Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 975 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 december 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 6 december 2021 voorgelegd aan de ministers van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Bij brief van 10 december
2021 zijn ze door de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis-
en Voortgezet Onderwijs en Media beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
1
Op welke manier is er uitvoering gegeven aan motie van het lid Westerveld1 in deze najaarsnota?
Bij de begrotingsbehandeling is de motie Westerveld aangenomen. In deze motie wordt
verzocht om van de middelen die aan het einde van 2021 overblijven op de begroting
van OCW, € 3 miljoen vrij te maken om de uitvoering van de verbeteraanpak passend
onderwijs te versnellen. In de najaarsnota van 2021 is nog geen uitvoering gegeven
aan deze motie, omdat de dekking voor de motie in de eindejaarsmarge gevonden dient
te worden. Bij de integrale afweging bij Voorjaarsnota wordt in principe de eindejaarsmarge
aan de OCW-begroting toegevoegd en kan de uitvoering van deze motie worden betrokken.
Het is ieder voorjaar een kabinetsbesluit om eindejaarsmarge aan de departementale
begrotingen toe te voegen.
2
Hoeveel geld is er in 2021 overgebleven op de najaarsnota?
In de 2e Suppletoire Begroting is in totaal € 92,7 miljoen onderuitputting van de begroting
afgeboekt, waarvan € 49,6 miljoen aan overlopende verplichtingen. Dit is exclusief
onderuitputting op de middelen die vanwege Covid-19 aan de OCW-begroting zijn toegevoegd.
Hierover wordt u in de veegbrief geïnformeerd. Daarnaast is het mogelijk dat na Najaarsnota
nog aanvullende onderuitputting plaats vindt. Hierover wordt u in de Slotwet geïnformeerd,
indien van toepassing.
3
Hoeveel geld dat is overgebleven op de najaarsnota is niet langer bestemd voor specifieke
doeleinden?
In de huidige raming bij de najaarsnota blijft naar schatting € 43,0 miljoen budget
over dat niet bestemd is voor specifieke doeleinden. De uiteindelijke onderuitputting
bij Slotwet wordt in principe als eindejaarsmarge bij Voorjaarsnota weer aan de OCW-begroting
toegevoegd en betrokken bij de integrale afweging in het voorjaar. Het is ieder voorjaar
een kabinetsbesluit om eindejaarsmarge aan de departementale begrotingen toe te voegen.
4
Waarom valt de bekostiging van het voortgezet onderwijs 9,8 miljoen euro lager uit?
De voorlopige realisatie van de reguliere bekostiging van het voortgezet onderwijs
komt iets lager uit dan het budget dat voor de reguliere bekostiging beschikbaar is.
Dit is nog een effect van de doorrekening van de leerlingenraming 2021, de gemiddelde
prijs per leerling die is gebruikt komt in de realisatie iets lager uit. Deze meevaller
was bij Voorjaarsnota nog niet bekend.
5
Waarom is er een meevaller in de schoolleidersbeurs? Komt dit doordat er te weinig
aanvragen zijn geweest? Is dit een teken dat de schoolleidersbeurs aan bekendheid
te winnen heeft?
Er is sprake van een meevaller in de schoolleidersbeurs doordat er minder aanvragen
zijn ontvangen dan geprognotiseerd. 2021 is het laatste jaar van de regeling en van
belang is te vermelden dat ook in de jaren 2019 en 2020 er minder aanvragen zijn gedaan.
Er is geen teken dat de schoolleidersbeurs aan bekendheid verloren heeft, er wordt
jaarlijks over gecommuniceerd door het ministerie en de Algemene Vereniging Schoolleiders.
Zoals in de miljoenennota is aangekondigd, verkent OCW samen met het veld hoe professionele
ruimte beter verankerd kan worden, inclusief wat dat betekent voor de professionalisering
van schoolleiders.
6
Hoe verklaart u de meevaller van 3 miljoen euro op de regeling vraagfinanciering?
In het voorjaar van 2019 is besloten de instroom in het experiment niet te verlengen
omdat de zeggingskracht van het experiment beperkt is en verlenging van de instroom
geen wezenlijke meerwaarde zou opleveren voor de zeggingskracht van het experiment.
Bovendien was de inschatting dat het beschikbare budget volledig nodig is voor de
financiering van de vouchers en diplomabonussen voor mensen die tot en met augustus
2019 zijn ingestroomd in het experiment vraagfinanciering.
Het budget voor de gehele looptijd van het experiment vraagfinanciering (2016 tot
en met 2024) bestaat uit de middelen die bij bekostigde hogescholen in mindering worden gebracht op de lumpsum financiering, omdat zij voor studenten
in het experiment vraagfinanciering geen reguliere bekostiging ontvangen, aangevuld
met een additioneel subsidiebudget van € 32 miljoen. Uit de tussenevaluatie van het
experiment (maart 2019) bleek al dat het experiment bij bekostigde instellingen een
averechts effect heeft op de deelname. Daarnaast heeft het besluit de instroom in
het experiment niet te verlengen er logischerwijs voor gezorgd dat er geen nieuwe instroom bij bekostigde instellingen heeft plaatsgevonden.
Een en ander had tot gevolg dat er in er 2021 € 3 miljoen minder aan vouchers vraagfinanciering
en diplomabonussen is aangevraagd en uitgegeven dan tevoren geraamd.
7
Op grond van welke overwegingen wordt 4,1 miljoen euro onderuitputting uit het NPO2 voor inhaal- en ondersteuningsprogramma’s nu aangewend voor een tegenvaller op de
examenregelingen? Wat veroorzaakte die tegenvaller en wat is er met dat geld gebeurd?
De tegenvaller op de examenregeling wordt veroorzaakt doordat meer leerlingen en studenten
in aanmerking komen voor deze regeling dan eerder was geraamd. Voor deze tegenvaller
is € 4,1 miljoen uit generale middelen aan de OCW-begroting toegevoegd. Met deze middelen
zijn alle leerlingen en studenten die in aanmerking komen voor de regeling eindexamens
2021 bekostigd. De onderuitputting uit het NPO voor inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
is, conform rijksbrede behandeling onderuitputting op coronamiddelen, teruggevloeid
naar de staatskas. De onderuitputting uit het NPO voor inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
is dus niet ingezet als dekking voor de tegenvaller op de examenregeling.
8
Wat is het expliciete doel van de substantiële kasschuif van 1.050 miljoen euro op
de OV-reisvoorziening die mede op verzoek van de OV-bedrijven is gebeurd?
De vraag van de OV-bedrijven voor een kasschuif (van januari 2022 naar december 2021)
komt voort uit de financiële situatie door de coronapandemie. Een kasschuif was voor
de OV-bedrijven zeer gewenst en zorgt tevens voor een bijdrage aan de stabiliteit
van het OV-systeem. Vanwege de optimalisatie van het kasritme van het Rijk is de kasschuif
ook voor het Rijk wenselijk.
9
Komt door de kasschuif op de OV-reisvoorziening van 1.050 miljoen euro de bekostiging
van het studentenreisproduct voor de jaren 2022 en 2023 onder druk te staan?
De kasschuif zorgt er enkel voor dat de betaling van de voorlopige vergoeding aan
de OV-bedrijven voor een groot gedeelte plaatsvindt in december 2021, in plaats van
januari 2022. Dit heeft geen enkel gevolg voor de bekostiging van het studentenreisproduct.
10
Is het uw idee dat het ministerie op de OV-reisvoorziening een soortgelijke kasschuif
uit gaat voeren voor het jaar 2023? Waarom is hier geen ruimte voor vrijgemaakt in
de begroting?
Elk jaar wordt, indien nodig, de afweging gemaakt of een kasschuif mogelijk en wenselijk
is vanuit het oogpunt van de optimalisatie van het kasritme van het Rijk. Voor het
jaar 2023 is de noodzaak voor een kasschuif nog onbekend.
11
Waarom is er een tegenvaller van 4,1 miljoen euro op de examenregelingen?
De tegenvaller op de examenregeling wordt veroorzaakt doordat meer leerlingen en studenten
in aanmerking komen voor deze regeling dan eerder was geraamd.
12
Als het conform de begrotingsregels is dat tegenvallers veroorzaakt door dalende rentelasten
ten laste komen van het generale beeld, waarom gebeurt dat dan niet met de berekende
tegenvallers voor de jaren hierna?
De najaarsnota geeft de laatste stand van zaken van de uitgaven en inkomsten voor
het lopende begrotingsjaar. Het is niet bekend of er in de komende jaren een mee-
of tegenvaller is op de rente-ontvangsten. Dit wordt volgend voorjaar meerjarig geraamd.
Conform begrotingsregels worden mee- of tegenvallers op de renteontvangsten generaal
behandeld.
13
Bij hoeveel scholen is er sprake van onterechte declaraties van wachtgeldkosten? Hoe
hoog zijn deze onterechte declaraties geweest?
We spreken in het primair onderwijs niet van onterechte declaraties. Het gaat namelijk
om uitkeringen die rechtmatig zijn toegekend door UWV en de bovenwettelijke uitvoerder
aan individuele werknemers die een beroep doen op een (aanvullende) WW-uitkering in
het primair onderwijs. Namens de schoolbesturen zijn deze voorgefinancierd door het
Participatiefonds. Achteraf is op basis van het fondsreglement in sommige gevallen
door het Participatiefonds vastgesteld dat deze kosten niet ten laste van het fonds
komen, maar ten laste van het betreffende schoolbestuur. Het bedrag van € 8,1 miljoen
dat is ingehouden betreft 424 schoolbesturen.
14
Wat gebeurt er met de 4,8 miljoen euro onderuitputting uit het NPO voor coronabanen
in het hoger onderwijs, nu het bedrag wordt gereduceerd tot ongeveer 15 miljoen euro?
Over de uitputting van het Nationaal Programma Onderwijs wordt u binnenkort in de
veegbrief op hoofdlijnen geïnformeerd, in de Slotwet wordt u geïnformeerd over de
definitieve realisatie in 2021. Het kabinet heeft met de Tweede Kamer afgesproken
dat niet besteedde middelen voor coronamaatregelen niet aan andere (reguliere) doelen
zullen worden uitgegeven, maar weer ten gunste van de staatskas komen.
15
Welke mogelijke bestedingen heeft u overwogen toen duidelijk werd dat de loonbijstelling
2021 per abuis 2022 geheel als verplichting op 2021 was geboekt en dit werd gecorrigeerd
door het verlagen van de verplichtingenstand in 2021 met 59,0 miljoen euro? Op grond
van welke overwegingen heeft u hierover een besluit genomen?
Dit is een aanpassing van technische aard om het verplichtingenbudget in het juiste
realisatieritme te krijgen. Het heeft geen gevolgen voor het uitgavenbudget en is
dus niet in te zetten voor bestedingen.
De bekostiging in het primair onderwijs wordt op schooljaarbasis verstrekt en verplicht,
terwijl de (OCW-)begroting op kalenderjaar plaatsvindt. Dit komt erop neer dat de
bekostiging voor schooljaar 2021/2022 in kalenderjaar 2021 wordt verplicht. Deze verplichting
betreft dus deels uitgaven 2021 (die voor de laatste 5 maanden van het jaar), maar
ook deels uitgaven 2022 (die voor de eerste 7 maanden van 2022). In het jaar 2021
is per abuis het verplichtingenbudget voor de volledige loonbijstelling over 2022
ontvangen, terwijl slechts 7/12e deel benodigd was (voor schooljaar 2021/2022). Hierdoor
is een verschil ontstaan met de verplichtingenstand in de begrotingsadministratie.
Om dit verschil op te heffen, is voor 2021 het verplichtingenbudget met € 59 miljoen
verlaagd en wordt het in 2022 met hetzelfde bedrag verhoogd.
16
Wat is de reden dat het verplichtingenbudget voor het uitkeren van bekostiging voor
de arbeidsmarkttoelage is verschoven met 105,2 miljoen euro van 2021 naar 2022? Hoe
verklaart u dat dit verplichtingenbudget niet nodig bleek in 2021?
Dit is een aanpassing van technische aard, om het verplichtingenbudget in het juiste
realisatieritme te krijgen. De looptijd van de arbeidsmarkttoelage is twee schooljaren.
De geselecteerde vestigingen staan gedurende deze looptijd vast. Eerder was de verwachting
dat schoolbesturen in 2021 meteen voor twee schooljaren een beschikking zouden ontvangen.
Omwille van technische redenen is er echter voor gekozen om per schooljaar een beschikking
te versturen. Hierdoor is er niet alleen in 2021 (voor schooljaar 2021/2022), maar
ook in 2022 (voor schooljaar 2022/2023) verplichtingenbudget benodigd. Dit is met
de 2e suppletoire begroting gecorrigeerd.
17
Hoe verklaart u dat bij Edudelta de leerling- en studentenaantallen zózeer terugliepen
dat er moest worden overgegaan tot liquidatie? In hoeverre heeft destijds de nieuwbouw
op één adres in Middelharnis die werd gepland voor het schooljaar 2019 een rol gespeeld
bij de ondergang van deze scholengemeenschap?
De liquidatie was het gevolg van het niet tijdig aanpassen van de personeelsformatie
aan de teruglopende leerlingen- en studentenaantallen die verband hielden met de bevolkingskrimp
in de regio van Edudelta. Hierdoor kwam de continuïteit van onderwijs bij Edudelta
in het geding. Dit zorgde ervoor dat Edudelta per 1 augustus 2018 is gestopt met het
verzorgen van onderwijsactiviteiten. Vanaf die datum konden leerlingen en studenten
van Edudelta op een nieuwe plek onderwijs volgen in dezelfde regio. Met deze overgang
is er een toekomstbestendige oplossing gevonden waarbij het aanbod van (groen) onderwijs
in Zeeland en Zuid-Holland geborgd is gebleven. Edudelta betrof een instelling waar
vo- en mbo-onderwijs werd gegeven waarbij de verantwoordelijkheid van de huisvesting
vooral bij de gemeente lag omdat er bij Edudelta meer vo-leerlingen stonden ingeschreven
ten opzichte van mbo-studenten. Het niet tijdig aanpassen van de personeelsformatie
aan de teruglopende leerlingen- en studentenaantallen heeft een grotere rol gespeeld
in de liquidatie van Edudelta dan de huisvesting.
18
Wat gebeurt er met de 3 miljoen euro van het budget van de lerarenbeurs, die door
het amendement van het lid Nijboer3 is gerealiseerd, maar waar al met zekerheid te zeggen is dat dit budget dit jaar
niet nodig is?
Conform begrotingsregels kunnen meevallers gebruikt worden ter dekking van tegenvallers.
Meevallers mogen echter niet gebruikt worden ter dekking van intensiveringen. Op de
OCW-begroting zijn meer meevallers dan tegenvallers bij Najaarsnota. Als zich een
per saldo meevaller voordoet op de OCW-begroting wordt deze in principe via de eindejaarsmarge
bij Voorjaarsnota toegevoegd aan de begroting voor 2022. Het kabinet besluit bij Voorjaarsnota
over het toevoegen van de eindejaarsmarges uit 2021 aan de departementale begrotingen
voor 2022. De eindejaarsmarge wordt meegenomen in de integrale afweging in het voorjaar
van alle mee- en tegenvallers en budgettaire besluiten met betrekking tot de OCW-begroting.
19
Wat zijn mogelijke verklaringen voor de verlaagde realisatie op de rentedragende lening
van 225 miljoen euro? Lenen studenten minder geld dan in het vorige begrotingsjaar
en zo ja, wat zijn hiervoor mogelijke verklaringen?
De werkelijke realisatie kan nog niet gegeven worden, een mogelijke verklaring voor
de verlaagde bijstelling op de rentedragende lening kan zijn dat studenten gemiddeld
minder lenen en/of het percentage studenten dat gebruik maakt van een lening is gedaald.
De gevolgen van de coronacrisis kunnen daar een rol in spelen. Een andere verklaring
kan zijn dat het aantal studenten in 2021 lager is dan geraamd. Daarnaast worden er
mogelijk minder prestatiebeurzen naar lening omgezet dan geraamd.
20
Wat zijn mogelijke verklaringen voor de verlaagde realisatie op het collegegeldkrediet
van 40 miljoen euro? Maken minder studenten aanspraak op collegegeldkrediet dan in
het vorige begrotingsjaar?
De werkelijke realisatie kan nog niet gegeven worden, een mogelijke verklaring voor
de verlaagde bijstelling op het collegegeldkrediet is dat studenten gemiddeld minder
lenen en/of het percentage studenten dat gebruik maakt van het collegegeldkrediet
is gedaald. De gevolgen van de coronacrisis kunnen daar een rol in spelen. Het aantal
studenten dat recht heeft op collegegeldkrediet is niet lager dan in begrotingsjaar
2020.
21
Hoe kan het dat er minder aanvragen zijn vanuit gemeenten voor een bijdrage aan de
programma's Veilige steden en Regenboogsteden? Zijn de steden daadwerkelijk zo veilig
dat ze het geld niet nodig hebben of zijn steden onvoldoende bekend met dit programma?
Gemeenten zijn vrij om een aanvraag voor een bijdrage te doen. Bij de start van de
programma’s is een inschatting gemaakt van het aantal deelnemende steden en gemeenten.
Deze inschatting was hoger dan het aantal daadwerkelijk deelnemende gemeenten en steden.
Niet elke uitgenodigde gemeente wil meedoen aan het programma. Dit is een politieke
afweging op lokaal niveau.
De programma’s Veilige Steden en Regenboogsteden lopen tot en met 2022. Voor beide
programma’s kunnen gemeenten en steden ook in 2022 nog een verzoek voor een bijdrage
doen. In 2022 zal worden gestart met de evaluatie van de programma’s. Een volgend
kabinet kan deze uitkomsten meenemen bij een mogelijke voortzetting van de programma’s voor de periode
na 2022.
22
Hoeveel van de externe inhuur van in 2021 (begroting, 1e suppletoire en 2e suppletoire)
betreft specifiek de ICT-problematiek van DUO4, uitgedrukt in fte?
Van de totale inhuur externen van 483 fte in de maand november betreft 263 fte inzet
van externen automatisering en 16 fte inzet van gedetacheerden Rijks ICT Gilde. Overigens
heeft DUO, gelet op de krapte op de ICT-arbeidsmarkt, net als andere werkgevers problemen
met het werven van automatiseringspersoneel.
23
Hoeveel fte werken er in totaal bij DUO?
In de maand november 2021 werkten er 3.113 fte bij DUO, waarvan 2.630 fte internen,
263 fte externen automatisering, 23 fte externen overig, 153 fte uitzendkrachten en
44 fte gedetacheerden (nagenoeg alleen vanuit de rijksoverheid).
24
Van wanneer dateert de laatste evaluatie door Bureau ICT Toetsing van de ICT-migratie
naar DUO?
De laatste BIT-toets op het «programma ICT-werkplekdienstverlening OCW» is van 25 juni
2018.5
In 2019 heeft de CIO-office OCW een zogenaamd CIO-oordeel uitgebracht, een Rijksbreed
afgesproken project- en programma-toets. Op dit moment wordt door diezelfde CIO-office
gewerkt aan het CIO-oordeel 2021/2022.
Alle BIT-adviezen inclusief reactie zijn openbaar en te vinden op de website van het
Adviescollege.6 Het meest recente BIT-advies m.b.t. OCW is van 27 september 2021.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.