Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Mooiman en Emiel van Dijk over het opgeven van soevereiniteit voor de interne markt
Vragen van de leden Mooiman en Emiel van Dijk (beiden PVV) aan de Minister van Financiën over het opgeven van soevereiniteit voor interne markt EU (ingezonden 22 april 2024).
Antwoord van Minister Van Weyenberg (Financiën) (ontvangen 10 mei 2024).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Rutte zet deur open naar opgeven soevereiniteit
voor interne markt EU»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u uitleggen welke specifieke aspecten van de Nederlandse soevereiniteit het kabinet
bereid is op te geven voor de vervolmaking van de kapitaalmarktunie?
Antwoord 2
Veel regelgeving ten aanzien van de ontwikkeling van de kapitaalmarktunie is reeds
Europees vormgegeven. Dit volgt veelal uit het Verdrag van de Werking van de Europese
Unie (VWEU). Dit verdrag geeft de Europese Unie (EU) onder meer de bevoegdheid om
maatregelen vast te stellen voor de onderlinge aanpassing van nationale bepalingen,
met als doel de totstandbrenging en goede werking van de interne markt. Daaronder
valt ook het vrije verkeer van kapitaal. Aan deze bevoegdheid is door de Unie uitoefening
gegeven ten aanzien van de regelgeving voor de kapitaalmarkten. Zo zijn bijvoorbeeld
de regels voor uitgifte van en handel in financiële instrumenten, bescherming van
beleggers en prudentiële eisen voor financiële ondernemingen, alsmede het toezicht
hierop door nationale en Europese toezichthouders, Europees gereguleerd. Maar ook
op andere beleidsterreinen, zoals faillissementswetgeving, ondernemingsrecht of fiscaliteit,
kan de EU tot op zekere hoogte maatregelen vaststellen (en heeft de EU reeds maatregelen
vastgesteld) om de interne markt voor kapitaal te bevorderen.
Zoals beschreven in het visiedocument dat ik uw Kamer eerder heb gestuurd, voorziet
het kabinet vooralsnog geen beleidsterreinen waarop nieuwe bevoegdheden voor de Unie
noodzakelijk zijn voor de gewenste versterking van de kapitaalmarktunie.2 De beoogde versterkingen kunnen binnen de huidige bevoegdheden van de Unie ten aanzien
van de interne markt worden bereikt door (herziening van) richtlijnen en verordeningen
inzake de hierboven genoemde beleidsterreinen. Juist door samenwerking bij de aanpak
van grensoverschrijdende uitdagingen, kunnen de lidstaten hun soevereiniteit als geheel
versterken, zoals we bijvoorbeeld zien bij de aanpak van belastingontwijking. Daarbij
zet het kabinet wel in op verdere standaardisering en gerichte harmonisatie, zodat
de nationale wet- en regelgeving van de EU-lidstaten ten aanzien van de kapitaalmarkten
beter op elkaar aansluit en barrières tot (grensoverschrijdende) marktfinanciering
worden weggenomen. Ook pleit het kabinet, evenals de toezichthouders De Nederlandsche
Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten, voor een sterkere rol van de Europese
toezichthoudende instanties (ESA’s) bij het toezicht op de kapitaalmarkten.3 Hierbij ziet het kabinet kansen voor meer direct toezicht door de ESA’s en betere
samenwerking met de nationale toezichthouders, vergelijkbaar met het toezicht op systeemrelevante
banken dat door DNB (en andere nationale centrale banken) en de ECB gezamenlijk wordt
uitgevoerd.
Vraag 3
In hoeverre heeft deze positie concreet invloed op de autonomie en besluitvormingscapaciteit
van Nederland en ook specifiek onze nationale instituties?
Antwoord 3
Zoals ik in mijn antwoord op de vorige vraag toelicht, voorziet het kabinet momenteel
geen beleidsterreinen waarop nieuwe bevoegdheden voor de Unie nodig zijn ter versterking
van de kapitaalmarktunie, maar kan deze versterking plaatsvinden binnen de huidige
bevoegdheden van de EU ten aanzien van de bevordering van de interne markt. Als er
binnen deze bevoegdheden meer EU-wetgeving wordt geharmoniseerd en toezicht verder
convergeert of centraliseert om de kapitaalmarkten te versterken, dan zal de beleidsruimte
die Nederland bij die regelgeving of invulling van het toezicht heeft logischerwijs
afnemen, maar kunnen de beoogde publieke doelstellingen wel beter worden bereikt.
Het is mogelijk dat in de toekomst gezamenlijk door alle lidstaten wordt besloten
om bepaalde nieuwe bevoegdheden aan de Unie toe te kennen. De lidstaten blijven in
dat geval zelf bepalen welke bevoegdheden aan de EU worden toebedeeld, en welke bevoegdheden
de lidstaten behouden. Voor het toebedelen van een nieuwe bevoegdheden aan de EU is
altijd een wijziging van de Europese verdragen nodig, waarvoor instemming van elke
lidstaat vereist is. Dit gebeurt dus alleen als Nederland daarmee ook instemt. Het
betekent bovendien niet dat Nederland, als een bevoegdheid eenmaal is toebedeeld aan
de Unie, geen invloed meer heeft op het betreffende beleidsterrein. Zo heeft Nederland
nog steeds een stem bij besluitvorming in de Raad over nieuwe Europese wetgeving of
herzieningen hiervan. De uitoefening van de bevoegdheden van de Unie wordt bovendien
beperkt door de grondbeginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Deze aspecten
worden bij elk wetgevend voorstel van de Europese Commissie geapprecieerd door het
kabinet in het zogeheten BNC-fiche, waarmee ook de Nederlandse Eerste en Tweede Kamer
worden betrokken bij de Europese besluitvorming.
Vraag 4
Zijn er alternatieve strategieën overwogen om de financiële markten te versterken
en te verdiepen zonder het opgeven van nationale soevereiniteit en besluitvormingscapaciteiten?
Zo ja, welke zijn dit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De Nederlandse financiële markten hebben een sterke internationale verwevenheid met
Europese en internationale financiële markten. Om die reden is al veel regelgeving
op Europees niveau tot stand gekomen, waarbij regelmatig invulling wordt gegeven aan
internationale afspraken of richtlijnen. Het gaat bij versterking van de financiële
markten om een van de vier vrijheden van de EU, de vrijheid van kapitaal. Verbetering
hiervan vergt daarom een Europese aanpak, waarbij Nederland – zoals in voorgaande
antwoorden uiteengezet – binnen de Raad, en Nederlandse parlementariërs in het Europees
Parlement, meestemt over de besluitvorming. Alternatieven om een versterking van de
financiële markten tot stand te brengen vergen eveneens besluitvorming in de EU. Zoals
uit recente onderzoeken blijkt, waaronder het rapport van denktank Instituut voor
Publieke Economie dat op verzoek van uw Kamer is opgesteld, vergt verdere actie ter
versterking van de kapitaalmarkten meer bereidheid van lidstaten om over nationale
of sectorale belangen heen te stappen.4 Dat is ook in het belang van de Nederlandse economie, burgers en bedrijfsleven. Zie
ook het antwoord op vraag 5.
Vraag 5
Op welke wijze verzekert u dat Nederland niet ongewild garant komt te staan voor financiële
verplichtingen van andere EU-lidstaten, of vast komt te zitten in EU-afspraken die
niet in het nationale belang zijn en hoe betrekt u het parlement hierbij?
Antwoord 5
Zoals genoemd in mijn antwoord op de vorige vraag, is een sterke, diepe en geïntegreerde
kapitaalmarkt in het belang van Nederland. Zowel voor Nederlandse huishoudens, bedrijven
als de economie als geheel. Dat is ook de conclusie van het bij antwoord 4 genoemde
rapport dat uw Kamer heeft laten uitvoeren en waarop ik uw Kamer recent mijn reactie
heb gestuurd.5 Juist daarom zet het kabinet zich hiervoor in Europa in. Versterking van de kapitaalmarktunie
draagt bij aan grotere private risicodeling tussen beleggers en financiers in verschillende
lidstaten. Hiermee neemt de noodzaak tot meer publieke risicodeling af. Zoals eerder
gedeeld met uw Kamer is het kabinet geen voorstander van het op structurele basis
gemeenschappelijk financieren van elkaars begrotingstekorten en schulden via eurobonds.6
Ten aanzien van het parlementaire proces, in aanvulling op mijn antwoorden op vragen 2
en 3, het volgende. Het kabinet zal uw Kamer conform de reguliere afspraken betrekken
bij de Nederlandse appreciatie van en inzet bij nieuwe wit-of groenboeken, mededelingen
(actieplannen) en/of wetgevende voorstellen van de Europese Commissie. Dit zal onder
meer verlopen via BNC-fiches en geannoteerde agenda’s en verslagen van bijeenkomsten
van de Ecofinraad en Eurogroep.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.