgelaten aan een nieuw kabinet.
De leden van de VVD-fractie constateren dat verschillende EU-landen kampen met grote
(jeugd)werkloosheid. Deze leden vragen of het kabinet zich inzet om de Talent Pool
écht als sluitstuk van de Europese arbeidsmarkt te laten functioneren en daarbij de
huidige middelen zoals European Employment Services (EURES) optimaal benut. De leden
zijn benieuwd of het kabinet inzicht heeft in of EU-arbeidsmigranten vaker terugkeren
naar hun herkomstland dan niet-EU arbeidsmigranten.
Het kabinet werkt op dit moment aan de verschillende mogelijkheden om de tekorten
op de arbeidsmarkt aan te pakken via drie pijlers: het verminderen van de vraag naar
arbeid, het vergroten van het binnenlandse arbeidsaanbod en het verbeteren van de
match tussen vraag en aanbod. Het kabinet zet daarbij in op zes gebieden om de krapte
op de arbeidsmarkt aan te pakken: het stimuleren van technologie- en procesinnovatie,
het vergroten van het arbeidsaanbod, het verbeteren van de match, mensen stimuleren
om meer uren te werken, het stimuleren van een leven lang ontwikkelen, en het verbeteren
van de aansluiting tussen initieel onderwijs en de arbeidsmarkt. Arbeidsmigratie heeft
ook korte- en langetermijneffecten op tal van beleidsterreinen en publieke voorzieningen,
zoals de effecten op huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, en
ook op sociale cohesie in wijken en buurten. verbeteren van de aansluiting tussen
initieel onderwijs en de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn de afgelopen jaren ook de schaduwkanten
van arbeidsmigratie duidelijk naar voren gekomen op brede schaal. Om uitbuiting van
arbeidsmigranten tegen te gaan, slechte huisvesting aan te pakken, en oneerlijke concurrentie
en verdringing op de arbeidsmarkt te voorkomen, voert het kabinet de aanbevelingen
uit het rapport van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (commissie Roemer)
onverkort en met urgentie uit en wordt onder andere de strafbaarstelling van mensenhandel
gemoderniseerd en uitgebreid.
Op welke wijze arbeidsmigratie kan bijdragen aan het aanpakken van krapte op de arbeidsmarkt,
is aan een nieuw kabinet. Schaarste zorgt voor een noodzaak tot fundamentele keuzes
die moeilijke afwegingen vergen. Indien wordt ingezet op het bevorderen van arbeidsmobiliteit
binnen de Unie, is het wenselijk dat een Europees netwerk van vacatures en voldoende
voorlichting beschikbaar is. Het EURES-netwerk kan eraan bijdragen dat mobiliteit
onder redelijke voorwaarden en volgens de geldende arbeidsnormen plaatsvindt en er
dus sprake is van eerlijke arbeidsmobiliteit.
De cijfers die inzicht kunnen geven over de terugkeer van EU-arbeidsmigranten en niet-
EU arbeidsmigranten liggen dicht bij elkaar. Er is niet voldoende informatie aanwezig
om iets te zeggen over waar migranten naartoe gaan na vertrek uit Nederland. Dit kan
het land van herkomst zijn, maar ook een ander land waar gewerkt wordt. Van de migranten
die vanwege het migratiemotief arbeid met een nationaliteit van buiten de EU/EFTA
(d.w.z. vanuit derde landen) naar Nederland kwamen in de periode 2008–2012 is na 10
jaar 78% niet meer in Nederland aanwezig. Voor arbeidsmigranten met een nationaliteit
van andere EU/EFTA-landen ligt dit percentage op 75% (zie ook Figuur 1). Dit betreft enkel personen die zich hebben ingeschreven in de BRP als ingezetene.
Een groot aandeel arbeidsmigranten, met name onder de groep EU-arbeidsmigranten, staat
echter geregistreerd als niet-ingezetene in de BRP. Deze groep kent een korte verblijfsduur.
Registratie als niet-ingezetene in de BRP is mogelijk bij een (verwacht) verblijf
korter dan vier maanden.
Bij een (verwacht) verblijf van vier maanden of langer is registratie als ingezetene
in de BRP verplicht.13 Daarbij is er ook een grote groep EU-migranten die wel in Nederland werkt maar in
cijfers van het CBS niet zichtbaar zijn als arbeidsmigranten. Zij zijn hier bijvoorbeeld
in eerste instantie met een ander motief gekomen, zoals studie of gezin. Deze groep
komt niet terug in onderstaande figuur omdat het hier alleen gaat om migranten, EU
en niet-EU, waarvan het migratiemotief arbeid is.
Figuur 1
Bron: CBS Statistiek Migratiemotieven
*Deze grafiek bevat enkel de vertrekcijfers van arbeidsmigranten die zich als ingezetene
hebben ingeschreven in het bevolkingsregister.
**Tussen 2008–2012 kwamen 89.135 EU/EFTA arbeidsmigranten en 43.365 niet-EU/EFTA arbeidsmigranten
naar Nederland.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kabinet de oprichting van een Talent Pool
weegt ten opzichte van het belang voor sectoren die afhankelijk zijn van arbeidsmigranten
die deze afhankelijkheid door middel van innovatie af kunnen bouwen. De leden vragen
of het extra faciliteren van arbeidsmigratie investeringen in innovatie kan remmen.
Het kabinet is het eens met de constatering van de VVD-fractie dat toegang tot arbeidsmigratie
de prikkel voor werkgevers kan verkleinen om zich in te zetten voor het activeren
van binnenlands potentieel, via verbetering van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden,
en om te investeren in innovatiekracht, waaronder robotisering. Het kabinet zet daarom
in op zes gebieden om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken: het stimuleren van
technologie- en procesinnovatie, het vergroten van het arbeidsaanbod, het verbeteren
van de match, mensen stimuleren om meer uren te werken, het stimuleren van een leven
lang ontwikkelen, en het verbeteren van de aansluiting tussen initieel onderwijs en
de arbeidsmarkt. Het kabinet ziet arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering
van kennismigratie, als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Geannoteerde
Agenda van de formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 20 juni. Deze leden
hebben enkele vragen over de inzet van het kabinet gedurende deze Raad Werkgelegenheid
en Sociaal Beleid.
De leden van de NSC-fractie onderschrijven de tekorten die er zijn op de arbeidsmarkt
en dat de EU Talent Pool een instrument kan zijn om deze tekorten aan te pakken. Deze
leden waarderen het oog dat het kabinet heeft voor het voorkomen van mistanden op
de arbeidsmarkt en uitbuiting van arbeidsmigranten. Tegelijkertijd geeft het kabinet
aan dat het wel mogelijk blijft voor derdelanders die via het online portaal worden
gerekruteerd na werving op grond van het vrij verkeer van diensten onmiddellijk kunnen
worden gedetacheerd naar een andere lidstaat, omdat oneigenlijke detachering van derdelanders
niet is uitgesloten in de compromistekst. Het kabinet geeft aan dat er aan belangrijke
onderdelen van de Nederlandse inzet niet (voldoende) is tegemoetgekomen en dat het
nog geen definitieve positie heeft bepaald. De leden van de NSC-fractie vragen daarom
waarom het kabinet voornemens is om zich te onthouden van stemming en niet tegen te
stemmen. Wat deze leden betreft stemt het kabinet tegen zolang het voorkomen van ongewenste
detachering en uitzendconstructies, en misbruik van A1-verklaringen, niet kan worden
gewaarborgd.
