Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 757 Wijziging van de Drinkwaterwet (wijziging van het tijdvak van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet en van het aandeel eigen vermogen voor drinkwaterbedrijven en verduidelijking van de regels voor signaleringsparameters)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 16 juni 2021
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
1
Algemeen deel
2
Inhoud van het voorstel
4
–
Wijziging van de looptijd van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet («weighted
average cost of capital, WACC») en het maximaal toegestane aandeel eigen vermogen
in het totale vermogen van twee naar drie jaar en verduidelijking termijn compensatie
van te veel betaald tarief
5
–
Verdere wijzigingen van de WACC-methodiek ter uitvoering van de motie Dik-Faber
6
–
In voorbereiding zijnde wijzigingen WACC-methodiek in het Drinkwaterbesluit en de
Drinkwaterregeling (korte termijn)
9
–
Verduidelijking van de regels voor signaleringsparameters voor drinkwater en oppervlaktewater
gebruikt voor de bereiding van drinkwater
11
Voorbereiding
12
Inwerkingtreding
14
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van
de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de wijziging
van de Drinkwaterwet. Deze leden kijken positief aan tegen de strekking van het wetsvoorstel,
maar willen de regering hierover nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
en willen de regering nog enkele kritische vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
tot wijziging van de Drinkwaterwet.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wijziging van
de Drinkwaterwet. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden hebben nog enkele vragen.
De regering heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de
leden van de fracties van de VVD, D66, PVV, CDA, SP, GroenLinks, en ChristenUnie.
Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van het
verslag aangehouden.
Algemeen deel
De leden van de D66-fractie stellen het in zijn algemeenheid op prijs dat de verkenning
is gestart naar het groeiende probleem waar drinkwaterbedrijven voor staan, namelijk
dat hun financierbaarheid in de problemen is gekomen door een dalende gewogen gemiddelde
vermogenskostenvoet (hierna: WACC) enerzijds, en de toenemende vermogenseisen van
banken en groeiende investeringsbehoefte anderzijds. Deze leden vinden het van groot
belang dat drinkwaterbedrijven hun wettelijke taken goed kunnen blijven uitvoeren
in het licht van de grote opgaven waar we als samenleving en zij als bedrijven voor
staan. Zij waarderen het daarom dat de regering zich buigt over dit probleem. Uiteraard
staan deze leden ook positief tegenover de verbetering van de systematiek rondom de
signaleringsparameters.
De leden van de D66-fractie merken in de beoordeling van deze wetswijziging op, dat
de wijziging van de Drinkwaterwet op het gebied van de WACC slechts een van de onderdelen
is in een bredere hervorming van het WACC-systeem door een set aan maatregelen die
wordt genomen naar aanleiding van het onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) en gesprekken met de sector. Deze leden zijn daarom benieuwd naar de verdere
acties die de regering heeft aangekondigd. Deze leden lazen bijvoorbeeld dat er nog
op een aantal punten nader onderzoek moet worden gedaan alvorens passende beleids-
of wetgevingskeuzes kunnen worden gemaakt. Deze leden begrepen onder andere dat de
vierde voorgestelde aanpassing, om overschrijdingen van de WACC-norm op basis van
driejaarlijks gemiddelde te toetsen in plaats van op jaarbasis, nader onderzoek vergt,
zodat de kans op verrekeningen in de tarieven in latere jaren gereduceerd kan worden.
Op welke termijn verwacht de regering dit onderzoek te hebben afgerond?
Antwoord:
Het onderzoek naar het voorstel om de WACC-norm op basis van driejaarlijks gemiddelde
te toetsen zal naar verwachting eind dit jaar worden afgerond. De stakeholders zullen
bij het onderzoek worden betrokken.
De leden van de D66-fractie lezen ook dat er nog onderzoek gedaan wordt naar de wenselijkheid
van vereisten ten aanzien van de financiële positie van drinkwaterbedrijven, waarin
de rol van de publieke aandeelhouders in het decentrale toezichtmodel wordt meegenomen.
Kan de regering ook aangeven wanneer zij verwacht dit onderzoek afgerond te hebben
en hoe de Kamer bij eventuele vervolgstappen zal worden betrokken?
Antwoord:
Het onderzoeksvoorstel naar de wenselijkheid van vereisten ten aanzien van de financiële
positie wordt momenteel opgesteld. Uw Kamer zal hierover dit najaar worden geïnformeerd.
De leden van de D66-fractie vragen tenslotte wanneer de regering de Kamer over alle
structurele en lange termijn oplossingen voor de financieringsproblematiek van de
drinkwaterbedrijven informeert als een totaalpakket van maatregelen.
Antwoord:
De Kamer zal worden geïnformeerd over de voortgang van de structurele en lange termijn
oplossingen voor de financieringsproblematiek van de drinkwaterbedrijven via de Kamerbrief
voorafgaande aan het Wetgevingsoverleg dit najaar. De planning van de onderzoeken
wordt momenteel uitgewerkt, ik kan daarom nog niet met zekerheid aangeven wanneer
de onderzoeken zijn afgerond.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de regering wat zij eraan gaat doen om drinkwater
betaalbaar te houden.
Antwoord:
De tarieven van drinkwater dienen kostendekkend te zijn (artikel 11 van de Drinkwaterwet).
Als de kosten toenemen mogen de drinkwaterbedrijven hun tarieven verhogen. Drinkwater
moet niet onnodig duurder worden. De Tweede Kamer heeft bij amendement Koppejan Boelhouwer
(30 895, nr. 45) de WACC in de wet opgenomen als middel om de winst te begrenzen. De WACC biedt een
redelijk rendement op geïnvesteerd vermogen.
De leden van de PVV-fractie willen van de regering weten of deze WACC-methodiek nog
voldoende handvatten geeft om stijgende tarieven voor drinkwater te beperken dan wel
te voorkomen.
Antwoord:
Het doel van de WACC is enerzijds voor afnemers een kostendekkende tariefstelling
te waarborgen en anderzijds drinkwaterbedrijven een redelijke winst te bieden. Als
de kosten toenemen mogen de drinkwaterbedrijven hun tarieven verhogen. Het is niet
wenselijk om tarieven lager dan de kosten vast te stellen, dan kan er geen redelijk
rendement op geïnvesteerd vermogen worden behaald.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de regering of zij met deze WACC-methodiek
nog voldoende invloed heeft op het monopolie van drinkwaterbedrijven.
Antwoord:
De ILT concludeert dat de WACC tot nu toe voldeed en met een aantal aanpassingen toekomstbestendig
is. Zoals in mijn beleidsreactie op het ILT rapport staat neem ik de aanbevelingen
van de ILT over voor zover daar reeds overeenstemming over is. De aanbevelingen waar
de stakeholders over van mening verschillen ga ik nader onderzoeken. Zo ga ik bekijken
of het opstellen van vereisten voor de financiële gezondheid van een drinkwaterbedrijf
kan borgen dat een drinkwaterbedrijf niet te grote financiële risico’s loopt en zodoende
altijd haar wettelijke taken kan uitvoeren. In dit onderzoek wordt de rol van de publieke
aandeelhouders in het decentrale toezichtmodel meegenomen.
Inhoud van het voorstel
De leden van de GroenLinks-fractie steunen de voorgenomen wijziging. De noodzaak voor
stabiele en meer voorspelbare inkomsten is wat deze leden betreft duidelijk en het
middel, wijziging van de WACC-regels, is redelijk en naar deze leden hopen voldoende
effectief.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de hoeveelheid/beschikbaarheid
en kwaliteit/veiligheid van ons drinkwater. Nederland hoort op dit moment bij de wereldtop,
maar de toekomst zit vol kostbare uitdagingen. Droogteperiodes door klimaatverandering,
opkomende stoffen en een verouderende infrastructuur maken flinke investeringen in
de toekomst noodzakelijk. We kunnen en willen geen compromissen moeten sluiten over
de kwaliteit en beschikbaarheid van ons drinkwater. Dat zal gevolgen moeten hebben
die veel verder gaan dan de tarieven voor drinkwaterbedrijven. Maar dat de drinkwaterbedrijven
voor grote investeringen staan en dat deze door de verbruikers zullen moeten worden
opgebracht, staat wat deze leden betreft wel vast. Dit wetsvoorstel kan hierbij helpen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn nog wel benieuwd hoe de drinkwaterbedrijven
een en ander gaan omzetten in hun tarieven voor consumenten en bedrijven. Veel grootverbruikers
krijgen nog steeds enorme kortingen, die een zuinig gebruik van deze schaarse grondstof
ondermijnen.
Antwoord:
Drinkwatertarieven moeten kostendekkend zijn. De tarieven worden vastgesteld door
de drinkwaterbedrijven zelf. Het tarief dient in nauw verband staan met de onderliggende
kostendragers. De ILT houdt toezicht op deze tarieven en controleert of de tarieven
voldoen aan de regelgeving. De ACM adviseert daarbij. Bovenop het drinkwatertarief
worden verbruiksbelastingen in rekening gebracht. Dit zijn de Belasting op Leidingwater
(BoL) en de btw.
De leden van de GroenLinks-fractie willen tenslotte benadrukken dat veel van de opkomende
extra kosten voor het zuiveren van drinkwater niet of onvoldoende worden doorberekend
aan de veroorzakers van deze extra kosten. De producenten en gebruikers van landbouwgif,
veroorzakers van overbemesting, emissies naar lucht en water van chemische fabrieken
met hormoon verstorende of niet-afbreekbare stoffen, zorgen voor forse kosten die
nu vooral voor rekening van consumenten komen. Langetermijnrisico’s zoals vervuiling
door mijnbouwactiviteiten dwars door de strategische drinkwaterreserves heen, zijn
economische risico’s die nu niet of onvoldoende zijn gedekt en verzekerd. Dit is in
strijd met het uitgangspunt dat de vervuiler betaalt. Deze leden vragen de regering
om te onderzoeken hoe kan worden voorkomen dat de drinkwaterconsumenten moeten opdraaien
voor de vermijdbare kosten veroorzaakt door vergunde of vermijdbare vervuiling.
Antwoord:
Een belangrijk uitgangspunt is voorkómen dat schadelijke stoffen in het milieu komen,
door middel van bronbeleid. Het bronbeleid heeft als uitgangspunt dat daar waar emissies
voorkómen kunnen worden dat ook moet plaats vinden. Bedrijven zijn verplicht te investeren
om de best beschikbare technieken toe te passen. Daarnaast is de inzet om hergebruik
te stimuleren en kringlopen te sluiten. Ook de inzet naar de toekomst is erop gericht
om, daar waar dat technisch en economisch haalbaar is, emissies verder terug te dringen.
Onderdeel hiervan is bijvoorbeeld het bezien van watervergunningen door Rijkswaterstaat
waarbij emissies van bedrijven met de kennis van nu opnieuw beoordeeld worden. Ook
in de toekomstvisie gewasbescherming 2030 is opgenomen dat in 2030 nagenoeg geen emissies
van gewasbeschermingsmiddelen meer plaatsvinden. In de Internationale Rijncommissie
hebben de Rijnlanden afgesproken zich in te zetten om de hoeveelheid van alle microverontreinigingen
in 2040 met 30% te reduceren ten opzichte van 2016–2018 (Kamerstuk 27 625, nr. 493). Dit alles is erop gericht om ervoor te waken dat de kwaliteit van drinkwaterbronnen
zodanig is dat er met zo min mogelijk zuivering drinkwater van gemaakt kan worden.
Wijziging van de looptijd van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet («weighted
average cost of capital, WACC») en het maximaal toegestane aandeel eigen vermogen
in het totale vermogen van twee naar drie jaar en verduidelijking termijn compensatie
van te veel betaald tarief
De leden van de PVV-fractie vragen aan de regering om een garantie dat er door de
verlenging van de WACC-termijn géén stijging van de drinkwatertarieven plaats gaat
vinden.
Antwoord:
De verlenging van de WACC termijn van twee naar drie jaar heeft op zich geen effect
op de hoogte van de WACC. De hoogte van de WACC wordt bepaald door de formule en de
uitgangspunten, welke in lagere regelgeving zijn vastgelegd. Deze wijziging heeft
daarom geen effect op de hoogte van de tarieven.
De leden van de PVV-fractie willen van de regering weten of deze wetswijziging ervoor
gaat zorgen dat drinkwaterbedrijven meer winst mogen maken. Deze leden wijzen erop
dat, aangezien het een percentage betreft, dit dus ook kan gaan over winst naar rato.
Antwoord:
De hoogte van de WACC wordt bepaald aan de hand van de berekeningsmethodiek, zoals
vastgesteld in bijlage C van het Drinkwaterbesluit en de uitgangspunten in artikel 5
van de Drinkwaterregeling. Deze wijziging van de wet heeft dus geen effect op de hoogte
van de WACC.
De WACC is inderdaad een percentage. De Drinkwaterwet bepaalt dat de toegestane winst
gelijk is aan de WACC vermenigvuldigd met de waarde van de activa. De waarde van de
activa stijgt als er investeringen worden gedaan en daalt met de afschrijvingen. Deze
wetswijzing leidt dus niet tot meer winst.
De leden van de CDA-fractie onderkennen de noodzaak om een kader op te stellen zodat
de financiële gezondheid van drinkwaterbedrijven op de langere termijn gewaarborgd
is, gelet op de sterk stijgende investeringen die nodig zijn om te voldoen aan de
wettelijke taken. In de memorie van toelichting (blz. 4) geeft de regering aan samen
met de sector onderzoek te zullen doen naar een «robuuste financiering die toekomstbestendig
is». Deze leden vragen wanneer de Kamer hierover nader wordt geïnformeerd en wanneer
precies gestart wordt met het opstellen van het kader.
Antwoord:
Het onderzoeksvoorstel wordt momenteel opgesteld. Uw Kamer zal hierover dit najaar
worden geïnformeerd.
Verdere wijzigingen van de WACC-methodiek ter uitvoering van de motie Dik-Faber
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verlenging van de huidige WACC, via een wijziging
van de Drinkwaterwet in de Verzamelwet IenW, eenmalig verlengd kan worden. Betekent
dit dat de huidige WACC van 2020–2021 maximaal tot 2023 kan gelden?
Antwoord:
Dit klopt, de huidige WACC voor de periode 2020–2021 van 2,75% kan met de Verzamelwet
IenW eenmalig worden verlengd met twee jaar voor 2022–2023. Indien ook het onderhavige
wetsvoorstel wordt aangenomen, verandert de termijn van de verlenging van twee naar
drie jaar.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er voor de langere termijn een kader wordt opgesteld
voor de financiële gezondheid van drinkwaterbedrijven en dat deze verkenning medio
2021 start. Deze leden vragen wat deze verkenning behelst.
Antwoord:
Er wordt onderzocht aan welke vereisten moet worden voldaan om er voor te zorgen dat
een drinkwaterbedrijf zijn wettelijke taken goed kan uitvoeren. Beheersen van financiële
risico’s is daar onderdeel van. Het onderzoek brengt in kaart wat de voor- en nadelen
zijn van vereisten rondom de financiële gezondheid, welke vereisten een kader zou
kunnen bevatten en hoe dit kader verankerd kan worden in beleid en regelgeving. In
dit onderzoek wordt de rol van de publieke aandeelhouders in het decentrale toezichtmodel
meegenomen, conform de aanbeveling van de ILT.
Kan de regering de aanpak van het lange termijn kader schetsen?
Antwoord:
De aanpak van het lange termijn kader bevat ten eerste het hierboven genoemde onderzoek
naar vereisten voor financiële gezondheid. Ten tweede ga ik in gesprek met banken
over de risico’s en zekerheden van de financiële positie van drinkwaterbedrijven.
Zoals in het ILT rapport staat heeft een aantal drinkwaterbedrijven immers moeite
met het aantrekken van kapitaal door de strenge eisen voor leningen op basis van de
risico’s die banken zien. Ten derde verzoek ik de ILT om een link te leggen tussen
de investeringsplannen en de leveringsplannen. Hiermee beoog ik structureel meer inzicht
te krijgen in de investeringsplannen en de mogelijkheden om de kwaliteit van deze
plannen te verbeteren. De aanpak draagt bij aan de borging van een gezonde financiële
positie van de drinkwaterbedrijven en de financierbaarheid van toekomstige investeringen.
Het onderzoek zal in beeld brengen welke wijzigingen nodig zijn in beleid en regelgeving.
Wanneer wordt de Kamer hierover verder geïnformeerd?
Antwoord:
Uw Kamer zal hierover dit najaar worden geïnformeerd.
Hoe ziet de betrokkenheid van alle relevante partijen eruit bij het ontwikkelen van
het kader?
Antwoord:
Relevante partijen als de drinkwaterbedrijven/Vewin, IPO, VNG, VEWM zullen worden
betrokken bij het onderzoek naar het kader.
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast welke zekerheid de voorstellen bieden
dat de WACC op voldoende niveau blijft om op de korte en lange termijn de benodigde
investeringen uit te kunnen voeren.
Antwoord:
Met een besluit zo kort mogelijk na het zomerreces (uiterlijk voor 1 november 2021)
over de WACC voor 2022 en verder komt er duidelijkheid voor de korte termijn. De Vewin
heeft aangegeven dat voor de drinkwaterbedrijven verlenging van de WACC voor de korte
termijn een oplossing is. Voor de lange termijn komt via de hierboven beschreven aanpak
structureel meer inzicht in de benodigde investeringen, zodat uitdagingen rondom de
financiering van investeringen tijdig kunnen worden gesignaleerd en zo nodig maatregelen
kunnen worden genomen.
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de drinkwatersector over het algemeen
positief tegenover de wetswijziging staat, maar dat in de consultatie nog een aantal
zorgen naar voren zijn gekomen over de bijdrage die de wijziging levert aan het oplossen
van de structurele problemen waar de sector voor staat, namelijk de groeiende investeringsbehoefte
voor grote opgaven als de droogteproblematiek, bredere klimaatadaptatie en de waterkwaliteitsopgave.
Deze leden vroegen zich daarom af hoe de regering aankijkt tegen de zorgen die zijn
uitgedrukt door deze bedrijven, dat zij zelfs met deze wijziging onvoldoende zekerheid
hebben dat de WACC kan worden vastgesteld op een niveau waarmee voldoende inkomsten
kunnen worden verworven om ook op de lange termijn de groeiende investeringsbehoefte
voor het uitvoeren van de kerntaken te dekken.
Antwoord:
Het kabinet neemt de zorg van de Vewin serieus. De ILT heeft onderzoek gedaan naar
de financierbaarheid van de drinkwatersector. De ILT adviseert om de WACC methodiek
op een aantal punten aan te passen en daarmee toekomstbestendig te maken. Deze aanpassingen
van de Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit en de Drinkwaterregeling zijn deels al
in gang gezet en zorgen ervoor dat de WACC methodiek wordt aangepast aan de nieuwste
inzichten.
Daarnaast wordt er via de Verzamelwet I&W 2020 de mogelijkheid om de WACC een periode
te verlengen toegevoegd aan de Drinkwaterwet. Dit is in lijn met de wens van de sector
de huidige WACC te bevriezen.
Denkt de regering met de aanvullende wijzigingen, zoals onder andere het op te stellen
financiële kader, tegemoet te kunnen komen aan deze zorgen? Zo nee, wat moet hier
nog meer gebeuren?
Antwoord:
De ILT concludeert dat de WACC tot nu toe voldeed en met een aantal aanpassingen toekomstbestendig
is. Enerzijds volg ik een aantal aanbevelingen meteen op, anderzijds ga ik onderzoek
doen naar enkele aanbevelingen. Ik ben van mening dat mijn aanpak zorgt voor een toekomstbestendig
beleid en daarmee tegemoet komt aan deze zorgen. Ik betrek de stakeholders, waaronder
de Vewin bij deze onderzoeken.
En hoe las de regering de kritiek van de sector op het ILT-rapport, zoals de opmerking
van Vewin dat «het vraagstuk te klein wordt gemaakt en in de oplossing naar de verkeerde
instrumenten wordt gekeken»?
Antwoord:
Het onderzoek van de ILT is een gedegen onderzoek. De drinkwaterbedrijven zijn bij
het onderzoek betrokken. De Vewin deelt het beeld over de feiten, maar niet de aanbevelingen
van de ILT. Met mijn aanpak zoek ik samen met de stakeholders naar een balans tussen
het beschermen van afnemers en het borgen van financieel gezonde drinkwaterbedrijven.
Daarom wil ik een aantal aanbevelingen eerst nader onderzoeken om een goede afweging
te kunnen maken. Het onderzoek naar een lange termijn oplossing wordt een gezamenlijk
onderzoek waaraan ILT en sector deelnemen. Instrumenten die kunnen worden ingezet
met de voor- en nadelen zullen daarin gezamenlijk worden geëvalueerd. Zie ook mijn
antwoorden op de vragen van de PVV-fractie en de VVD-fractie.
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering bovendien aangeeft dat een
kader zal worden opgesteld voor de financiële gezondheid van drinkwaterbedrijven,
om te voorkomen dat de huidige financieringsproblematiek zich in de toekomst herhaalt.
Alhoewel deze leden positief tegenover dit initiatief staan, wordt het hen niet volledig
duidelijk wanneer de regering de verkenning, die medio 2021 start, wenst te hebben
afgerond. Dit vooral gezien de prangende zorgen die spelen bij de sector. Kan de regering
hier meer duidelijkheid over verschaffen?
Antwoord:
Het onderzoek naar een financieel kader zal naar verwachting nog niet dit jaar kunnen
worden afgerond. Met een besluit zo kort mogelijk na het zomerreces 2021 over de hoogte
van de WACC komt er duidelijkheid voor de korte termijn. Het volgende Kabinet zal
een besluit nemen over een financieel kader voor de drinkwatersector.
De leden van de CDA-fractie vragen welk WACC-percentage naar het oordeel van de regering
nodig is om de financieringsproblemen van de drinkwatersector op te lossen.
Antwoord:
De WACC geldt voor alle drinkwaterbedrijven. Of een drinkwaterbedrijf de komende jaren
problemen zal ervaren in het aantrekken van financiering hangt van een aantal zaken
af, onder meer: de huidige financiële positie, het beleid rondom tarieven en dividend,
de verwachte investeringen en de eisen van banken. Hierdoor verschilt de problematiek
per bedrijf en is niet te bepalen met welke WACC de problemen voor de sector als geheel
verdwijnen.
Kan de regering aangeven in hoeverre de voorliggende voorstellen daaraan met zekerheid
bijdragen?
Antwoord:
De aanpak van het lange termijn kader bevat ten eerste het hierboven genoemde onderzoek
naar een kader voor financiële gezondheid. Ten tweede ga ik in gesprek met banken
over de risico’s en zekerheden van de drinkwaterbedrijven. Ten derde verzoek ik de
ILT om een link te leggen tussen de investeringsplannen en de leveringsplannen. Hiermee
beoog ik structureel meer inzicht op lange termijn te hebben op de investeringsplannen
en de mogelijkheden om de kwaliteit van deze plannen te verbeteren. Dit draagt bij
aan de borging van de financiële positie en de financierbaarheid van toekomstige investeringen.
Deze leden vragen welke zekerheid de voorstellen bieden, dat de WACC op een voldoende
niveau blijft zodat drinkwaterbedrijven op de korte termijn en op de langere termijn
de benodigde investeringen kunnen doen.
Antwoord:
Met mijn aanpak zorg ik voor een oplossing voor de korte termijn en zet ik voor de
lange termijn in op een toekomstbestendig beleid waarmee de drinkwaterbedrijven alle
benodigde investeringen kunnen doen.
Deze leden vragen waarom de Minister niet op korte termijn besluit tot verlenging
van de huidige WACC (op 2,75%) zoals door de sector is verzocht en door de ILT als
oplossing voor de korte termijn is gesuggereerd.
Antwoord:
De bevoegdheid om de huidige WACC te verlengen zit in het wetsvoorstel Verzamelwet
IenW 2020 (35 664), dit is op is 25 mei 2020 aangenomen door de Eerste Kamer en treedt naar verwachting
1 juli 2021 in werking. Daarbij zijn er andere factoren die ik wil meewegen in mijn
besluit, zoals de eisen van banken. Ik verwacht in september van de ACM een advies
over de WACC. Daarna neem ik een besluit over de hoogte van de WACC.
Op welke wijze kan de regering de drinkwatersector op korte termijn garanderen dat
de WACC niet verder daalt, zodat de drinkwaterbedrijven hun (investerings)begrotingen
en tarieven voor 2022 kunnen bepalen?
Antwoord:
De WACC dient elke periode voor 1 november voorafgaand aan de ingangsperiode te worden
vastgesteld. Ik zal voor 1 november 2021 een besluit nemen over de WACC voor 2022
om aan deze verplichting te voldoen, zodat de drinkwaterbedrijven hun (investerings)begrotingen
en tarieven voor 2022 kunnen bepalen. Ik zet mij in voor een oplossing van de financieringsproblematiek,
ook voor de korte termijn. Zoals in het antwoord op de vorige vraag aangegeven wil
ik na het zomerreces een besluit nemen.
In voorbereiding zijnde wijzigingen WACC-methodiek in het Drinkwaterbesluit en de
Drinkwaterregeling (korte termijn)
De leden van de D66-fractie lezen dat de bij de vaststelling van een nieuwe WACC voor
2022 de nieuwe methodiek zal worden toegepast indien dat de voorkeur zou hebben boven
verlenging van de bestaande WACC. Deze leden vragen zich af hoe bepaald zal worden
wat de voorkeur heeft: verlengen of opnieuw vaststellen met de nieuwe methode.
Antwoord:
Zie ook eerdere antwoorden op vragen van de CDA-fractie. De bevoegdheid om de huidige
WACC te verlengen is opgenomen in het wetsvoorstel Verzamelwet. Daarbij zijn er andere
factoren die ik wil meewegen in mijn besluit, zoals de eisen van banken. Ik verwacht
in september van de ACM een advies over de WACC. Daarna neem ik een besluit over de
hoogte van de WACC.
Zal dit nader worden besproken met de sector en andere betrokken partijen?
Antwoord:
Ik stem waar nodig mijn besluit af met de betrokken partijen.
Wordt de Kamer hierbij op enige wijze betrokken?
Antwoord:
Met de Verzamelwet IenW 2020 wordt de bevoegdheid om over een verlenging van de WACC
te beslissen bij de Minister van IenW gelegd. In het najaar zal ik de Kamer hierover
informeren.
En hoe kan worden gezorgd dat de WACC op de korte termijn, dus ook met de aankomende
wijziging, op voldoende niveau blijft om ook op de lange termijn de benodigde investeringen
te kunnen uitvoeren voor de grote opgave waarvoor de sector staat?
Antwoord:
In het ILT rapport over de financierbaarheid van de investeringsopgave van de drinkwatersector
dat uw Kamer heeft ontvangen concludeert de ILT dat de WACC tot nu toe voldeed en
met een aantal aanpassingen toekomstbestendig is. Met de aanpak die ik in mijn beleidsreactie
op het rapport heb beschreven zorg ik er voor dat ook op de lange termijn de benodigde
investeringen kunnen worden uitgevoerd waarvoor de sector staat.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of de wijzigingen voldoende oplossing
bieden voor de financieringsproblemen van de sector. De drinkwatersector moet in de
komende jaren fors meer investeren om de kwaliteit en beschikbaarheid van drinkwater
te kunnen blijven garanderen. Daar zijn meer inkomsten voor nodig, mede vanwege de
scherpe eisen van financiers op de (inter)nationale kapitaalmarkt. Welk WACC-percentage
is volgens de regering nodig om de financieringsproblemen van de drinkwatersector
op te lossen?
Antwoord:
De WACC geldt voor alle drinkwaterbedrijven. Of een drinkwaterbedrijf de komende jaren
problemen zal ervaren in het aantrekken van financiering hangt van een aantal zaken
af, onder meer: de huidige financiële positie, het beleid rondom tarieven en dividend,
de verwachte investeringen en de eisen van banken. Hierdoor verschilt de problematiek
per bedrijf en is niet te bepalen met welke WACC de problemen voor de sector als geheel
verdwijnen.
In hoeverre dragen de huidige voorstellen daar volgens de regering aan bij?
Antwoord:
De aanpak van het lange termijn kader bevat ten eerste het onderzoek naar een kader
voor financiële gezondheid. Ten tweede ga ik in gesprek met banken over de risico’s
en zekerheden van de drinkwaterbedrijven. Ten derde verzoek ik de ILT om een link
te leggen tussen de investeringsplannen en de leveringsplannen. Hiermee beoog ik structureel
meer inzicht op lange termijn te hebben op de investeringsplannen en de mogelijkheden
om de kwaliteit van deze plannen te verbeteren. Dit draagt allen bij aan de borging
van de financiële positie en de financierbaarheid van toekomstige investeringen.
En in hoeverre bieden de huidige voorstellen op korte én lange termijn zekerheid om
de benodigde investeringen te kunnen doen?
Antwoord:
Met mijn aanpak zorg ik voor een oplossing voor de korte termijn en zet ik voor de
lange termijn in op een toekomstbestendig beleid waarmee de drinkwaterbedrijven alle
benodigde investeringen kunnen doen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich tevens af of de regering op korte
termijn kan garanderen dat de WACC ook na verlenging niet verder daalt.
Antwoord:
De WACC is afhankelijk van de rente op kapitaalmarkten. Als deze in de komende jaren
verder daalt, dan zal de WACC meebewegen. De rentelasten voor leningen die waterbedrijven
aangaan dalen mee met de internationale kapitaalmarkten. In principe blijft er ook
bij een dalende WACC voldoende ruimte over om winst te maken en investeringen te financieren.
In de praktijk kunnen lang lopende leningen met hogere rentepercentages belemmerend
werken. De problemen die in de uitvoeringspraktijk kunnen ontstaan maken onderdeel
uit van de hiervoor beschreven aanpak voor de korte en lange termijn.
Deze leden zijn ook erg benieuwd wanneer de regering de Kamer informeert over structurele
oplossingen voor de financieringsproblematiek van de drinkwaterbedrijven.
Antwoord:
Uw Kamer zal over de voortgang dit najaar worden geïnformeerd.
Verduidelijking van de regels voor signaleringsparameters voor drinkwater en oppervlaktewater
gebruikt voor de bereiding van drinkwater
De leden van de CDA-fractie constateren dat met het voorliggende wetsvoorstel de regels
voor signaleringsparameters voor drinkwater en oppervlaktewater, gebruikt voor de
bereiding van drinkwater, worden verduidelijkt. In dit verband vragen deze leden de
regering nader in te gaan op de wenselijkheid van een actueel overzicht van lozingen
op het oppervlaktewater. In de beantwoording van schriftelijke vragen van de leden
Boswijk (CDA) en Van Esch (PvdD) over lozingen van de chemische industrie op het oppervlaktewater
en lozingen in de Maas (documentnummer 2021D16889, d.d. 10 mei 2021) gaf de Minister aan, dat het aan het bevoegd gezag (tevens waterbeheerder)
is om voor het eigen beheergebied een overzicht bij te houden waar fabrieken hun afvalwater
lozen. De Minister stelt dat het daarbij belangrijk is dat er goede samenwerkingsverbanden
zijn tussen de verschillende partijen, waar waterschappen, drinkwaterbedrijven, Rijkswaterstaat
en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat kennis en expertise bij elkaar
brengen. Deze leden constateren niettemin dat een actueel overzicht voor heel Nederland
ontbreekt. Is de regering bereid de kennis en expertise van alle betrokken partijen
bij elkaar te brengen om dat overzicht tot stand te brengen?
Antwoord:
Hier kan regionaal goed invulling aan worden gegeven. Zoals in de beantwoording van
de vragen van Uw Kamer is aangegeven is het aan het bevoegd gezag (tevens waterbeheerder)
om het overzicht voor het eigen beheergebied te houden. Belangrijk daarbij is dat
er goede samenwerkingsverbanden zijn tussen de verschillende partijen, zoals bij de
Schone Maaswaterketen waar waterschappen, drinkwaterbedrijven, Rijkswaterstaat en
mijn ministerie kennis en expertise bij elkaar brengen. Waar dit toe kan leiden is
te zien in de atlas voor een Schone Maas die inzicht geeft in de invloed van de omgeving
op de waterkwaliteit van de Maas. Eén overzicht voor heel Nederland is niet voor handen
en ook niet nodig.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader uiteen te zetten wat het beleid
is ten aanzien van zogenoemde «opkomende stoffen», stoffen die in het (water)milieu
terecht kunnen komen, waarvan ook nog niet precies bekend is of en in hoeverre ze
schadelijk voor de gezondheid of leefomgeving zijn en die nog niet zijn genormeerd.
Antwoord:
Opkomende stoffen zijn stoffen die in het (water)milieu terecht kunnen komen, maar
nog niet zijn genormeerd en waarvan ook nog niet precies bekend is of en in hoeverre
ze schadelijk voor de gezondheid of leefomgeving zijn. Ik heb mij in de afgelopen
jaren ingezet om te komen tot een structurele aanpak van opkomende stoffen in water,
als onderdeel van een bredere aanpak in álle domeinen. In 2018 heeft u het Uitvoeringsprogramma
Aanpak Opkomende stoffen in water ontvangen (bijlage bij kst-35 000 J, nr. 7). Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van de Delta-aanpak Waterkwaliteit,
onder andere op het gebied van opkomende stoffen in water (IENW/BSK-2021/130866).
In de beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Boswijk (CDA) en Van Esch
(PvdD) stelt de Minister dat het voorzorgsprincipe bij de vergunningverlening een
belangrijk uitgangspunt is. Op welke wijze is het voorzorgsprincipe in de besluitvorming
uitgewerkt?
Antwoord:
Het voorzorgsprincipe is het uitgangspunt bij vergunningverlening. Een initiatiefnemer
dient bij het aanvragen van een watervergunning gegevens te overleggen over alle stoffen
waarvan bekend is dat deze mogelijk in de lozing aanwezig kunnen zijn. Indien daaruit
blijkt dat er sprake is van een aanvraag tot een emissie van een opkomende stof zal
het bevoegd gezag in overleg met het bedrijf bezien of en zo ja onder welke voorwaarden
een emissie kan worden toegelaten. Dit betekent dat de verontreiniging, ongeacht de
stofsoort, zoveel mogelijk wordt beperkt. Dit kan bijvoorbeeld door preventie, hergebruik
of kringloopsluiting. Indien toch een emissie aan de orde is wordt met de immissietoets
beoordeeld of hierdoor eventuele risico’s voor een drinkwaterinnamepunt kunnen ontstaan.
Indien bij deze beoordeling onvoldoende informatie beschikbaar is zal een emissie
vanuit het voorzorgsprincipe niet worden toegestaan.
Voorbereiding
De leden van de SP-fractie lezen dat het Interprovinciaal Overleg (IPO) opmerkt dat
de opgave van drinkwaterbedrijven onder druk staat door onder meer droogte, een dalend
grondwaterpeil, vervuiling, verzilting, et cetera en dat de verwachting is dat de
komende tijd geen verbetering zal optreden in de financiële positie. Daarbij willen
deze leden zich aansluiten, want zij maken zich zorgen over de berichten dat de ILT
waarschuwt dat door toename van boringen voor bodemenergie het risico dat drinkwater
vervuild raakt vergroot wordt. Dat bedrijven bewust minder zorgvuldig zijn bij het
boren voor bodemenergiesystemen en het afdichten van de boorgaten, waar de ILT tevens
voor waarschuwt, zou volgens deze leden niet mogelijk mogen zijn. Ook drie jaar geleden
wees de ILT al op het slecht naleven van de eisen voor het aanleggen van bodemenergiesystemen.
Wat is daar de afgelopen drie jaar aan gedaan?
Antwoord:
De ILT heeft in de periode 2016 tot en met 2020 extra aandacht besteed aan toezicht
en handhaving bij de aanleg van gesloten bodemenergiesystemen. De Branchevereniging
Bodemenergie heeft in 2020 een Gedragscode Bodemenergie opgesteld voor haar leden,
monitort de naleving hiervan en zet verbeteracties in gang. Ook is de branche in 2019,
in samenspraak met de Vewin, begonnen met een onderzoek naar betrouwbaar een betaalbaar
aanvullen van boorgaten. Daarbij worden ook technieken en methoden onderzocht om de
afdichtende werking naderhand te kunnen verifiëren. Het onderzoek loopt tot eind 2021.
Wat gaat de regering nu doen om ervoor te zorgen dat er zorgvuldig geboord en afgedicht
wordt door deze bedrijven?
Antwoord:
Inmiddels is enige verbetering van het naleefgedrag van boorbedrijven waarneembaar
maar nog niet voldoende. Daarom zet het kabinet in op het versterken van het toezicht
op de aanleg van bodemenergiesystemen door gemeenten en omgevingsdiensten, daarbij
ondersteund door de ILT. Dit wordt opgepakt binnen het programma van de Taskforce
Kwalibostelsel. Specifiek gaat het om een ontwikkelen van een «where abouts-systeem»
waarmee onder meer grip wordt verkregen op de werkelijke locatie, datum en tijd van
werkzaamheden, waardoor onaangekondigd toezicht mogelijk is. Daarnaast wordt bekeken
hoe omgevingsdiensten in staat gesteld kunnen worden effectiever en slagvaardiger
te opereren. Voldoende budget is daarbij een aandachtspunt.
Het onderzoek naar betrouwbaar en betaalbaar aanvullen van boorgaten zal mogelijk
leiden tot een manier van werken die beter toepasbaar en controleerbaar is. Dit zou
het naleefgedrag kunnen verbeteren. Het «Protocol 2100 Mechanisch boren» zal bij goede
resultaten van het onderzoek hierop worden aangepast.
Welke smeermiddelen worden er op dit moment gebruikt bij het aanleggen van bodemenergiesystemen?
Antwoord:
De ILT heeft verschillende soorten smeermiddelen met minerale olie houdende vetten
aangetroffen, maar heeft hier geen volledig beeld van.
Wat zijn de plannen om over te stappen naar milieuvriendelijke smeermiddelen?
Antwoord:
SIKB gaat verkennen of in het Protocol 2100 Mechanisch boren eisen kunnen worden opgenomen
met betrekking tot het toepassen van milieuvriendelijke smeermiddelen.
De leden van de SP-fractie zouden graag willen voorsorteren op eventuele vervuiling
van het drinkwater door genoemde booractiviteiten. Is er een fonds waaruit het reinigen
van eventuele drinkwatervervuiling betaald kan worden? Zo ja, door wie is dat gevuld?
Zo nee, wanneer wordt dergelijk fonds ingesteld?
Antwoord:
Op dit moment is er geen fonds waaruit het reinigen van een eventuele vervuiling betaald
kan worden. Voor bestaande, zwaar verontreinigde grondwatersituaties kunnen via het
reguliere spoor saneringen gefinancierd worden. Er zijn geen voornemens om een fonds
te realiseren voor dit soort specifieke bodemverontreinigingen. De inzet is om samen
met het bedrijfsleven en de toezichthouders toe te werken naar een minimalisatie van
de risico’s die bij boringen optreden.
Tegelijkertijd willen deze leden ook dat de regering zorgdraagt voor een strenger
en uitvoeriger toezicht. Kan de regering aangeven hoe hier gehoor aan gegeven gaat
worden?
Antwoord:
Zie antwoord hierboven
Inwerkingtreding
De leden van de VVD-fractie vragen de regering wanneer zij de inwerkingtreding van
deze wijziging van de Drinkwaterwet ziet. Deze leden lezen dat de beoogde inwerkingtredingdatum
voor 1 november 2021 is en dat bij tijdige inwerkintreding van de verlengingsbevoegdheid
via de Verzamelwet IenW de huidige WACC ook met drie jaar kan worden verlengd, ervan
uitgaande dat de Verzamelwet eerder in werking treedt dan deze wet. Ook lezen deze
leden dat in september 2021 een besluit over de huidige WACC wordt genomen. Klopt
het dat, om het traject zo zuiver mogelijk te laten verlopen, deze wet maar ook de
Verzamelwet vóór september 2021, of in ieder geval voor het nemen van het besluit,
in werking moeten treden? Is de verwachting dat dit gebeurt?
Gaat de regering er nog steeds vanuit dat de Verzamelwet eerder in werking treedt
dan deze wijziging? Wat zijn de consequenties als dit niet gebeurt?
Antwoord:
Een nieuw besluit met betrekking tot de WACC dient voor 1 november 2021 te worden
vastgesteld (art. 10, tweede lid, Drinkwaterwet (Dww)). Dit is een termijn van orde,
nodig omdat de drinkwaterbedrijven de tijd daarna tot 1 januari nodig hebben voor
de bepaling van de tarieven en het informeren van de consument. Momenteel zijn vier
wijzigingen van regelgeving in voorbereiding:
1. Wijziging van art. 10 Dww door het voorliggende wetsvoorstel 35 757 (wijziging looptijd WACC van twee naar drie jaar; eerdere teruggaaf tarief; signaleringsparameters);
2. wijziging van art. 10 Dww door wetsvoorstel 35 664 (verzamelwet IenW 2020) (eenmalige verlenging van een geldende WACC met twee jaar),;
3. wijziging bijlage C Drinkwaterbesluit (Dwb) (berekeningswijze WACC);
4. Wijziging art. 5 Drinkwaterregeling (Dwr) (uitgangspunten berekening WACC).
5. Afhankelijk van wanneer de verschillende wijzigingen van kracht worden zijn er verschillende
mogelijkheden:
a. De wijziging van art. 10 Dww ingevolge wetsvoorstel art. I, B van wetsvoorstel 35 757 (= dit wetsvoorstel) betreft de looptijd van de WACC, deze gaat van twee naar drie
jaar (art. I, B). Indien wetsvoorstel 35 757 niet voor 1 november 2021 in werking treedt wordt het dan te nemen besluit m.b.t.
de WACC weer opnieuw voor twee jaar vastgesteld.
b. De wijziging van art. 10 Dww ingevolge artikel aII van het wetsvoorstel Verzamelwet
IenW 2020 (= wetsvoorstel 35 664) leidt ertoe dat in plaats van een nieuwe WACC een bestaande WACC eenmalig voor twee
jaar kan worden verlengd. De Eerste Kamer heeft op 18 mei jl. een blanco eindverslag
over dit wetsvoorstel uitgebracht (35 664, B) en het wetsvoorstel op 25 mei aangenomen. Artikel aII zal naar verwachting op 1 juli
2021 van kracht worden. Op basis daarvan kan de huidige WACC worden verlengd.
c. Indien beide wetsvoorstellen voor 1 november 2021 van kracht worden kan ofwel de huidige
WACC worden verlengd, voor drie jaar, dan wel een nieuwe WACC worden vastgesteld,
voor drie jaar.
d. In voorbereiding is voorts een wijziging van bijlage C van het Drinkwaterbesluit (Dwb),
dat de rekenmethodiek voor de WACC bevat. Het ontwerpbesluit is bij brief van 29 april
2021 (IenW/BSK-2021/92439) voorgehangen bij beide Kamers der Staten-Generaal. Indien
dit besluit voor 1 november 2021 in werking treedt kan een nieuwe WACC op de gewijzigde
rekenregels worden gebaseerd.
e. Dit laatste geldt ook voor de wijziging van art. 5 van de Drinkwaterregeling.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat