Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Eijk over het bericht ‘Amerikaanse multinationals ontwijken Nederlandse bijheffing minimumbelasting’
Vragen van het lid Van Eijk (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Amerikaanse multinationals ontwijken Nederlandse bijheffing minimumbelasting» (ingezonden 12 januari 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 5 februari 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Amerikaanse multinationals ontwijken Nederlandse bijheffing
minimumbelasting»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Bent u bekend met het feit dat verscheidene Amerikaanse multinationals hun bedrijfsstructuur
overhoop gooiden afgelopen jaar om te ontkomen aan extra belastingen in Nederland
en andere Europese landen?
Antwoord 2
Ik ben bekend met genoemd NOS-artikel.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat er door het pas volgend jaar invoeren van deze bijheffing
voor zusterbedrijven en moederbedrijven een uitweg wordt gecreëerd voor Amerikaanse
en Chinese bedrijven.
Antwoord 3
De onderbelastewinstmaatregel – die met ingang van 31 december 2024 – van kracht is,
waarborgt dat er wordt bijgeheven als de inkomen-inclusiemaatregel of de binnenlandse
bijheffing niet wordt toegepast. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de uiteindelijkemoederentiteit
van een multinationale groep is gevestigd in een staat die de Pijler 2-maatregelen
niet heeft geïmplementeerd. De onderbelastewinstmaatregel kan ook van toepassing zijn
ter zake van laagbelaste groepsentiteiten die gevestigd zijn in de staat waarin de
uiteindelijkemoederentiteit van een multinationale groep is gevestigd. Dit is het
geval als in die staat het effectieve belastingtarief lager is dan 15% en geen kwalificerende
binnenlandse bijheffing of inkomen-inclusiemaatregel van toepassing is.
In het Inclusive Framework (IF), georganiseerd door de OESO, is bepaald dat het ongewenst
kan zijn om de onderbelastewinstmaatregel toe te passen ter zake van staten die niet
tijdig een kwalificerende binnenlandse bijheffing of inkomen-inclusiemaatregel hebben
geïmplementeerd. De tijdelijke onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel die voortvloeit
uit de administratieve richtsnoeren van juli 20232, is bedoeld om meer tijd te geven aan staten om een kwalificerende binnenlandse bijheffing
te implementeren. Op grond van de onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel is
geen onderbelastewinstbijheffing verschuldigd ten aanzien van groepsentiteiten die
zijn gevestigd in de staat waar de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd, voor
een verslagjaar dat niet langer is dan een periode van twaalf maanden en aanvangt
op of vóór 31 december 2025 en eindigt vóór 31 december 2026. Daarnaast dient het
statutaire tarief in die staat ten minste 20% te bedragen.
Concreet houdt dit in dat de onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel van toepassing
kan zijn ten aanzien van staten die de Pijler 2-regels niet hebben geïmplementeerd,
waardoor Nederland de onderbelastewinstmaatregel in bovengenoemde periode niet kan
toepassen ten aanzien van groepsentiteiten die in de staat van de uiteindelijkemoederentiteit
zijn gevestigd. De tijdelijke onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel is in
overeenstemming3 met Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van
een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen
en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie.4
Omdat de tijdelijke veiligehavenregel voor de onderbelastewinstmaatregel alleen betrekking
heeft op de staat waarin een uiteindelijkemoederentiteit is gevestigd en niet op laagbelaste
groepsentiteiten in andere staten, kan Nederland wanneer aan de voorwaarden wordt
voldaan, de onderbelastewinstmaatregel (tijdelijk) niet toepassen ten aanzien van
laagbelaste groepsentiteiten die in de staat van uiteindelijkemoederentiteit zijn
gevestigd. Voor de toepassing van de onderbelastewinstmaatregel die met ingang van
31 december 2024 van kracht is, geldt dat de tijdelijke veiligehavenregel geen gevolgen
heeft voor laagbelaste entiteiten die niet zijn gevestigd in de staat van de uiteindelijkemoederentiteit.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat het invoeren van de bijheffing minimumbelasting voor zusterbedrijven
en moederbedrijven van multinationals in een land met 20% of hoger in 2026 ruimte
geeft aan multinationals om een uitweg te creëren?
Antwoord 4
De tijdelijke onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel die voortvloeit uit de
administratieve richtsnoeren van juli 2023, betreft een compromis dat op basis van
consensus door het OESO/IF is vastgesteld. Het doel van deze tijdelijke maatregel
is om meer tijd te geven aan staten om een kwalificerende binnenlandse bijheffing
te implementeren. In dit compromis ligt besloten dat hier volgens het IF voldoende
tijd voor zou moeten zijn tot eind 2026. De administratieve richtsnoeren van juli
2023 benadrukken daarom expliciet dat de beperkte periode van twaalf maanden die aanvangt
op of vóór 31 december 2025 en eindigt vóór 31 december 2026 niet kan worden verlengd.
Vraag 5
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er niet opnieuw een uitzondering komt vanaf 2026 en Amerikaanse
multinationals de belasting kunnen blijven ontwijken?
Antwoord 5
De tijdelijke onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel is slechts voor een beperkte
periode van toepassing namelijk in een verslagjaar dat aanvangt op of vóór 31 december
2025 en eindigt vóór 31 december 2026. Hiermee heeft deze veiligehavenregel slechts
betrekking op het eerste jaar dat de onderbelastewinstmaatregel van toepassing is.
Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat staten aanleiding zien om de Pijler 2-maatregelen
niet te implementeren en om te voorkomen dat multinationale groepen activiteiten of
winsten gaan verplaatsen naar die staten. In de administratieve richtsnoeren van juli
2023 wordt daarom expliciet benadrukt dat deze beperkte periode niet kan worden verlengd.
Vraag 6
Welke stappen gaat u concreet zetten om ervoor te zorgen dat multinationals de Nederlandse
bijheffing minimumbelasting niet meer kunnen ontwijken?
Antwoord 6
Het OESO/IF signaleert dat er na implementatie van de maatregelen die zijn voortgekomen
uit het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-project, waarvan de finale rapporten
in 2015 zijn gepubliceerd, nog steeds risico’s zijn op grondslaguitholling en winstverschuiving
naar laagbelastende staten. Het kabinet onderkent dat en Nederland heeft daarom verschillende
maatregelen genomen die belastingontwijking beperken of zorgen voor een ondergrens
in de vennootschapsbelasting bij winstgevendheid in Nederland, waaronder ook unilaterale
maatregelen. Een aantal voorbeelden van deze maatregelen zijn de implementatie van
de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (bekend als ATAD1)5, de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (bekend als ATAD2)6, de ratificatie van het Multilateraal Instrument, de invoering van de bronbelasting
op renten en royalty’s (en vanaf 2024 ook: dividenden), en in de vennootschapsbelasting:
de beperking van de liquidatie- en stakingsverliesregeling, de aanscherping van de
earningsstrippingmaatregel, de beperking van de verliesverrekening en het tegengaan
van mismatches bij toepassing van het zakelijkheidsbeginsel. Door unilaterale maatregelen
worden andere staten er niet toe gedwongen om soortgelijke maatregelen te nemen, met
als gevolg dat belastingontwijking door internationaal opererende bedrijven nog steeds
mogelijk blijft en slechts verschuift naar andere staten. Het doel van de maatregelen
uit de Wet minimumbelasting 2024 is om de resterende risico’s van kunstmatige winstverschuiving
aan te pakken. Naar de mening van het kabinet is een minimumbelasting in een zo groot
mogelijk internationaal verband doeltreffend, omdat hierdoor een ondergrens wordt
gesteld aan belastingconcurrentie, waardoor het voordeel van kunstmatige winstverschuiving
sterk wordt verkleind. Het kabinet ziet op dit moment geen aanleiding om de vermeende
maatregelen te nemen om ontwijking van bijheffing als gevolg van de minimumbelasting
te voorkomen. Het is de verwachting dat het OESO/IF de implementatie van de Pijler
2-regels zal monitoren. In dat kader wordt de informatie-uitwisseling tussen staten
in de beschouwing betrokken. Het kabinet zal in de volgende versies van de monitoringsbrief
effecten aanpak belastingontwijking ingaan op de gevolgen van de maatregelen uit de
Wet minimumbelasting 2024 wanneer de aangiftegegevens voorhanden zijn.
Vraag 7
Hoeveel belastinginkomsten loopt Nederland mis in 2024 en 2025 als gevolg van deze
belastingontwijking?
Antwoord 7
Bij de inschatting van het budgettaire effect voor Nederland van de Wet minimumbelasting
2024 is eerder aangenomen dat de opbrengst enerzijds voorkomt uit ondernemingen in
Nederland die gebruik maken fiscale regelingen zoals de innovatiebox of de liquidatieverliesregeling
en anderzijds uit winsten vanuit staten met een statutair tarief onder de 20%. Het
is niet de verwachting dat de belastingopbrengsten onder de Wet minimumbelasting 2024
in Nederland in 2024 en 2025 als gevolg van de genoemde tijdelijke maatregelen lager
zullen uitvallen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.