Het kabinet heeft in de Geannoteerde Agenda van de Formele Raad Werkgelegenheid en
Sociaal Beleid van 20 juni a.s. toegelicht hoe het kabinet tot het oordeel is gekomen
zich te onthouden van stemming.14 Daarbij heeft het kabinet uiteengezet welke onderdelen van de Nederlandse inzet zijn
opgenomen in de algemene oriëntatie en aan welke onderdelen niet of onvoldoende tegemoet
is gekomen. Gelet op de weging van de Nederlandse belangen op het vlak van het voorkomen
van misstanden en oneigenlijke detachering van met name derdelanders, migratiesamenwerking
en partnerschappen met landen van buiten de Unie, het krachtenveld en het uiteindelijke
doel en reikwijdte van de Verordening, heeft het kabinet zich woensdag jl. in het
Coreper-overleg onthouden van stemming. Het kabinet zal in de triloog met het Europees
Parlement de Nederlandse wensen, in het bijzonder ten aanzien van oneigenlijke detachering
van derdelanders, naar voren blijven brengen. Het kabinet zal na de trilogen op basis
van een eventueel voorlopig politiek akkoord opnieuw een weging maken en een standpunt
bepalen.
De leden van de NSC-fractie vragen hoeveel derdelanders er, volgens de verwachting
van het kabinet, gebruik gaan maken van de EU Talent Pool om naar Nederland te komen.
Welke invloed gaat deze groep hebben op de huizenmarkt (conform het rapport van de
commissie Roemer)?
De EU-Talentenpool is een EU-breed IT-platform dat beoogt de match tussen werkgevers
in de EU en (potentiële) werknemers van buiten de EU te verbeteren. Het voorstel vormt
een aanvulling op bestaande instrumenten voor het aantrekken van talent op nationaal
niveau en laat nationale wetgeving en procedures met betrekking tot toelating tot
grondgebied en arbeidsmarkt intact. Het is op dit moment niet in te schatten hoeveel
werkgevers die zullen deelnemen aan de EU Talentenpool derdelanders in het kader van
het vrij verkeer van diensten zullen detacheren naar Nederland. De uiteindelijke deelname
van lidstaten aan de Talentenpool is vrijwillig. De keuze of Nederland uiteindelijk
wel of niet zal deelnemen aan de EU-talentenpool wordt overgelaten aan een nieuw kabinet.
De leden van de NSC-fractie vragen, indien er toch besloten wordt om te onthouden
van stemming, hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat er niet toch via de EU Talent
Pool derdelanders via detachering en uitzendconstructies naar Nederland komen en Nederland
(zoals vaker) geconfronteerd wordt met EU-wetgeving waarbij Nederland geen autonome
beslissingsvrijheid heeft om nationale belangen veilig te stellen.
Ik benut elke gelegenheid om mijn zorgen over de uitdagingen rond de detachering van
derdelanders te uiten, mede gezien hun kwetsbare positie. Nederland heeft tijdens
de onderhandelingen ingezet op concrete waarborgen om misstanden te voorkomen. Ondanks
de waarborgen die op voorspraak van Nederland zijn opgenomen om oneigenlijke detachering
tegen te gaan, blijft het met de algemene oriëntatie helaas mogelijk dat derdelanders
die door werkgevers uit deelnemende lidstaten worden gerekruteerd via de EU-Talentenpool,
na werving onmiddellijk door hun werkgevers worden gedetacheerd naar een andere lidstaat.
Van deze mogelijkheid wordt in de huidige situatie ook al gebruikt gemaakt, het voorliggende
voorstel verandert hier niets aan. Het kabinet zal er in de triloog met het Europees
Parlement voor blijven pleiten om oneigenlijke detachering van derdelanders in de
specifieke context van de EU-Talentenpool te voorkomen.
Op dit moment ontbreekt een duidelijk juridisch kader voor de detachering van derdelanders.
Het doet mij dan ook deugd dat Enrico Letta in zijn recent verschenen rapport over
de toekomst van de interne markt de aanbeveling doet om het juridisch kader rond de
detachering van derdelanders te verduidelijken.15 Dat is hard nodig. Mijn inzet is dan ook gericht op het verduidelijken en concretiseren
van concepten uit de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie ten aanzien
van de detachering van derdelanders. Zoals aangegeven in mijn appreciatie van het
advies van de Adviesraad Migratie kan dat bijvoorbeeld in een EU-richtlijn of richtsnoeren.16 De verheldering van deze en andere concepten uit de jurisprudentie is van belang
om eerlijke arbeidsmobiliteit binnen de EU te kunnen bevorderen.
Het doel van de EU Talent Pool is om het oplossen van de tekorten op de arbeidsmarkt
bij knelpuntberoepen te vergemakkelijken. Bij deze leden bestaat de zorg dat via het
platform ook derdelanders kunnen worden geworven voor beroepen die niet van essentieel
belang zijn voor Nederland. De leden onderschrijven het standpunt van het kabinet
dat er oog moet zijn voor de effecten van arbeidsmigranten op beleidsterreinen zoals
huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid en op de druk op sociale
voorzieningen. Daarom vragen zij welke waarborgen er zijn om te voorkomen dat er via
de EU Talent Pool door werkgevers geworven wordt onder laagproductieve arbeidsmigranten
die in Nederland niet door de arbeidsmarkttoets zouden komen, en die bijgevolg zwaarder
zouden kunnen drukken op sociale voorzieningen. Zij vragen ook hoe de lijst van knelpuntberoepen
vorm zou krijgen in Nederland.
In de algemene oriëntatie is toegang tot de EU-Talentenpool reeds beperkt tot vacatures
voor knelpuntberoepen of beroepen die bijdragen aan de groene en digitale transities.
De Commissie heeft daartoe een lijst met 42 beroepen in de EU opgesteld. Om snel te
kunnen inspelen op de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt, stelt de Commissie
voor de lijst per gedelegeerde handeling elke zes maanden te kunnen wijzigen. De lidstaten
kunnen bovendien zelf bepalen of ze op het platform specifieke knelpuntberoepen willen
toevoegen of schrappen op basis van de eigen nationale en/of regionale arbeidsmarktbehoeften.
Het kabinet verwelkomt deze flexibiliteit, aangezien de nationale arbeidsmarktbehoefte
per lidstaat en zelfs per regio verschilt en bovendien niet statisch is. De uiteindelijke
deelname van lidstaten aan de Talentenpool is vrijwillig. Het kabinet laat een besluit
over mogelijke deelname van Nederland aan de EU-Talentenpool, en daarmee de eventuele
inrichting van het proces rond het vormgeven van de nationale en regionale lijst tekortberoepen,
aan een volgend kabinet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de Formele Raad van 20 juni. Deze leden hebben wel nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld door de afwachtende houding van het
kabinet ten aanzien van de EU Talent Pool. Het kabinet beschrijft arbeidsmigratie
van buiten de EU als sluitstuk. Deze leden hebben begrip voor deze lijn, maar vinden
de afwachtende houding die hieraan verbonden wordt onbegrijpelijk. De arbeidsmarkt
is extreem krap en door de vergrijzing zal dit alleen maar erger worden. Het is dus
niet de vraag óf deze vorm van arbeidsmigratie nodig is, maar in welke mate en hoe.
Kiezen voor afwachten zorgt ervoor dat we als Nederland beperkte invloed hebben op
de vormgeving en ook mogelijk straks achteraan de rij staan waardoor we achter het
net vissen. Terwijl het niet vervullen van cruciale banen een grote invloed heeft
op bijvoorbeeld onze welvaart, de klimaattransitie, voldoende woningen en goede zorg.
De leden zijn benieuwd of de Minister deze zorgen deelt.
Het kabinet merkt op dat een EU-Talentenpool interessant kan zijn voor het aantrekken
van specifiek internationaal talent dat een bijdrage kan leveren aan de Nederlandse
kenniseconomie. Het kabinet heeft zich tijdens de onderhandelingen in de Raad ervoor
ingezet om van de EU-Talentenpool een goed functionerend instrument te maken voor
de lidstaten die besluiten deel te nemen, met uitgebreide aandacht voor het voorkomen
van misstanden en uitbuiting van arbeidsmigranten. De uiteindelijke deelname van lidstaten
aan de Talentenpool is vrijwillig. De keuze of Nederland uiteindelijk wel of niet
zal deelnemen aan de EU-Talentenpool wordt overgelaten aan een nieuw kabinet.
Ook vanuit het perspectief van herkomstlanden is bekend dat de EU Talent Pool van
grote waarde kan zijn. Van de herkomstlanden is namelijk bekend dat zij eigenlijk
maar één ding willen in ruil voor terugkeerafspraken: veilige en legale migratieroutes,
bijvoorbeeld om tijdelijk in Europa te werken of studeren. Dat is niet alleen verstandig
om die afspraken te kunnen maken, maar ook omdat het de enige manier is om te voorkomen
dat mensen op een gammel bootje stappen. Want zolang het niet legaal kan, zullen mensen
altijd andere routes zoeken én vinden. De EU Talent Pool creëert precies de veilige
migratieroutes die nodig zijn om stappen te zetten op het migratiedossier. De leden
zijn benieuwd of de Minister deze mening deelt.
Het uitgangspunt in de beoordeling van het voorstel is dat het kabinet arbeidsmigratie
van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie, ziet als sluitstuk voor de
aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt. Aanvullend erkent het kabinet het feit dat
legale, tijdelijke en kleinschalige circulaire (arbeids-)migratie deel kan uitmaken
van bredere (migratie)partnerschappen met landen van herkomst of transit, waar ook
afspraken over het bevorderen van terugkeer en het tegengaan van irreguliere migratie
onderdeel van kunnen zijn. Het kabinet erkent dat de EU-Talentenpool een positieve
bijdrage kan leveren aan de dialoog met deze landen.
Gelet op de weging van de Nederlandse belangen op het vlak van het voorkomen van misstanden
en oneigenlijke detachering van met name derdelanders, migratiesamenwerking en partnerschappen
met landen van buiten de Unie, het krachtenveld en het uiteindelijke doel en reikwijdte
van de Verordening, heeft het kabinet besloten zich te onthouden van stemming. Het
kabinet zal na de trilogen op basis van een eventueel voorlopig politiek akkoord opnieuw
een weging maken en een standpunt bepalen.
Tot slot zijn de leden van de D66-fractie benieuwd of de Minister kan schetsen welke
landen positief aankijken tegen de EU Talent Pool en welke argumenten zij hiervoor
aandragen.
De meeste lidstaten hebben het voorstel positief ontvangen en de vrijwillige deelname
eraan benadrukt. Naarmate meer in detail over het voorstel wordt gesproken, kwamen
meer vragen en bezwaren over de werking van de tool boven tafel. Nederland stond daarmee
niet alleen in de vragen en bezwaren die het op tafel heeft gelegd. Tijdens het Coreper-II
van 12 juni jl. was er brede steun voor het voorstel onder de lidstaten. Eén lidstaat
heeft zich, naast Nederland, onthouden van stemming over de algemene oriëntatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde Agenda. Deze
leden hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben vragen bij de mogelijke oprichting van de EU Talent
Pool, aangezien zij vinden dat de inzet rond arbeidsmigratie zoveel mogelijk moet
worden bepaald door de lidstaten zelf. Hoe ziet het kabinet dit voorstel in het licht
van de nationale bevoegdheid? Waarom zou een dergelijke EU Talent Pool noodzakelijk
zijn, aangezien er op dit moment nog voldoende (potentiële) arbeidskrachten langs
de kant staan en arbeidsmigratie van buiten de EU wordt gezien als sluitstuk? Welke
problemen doen zich voor als de EU Talent Pool er niet komt? Zijn ook alternatieven
overwogen, welke?
De EU-Talentenpool is een vrijwillig instrument dat kan bijdragen aan het oplossen
van tekorten op de arbeidsmarkt voor de EU-lidstaten die daar gebruik van willen maken.
De bestaande bevoegdheden van de lidstaten ten aanzien van toelating tot de arbeidsmarkt
blijven derhalve ongewijzigd. Het kabinet erkent, evenals de Commissie, dat er sprake
is van krapte op de arbeidsmarkt, onder andere veroorzaakt door demografische ontwikkelingen
(vergrijzing) en de noodzakelijke groene en digitale transities. Er is sprake van
een mismatch ten aanzien van kwalificaties en een minder snel groeiend en in sommige
gevallen afnemend arbeidsaanbod. Volgens de Commissie is het mobiliseren van binnenlandse
arbeidskrachten en inzet van intra-EU mobiliteit niet langer voldoende en dient daarom
gekeken te worden naar het aantrekken van vaardigheden en talent van buiten de EU.
Het kabinet is, anders dan de Commissie, van mening dat er nog aanzienlijk binnenlands
en EU-potentieel bestaat om aan te boren bij het oplossen van de arbeidsmarktkrapte.
Het hoge aandeel deeltijdwerkers in tekortsectoren, zoals het onderwijs en de zorg,
is hier een sterke indicatie van. Het kabinet ziet arbeidsmigratie van buiten de EU,
met uitzondering van kennismigratie, als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op
de arbeidsmarkt. Daarnaast kan toegang tot arbeidsmigratie de prikkel voor werkgevers
verkleinen om zich in te zetten voor het activeren van binnenlands potentieel, via
verbetering van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, en om te investeren in innovatiekracht,
waaronder robotisering.
Verder moet arbeidsmigratie, als inzet op demografische ontwikkelingen en arbeidsmarktkrapte,
onderdeel zijn van een bredere visie op de Nederlandse economie, de samenleving en
welke banen daarbij horen.
De leden van de SGP-fractie vragen naar het verloop van het debat over deze verordening
in de Raadswerkgroep in de afgelopen maanden. Kan de Minister daar inzicht in geven?
Hoe heeft het speelveld zich ontwikkeld? Met welke argumenten kwamen andere lidstaten
om hun steun of twijfel over het voorstel uit te spreken? Hoe lag de verhouding tussen
lidstaten die relatief positief dan wel gereserveerd of negatief stonden tegenover
het voorstel?
De meeste lidstaten hebben het voorstel positief ontvangen en de vrijwillige deelname
eraan benadrukt. Naarmate meer in detail over het voorstel wordt gesproken, kwamen
meer vragen en bezwaren over de werking van de tool boven tafel. Nederland stond daarmee
niet alleen in de vragen en bezwaren die het op tafel heeft gelegd. Tijdens het Coreper-II
van 12 juni jl. was er brede steun voor het voorstel onder de lidstaten. Eén lidstaat
heeft zich, naast Nederland, onthouden van stemming over de algemene oriëntatie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet voornemens is zich te onthouden
van de stemming op de algemene oriëntatie ten aanzien van de EU Talent Pool, mocht
dat worden bereikt. Aan belangrijke onderdelen van de Nederlandse inzet is niet (voldoende)
tegemoetgekomen. Waarom wil het kabinet zich onthouden in plaats van tegen te stemmen?
Wat moet er gebeuren wil het kabinet tegen het voorstel stemmen?
Het kabinet heeft in de Geannoteerde Agenda van de Formele Raad Werkgelegenheid en
Sociaal Beleid van 20 juni a.s. toegelicht hoe het kabinet tot het oordeel is gekomen
zich te onthouden van stemming.17 Daarbij heeft het kabinet uiteengezet welke onderdelen van de Nederlandse inzet zijn
opgenomen in de algemene oriëntatie en aan welke onderdelen niet of onvoldoende tegemoet
is gekomen. Gelet op de weging van de Nederlandse belangen op het vlak van het voorkomen
van misstanden en oneigenlijke detachering van met name derdelanders, migratiesamenwerking
en partnerschappen met landen van buiten de Unie, het krachtenveld en het uiteindelijke
doel en reikwijdte van de Verordening, heeft het kabinet zich woensdag jl. in het
Coreper-overleg onthouden van stemming. Het kabinet zal in de triloog met het Europees
Parlement de Nederlandse wensen, in het bijzonder ten aanzien van oneigenlijke detachering
van derdelanders, naar voren blijven brengen. Het kabinet zal na de trilogen op basis
van een eventueel voorlopig politiek akkoord opnieuw een weging maken en een standpunt
bepalen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet aanvankelijk vragen had bij het
voorstel gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap,
leeftijd of seksuele geaardheid buiten arbeid, maar lijkt inmiddels te kunnen instemmen.
Hoe heeft het standpunt van de Nederlandse regering zich ontwikkeld in de achterliggende
periode, en wat heeft de Nederlandse regering binnengehaald? Kan de Minister aangeven
wat de laatste stand is op dit dossier? Zijn de bezwaren van onder meer Duitsland
en Italië in de ambtelijke gremia onder de Raad besproken? Kan aan deze bezwaren tegemoet
worden gekomen?
Zoals destijds aangegeven in het BNC-fiche en de voortgangsrapportages in de Geannoteerde
Agenda sindsdien staat het kabinet positief ten aanzien van de totstandkoming van
een richtlijnvoorstel op dit gebied.18 Het kabinet hecht grote waarde aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder
het recht op gelijke behandeling. Nederland heeft naar aanleiding van het oorspronkelijke
richtlijnvoorstel ingezet op verbetering van de rechtszekerheid van het voorstel door
onduidelijkheden ten aanzien van reikwijdte en terminologie weg te nemen. Uitgangspunt
daarbij was het voorkomen van disproportionele financiële, praktische, juridische
gevolgen. Een aantal lidstaten deelde deze zorgen van Nederland destijds. Na bespreking
in de Raadswerkgroep zijn deze zorgen weggenomen in de compromisteksten die zijn gepubliceerd
door de diverse EU-Voorzitterschappen.
De bedenkingen van enkele lidstaten spelen onder andere bij de discriminatiegronden
leeftijd en handicap. Om deze zorgen te adresseren, heeft het Belgisch Voorzitterschap
enkele tekstvoorstellen gedaan. Voor wat betreft de discriminatiegrond leeftijd is
in de laatst gepubliceerde compromistekst opgenomen dat leeftijdsonderscheid is toegestaan
indien het objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en de middelen voor
het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Daaraan is nog toegevoegd
dat dit toegang kan omvatten tot specifieke sociale en gezondheidszorgdiensten of
voordelen voor personen die tot specifieke leeftijdsgroepen behoren. Tevens biedt
de compromistekst de lidstaten een ruime vrijheid voor het inrichten van hun socialezekerheidsstelsels,
waarbij de mogelijkheid om leeftijdsgrenzen te stellen aan de toegang tot bepaalde
regelingen expliciet is opgenomen. Verder biedt de compromistekst op het punt van
financiële dienstverlening ruimte voor risicobeoordeling in verband met leeftijd en
gezondheid van personen. Op het gebied van de discriminatiegrond handicap heeft het
Voorzitterschap duidelijk gemaakt dat deze richtlijn lidstaten geen aanvullende verplichtingen
bovenop de bestaande verplichtingen uit het VN-verdrag handicap oplegt. Het kabinet
verwelkomt deze toevoegingen en verduidelijkingen in het richtlijnvoorstel en hoopt
dat deze voldoende zijn om de nog twijfelende lidstaten over de streep te trekken.
Een aantal lidstaten heeft nog geen formele positie ingenomen, maar een substantiële
groep lidstaten, waaronder Nederland, heeft aangegeven in te kunnen stemmen met tekst
van het richtlijnvoorstel zoals ten laatste gepubliceerd door het Belgische EU-Voorzitterschap.
Onduidelijk is of het doel van het Voorzitterschap om de vereiste unanimiteit te behalen
haalbaar is, gezien het voorlopig ontbreken van steun van enkele lidstaten. Het Voorzitterschap
beoogt met het agenderen van het richtlijnvoorstel transparantie over de posities
van de EU-lidstaten te bereiken en daarmee tot een akkoord te komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier