Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie op het AIV-advies over de geopolitieke rol van Turkije (Kamerstuk36200-V-79)
36 200 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023
Nr. 86
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 mei 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 8 maart 2023 over
de kabinetsreactie op het AIV-advies over de geopolitieke rol van Turkije (Kamerstuk
36 200 V, nr. 79).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 april 2023 aan de Minister van Buitenlandse Zaken
voorgelegd. Bij brief van 25 april 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rudmer Heerema
De griffier van de commissie, Westerhoff
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
14
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
16
II
Volledige agenda
18
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie
op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over de geopolitieke
rol van Turkije. Zij hebben hierover enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsreactie dat het kabinet erkent dat
Turkije een belangrijke geopolitieke rol speelt als NAVO-bondgenoot, een cruciale
rol heeft als bemiddelaar in de graandeal tussen Oekraïne en Rusland en gatekeeper
van de Zwarte Zee is. Ook verschaft Turkije waardevolle inzichten op het gebied van
terrorismedreigingen vanuit Afghanistan. De leden van de VVD-fractie achten een goede
samenwerking om bovenstaande redenen dan ook van groot belang. Zij roepen op tot een
realistisch beleid ten aanzien van Turkije, waarin er op cruciale thema’s als veiligheid
en migratie wordt samengewerkt en, waar het kan, aandacht wordt gevraagd voor waarden
en mensenrechten. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kabinet tegen deze lijn
aankijkt. Deelt het kabinet de mening dat het aankaarten van zorgen om mensenrechten
altijd moet worden afgewogen tegen bredere Nederlandse belangen, zoals op het terrein
van migratie?
1. Antwoord kabinet
Het kabinet acht samenwerking met Turkije op terreinen van wederzijds belang belangrijk.
Daarbij kan worden gedacht aan veiligheid, waaronder terrorismebestrijding, economie,
en zeker ook migratie. Dankzij de duurzame bilaterale relatie, spreken Nederland en
Turkije elkaar over zowel zaken waarin wordt samengewerkt, als over zaken waarover
we het niet eens zijn of waarover zorgen bestaan, zoals de mensenrechten. Dit laatste
maakt ook een integraal onderdeel uit van de EU – Turkije relatie.
Het kabinet acht het van belang om wereldwijd aandacht te blijven vragen voor mensenrechten,
ook in de context van een veranderende wereld en harde geopolitiek. Zoals in de kabinetsreactie
op het AIV advies «Mensenrechten; kernbelang in een geopolitiek krachtenveld» is aangegeven,
is effectiviteit een belangrijk uitgangspunt.
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat Turkije zich, naast de graandeal, opwerpt
als bemiddelaar in regionale conflicten, zoals tussen Armenië en Azerbeidzjan. Hoe
kijkt het kabinet tegen deze assertieve rol van Turkije aan? Welke rol zou de Europese
Unie (EU) hierin moeten spelen?
2. Antwoord kabinet
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het AIV advies en eerder in de kabinetsreactie
op het uitbreidingspakket 20221, erkent het kabinet de geostrategische rol die Turkije speelt op het wereldtoneel.
Een actieve regionale en geopolitieke rol brengt wat Nederland betreft ook verantwoordelijkheden
mee voor het bevorderen van stabiliteit en de internationale rechtsorde. Het kabinet
wijst Turkije regelmatig op deze verantwoordelijkheden. Dit sluit ook aan bij eerdere
conclusies van de Europese Raad die stellen dat van alle actoren, inclusief Turkije,
verwacht wordt een positieve bijdrage te leveren aan de oplossing van regionale crises.
De Europese Raad heeft herhaaldelijk aangegeven dat de EU bereid is op een gefaseerde,
proportionele en omkeerbare wijze samen met Turkije op een aantal gebieden van gemeenschappelijk
belang de samenwerking te versterken.
De leden van de VVD-fractie delen de opvatting van het kabinet dat Turkije een belangrijke
partner is in de migratiecrisis. Turkije huisvest op dit moment zo’n 3,5 miljoen Syrische
vluchtelingen. De vreselijke aardbevingen aan de grens van Syrië en Turkije hebben
de problematiek nog ernstiger en complexer gemaakt. Deze leden lezen in de kabinetsreactie
dat de financiële steun aan Turkije in 2023 afloopt. Wat voor gevolgen heeft dit voor
de voortzetting van de EU-Turkijedeal? In de afgelopen jaren heeft deze deal enkele
keren onder druk gestaan, bijvoorbeeld wanneer de Turkse autoriteiten dreigden om
de grenzen te openen en migranten door te laten reizen. De leden van de VVD-fractie
vragen het kabinet of zij de continuïteit van de Turkijedeal gewaarborgd wil zien
en hoe zij zich hiervoor wil inzetten. Ziet zij mogelijke obstakels voor het verlengen
van deze deal?
3. Antwoord kabinet
Het kabinet is voorstander van de continuering van de EU-Turkije verklaring en daarmee
van de financiële opvolging van de Facility for Refugees in Türkiye (FRIT). Zowel de EU als Turkije hebben baat bij een effectieve uitvoering van de
afspraken i.h.k.v. de Verklaring en hebben een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid
hiertoe. Het kabinet onderschrijft de grote inspanning die Turkije nog altijd levert
voor de opvang van bijna vier miljoen vluchtelingen en benadrukt dat Turkije hier
terecht in wordt ondersteund. Het kabinet heeft de Europese Commissie gevraagd om
met nieuwe financieringsvoorstellen te komen om de EU-Turkije verklaring te ondersteunen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de EU een grote economische aanwezigheid heeft
in Turkije. Deze leden vragen op welke terreinen het kabinet mogelijkheden ziet om
de economische samenwerking uit te breiden. Hoe kan Nederland hierin op bilateraal
niveau een rol van betekenis spelen?
4. Antwoord kabinet
De bilaterale handel met Turkije is de afgelopen jaren sterk gegroeid tot ongeveer
EUR 7,5 miljard export en ongeveer EUR 5,5 miljard import in 2022 (op basis van voorlopige
cijfers). Turkije staat daarmee in de top 20 van Nederlandse exportbestemmingen. De
laatste jaren werd in het kader van circulaire economie veel metaalschroot naar Turkije
geëxporteerd. Naast de huidige publiek-private inzet op het gebied van duurzame landbouw
en circulair textiel, ziet het kabinet mogelijkheden tot verbreding van de economische
samenwerking op het terrein van duurzame energie en digitalisering. Dit sluit aan
bij de door de EU geïdentificeerde onderwerpen van gezamenlijk belang. Voor Europese
financiering op het terrein van klimaatactie heeft het kabinet reeds aangegeven voorstander
te zijn van mogelijke activiteiten van de EIB.2
In het advies wordt terecht veel aandacht besteed aan mensenrechten. De ontwikkeling
van mensenrechten in Turkije is zorgelijk, onder andere ten aanzien van minderheden
en journalisten. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat er in de relatie
met Turkije gezocht moet worden naar een goede balans tussen veiligheid, migratie,
economie en mensenrechten. Hoe kijkt het kabinet aan tegen deze balans? Is het kabinet
van mening dat deze belangen momenteel op een juiste wijze worden afgewogen, zowel
bilateraal als in de relatie tussen de EU en Turkije?
5. Antwoord kabinet
Zie antwoord op vraag 1.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het AIV-advies
over de geopolitieke rol van Turkije en zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn kritisch op de rol die Turkije inneemt in de Noord-Atlantische
Verdragsorganisatie (NAVO). De machtspolitiek van president Erdogan die de toetreding
van Finland vertraagt en die van Zweden blokkeert, is een direct veiligheidsrisico
voor het bondgenootschap. Zij zien dat Turkije ruzie blijft zoeken met Griekenland
in de Middellandse zee en een zeer discutabele rol vervult als het gaat om sanctieomzeiling
van Europese, Amerikaanse en G7-sanctiepakketten. Daarnaast zien deze leden een zeer
snel verslechterende mensenrechtensituatie in Turkije en de steeds moeizamere dynamiek
met Turkije als het gaat om de naleving van uitspraken van het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens. Herinnert de Minister zich de laconieke houding van de EU ten
opzichte van Rusland na 2014? Het kan wat deze leden betreft niet zo zijn dat een
land dat afglijdt naar autocratie, continu het voordeel van de twijfel blijft krijgen.
Hierover hebben deze leden een aantal vragen. Ziet het kabinet op enig vlak voortgang
als het gaat om mensenrechten-samenwerking? Zo nee, wat voor consequenties heeft dat
voor Ankara? Klopt het dat het kabinet Turkije qua mensenrechten een hand boven het
hoofd wil houden, omdat het zo strategisch gepositioneerd is? Zo ja, hoe rijmt het
kabinet dat met de lessen die geleerd zijn van ons verleden met Rusland?
6. Antwoord kabinet
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 maakt aandacht voor mensenrechten en de
rechtsstaat integraal onderdeel uit van de relatie met Turkije. Het kabinet heeft
deze kwesties afgelopen jaren in bilaterale gesprekken met de Turkse autoriteiten
en ook in multilateraal verband opgebracht en zal dit blijven doen. Zo levert Nederland
in Raad van Europa-verband een actieve bijdrage aan het toezicht op de naleving van
uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), waaronder de niet-nalevingsprocedure
ten aanzien van Turkije. Daarnaast heeft het kabinet in de kabinetsreactie op het
uitbreidingspakket 2022 aangegeven dat het de zorgen van de Europese Commissie over
de gestage verslechtering in het functioneren van de rechtsstaat en de mensenrechtensituatie
in Turkije deelt. Om deze reden is het wat het kabinet betreft terecht dat de toetredingsonderhandelingen
met Turkije effectief tot stilstand zijn gekomen.
Kan het kabinet werk maken van een diplomatiek offensief om Turkije het Russische
sanctiebeleid beter te laten naleven?
7. Antwoord kabinet
Hoewel Turkije de Russische oorlog tegen Oekraïne heeft veroordeeld, heeft het zich
niet aangesloten bij de EU-sancties tegen Rusland. Het kabinet onderschrijft de oproep
van de Europese Commissie en de Raad aan alle kandidaat-lidstaten om zich aan te sluiten
bij het Gemeenschappelijk Buitenland en Veiligheidsbeleid van de EU, waaronder de
sancties tegen Rusland, en om het risico op omzeiling te voorkomen. Deze boodschap
heeft Nederland ook bij Turkije bij herhaling onder de aandacht gebracht. Turkije
heeft onlangs laten weten maatregelen te hebben genomen die de doorvoer naar Rusland
tegengaan van goederen die op de EU, VS, en VK sanctielijsten staan.
De leden van de D66-fractie zijn kritisch op het voortslepende Turks-Cypriotische
conflict en de Turkse pogingen van de afgelopen jaren om wateren te claimen voor het
exploiteren van fossiele grondstoffen. Deze leden vragen hoe het kabinet kijkt naar
de voortgang in de verhoudingen tussen Turkije en Cyprus via de inspanningen van de
United Nations Peacekeeping Force in Cyprus (UNFICYP). Zit er nog op enige manier voortgang in dit proces? Zo nee, waarom niet?
8. Antwoord kabinet
Nederland steunt de inspanningen van de VN Gezant en de UNFICYP Missie. Zolang er
geen duurzame oplossing voor het conflict is, blijft de aanwezigheid van de missie
wenselijk en noodzakelijk. Momenteel vinden er geen formele onderhandelingen plaats.
Dat betekent niet dat er niets gebeurt. De VN Good Offices blijven via de Technical
Committees de bi-communale samenwerking ondersteunen. Nederland roept partijen op
tot een constructieve houding ten behoeve van de hervatting van formele onderhandelingen.
Daarnaast steunt Nederland diverse bi-communale projecten.
Op het gebied van defensiesamenwerking heeft Turkije zich ook niet van haar beste
kant laten zien, constateren de leden van de D66-fractie. Eerst met de aanschaf van
de S-400 systemen – wat een klap in het gezicht was van het NAVO-bondgenootschap –
en nu onlangs met het traineren en tegenhouden van toetreding van Finland en Zweden
tot de NAVO. Dit, terwijl de leden van de D66-fractie zien dat er veel winst te behalen
valt binnen het NAVO-bondgenootschap op het gebied van standaardisatie en interoperabiliteit.
De S-400 systemen zijn daarbij een doorn in het oog. Wat is de inschatting van het
kabinet met betrekking tot het behoud van deze systemen door Turkije? Wordt Turkije
opgeroepen deze systemen van de hand te doen? Zijn er gesprekken gaande om deze systemen
te vervangen door Westerse systemen van Amerikaanse of Europese makelij? Wat kan de
Minister kwijt over de mogelijke hertoetreding van Turkije tot het F-35 programma
of een wapendeal tussen Turkije en de Verenigde Staten op het gebied van F-16's?
9. Antwoord kabinet
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld3, heeft het kabinet grote zorgen over de aanschaf en het mogelijk in gebruik nemen
van het S-400 luchtverdedigingssysteem door Turkije. Het kabinet heeft deze zorgen
meerdere malen uitgesproken in zowel bilateraal als NAVO-verband.
De aanschaf van wapensystemen is een soevereine aangelegenheid. Ook in het NAVO-bondgenootschap
blijft deze autonomie gewaarborgd. Er bestaat geen NAVO-regelgeving voor de aanschaf
van wapensystemen voor nationale toepassing, noch heeft de NAVO de bevoegdheid om
de aanschaf van wapensystemen tegen te houden. Wel wordt ernaar gestreefd de nationale
wapensystemen van bondgenoten zoveel mogelijk op elkaar te laten aansluiten, onder
meer met het oog op efficiëntie en interoperabiliteit. Voorts is het ook in het belang
van de lidstaten dat NAVO-operaties zo efficiënt mogelijk kunnen worden uitgevoerd.
Het kabinet heeft geen informatie over mogelijke hertoetreding van Turkije tot het
F-35 programma. Dit geldt ook voor een eventuele wapendeal tussen Turkije en de Verenigde
Staten op het gebied van F-16's.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet naar de ongewenste buitenlandse inmenging
door Turkije in Nederland. Is hier nog steeds sprake van? Zo ja, op welke manier en
wat wordt hiertegen gedaan? Is er sprake van goede integratie van Turken en Turkse
Nederlanders in de Nederlandse maatschappij? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waar
ligt dat aan?
10. Antwoord kabinet
Het staat Turkije vrij banden te onderhouden met mensen met de Turkse nationaliteit
die in het buitenland wonen, mits op basis van vrijwilligheid. Een dergelijk internationaal
geaccepteerd diasporabeleid is in Nederland toegestaan, zolang dit past binnen de
grenzen van onze rechtsstaat en het de participatie van Nederlanders met een Turkse
achtergrond niet belemmert.
Wanneer het kabinet constateert dat het Turkse diasporabeleid de grenzen van onze
rechtsstaat overschrijdt, dan wel participatie van Nederlanders met een Turkse achtergrond
belemmert, spreekt het kabinet de Turkse autoriteiten op deze activiteiten aan. Dit
optreden richting Turkije bij ongewenste buitenlandse inmenging past in de generieke
– landen-neutrale – aanpak waarover uw Kamer in maart 2018 is geïnformeerd.
De kernindicatoren integratie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten
zien dat de integratie van Nederlanders met een Turkse achtergrond is verbeterd. Qua
onderwijs wordt de achterstand ten opzichte van anderen ingelopen; het voortijdig
schoolverlaten in het MBO is ten opzichte van 10 jaar geleden grofweg gehalveerd en
er is een substantiële stijging van het aantal Nederlandse jongeren met een Turkse
achtergrond die een opleiding in het hoger onderwijs volgen. Daarnaast laat de tweede
generatie een opwaartse trend zien in de netto arbeidsparticipatie; in 2021 lag de
participatiegraad boven het Nederlandse gemiddelde.
Deze ontwikkelingen zien we ook terug in de recente SCP-studie «Gevestigd, maar niet
thuis». Uit deze studie blijkt echter ook dat de 2e generatie zich, ondanks hun verbeterde
sociaaleconomische positie, minder goed gerepresenteerd voelt in het Nederlandse parlement,
minder (sociaal) vertrouwen heeft in de Nederlandse regering en vaker van mening is
dat er in Nederland (heel) vaak sprake is van discriminatie naar etnische herkomst.
Het gevoel van acceptatie en inclusie houdt bij deze groep geen gelijke tred met de
sociaaleconomische positie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het AIV-advies
over de geopolitieke rol van Turkije. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen
hierover.
Allereerst willen de leden van de PVV-fractie opmerken dat de toon van de kabinetsbrief
hen niet bevalt. Zo wordt er een te rooskleurig beeld geschetst van wat Turkije allemaal
voor ons kan betekenen. Turkije krijgt een te grote rol toegedicht op tal van aspecten,
zoals terrorismebestrijding en conflictpreventie. Ook lijkt de brief dusdanig opgesteld,
om Turkije vooral niet voor het hoofd te stoten. Zo worden de illegale Turkse militaire
exercities in Syrië en Irak taalkundig gereduceerd tot «regionaal optreden». Daarnaast
staat nergens expliciet vermeld dat Turkije een veilige haven is voor (drugs)criminelen,
terroristen en oorlogsmisdadigers.
De kabinetsbrief lijkt in de ogen van de leden van de PVV-fractie daarom op één grote
handreiking richting Erdogan. Alsof het aan Nederland is om de onderlinge relatie
te verbeteren en de banden warm te houden. Het is absurd, vinden deze leden. Waar
is bijvoorbeeld de wederkerigheid? Het is toch juist Turkije dat zich als een bondgenoot
moet gaan gedragen om als een bondgenoot behandeld te worden? De leden van de PVV-fractie
krijgen graag een reactie op deze stelling.
11. Antwoord kabinet
Turkije is een belangrijke bondgenoot en al sinds 1952 lid van de NAVO. Het heeft
qua omvang het op een na grootste leger van de NAVO en heeft een strategische geografische
locatie aan de toegang tot de Zwarte Zee. Turkije levert een grote bijdrage aan de
veiligheid van het Euro-Atlantische verdragsgebied, onder meer met zijn bijdrage aan
de bescherming van de zuidoostflank van het bondgenootschap. De NAVO biedt juist een
goed platform om zaken die ons zorgen baren met andere bondgenoten te bespreken. Dat
doet het kabinet ook ten aanzien van Turkije, wanneer daartoe aanleiding is.
De leden van de PVV-fractie begrijpen niet waarom het kabinet stelt dat Turkije een
«grote bijdrage» levert aan de veiligheid van Europa en Nederland. Dat is nogal een
compliment voor een land dat jihadisten steunt in onder andere Syrië, chanteert met
vluchtelingen en misbruik maakt van onze ICT-infrastructuur. Dat laatste hebben onze
inlichtingendiensten op papier gezet in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren II.
De leden van de PVV-fractie willen weten of en, zo ja, hoe het kabinet Turkije op
dit laatste heeft aangesproken. Hoe beschermt Nederland zich tegen de opkomende cybermacht
Turkije?
12. Antwoord kabinet
Het is voor cyberactoren aantrekkelijk om misbruik te maken van Nederlandse ICT-infrastructuur
vanwege de hoge kwaliteit en de relatieve eenvoud waarmee anoniem ICT-capaciteit kan
worden gehuurd. Indien daar aanleiding toe is, zal Nederland buitenlandse regeringen
daarop aanspreken. Om Nederland te beschermen zet het kabinet onder andere in op het
versterken van de digitale weerbaarheid van overheid, bedrijven en maatschappelijke
organisaties in Nederland, het vergroten van zicht op digitale dreigingen en het uitbreiden
van diplomatieke respons en defensieve cybercapaciteiten.4
De leden van de PVV-fractie lezen in deze kabinetsbrief wederom dat Nederland Turkije
zal blijven aanspreken op mensenrechten. Dat kan het kabinet blijven doen totdat het
een ons weegt, maar het zal niks uithalen zolang Erdogan aan de macht blijft. De mensenrechtensituatie
in Turkije is de laatste jaren tenslotte verslechterd onder zijn dictatoriale bewind.
Of ziet het kabinet dat anders? En is Turkije volgens het kabinet nog wel een goed
functionerende democratische rechtsstaat? De leden van de PVV-fractie ontvangen op
dat alles graag een uitgebreid antwoord.
13. Antwoord kabinet
Zie antwoorden 1 en 6.
Het is deze leden opgevallen dat de AIV het Nederlands Turkije-beleid wel heel graag
in één hokje wil proppen met het beleid van de EU en Duitsland. De leden van de PVV-fractie
zijn tegen de opmerkingen en adviezen die daarop aansturen. Nederland moet te allen
tijde baas blijven over het eigen buitenlandbeleid. En zeker niet in een coalitie
stappen met Duitsland om de relatie met Turkije te verbeteren. Het risico bestaat
dat Duitsland zich teveel laat gijzelen door de grote Turkse gemeenschap in Duitsland
zelf. Ook kwam Duitsland niet direct op voor de komiek Böhmermann, die Erdogan een
hak zette. Is het kabinet het met de leden van de PVV-fractie eens dat Nederland de
relatie met Turkije niet moet vormgeven in een coalitie met Duitsland? Nu laat de
kabinetsreactie (op aanbeveling vier van de AIV) dat namelijk nog een beetje in het
midden. Deze leden ontvangen hierop graag een reactie.
14. Antwoord kabinet
Het is staand beleid dat Nederland op internationale dossiers zoveel mogelijk gezamenlijk
optrekt met gelijkgestemde landen. Het kabinet beschouwt Duitsland als één van de
belangrijkste partners aangezien zowel Nederland als Duitsland belang hechten aan
een constructieve bilaterale en EU-relatie met Turkije en ook zaken met Turkije te
bespreken hebben waarover de inzichten met dit land verschillen. De Nederlandse standpunten
in de relatie met Turkije worden echter door het Nederlandse kabinet bepaald, niet
door andere landen. Daarmee is Nederland (net als Turkije overigens) inderdaad de
baas over het eigen buitenlandbeleid.
Bilateraal gebruikt Nederland de Wittenburg-conferenties om de diplomatieke relatie
met Turkije te verbeteren, zo lezen de leden van de PVV-fractie. Kan de Minister iets
meer vertellen over het nut en de noodzaak van deze conferenties? Wat hebben deze
conferenties Nederland concreet opgeleverd? Wanneer staat de volgende conferentie
op de agenda en waar wordt deze gehouden? Kan de Kamer voorafgaand aan de volgende
conferentie over de inzet van het kabinet worden geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
15. Antwoord kabinet
De bilaterale Wittenburg conferentie is een in principe jaarlijkse consultatie waar
over politieke, sociale, economische en veiligheidsonderwerpen gesproken wordt. Deze
conferenties bieden een goede gelegenheid om met elkaar te spreken over terreinen
waarop wordt samengewerkt, maar ook over zaken waarover we van inzicht verschillen.
Doorgaans bestaat het format uit een bilateraal gesprek tussen de Ministers van Buitenlandse
Zaken en daarnaast interdepartementale (hoog)ambtelijke besprekingen over specifieke
thema’s die in overleg tussen beide landen worden bepaald. Soortgelijke conferenties
vinden ook met andere landen plaats, zoals de jaarlijkse Utrecht Conferentie met Polen
of de Van Wittel/Van Vittelli-dialoog met Italië. Het is niet gebruikelijk om de Kamer
voorafgaand aan dit soort conferenties te informeren, gezien het consultatieve karakter
van de conferenties.
De leden van de PVV-fractie constateren ondertussen helaas dat er nog steeds EU toetredingssteun
(Instrument for Pre-Accession Assistance, IPA) naar Turkije gaat. In de kabinetsbrief staat slechts een korte opsomming, maar
de leden ontvangen graag een uitputtend overzicht van de steun: waar deze op onderdelen
naartoe gaat en om wat voor bedragen het per onderdeel gaat. Wil het kabinet de leden
van de PVV-fractie deze openheid verschaffen? Zo nee, waarom niet?
16. Antwoord kabinet
De uitvoeringsbevoegdheden voor het instrument voor pre-toetredingssteun (IPA) liggen
bij de Europese Commissie. Op de website van de Europese Commissie worden alle onderdelen
van de IPA steun voor Turkije gepubliceerd5.
Verder vinden de leden van de PVV-fractie het opmerkelijk dat het kabinet met de AIV
van mening is dat de (economisch) sterke onderhandelingspositie van de EU gebruikt
kan worden om in Turkije verbeteringen te bewerkstelligen op het terrein van mensenrechten
en de rechtsstaat. Als dat zou kloppen, waarom is dat volgens het kabinet tot op heden
dan nog niet gelukt?
17. Antwoord kabinet
Het kabinet erkent dat voor- of achteruitgang op het terrein van mensenrechten en
de rechtsstaat in belangrijke mate bepaald wordt door interne factoren. Dat neemt
niet weg dat er in de EU-betrekkingen met Turkije ook over deze zaken gesproken moet
worden. De Europese Raad (ER) herhaalde in juni 2021 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1721), in lijn met zijn conclusies van maart, dat een dialoog over mensenrechten en de
rechtsstaat een integraal onderdeel van de betrekkingen tussen de EU en Turkije blijft.
Dialoog over onderwerpen van gemeenschappelijk belang, zoals economische samenwerking,
biedt de EU een kans om opnieuw rechtsstaatselementen aan de dialoog met Turkije toe
te voegen. Het kabinet zal hier op aan blijven dringen.
Hoewel Turkije zich allesbehalve als bondgenoot of betrouwbare partner gedraagt, ziet
het kabinet de gesprekken met Turkije over modernisering van de douane-unie als kans
in plaats van risico. De leden van de PVV-fractie vinden dat opmerkelijk. Ook opmerkelijk
is de discussie rond visumliberalisatie. Het al dan niet hiermee instemmen koppelt
het kabinet voor de volle honderd procent aan de bevindingen van de Europese Commissie.
Waarom? Waarom kan het kabinet hierover niet zelf een standpunt innemen? Wat is het
actuele kabinetsstandpunt nog los van alle «benchmarks» en «roadmaps» van de Europese
Commissie?
18. Antwoord kabinet
Aangezien het toekennen van visumvrijheid betrekking heeft op het hele Schengengebied
worden onderhandelingen op het gebied van visumliberalisatie door de Europese Commissie
namens de hele EU gevoerd. Op Europees niveau is afgesproken dat derde landen waarvoor
een toetredingstraject tot de EU loopt moeten voldoen aan vooraf vastgestelde benchmarks om visumvrij te kunnen worden. Het kabinet hecht er aan dat ook Turkije dit proces
doorloopt. Het kabinet houdt daarom onverminderd vast aan de eis dat Turkije aan alle
benchmarks van de Roadmap visumliberalisatie moet voldoen voordat het kabinet kan instemmen met het afschaffen
van de visumplicht voor kort verblijf van Turkse burgers. Uiteindelijk zal het kabinet
op basis van de bevindingen van de Europese Commissie beoordelen of Turkije op duurzame
wijze aan alle voorwaarden voor visumvrijstelling voldoet.
De leden van de PVV-fractie zijn verder van mening dat het kabinet niet met Nederlands
belastinggeld moet gaan smijten om de asielopvang in Turkije te financieren. Toch
zijn er wel plannen voor. In de kabinetsbrief staat stellig dat het kabinet er voorstander
van is om de opvang van vluchtelingen in Turkije verder te gaan financieren na 2023.
Blijkbaar liggen er dus al plannen voor klaar. Kunnen deze met de Kamer gedeeld worden?
Zo nee, waarom niet? Hoeveel belastinggeld is dit kabinet voornemens ervoor uit te
trekken?
19. Antwoord kabinet
Zie antwoord 3.
Met betrekking tot het veiligheidsbeleid en het Turkse NAVO-lidmaatschap geeft het
kabinet aan «ontvankelijk te zijn voor de legitieme veiligheidszorgen van Turkije».
Kan het kabinet deze passage nader toelichten? Voor welke Turkse veiligheidszorgen
is het kabinet ontvankelijk? En zijn er ook veiligheidszorgen waar het kabinet niet
ontvankelijk voor is? Zo ja, dan horen de leden van de PVV-fractie dat ook graag.
20. Antwoord kabinet
Het kabinet heeft begrip voor het feit dat Turkije te maken heeft met terreurdreigingen,
o.a. door de ook door de EU als terroristische organisatie aangemerkte PKK, en een
extra grote impact kan ervaren van regionale veiligheidsontwikkelingen. Zo leidde
de oorlog in Syrië ertoe dat bijna 4 miljoen vluchtelingen in Turkije worden opgevangen.
Het kabinet acht het van belang dat alle landen, dus ook Turkije, rekening houden
met de naleving van internationaal recht, mensenrechten en rechtsstatelijke principes
bij het adresseren van veiligheidsvraagstukken.
Tot slot hebben de leden van de PVV-fractie nog een aantal vragen over de illegale
Turkse bezetting van Noord-Cyprus. Deze leden vinden dat het kabinet iets te gemakkelijk
naar de Verenigde Naties (VN) verwijst op dit punt. Het door de VN geleide proces
ligt namelijk zo goed als stil. Dat er nog iets positiefs uit voortkomt, is voorlopig
ook niet te verwachten. Of ziet het kabinet dat anders? Waarom wordt Noord-Cyprus
eigenlijk niet gebruikt om extra druk te zetten op Erdogan en Turkije om zo op andere
dossiers zaken voor elkaar te krijgen? Kan dat worden toegelicht?
21. Antwoord kabinet
Zie antwoord 8 m.b.t. het door het VN geleide proces. Een separate inzet door Nederland
is wat het kabinet betreft niet bevorderlijk voor dat proces. Wel zal het kabinet
het Nederlandse standpunt t.a.v. de Cyprus kwestie bij Turkije onder de aandacht blijven
brengen. De exploitatie van fossiele grondstoffen in de Exclusief Economische Zone
van de Republiek Cyprus is door de EU veroordeeld en er zijn dan ook EU-sancties ingesteld
tegen Turkse onderdanen die bij deze exploitatie zijn betrokken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie danken de Adviesraad Internationale Vraagstukken voor
het advies inzake de geopolitieke rol van Turkije. Deze leden hebben kennisgenomen
van de kabinetsreactie op dit advies en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De AIV pleit voor een strategie van principieel transactionalisme, waarbij Nederland
principe-gedreven blijft handelen, terwijl de relatie met Turkije steeds meer plaatsvindt
in een transactioneel proces. Deze leden zijn benieuwd in hoeverre dit een wijziging
van beleid behelst. Is er op dit moment niet al sprake van principieel transactionalisme?
22. Antwoord kabinet
In de brede relatie met Turkije wordt reeds samengewerkt op terreinen van gemeenschappelijk
belang en wordt tegelijkertijd gesproken over zaken waarover we van inzicht verschillen.
Daarbij is de bestaande inzet van het kabinet om de Nederlandse belangen zo effectief
mogelijk te behartigen met aandacht voor de principes die Nederland belangrijk acht
(zie ook antwoord 1).
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de verslechterende mensenrechtensituatie
in Turkije en de waarborging van de rechtsstaat. De afgelopen jaren is Turkije ver
weggezakt wat betreft de mensenrechten. De vrijheid van meningsuiting is zo goed als
volledig aan banden gelegd, mensenrechtenverdedigers worden actief vervolgd en de
rechten van vrouwen en meisjes staan onder druk. De AIV adviseert in aanbeveling 6
om via doelgericht «quid pro quo» zaken te verbeteren. Een concreet onderdeel hiervan
is om de Europese Commissie te vragen met een staalkaart te komen met maatregelen
voor het economisch herstel van Turkije. De leden van de CDA-fractie constateren dat
hier in de kabinetsreactie niet expliciet op wordt ingegaan en vragen het kabinet
hier alsnog op te reageren. De AIV stelt tevens: handel inzetten als drukmiddel, ook in EU-kader, voor het verbeteren van de mensenrechtensituatie
en vrijheden kan effectief zijn in lijn met «principieel transactionalisme». De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd in hoeverre de Europese Unie op dit moment
de mogelijkheid heeft om handel in te zetten als drukmiddel voor de verbetering van
mensenrechtensituaties in andere landen, dan wel om Europese belangen te behartigen.
Deze leden zien dat hier nog een wereld te winnen valt. Daarnaast zijn de leden van
de CDA-fractie benieuwd of er binnen de Europese Unie een Turkijestrategie bestaat,
waarin duidelijk is vastgelegd waar de gemeenschappelijke belangen liggen voor de
EU en Turkije, hoe de samenwerking kan worden verbreed en verdiept, maar ook waar
onze grenzen liggen en wat de consequenties zijn wanneer Turkije deze grenzen overgaat
(bijvoorbeeld handelsbeperkingen).
23. Antwoord kabinet
De EU heeft geen Turkijestrategie en geen «staalkaart aan maatregelen voor het economisch
herstel van Turkije». De Raad heeft wel een groot aantal raadsconclusies aangenomen
waarin het beleid t.a.v. Turkije wordt vormgegeven. Deze vormen wat het kabinet betreft
op dit moment een adequaat instrumentarium. Zo zijn er tijdens de Europese Raad van
maart (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1661) en juni 2021 conclusies aangenomen over een hernieuwde dialoog tussen de EU en Turkije
op onderwerpen van wederzijds belang, zoals migratie, volksgezondheid, klimaat, terrorismebestrijding
en regionale vraagstukken6,
7. Deze Europese Raadsconclusies vormen de strategische kaders voor de brede EU Turkije
relatie en bevatten de voorwaarden om op een gefaseerde, proportionele en omkeerbare
wijze samen met Turkije op een aantal gebieden van gemeenschappelijk belang de samenwerking
te versterken. Bovendien geven bovengenoemde conclusies de mogelijkheden voor de EU
om bij unilaterale acties of provocatie van Turkije die het internationaal recht schenden,
instrumenten te gebruiken die haar ter beschikking staan, waaronder sancties, om haar
belangen en die van haar lidstaten te verdedigen.
Als één van de economische maatregelen geeft de AIV in haar advies aan dat de grootste
kansen liggen op het vlak van modernisering van de douane-unie. De relatie met Turkije
is uniek omdat er tussen de EU en Turkije sinds 1995 een douane-unie bestaat. De modernisering
daarvan kan onderdeel zijn van een mogelijk positief spoor. Het kabinet zal zich inzetten
om ervoor te zorgen dat bij mogelijke toekomstige discussies over het mandaat en onderhandelingsrichtsnoeren
voor de modernisering van de douane-unie duidelijke afspraken worden gemaakt over
de voortgang die nodig is op het terrein van de rechtsstaat in relatie tot handelsbetrekkingen
met Turkije.
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de aanstaande Turkse parlements-
en presidentsverkiezingen. Volgens een nieuw onderzoek van mensenrechtenorganisatie
Freedom House behoren de aanstaande Turkse verkiezingen op 14 mei tot de meest kwetsbare
ter wereld. Turkije scoort laag, omdat de overheid hard optreedt tegen onwelgevallige
meningen – online en offline – en kritische journalisten het zwijgen probeert op te
leggen, onder andere door een recente «wet ter bestrijding van desinformatie». Ook
zijn duizenden websites geblokkeerd, zodat het publiek veel moeilijker toegang heeft
tot onafhankelijke informatiebronnen. De Turkse regering zet bovendien trollen in,
die op social media het overheidsnarratief promoten. De leden van de CDA-fractie zijn
benieuwd in hoeverre het verloop van de verkiezingen wordt gemonitord door de internationale
gemeenschap. Kan het signaal worden afgegeven dat een frauduleuze uitslag serieuze
gevolgen zal hebben voor de relatie tussen de Europese Unie en Turkije? Tevens zijn
deze leden benieuwd hoe er in den brede in de Turkse politiek wordt aangekeken tegen
de inperkingen van vrijheden en de verbrokkeling van de rechtsstaat. Is het waarschijnlijk
dat oppositiepartijen deze maatregelen zullen terugdraaien indien zij worden gekozen?
24. Antwoord kabinet
Het kabinet volgt de ontwikkelingen m.b.t. de aankomende Turkse verkiezingen op de
voet en kan niet vooruitlopen op de uitslag daarvan. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen
dat er sprake zal zijn van een «frauduleuze uitslag». In algemene zin geldt dat het
kabinet, bilateraal en in EU-verband, de Nederlandse zorgen over de Turkse rechtsstaat
en mensenrechten regelmatig onder de aandacht brengt bij Turkse gesprekspartners.
De leden van de CDA-fractie constateren dat veel vluchtelingen de Europese Unie proberen
te bereiken via Turkije. Door de samenwerking tussen de EU en Turkije is het aantal
irreguliere binnenkomsten gedaald. Desalniettemin schuwt Turkije er niet voor om migranten
in te zetten als drukmiddel. Deze leden zijn benieuwd hoe het inmiddels staat met
de fysieke grensbewaking tussen de Europese Unie en Turkije.
25. Antwoord kabinet
Turkije is een prioritair herkomst-, opvang- en transitland voor migranten en heeft
de grootste vluchtelingenpopulatie ter wereld. Turkije grenst aan Griekenland en Bulgarije.
Beide lidstaten worden door Frontex ondersteund in grenstoezicht. Zowel Griekenland
als Bulgarije hebben op delen van hun buitengrens met Turkije reeds fysieke barrières
staan. Deze barrières worden ondersteund door surveillancesystemen. Lidstaten gaan
zelf over welke fysieke en mobiele systemen zij plaatsen op de grens. De grensbewaking
is de afgelopen jaren verstevigd en gesprekken in de EU om de fysieke grens verder
te verstevigen zijn gaande. Zoals opgenomen in de EU Raadsconclusies van februari
jl., wordt een pilot voor asielgrensprocedures aan EU buitengrenzen opgezet door de
Commissie en Bulgarije. Deze pilot omvat ook financiering om de Bulgarije-Turkije
grens te versterken. Dit geheel dient in lijn te zijn met fundamentele rechten, waar
NL ook specifieke aandacht voor vraagt in EU-verband.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het grote strategische belang van het Turkse
NAVO-lidmaatschap, maar zien tegelijkertijd dat Turkije te vaak handelt in strijd
met de grondbeginselen en de belangen van het bondgenootschap. De leden van de CDA-fractie
beschouwen de NAVO naast een veiligheidsorganisatie als een waardengemeenschap. Deze
leden hebben grote moeite met het buitenlands beleid dat Turkije de afgelopen jaren
heeft gevoerd. De bedreigingen richting EU-lidstaten Griekenland en Cyprus, de interventie
in Nagorno-Karabach, de aanschaf van Russisch materieel, de aanval op de Koerdische
strijdkrachten die IS hebben verslagen, en recent de blokkade van de Finse en Zweedse
toetreding tot de NAVO, tonen deze leden dat het Turks buitenland beleid vaak haaks
staat op onze veiligheidsbelangen. Daarnaast staat het gevoerde binnenlands beleid
op gespannen voet met de democratische waarden waar de NAVO voor staat. De leden van
de CDA-fractie vinden dat binnen het NAVO-bondgenootschap lidstaten tot de orde moeten
kunnen worden geroepen, met als ultieme consequentie dat een lidstaat tijdelijk niet
meer in aanmerking komt voor het inroepen van artikel 5. Tevens zou een lidstaat moeten
kunnen worden geschorst voor gezamenlijke oefeningen. Deze leden vragen het kabinet
hierop te reflecteren.
26. Antwoord kabinet
Het kabinet is het met de leden van het CDA eens dat het Turkse NAVO-lidmaatschap
van groot strategische belang is voor het bondgenootschap. Turkije heeft qua omvang
het op één na grootste leger van de NAVO en is geografisch strategisch gelegen met
toegang tot de Zwarte Zee. Turkije levert een grote bijdrage aan de veiligheid van
het Euro-Atlantische verdragsgebied, onder meer met zijn bijdrage aan de bescherming
van de zuidoostflank van het bondgenootschap.
De NAVO biedt bij uitstek een goed platform om samen met andere bondgenoten met Turkije
te praten over zorgen die we soms hebben over de Turkse posities en gedrag, in het
bijzonder als het gaat om onderwerpen die raken aan de veiligheidsbelangen van de
NAVO en haar bondgenoten. Het kabinet is geen voorstander van het instellen van specifieke
maatregelen tegen individuele bondgenoten. Maatregelen als het opschorten van de mogelijkheid
om beroep te doen op artikel 5 zouden de NAVO als geheel ernstig verzwakken en koren
op de molen zijn van hen die het bondgenootschap trachten te verdelen. Juist in deze
tijd is het essentieel om als bondgenoten schouder aan schouder te staan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het AIV-advies over
de geopolitieke rol van Turkije, alsmede de kabinetsreactie op dit advies. De leden
van de SP-fractie kunnen zich in grote lijnen vinden in de analyse zoals die door
de AIV is geleverd en daarmee ook de kabinetsreactie, die op grote lijnen het AIV-advies
onderstreept. Toch hebben deze leden nog een aantal kanttekeningen en vragen bij deze
stukken.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het afglijden van Turkije richting
een autoritaire staat punt van grote zorg is. Met name de behandeling van politieke
tegenstanders door president Erdogan verdient tegenspraak vanuit Europa en Nederland.
Veel belangrijke personen binnen de Koerdische politieke partij HDP (Halklarin Demokratik Partisi) zitten momenteel bijvoorbeeld in de gevangenis. De Raad van Europa heeft in dit
feit aanleiding gevonden om een niet-nalevingsprocedure te starten jegens Turkije.
Deze punten worden genoemd in het AIV-advies en de kabinetsreactie hierop. Toch krijgen
de leden van de SP-fractie de indruk dat het noemen van deze problemen meer plaatsvindt
als formaliteit dan om concrete verbetering te bewerkstellingen ten aanzien van de
mensenrechten en democratie in Turkije. Buiten het benoemen van deze situaties worden
er namelijk geen maatregelen besproken ten aanzien van de betrekkingen met Turkije.
De kandidaat-lid status van Turkije mag bijvoorbeeld alleen in een worst-case scenario ter discussie worden gesteld. Wat is volgens de Minister een worst-case scenario in deze context?
27. Antwoord kabinet
De geldende uitbreidingsmethodologie stelt vast dat bij serieuze en volhardende terugval
op het terrein van de rechtsstaat en democratie de Commissie kan voorstellen de toetredingsonderhandelingen
op te schorten, op eigen initiatief of op initiatief van een lidstaat. In het geval
van Turkije hebben de zorgen over de gestage verslechtering in het functioneren van
de rechtsstaat en de mensenrechtensituatie ertoe geleid dat de toetredingsonderhandelingen
effectief tot stilstand zijn gekomen. Evenwel herhaalde de ER in juni 2021 dat een
dialoog over mensenrechten en de rechtsstaat een integraal onderdeel van de betrekkingen
tussen de EU en Turkije blijft. De zorgen daarover worden ook zowel bilateraal als
in EU verband regelmatig overgebracht richting de Turkse autoriteiten.
Het kabinet acht het niet verstandig om vooruit te lopen op een toekomstige «worst-case
scenario», maar blijft de situatie in Turkije volgen, o.a. op basis van scenario’s.
Het zal op basis van bestaande mogelijkheden zoals voorhanden in de uitbreidingsmethodologie
zo nodig pleiten voor het bijstellen van deze EU-inzet.
De toegeeflijke houding jegens Turkije die het kabinet inneemt in haar reactie op
het AIV-advies, wordt ingegeven door de afhankelijkheid die Europa en Nederland van
Turkije hebben in diplomatiek en militair-strategisch opzicht. Turkije lijkt zich
echter, zo lezen de leden van de SP-fractie ook in het advies, zeer onafhankelijk
van Europa op te stellen als het haar uitkomt. In welke mate beoordeelt de Minister
Turkije als een betrouwbare partner?
28. Antwoord kabinet
Turkije is een belangrijke partner en NAVO-bondgenoot, o.a. vanwege de bijdrage die
het levert aan missies. Zoals vermeld in de kabinetsreactie waardeert het kabinet
ook de unieke rol die Turkije op zich neemt in de bemiddeling tussen Oekraïne en Rusland
en bij het samen met de VN opzetten van de graandeal tussen beide landen die bijdraagt
aan het voorkomen van een wereldwijde voedselcrisis. Tegelijkertijd merkt de AIV terecht
op dat het Turkse veiligheids- en defensiebeleid in belangrijke mate wordt bepaald
door interne factoren, waarop Nederland geen invloed heeft.
De leden van de SP-fractie krijgen uit de aangeleverde stukken de indruk dat het Nederlandse
oordeel over de situatie in Turkije voor een te groot deel wordt ingegeven door de
strategische afhankelijkheid van Turkije, waardoor de Nederlandse reactie zich beperkt
tot veroordelingen. Is het kabinet bereid tot meer dan slechts veroordelingen? In
de reactie staat bijvoorbeeld ook geschreven dat ten aanzien van deze veroordelingen
«effectiviteit» een belangrijk uitgangspunt is. Wat wordt precies verstaan onder «effectiviteit»?
Ook het feit dat Turkije in de positie is om uitlevering van door hen bestempelde
«terrorismeverdachten» te eisen in ruil voor het NAVO-lidmaatschap van Zweden toont
de grote strategische afhankelijkheid en is wat de leden van de SP-fractie betreft
een reden tot zorg.
Deze leden roepen het kabinet op om het bevorderen van mensenrechten en democratie
zwaarder mee te wegen in haar houding en reactie richting Turkije.
29. Antwoord kabinet
Zie antwoord 6.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de kabinetsbrief en bijgevoegde
documenten van de Minister betreffende de kabinetsreactie op het AIV-advies over de
geopolitieke rol van Turkije. Zij heeft hierover nog een aantal vragen.
Een van de adviezen die de Adviesraad Internationale Vraagstukken geeft is om Turkije
een geostrategische rol te laten spelen bij het indammen van de Russische agressie,
het vergoten van veiligheid in Europa en de conflictdreiging in het Midden-Oosten
en Afghanistan. In hoeverre is Nederland bereid hierin mee te gaan? En in hoeverre
is Nederland bereid om hier ook een leidende rol in te pakken?
30. Antwoord kabinet
Deze onderwerpen zijn regelmatig onderwerp van gesprek met NAVO bondgenoot Turkije,
maar ook met EU-lidstaten. Het kabinet erkent de geostrategische rol die Turkije reeds
speelt en wijst Turkije ook regelmatig op de verantwoordelijkheden die dat meebrengt
voor het bevorderen van stabiliteit en de internationale rechtsorde.
Het lid van de BBB-fractie constateert dat in de kabinetsreactie enerzijds wordt geschreven
dat Turkije een zeer belangrijke NAVO-bondgenoot is, dat Turkije zeer belangrijk is
voor de bemiddelingen tussen Oekraïne en Rusland en dat Turkije zeer belangrijk is
voor de internationale veiligheid. Anderzijds ziet het lid van de BBB-fractie vaak
oplopende spanningen tussen Nederland en Turkije. Is het kabinet voornemens, omwille
van het belang van Turkije, de banden aan te halen en zeker niet te laten verslechteren?
Hoe wil het kabinet dit doen?
31. Antwoord kabinet
Zie antwoord 1.
Zoals in de eerste alinea van de kabinetsreactie genoemd wordt, speelt Turkije een
belangrijke internationale rol op het gebied van veiligheid. Dit vraagt Nederland
ook expliciet van de Turken. Daarnaast leest het lid van de BBB-fractie in de kabinetsreactie
dat de EU een sterke economische onderhandelingspositie moet innemen tegen Turkije
voor het verbeteren van de rechtsstaat en de mensenrechten aldaar. Daarnaast vraagt
de Europese Unie ook van Turkije om vluchtelingen uit het Midden-Oosten op te nemen.
Op dit moment neemt Turkije al 3,5 miljoen Syrische vluchtelingen op. De EU geeft
Turkije hier ook geld voor. De EU vraagt dus veel van Turkije en zet daarbij ook veel
druk op de Turken. Denkt de Minister niet dat als de Europese Unie een iets gematigdere
houding aanneemt tegenover de Turken, de verhoudingen dan beter worden en dat de Turken
dan eerder bereid zullen zijn mee te bewegen?
32. Antwoord kabinet
Het kabinet hecht belang aan een constructieve relatie tussen de EU en Turkije. Het
kabinet verwelkomt dan ook de high-level dialogen die de afgelopen periode plaats
hebben gevonden tussen de Europese Commissie en Turkije, o.a. op het terrein van klimaat,
migratie, innovatie en economische ontwikkeling. Deze dienen wat Nederland betreft
de komende jaren voortgezet te worden, in lijn met de Europese Raad conclusies waarin
de EU aangeeft open te staan voor een gefaseerde, proportionele en omkeerbare positieve
agenda op dossiers met gedeelde belangen. De verhoudingen tussen de EU en Turkije
zijn de afgelopen jaren dan ook over het algemeen positiever te noemen.
Tegelijkertijd heeft de Europese Raad eerder ook aangegeven dat in geval van provocaties
of unilaterale acties in strijd met het internationaal recht in het oostelijke Middellandse
Zeegebied alle instrumenten en opties op tafel zullen liggen om de belangen van de
EU en haar lidstaten te verdedigen en regionale stabiliteit te waarborgen.
Al met al worden er 10 aanbevelingen gedaan door de Adviesraad Internationale Vraagstukken.
Het lid van de BBB-fractie vraagt hoeveel van deze aanbevelingen het kabinet voornemens
is over te nemen. Hoe interpreteert het kabinet deze aanbevelingen?
33. Antwoord kabinet
Zie de kabinetsreactie op het AIV advies waarin op de tien aanbevelingen nader wordt
ingegaan.
Het lid van de BBB-fractie leest in de kabinetsbrief dat er heel kort wordt ingegaan
op de weerstand van Turkije tegen de toetreding van Zweden en Finland tot de NAVO.
Finland treedt toe, Zweden echter nog niet. Kan de Minister iets meer informatie verschaffen
over de actuele stand van zaken?
34. Antwoord kabinet
Het kabinet verwelkomt de toetreding van Finland tot de NAVO. Tijdens de NAVO ministeriele
bijeenkomst op 4 en 5 april (Kamerstuk 28 676, nr. 431) nam Finland voor het eerst deel als volwaardig lid van het Bondgenootschap.
Wat betreft de toetreding van Zweden tot het Bondgenootschap hebben op dit moment
29 van de 31 bondgenoten hun nationale procedures afgerond. Turkije is naast Hongarije
een van de twee laatste bondgenoten die de lidmaatschapsaanvraag van Zweden nog niet
heeft goedgekeurd. Turkije heeft bezwaren geuit tegen de positie van Zweden met betrekking
tot enkele voor Turkije gevoelige veiligheidsvraagstukken. Zweden en Turkije zijn
daarover in gesprek.
Het kabinet verwelkomt deze gesprekken en acht het van belang dat bilaterale kwesties
niet in het bondgenootschap worden getrokken, zoals de bondgenoten ook hebben afgesproken
in het moderniseringsproces van de NAVO in het kader van NAVO2030. Voor het kabinet
staat voorop dat toetreding van Zweden een duidelijke versterking vormt voor de NAVO.
Nederland pleit dan ook voor een spoedige ratificatie. Tijdens de NAVO ministeriële
bijeenkomst op 4 en 5 april werd door Secretaris-Generaal Stoltenberg de verwachting
uitgesproken dat Zweden als volwaardig lid kan deelnemen aan de Top in Vilnius op
11-12 juli. Het kabinet hoopt en verwacht dat Zweden op de Top in Vilnius als volwaardig
lid zal deelnemen.
II Volledige agenda
– Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake de kabinetsreactie op het AIV-advies
over de geopolitieke rol van Turkije (Kamerstuk 36 200 V, nr. 79)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier