Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie van de Mediafederatie naar aanleiding van het rapport van het CBS naar de prijsontwikkeling bij digitale publicaties
35 572 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)
Nr. 83 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 februari 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 14 oktober 2020 over de reactie
van de Mediafederatie naar aanleiding van het rapport van het CBS naar de prijsontwikkeling
bij digitale publicaties (Kamerstuk 35 572, nr. 11).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 november 2020 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 9 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Buisman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Mediafederatie
over de prijsontwikkeling bij digitale publicaties. De leden hebben verschillende
opmerkingen en vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben reeds bij het Belastingplan 2020 meerdere malen
aandacht gevraagd voor de verlaging van de belasting toegevoegde waarde (btw) op elektronische
publicaties, het in beeld brengen van de prijzen en de voorwaarde dat deze btw-verlaging
terecht zou moeten komen bij de consument. Het heeft de leden onaangenaam verrast
dat uit de rapportage van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) naar voren
kwam dat dit niet het geval is en dat de verlaging van het btw-tarief van 21 naar
9% heeft geleid tot een prijsdaling van 3,5% in januari 2020 in plaats van de verwachte
10%. De leden zijn dan ook verbaasd over de tegenstrijdige conclusies in de reactie
van de Mediafederatie.
De leden lezen dat de btw-verlaging op elektronische publicaties als doel heeft om
het gelijke speelveld tussen fysieke en elektronische uitgaves gelijk te trekken.
Hoewel de leden het doel van een gelijk speelveld onderschrijven, vragen zij zich
af of dat in dit geval wel mogelijk is in het licht van de Wet op de vaste boekenprijs.
Sinds 2005 zorgt deze wet er namelijk voor dat er geen prijsconcurrentie mogelijk
is, met als doel om een divers aanbod van boeken te bevorderen. E-books vallen daarentegen
niet onder deze prijsregulering, met als argumentatie dat prijsregulering voor elektronische
boeken ongewenst is omdat dit de innovatie in de boekenmarkt zou schaden. Hoe verhoudt
zich de keuze om e-books niet onder de Wet vaste boekenprijs te laten vallen met de
wens van het kabinet om tot een gelijk speelveld te komen tussen fysieke en elektronische
boeken? Is de Staatssecretaris van Financiën desondanks van mening dat er nog steeds
sprake is van een gelijk speelveld? Zo ja, waarom? Zo nee, wat betekent dit voor de
argumentatie om bij elektronische publicaties ook voor een lager btw-tarief te kiezen?
Zeker nu in eerste instantie blijkt dat de verlaging van de btw-tarief niet leidt
tot lagere prijzen voor de consument, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie verwijzen naar de motie van de leden El Yassini en Kwint
(Kamerstuk 33 846, nr. 60) met het verzoek aan het kabinet om in gesprek te gaan met de uitgevers en er zo
voor te zorgen dat de btw-verlaging op digitale publicaties ook daadwerkelijk leidt
tot een prijsverlaging in publicaties. De leden lezen dat de Staatssecretaris van
Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) en de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap op korte termijn in gesprek gaan met de uitgevers (Kamerstuk 32 820 nr. 396). Wanneer vindt dit gesprek plaats en wanneer verwacht het kabinet de uitkomsten
van deze gesprekken met de Kamer te kunnen delen? Langs welke lijnen is het kabinet
voornemens het gesprek te voeren en wanneer zijn de Staatssecretaris en de Minister
tevreden met de uitkomst?
De leden van de VVD-fractie lezen in de CBS-rapportage dat er in eerste instantie
in de opdracht vanuit het Ministerie van Financiën voor is gekozen om het CBS te vragen
naar een separate prijsindex voor digitale kranten en e-books. Waarom is er later
in overleg besloten om het CBS digitale producten van nieuwsmedia en algemene boeken
gezamenlijk mee te laten nemen in één prijsindex? De leden begrijpen de argumentatie
rond geheimhoudingsredenen maar willen benadrukken dat de Mediafederatie deze cijfers
klaarblijkelijk wel heeft ontvangen van uitgevers. Kan het kabinet hier uitgebreid
op reflecteren? De leden stellen deze vraag omdat hier precies het verschil in conclusie
naar terug te redeneren valt. De leden vinden het vreemd dat er uiteindelijk voor
is besloten om het CBS één prijsindexreeks te laten leveren gezien de grote invloed
van de verschillende factoren tussen digitale kranten en e-books genoemd door de Mediafederatie.
Waarom is er door het CBS geen rekening gehouden met specifieke ontwikkelingen en
gestaafd beleid als de prijsfluctuaties in e-books? Klopt het dat dusdanige factoren
ertoe kunnen leiden dat de btw-verlaging niet leidt tot een daadwerkelijk daling van
de kosten? Klopt het dat deze factoren door het CBS verwachte prijsdaling van 10%
als gevolge van de btw-verlaging geheel teniet kunnen doen? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, waarom wel?
Kan het kabinet ingaan op de grote discrepantie tussen de bevindingen van de Mediafederatie
en het CBS? Ondersteunt naast de Mediafederatie ook het kabinet niet de onderbouwing
en de gehanteerde onderzoeksmethode van het CBS? Waarom is het kabinet in eerste instantie
akkoord gegaan met een aanpassing van de onderzoeksopdracht en waarom laat het kabinet
de evaluatie wel door het CBS uitvoeren? Veel data rond de vorige rapportage had het
CBS op dat moment nog niet tot zijn beschikking en de gehanteerde onderzoeksmethode
was, naar nu blijkt, onvolledig. Wordt deze maandelijkse data nu wel actief bijgehouden
door het CBS met het oog op de evaluatie? Hoe wordt in de vraagstelling en onderzoeksopdracht
rekening gehouden met datgene wat geëvalueerd dient te worden; het feit of de btw-verlaging
ook heeft geleid tot een prijsverlaging op elektronische publicaties voor de consument?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de reden om de geplande evaluatie te vervroegen
naar 2022 en niet naar bijvoorbeeld 2021.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Mediafederatie
op het onderzoek van het CBS naar prijsontwikkeling van digitale publicaties. Deze
leden hebben zich sinds 2014 ingezet voor de verlaging van btw op digitale publicaties
en hechten zeer aan het gelijke speelveld tussen fysieke en digitale publicaties.
Zij zijn wel van mening dat de btw-verlaging een-op-een moet worden doorgegeven aan
de consument en dus moet leiden tot een prijsdaling gelijk aan de 12% btw-verlaging.
Anders is de btw-verlaging geen efficiënte besteding van overheidsmiddelen. Deze leden
hebben daarom enkele vragen naar aanleiding van de reactie van de Mediafederatie om
een beter beeld te kunnen krijgen van de prijsontwikkelingen van digitale publicaties.
De leden van de CDA-fractie zijn het met de Mediafederatie eens dat het samenvoegen
van de prijzen van boeken en nieuwspublicaties in het onderzoek van het CBS geen goed
beeld geeft van de afzonderlijke prijsontwikkeling en dat verschillende factoren die
ten grondslag liggen aan de prijs, zoals jaarlijkse prijsstijgingen in het onderzoek
niet inzichtelijk zijn. Deze leden zouden graag een aanvullend onderzoek zien, waarin
deze splitsing tussen nieuwspublicaties en boeken wel wordt gemaakt en waarin een
prijsontwikkeling over een langere periode wordt laten zien. Alleen de prijsontwikkeling
sinds de btw-verhoging geeft onvoldoende inzicht. Kan het kabinet een dergelijk onderzoek
laten uitvoeren?
De Mediafederatie stelt dat bij digitale nieuwsproducten de jaarlijkse prijsindexatie
een vertekend beeld kan geven van de prijsverlaging als gevolg van de btw. De Mediafederatie
stelt wel dat voor wat betreft het bredere digitale nieuwsaanbod de consumentenprijzen
enkele procenten tot 10% onder het prijsniveau van 2019 liggen en dat zonder de btw-verlaging
de prijzen hier ver boven hadden geleden. De leden van de CDA-fractie vragen of het
kabinet deze prijsontwikkelingen voor het bredere aanbod, en voor de tien grootste
Nederlandse kranten afzonderlijk, over de afgelopen vijf jaar tot en met 2020 kan
laten zien en kan aangeven wat in deze periode de gemiddelde jaarlijkse indexatie
was.
Voor boeken geeft de Mediafederatie aan dat de kosten voor fysieke en digitale boeken
grotendeels samenhangen en er een verband is tussen de prijs van een fysiek boek en
de prijs van een e-book en dat deze over het jaar fluctueren. De leden van de CDA-fractie
vragen het kabinet wat de gemiddelde prijsontwikkeling van e-books was over de afgelopen
vijf jaar tot en met 2020, afgezet tegen de gemiddelde prijsontwikkeling van fysieke
boeken. Kan het kabinet zo’n overzicht geven?
De leden van de CDA-fractie hebben eerder gevraagd naar de situatie dat een consument
vóór de btw-verlaging een meerjarig abonnement op een elektronische krant heeft afgesloten
met een jaarlijkse betaalverplichting, die tot na de btw-verlaging doorloopt. De Staatssecretaris
gaf toen aan dat op de jaarlijkse factuur vanaf 2020 de lagere btw wordt berekend.
Kan het kabinet bevestigen dat dit voor meerjarige abonnementen ook daadwerkelijk
zo is gebeurd en dat in deze prijzen niet ook een stijging van andere factoren is
meegenomen? Zonder de btw-verlaging zou de prijs immers ook gelijk zijn gebleven gedurende
het abonnement. Als deze verlaging niet is doorgevoerd, kan het kabinet dan aangeven
wat een burger met een meerjarig contract kan doen om de teveel betaalde btw terug
te krijgen? Als hij bijvoorbeeld een abonnement heeft van voorheen honderd euro per
jaar inclusief btw, hoe kan hij dan afdwingen dat hij dit jaar ongeveer negentig euro
betaalt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van de brief over de prijsontwikkeling
bij digitale publicaties. Deze leden vinden het belangrijk en wenselijk dat digitale
uitgaven voor de btw nu niet meer anders worden behandeld dan fysieke uitgaven. Deze
leden hebben een aantal vragen.
De leden van de fractie van D66 verwelkomen dat de consumentenprijzen voor het digitale
nieuwsaanbod in grote lijnen onder het prijsniveau liggen van december 2019, dat wil
zeggen voor de btw-verlaging voor digitale publicaties. Deze leden lezen dat het CBS
bij het onderzoek geen onderscheid heeft gemaakt tussen boeken en nieuwsproducten.
Deze leden vragen of het CBS hiertoe in staat is en dit onderscheid in het vervolg
wel kan monitoren, bijvoorbeeld richting de geplande evaluatie in 2022.
De leden van de fractie van D66 vragen of het kabinet inmiddels het gesprek met de
uitgevers over de doorberekening van de btw-verlaging naar de consument heeft gevoerd.
Zo ja, wat waren de conclusies?
De leden van de fractie van D66 vragen of er recent breder onderzoek is gedaan naar
de mate waarop btw-aanpassingen, en meer specifiek btw-verlagingen, in verschillende
productgroepen worden doorberekend in consumentenprijzen. Zo ja, wat zijn de conclusies?
II Reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de keuze om e-books niet onder de Wet
vaste boekenprijs te laten vallen zich verhoudt met de wens van het kabinet om tot
een gelijk speelveld te komen tussen fysieke en elektronische boeken? Voorts vragen
deze leden of de Staatssecretaris van Financiën desondanks van mening is dat er nog
steeds sprake is van een gelijk speelveld? Zo ja, waarom? Zo nee, wat betekent dit
voor de argumentatie om bij elektronische publicaties ook voor een lager btw-tarief
te kiezen? Zeker nu in eerste instantie blijkt dat de verlaging van het btw-tarief
niet leidt tot lagere prijzen voor de consument, zo vragen de leden.
Het gelijke speelveld ziet op de fiscaliteit. Door het btw-tarief op elektronische
publicaties te verlagen naar het geldende verlaagde btw-tarief van fysieke publicaties,
ontstaat vanuit btw-perspectief een gelijke behandeling van beide. Dit staat geheel
los van de uiteenlopende regimes op het vlak van wettelijke prijsbinding voor respectievelijk
elektronische en fysieke publicaties.
De leden van de fractie van de VVD lezen dat de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit
en Belastingdienst) en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op korte termijn
in gesprek gaan met de uitgevers. Gevraagd wordt wanneer dit gesprek plaatsvindt en
wanneer het kabinet verwacht de uitkomsten van deze gesprekken met de Kamer te kunnen
delen? Verder vragen de leden langs welke lijnen het kabinet voornemens is het gesprek
te voeren en wanneer de Staatssecretaris en de Minister tevreden zijn met de uitkomst?
Op 27 januari 2021 hebben de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris
van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) gesproken met de Mediafederatie. Tijdens
die bespreking zijn de verschillende bevindingen in het CBS-onderzoek en de reactie
daarop van de Mediafederatie aan de orde gekomen. Deze bevindingen hoeven elkaar niet
tegen te spreken. Geconcludeerd werd wel dat voor een meer gedetailleerde beoordeling
van alle bevindingen diepgaander onderzoek nodig is. De voor 2022 geplande evaluatie
van het lage btw-tarief op (elektronische en fysieke) boeken, kranten en tijdschriften
lijkt het kabinet daarvoor het meest geschikte moment. Met de Mediafederatie is afgesproken
dat zij hier een bijdrage aan zullen leveren, door waar de Mediafederatie beschikt
over relevante cijfers deze ten behoeve van het onderzoek worden gedeeld. Ook verstrekt
de Mediafederatie nadere informatie en duiding over de prijsvorming. Daarnaast is
de Mediafederatie bereid om in verschillende fases van de evaluatie vragen te beantwoorden.
De leden van de fractie van de VVD vragen waarom er later in overleg is besloten om
het CBS digitale producten van nieuwsmedia en algemene boeken gezamenlijk mee te laten
nemen in één prijsindex? Waarom is het kabinet in eerste instantie akkoord gegaan
met een aanpassing van de onderzoeksopdracht en waarom laat het kabinet de evaluatie
wel door het CBS uitvoeren?
Nadat uw Kamer in de loop van het parlementaire debat heeft verzocht om een prijsmonitoring,
zijn in de beperkt beschikbare periode door het kabinet meerdere partijen benaderd
voor het onderzoek, waaronder de Mediafederatie en de ACM. Zij bleken niet of niet
op korte termijn te beschikken over de juiste marktinformatie. Vervolgens is door
het kabinet contact gezocht met het CBS, dat binnen de beperkt beschikbare tijd wel
bleek te beschikken over de juiste informatie, maar op geaggregeerd niveau. Zoals
in het onderzoeksrapport vermeld staat, is in overleg tussen het Ministerie van Financiën
en het CBS afgesproken dat vanwege geheimhouding het CBS een aggregaat publiceert.
Het CBS heeft dus wel de onderliggende indexreeksen berekend maar kan deze niet los
tonen. Er zou dan sprake zijn van onthulling van data over bedrijven. Dit is voor
het CBS niet toegestaan (zie Artikel 37, lid 3 Wet op het Centraal bureau voor de
statistiek).
De leden van de fractie van de VVD begrijpen de argumentatie rond geheimhoudingsredenen
maar willen benadrukken dat de Mediafederatie deze cijfers klaarblijkelijk wel heeft
ontvangen van uitgevers. Kan het kabinet hier uitgebreid op reflecteren?
Het CBS heeft geen invloed op de data die de Mediafederatie ontvangt en hoe met deze
data wordt omgegaan. Voor het CBS is het vertrouwelijk behandelen van data het uitgangspunt.
Om meer inzicht te krijgen in de verschillende bevindingen van het CBS-onderzoek en
de reactie daarop van de Mediafederatie en hoe deze beide uitkomsten zich tot elkaar
verhouden is diepgaander onderzoek nodig. De beoogde evaluatie in 2022 acht het kabinet
daarvoor het meest geschikte instrument.
De leden vragen verder waarom er door het CBS geen rekening is gehouden met specifieke
ontwikkelingen en gestaafd beleid als de prijsfluctuaties in e-books? De leden van
de fractie van de VVD vragen verder of het klopt dat dusdanige factoren ertoe kunnen
leiden dat de btw-verlaging niet leidt tot een daadwerkelijk daling van de kosten.
Er is aan het CBS enkel gevraagd om informatie over gemeten prijsontwikkelingen te
meten, omdat de opdracht was de prijsontwikkeling van elektronische publicaties in
kaart te brengen. Er zijn talloze factoren die van invloed kunnen zijn op de prijsvorming
van producten. Het streven van het kabinet is erop gericht op basis van de evaluatie
in 2022 meer inzicht te kunnen geven in de factoren die de prijsvorming beïnvloeden.
De VVD-fractie vraagt of het klopt dat deze factoren door het CBS verwachte prijsdaling
van 10% als gevolge van de btw-verlaging geheel teniet kunnen doen? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, waarom wel?
Gevraagd wordt verder of het kabinet kan ingaan op de grote discrepantie tussen de
bevindingen van de Mediafederatie en het CBS? De leden van de fractie van de VVD vragen
of het kabinet, naast de Mediafederatie, ook niet de onderbouwing en de gehanteerde
onderzoeksmethode van het CBS ondersteunt?
Het CBS doet geen uitspraken over verwachte prijsontwikkelingen. Wel laat het onderzoek
zien wat de prijsontwikkelingen zou zijn als alleen de btw-verlaging zou zijn doorgevoerd
en alle andere prijsbepalende factoren gelijk zouden zijn gebleven. De methode van
het CBS staat beschreven in het rapport. Het CBS heeft geen invloed op en inzicht
in de methode en data van de Mediafederatie. De bevindingen hoeven elkaar niet tegen
te spreken. De Mediafederatie geeft aan dat ook andere factoren dan de btw-verlaging
de prijs beïnvloeden. Ten tweede behandelt de Mediafederatie boeken en nieuwsmedia
separaat, waarbij het CBS deze twee samenvoegt. Ten slotte is het niet duidelijk welke
methode en data de Mediafederatie heeft gebruikt, waardoor een goede vergelijking
niet mogelijk is. Het kabinet ondersteunt de onderbouwing en onderzoeksmethode van
het CBS. Het kabinet heeft het CBS gevraagd een prijsmonitoring onderzoek te doen,
en dit heeft het ook opgeleverd.
Deze leden vragen of de maandelijkse data nu actief worden bijgehouden door het CBS
met het oog op de evaluatie? En hoe wordt in de vraagstelling en onderzoeksopdracht
rekening gehouden met datgene wat geëvalueerd dient te worden; het feit of de btw-verlaging
ook heeft geleid tot een prijsverlaging op elektronische publicaties voor de consument?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de reden om de geplande evaluatie te vervroegen
naar 2022 en niet naar bijvoorbeeld 2021.
Het CBS verzamelt en verwerkt op verzoek van het Ministerie van Financiën de prijsinformatie
van elektronische publicaties sinds de start van het onderzoek in december 2019 maandelijks.
Dit zal met het oog op de evaluatie in ieder geval tot medio 2022 gebeuren. De doorwerking
van de btw-verlaging op consumentenprijzen (fysiek en digitaal) zal een van de factoren
zijn waarnaar gekeken zal worden bij de evaluatie. Daarbij opgemerkt dat dit niet
de doelstelling was van deze specifieke maatregel. Dat was namelijk het creëren van
een gelijk (fiscaal) speelveld tussen fysieke en elektronische publicaties, wat per
definitie wordt bereikt met deze maatregel. Er is een langere tijd nodig om gefundeerd
te oordelen over de prijsontwikkeling in elektronische publicaties. Dat onderschrijft
ook de Mediafederatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de CDA
De leden van de fractie van het CDA zouden graag een aanvullend onderzoek zien, waarin
deze splitsing tussen nieuwspublicaties en boeken wel wordt gemaakt en waarin een
prijsontwikkeling over een langere periode wordt laten zien. Alleen de prijsontwikkeling
sinds de btw-verhoging geeft onvoldoende inzicht. Kan het kabinet een dergelijk onderzoek
laten uitvoeren?
Zoals aangegeven is het kabinet op zoek gegaan naar partijen die een onderzoek naar
de prijsontwikkeling van digitale publicaties kon uitvoeren. Uiteindelijk is het kabinet
bij het CBS uitgekomen nadat onder andere de Mediafederatie en ACM hadden aangegeven
een onderzoek niet te kunnen. Het CBS heeft gedaan wat het kan, namelijk de prijsontwikkelingen
inzichtelijk maken vanaf december 2019. Het CBS beschikt niet over data die de prijsontwikkeling
in eerdere perioden weergeven of over data die het mogelijk maken de splitsing tussen
nieuwspublicaties en boeken te publiceren zonder gegevens over individuele bedrijven
te onthullen. Het CBS zal het huidige onderzoek met het oog op de evaluatie wel voortzetten
tot medio 2022.
De Mediafederatie stelt wel dat voor wat betreft het bredere digitale nieuwsaanbod
de consumentenprijzen enkele procenten tot 10% onder het prijsniveau van 2019 liggen
en dat zonder de btw-verlaging de prijzen hier ver boven hadden gelegen. De leden
van de CDA-fractie vragen of het kabinet deze prijsontwikkelingen voor het bredere
aanbod, en voor de tien grootste Nederlandse kranten afzonderlijk, over de afgelopen
vijf jaar tot en met 2020 kan laten zien en kan aangeven wat in deze periode de gemiddelde
jaarlijkse indexatie was. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet wat de gemiddelde
prijsontwikkeling van e-books was over de afgelopen vijf jaar tot en met 2020, afgezet
tegen de gemiddelde prijsontwikkeling van fysieke boeken. Kan het kabinet zo’n overzicht
geven?
Het kabinet kan dit niet doen omdat zij niet over deze gegevens beschikt en zoals
aangeven heeft ook het CBS deze gegevens niet.
De leden van de CDA-fractie hebben eerder gevraagd naar de situatie dat een consument
vóór de btw-verlaging een meerjarig abonnement op een elektronische krant heeft afgesloten
met een jaarlijkse betaalverplichting, die tot na de btw-verlaging doorloopt. De Staatssecretaris
gaf toen aan dat op de jaarlijkse factuur vanaf 2020 de lagere btw wordt berekend.
Kan het kabinet bevestigen dat dit voor meerjarige abonnementen ook daadwerkelijk
zo is gebeurd en dat in deze prijzen niet ook een stijging van andere factoren is
meegenomen? Zonder de btw-verlaging zou de prijs immers ook gelijk zijn gebleven gedurende
het abonnement. Als deze verlaging niet is doorgevoerd, kan het kabinet dan aangeven
wat een burger met een meerjarig contract kan doen om de teveel betaalde btw terug
te krijgen? Als hij bijvoorbeeld een abonnement heeft van voorheen honderd euro per
jaar inclusief btw, hoe kan hij dan afdwingen dat hij dit jaar ongeveer negentig euro
betaalt?
Het kabinet heeft geen inzicht in de contracten en de toegepaste prijszetting van
krantenabonnementen. Het kabinet kan om die reden ook niet bevestigen dat in meerjarige
abonnementen in de prijzen naast de verlaging van het btw niet ook een stijging van
andere factoren is meegenomen die de prijzen verhogen. Of een burger een juridisch
afdwingbaar recht heeft dat bij lopende abonnementen de prijzen worden aangepast aan
de btw-tariefsverlaging, is afhankelijk van de afgesloten overeenkomst.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de D66
Deze leden lezen dat het CBS bij het onderzoek geen onderscheid heeft gemaakt tussen
boeken en nieuwsproducten. Deze leden vragen of het CBS hiertoe in staat is en dit
onderscheid in het vervolg wel kan monitoren, bijvoorbeeld richting de geplande evaluatie
in 2022.
Voor de totstandkoming en vormgeving van de onderzoeksopdracht aan het CBS verwijs
ik kortheidshalve naar de bij de vragen van de VVD-fractie gegeven antwoorden.
De leden van de fractie van D66 vragen of het kabinet inmiddels het gesprek met de
uitgevers over de doorberekening van de btw-verlaging naar de consument heeft gevoerd.
Zo ja, wat waren de conclusies?
Ja, dit gesprek heeft op 27 januari jl. plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is de
brief met de inhoudelijke reactie van de Mediafederatie op het CBS-rapport besproken.
Het kabinet lijkt de aankomende evaluatie ook een geschikt moment om meer vergaande
conclusies te trekken ten aanzien van het lage btw-tarief op (elektronische) boeken,
kranten en tijdschriften. Met de Mediafederatie is afgesproken dat zij voor een goede
duiding van de prijsontwikkeling van elektronische publicaties kennis en informatie
zullen delen in het kader van de komende evaluatie.
De leden van de fractie van D66 vragen of er recent breder onderzoek is gedaan naar
de mate waarop btw-aanpassingen, en meer specifiek btw-verlagingen, in verschillende
productgroepen worden doorberekend in consumentenprijzen. Zo ja, wat zijn de conclusies?
Een recente IMF studie1 naar de doorberekening van btw-aanpassingen voor verschillende productgroepen in
verschillende landen concludeert dat de mate van doorberekening van btw-aanpassingen
sterk heterogeen is, afhankelijk van de productgroep en de type maatregel (bijv. aanpassing
hoog versus laag tarief). Zo bleek het verlaagde btw tarief op verbouwen tijdens de
financiële en economische crisis na 2009 daadwerkelijk te leiden tot lagere consumentenprijzen.
Aan de andere kant blijkt uit internationaal onderzoek dat ook sprake kan zijn van
(zeer) beperkte doorwerking en dat er altijd sprake is van andere factoren die de
uiteindelijke prijzen beïnvloeden. Het kabinet benadrukt daarom ook dat een aanpassing
van btw tarieven niet het geëigende instrument is om prijzen te corrigeren. Dit blijkt
ook uit vele rapporten van o.a. het CPB, het PBL en het IMF2. Zoals eerder opgemerkt is prijsaanpassing niet de doelstelling geweest van deze
maatregel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, adjunct-griffier