Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee
33 450 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee
Nr. 67
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 5 juni 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 10 februari 2020
inzake het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee (Kamerstuk 33 450, nr. 64).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
Onderstaande antwoorden zijn gebaseerd op het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee
dat op 10 februari 2020 naar uw Kamer is gezonden (Kamerstuk 33 450, nr. 64). Het definitieve Noordzeeakkoord kan op onderdelen hiervan afwijken.
1
Kunt u toelichten op welke wijze het advies van burger over de kottervisie betrokken
is bij de totstandkoming van het Noordzeeakkoord?
Antwoord
De Minister van LNV heeft mevrouw Burger verzocht om haar te adviseren over een duurzame
toekomst voor de kottervisserij gezien de vele uitdagingen die op de visserij afkomen.
Dit advies is in december 2019 aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 675, nr. 194). Het advies bevat o.a. sectorale voorstellen voor de aanpassing van de aard en omvang
van de vloot, zoals bedoeld in het Noordzeeakkoord. De Minister van LNV geeft in haar
appreciatie bij het advies van mevrouw Burger aan welke maatregelen zij voor de kottervisserij
wil treffen en hoe de middelen uit het Noordzeeakkoord zullen worden besteed. De deelnemers
aan het Noordzeeoverleg zijn betrokken geweest bij de voorbereiding van deze appreciatie
zodat voor alle partijen en met name de vissers duidelijkheid bestaat over de inzet
van de middelen uit het Noordzeeakkoord. De visserijorganisaties betrekken de invulling
van de visserijmaatregelen bij hun besluit over het Noordzeeakkoord.
2
Op welke manier heeft dit advies over de kottervisie de inhoud van het Noordzeeakkoord
beïnvloed, in het licht van een eerdere uitspraak dat u de inhoud van dit advies heeft
betrokken bij de onderhandelingen over het Noordzeeakkoord?
Antwoord
Een van de leidende gedachten van zowel de kottervisie als het Onderhandelaarsakkoord
is de noodzaak om aard en omvang van de kottervloot aan te passen aan de eisen die
een gezonde Noordzee stelt, en vanwege visgronden die verloren gaan als gevolg van
meer ruimte voor windenergie op zee en natuurbescherming. Daarom wordt een belangrijk deel van de gelden
die het kabinet beschikbaar stelt voor de uitvoering van het Noordzeeakkoord gebruikt
voor een kleinere en duurzame kottervloot.
3
Kunt u toelichten op welke wijze de visserijsector bij de totstandkoming van het Noordzeeakkoord
betrokken is? Vanaf wanneer is er contact geweest met de visserijsector over het Noordzeeakkoord?
Op welke momenten is er met de sector of met individuele vissers gesproken om input
te verzamelen?
Antwoord
Het Noordzeeoverleg is tot stand gekomen naar aanleiding van een verzoek van een groot
aantal belangenorganisaties, waaronder de visserijorganisaties Visned en de Nederlandse
Vissersbond. Zij behoren dan ook tot de initiatiefnemers voor dit overleg en hebben
vanaf het begin intensief deelgenomen.
Het Onderhandelaarsakkoord is tussen 10 februari en 15 april voor consultatie voorgelegd
in de besturen van de visserijorganisaties.
Naast het overleg in het Noordzeeoverleg zelf heeft de voorzitter van het Noordzeeoverleg
op verzoek van Visned en de Nederlandse Vissersbond driemaal overleg gevoerd met de
productorganisaties en verenigingen die zij vertegenwoordigen. Daarnaast hebben individuele
gesprekken plaatsgevonden tussen de voorzitter van het Noordzeeoverleg en de Minister
van LNV en de bestuurders van Visned en de Nederlandse Vissersbond.
In aanvulling op het Noordzeeoverleg is alle betrokkenen en maatschappelijke organisaties
zo ook in de visserijsector tijdens een online consultatie in april 2019 en een verdiepende
bijeenkomst op 8 mei 2019 de gelegenheid geboden om hun inbreng te leveren. Een aantal
individuele vissers heeft die gelegenheid ook nadrukkelijk gebruikt.
4
Kunt u toelichten welke specifieke groepen binnen de visserij hun instemming hebben
verleend aan het Noordzeeakkoord of voornemens zijn dat te doen?
Antwoord
De koepelorganisaties Visned en de Nederlandse Vissersbond nemen deel aan het Noordzeeoverleg.
De Minister van IenW heeft op 16 april uw Kamer geïnformeerd over de positie van de
deelnemers aan het Noordzeeoverleg (Kamerstuk 33 450, nr. 66). Visned ziet goede mogelijkheden om in te stemmen met het Onderhandelaarsakkoord
op basis van nadere afspraken met de Minister van LNV over de visserijmaatregelen
in het kader van de visie op de toekomst van de kottervisserij. De Nederlandse Vissersbond
en de Producten Organisatie (PO) Urk hebben op dit moment nog niet ingestemd met het
onderhandelaarsakkoord.
5
Welke bezwaren, in het kader van de wens voor een breed draagvlak, hebben vissers
geuit met betrekking tot het Noordzeeakkoord en op welke manier is gepoogd om die
bezwaren weg te nemen?
Antwoord
De visserijorganisaties hebben aangegeven moeite te hebben met de sluiting van het
Friese Front voor de bodemberoerende visserij. Tevens zijn zij van oordeel dat de
garnalenvisserij ook bepaalde rechten moet krijgen in het kader van het Noordzeeakkoord.
Tenslotte hebben de visserijorganisaties aangegeven dat er te weinig middelen voor
innovatie beschikbaar zijn gesteld. Op dit moment wordt in bilateraal overleg naar
oplossingen gezocht.
6
Gaat er vanuit de overheid wet- en regelgeving uit het Akkoord voortkomen? Zo ja,
welke en op welke termijn?
Antwoord
De afspraken in het Noordzeeakkoord vormen de basis voor het Programma Noordzee 2022
– 2027, een plan conform de huidige Waterwet en Wet ruimtelijke ordening, en de nieuwe
Omgevingswet. Daarnaast worden bij de uitwerking van afspraken in het Noordzeeakkoord
mogelijk nieuwe voorschriften opgenomen in de nog op te stellen kavelbesluiten op
grond van de Wet windenergie op zee. Verder zullen visserijmaatregelen ter bescherming
van nieuwe natuurgebieden worden geïmplementeerd via visserijregelgeving. De implementatie
bestrijkt de periode 2021–2025.
7
Is er een reden dat alle niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) ieder individueel
partner in het Noordzeeakkoord zijn en ieder individueel deelnemer aan het overleg
zijn, terwijl er voor de visserij maar één plek, ingevuld door twee vertegenwoordigers,
aan tafel is?
Antwoord
Het overleg is gevoerd met partijen die daartoe het initiatief hebben genomen. De
twee partijen uit de visserijsector maakten ieder deel uit van deze initiatiefnemers,
evenals de NGO’s. In het Onderhandelaarsakkoord is afgesproken dat in het afzonderlijk
uit te brengen OFL-advies over de governance o.a. de samenstelling van het Noordzeeoverleg
opnieuw zal worden bekeken.
8
Wat gebeurt er met het budget voor sanering van de vissersvloot als de visserij na
de achterbanconsultatie dit Akkoord niet zal gaan ondertekenen?
Antwoord
Als geen van de vissersvertegenwoordigers het Noordzeeakkoord ondertekent betekent
dat er geen middelen voor sanering beschikbaar zullen komen.
9
Wat is de reden dat niet voor visserij toegankelijke gebieden niet gerekend worden
als beschermde natuur, terwijl uit het Akkoord blijkt dat de windparken niet bevist worden omdat dat zou leiden tot natuurherstel en toename van vispopulaties?
Antwoord
Medegebruik van windenergiegebieden is het uitgangspunt, mits binnen de ecologische
draagkracht van het systeem. De windenergiegebieden zijn niet geselecteerd vanwege
de natuurkwaliteiten. De reden om de bodemberoerende visserij te weren heeft te maken
met veiligheid van visserij, de installatie en kabels.
Bij de aanleg van windparken in de zuidelijke Noordzee zal in de toekomst per kavelbesluit
worden afgewogen of er technische innovaties zijn die bodemberoerende visserij in
de windparken, al dan niet in combinatie met vormen van passieve visserij en natuurherstel
mogelijk maken.
Voor windparken met «medegebruik natuur» zal in principe geen ander medegebruik worden
toegestaan, tenzij ander medegebruik aantoonbaar geen schadelijke effecten heeft op
de natuur. Nader bekeken moeten worden welk gebruik wel en niet kan samengaan, waaronder
vaste vistuigen, in relatie tot de beoogde natuurdoelen.
10
Hoeveel van het budget – gesproken wordt van 200 miljoen euro voor het uitvoeren van
het Noordzeeakkoord – is sowieso nodig of beschikbaar, ook als er geen Noordzeeakkoord
komt? Hoe groot is het gedeelte van dit budget dat bestaat uit middelen voor activiteiten
die tot de uitvoering van bestaand beleid gerekend moeten worden, zoals onderzoek,
kustwachttaken, taken van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en innovatiemiddelen
uit Europese fondsen?
Antwoord
De middelen voor bestaand beleid zijn niet inbegrepen in het bedrag dat beschikbaar
is voor de uitvoering van het Noordzeeakkoord. De middelen voor innovaties in de visserij
en voor onderzoek en monitoring zullen deels worden gefinancierd uit het nieuwe Europese
Maritieme, Visserij en Aquacultuur Fonds (EMVAF). Het EMVAF komt er ook zonder Noordzeeakkoord,
maar bij de invulling van de middelen wordt een belangrijk deel vrijgemaakt voor de
doelen van het Noordzeeakkoord.
11
Hoeveel echt nieuw budget is beschikbaar gekomen als gevolg van dit Noordzeeakkoord?
Is dat meer dan het bedrag van 74 miljoen euro, dat genoemd is voor sanering van de
vissersvloot?
Antwoord
155 mln. van de 200 mln. euro die het kabinet beschikbaar stelt betreft aanvullend
beschikbaar gestelde middelen. 45 mln. is afkomstig van het Europese Maritieme, Visserij
en Aquacultuur Fonds (EMVAF). Zie vraag 10.
12
Wat gebeurt er met het budget voor sanering van de vissersvloot als, zoals uit een
artikel in Visserijnieuws van 21 maart jl. blijkt, de visserij na de achterbanconsultatie
naar verwachting dit Akkoord niet zal gaan ondertekenen?
Antwoord
Zie vraag 8
13
Is, tegen de achtergrond dat alle visserijmaatregelen moeten worden genomen met toepassing
van de procedures van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, daarover al gesproken
met de betreffende Noordzeelidstaten? Als dat het geval is, wat was hun reactie? Als
dat niet het geval is, wat is de verwachting over die reacties?
Antwoord
Nee, concrete nieuwe visserijmaatregelen als bedoeld in het Noordzeeakkoord zijn nog
niet besproken met de andere Noordzeelidstaten en het is niet bekend hoe deze landen
zullen reageren.
14
Kent u de zorgen van de maritieme sector en de zeevaart over het Onderhandelaarsakkoord
voor de Noordzee, omdat zij niet betrokken zijn geweest bij het opstellen en sluiten
van dit Akkoord? Waarom is ervoor gekozen om alleen met natuurorganisaties, visserij,
energiesector en rijksoverheid afspraken te maken over de toekomst van de Noordzee?
Waarom zijn de maritieme sector en de zeevaart niet aan tafel uitgenodigd?
Antwoord
Ja, die zorgen ken ik. Het Noordzeeoverleg is door de onafhankelijke voorzitter van
het OFL opgezet met de partijen die daarom hadden verzocht. Ik heb daarbij aangegeven
om de aandacht vooral te richten op het bereiken van gedragen keuzes en afspraken
voor beleid die de opgaven voor visserij, natuur en windenergie concreet in balans
brengen, rekening houdend met de belangen van andere gebruikers zoals zeevaart en
zandwinning. Daarbij is de representatie van de brancheorganisatie van zeehavens van
grote betekenis gebleken. Ik zie een groot belang in een voortgezet overleg met de
belangenorganisaties ook na het sluiten van het Noordzeeakkoord. Ik hecht eraan dat
daarbij alle belanghebbenden worden betrokken, zoals zeevaart, recreatie en andere
overheden. In het nog uit te brengen OFL governance advies zal de uiteindelijke representatie
in het Noordzeeoverleg vanuit de maritieme sector en de zeevaart opnieuw worden bezien.
15
Erkent u dat de maritieme gebruikers van de Noordzee in veel gevallen ook cruciale
rollen vervullen bij het in stand houden van de (natuur-) kwaliteiten van de zee?
Zijn die rollen en betekenissen voldoende meegewogen? Zo ja, op welke wijze is dat
gedaan?
Antwoord
De maritieme sector houdt zich o.a. aan het Internationaal Verdrag ter voorkoming
van verontreiniging door schepen (MARPOL-verdrag). Het MARPOL-verdrag is een verdrag
van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO)om vervuiling van het mariene milieu
door schepen te voorkomen. Dit verdrag is meegenomen in de internationaalrechtelijke
context (bijlage 4) waarbinnen het Noordzeeakkoord gesloten kan worden.
16
Hoe zorgt u voor voldoende manoeuvreerruimte voor de scheepsvaart, zodat schepen goed
op stormcondities kunnen reageren? Hoe wordt de scheepvaartveiligheid gegarandeerd
in een steeds vollere Noordzee? Hoe wordt voorkomen dat schepen tegen windturbines
aanvaren? Wat gebeurt er wanneer een schip wel tegen een windturbine aanvaart?
Antwoord
Het waarborgen van scheepvaartveiligheid is een van de belangrijkste voorwaarden in
de zeescheepvaart.
Om het (internationale) scheepvaartverkeer zo goed en veilig mogelijk te accommoderen,
is er voor de routegebonden vrachtvaart een samenhangend, door de International Maritime
Organisation (IMO) erkend routeringsstelsel ingericht op het Nederlands deel van de
Noordzee. Vanwege de druk op de ruimte wordt dit routeringsstelsel uitgebreid door
vaarroutes die gebruikt worden maar nog niet internationaal zijn aangewezen, internationaal
te formaliseren.
Om op een proactieve manier voldoende manoeuvreerruimte voor zeescheepvaart te creëren
heeft mijn departement in 2013 in overleg met stakeholders het «afwegingskader voor
veilige afstanden tussen scheepvaartroutes en windparken op zee» ontwikkeld. Deze
wordt toegepast bij het aanwijzen van nieuwe windenergiegebieden, zodat een bufferzone
ontstaat tussen de scheepvaartroutes en grootschalige offshore initiatieven zoals
windparken.
Daarnaast worden inpassingsmaatregelen geïmplementeerd om de cumulatieve risico’s
van windparken voor de scheepvaartveiligheid integraal te beperken. Voorbeelden zijn:
nautische sensoren en markering ter identificatie van windturbines, extra noodsleephulp
en Search and Rescue capaciteit en verkeersbegeleiding in de nabijheid van de windparken
op de Noordzee.
17
Waarom is de Kustwacht, die voor wat betreft de uitvoering onder Rijkswaterstaat valt,
niet betrokken geweest bij het Akkoord? En waarom lijkt het Ministerie van Defensie
te ontbreken als directe overlegpartner? Welke consequenties heeft het Akkoord voor
deze drie partijen?
Antwoord
De Rijksdelegatie in het Noordzeeoverleg sluit het onderhandelaarsakkoord met de andere
partijen met mandaat van het voltallige kabinet, en vertegenwoordigt alle departementen
in het Noordzeeoverleg. Rijkswaterstaat, Kustwacht en Defensie zijn onderdeel van
de ambtelijke voorbereiding.
De extra taken voor het samenwerkingsverband Kustwacht die uit het Noordzeeakkoord
vloeien, betreffen de handhaving door de NVWA als gevolg van aanvullende visserij
beperkende maatregelen in beschermde natuurgebieden; hiervoor komt 14 mln. euro beschikbaar.
Rijkswaterstaat is belast met het mogelijk maken van doorvaart bij dag en nacht door
passages in windparken voor schepen tot 46 m; hiervoor komt 12 mln. euro beschikbaar.
Defensie onderzoekt of er in internationaal verband een alternatieve locatie is voor
het oefengebied EHD42 ten noorden van de Wadden dat aan dezelfde voorwaarden voldoet.
Dan kan Defensie meewerken aan een verplaatsing, thans ziet Defensie geen alternatieve
locatie.
18
Bent u bereid om de maritieme sector, de zeevaart en de Kustwacht alsnog te betrekken
bij de onderhandelingen en tot die tijd geen definitief Akkoord te sluiten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
Zie vraag 14 en 17
19
Hoeveel procent van de totale hoeveelheid aangelande vis in het Nederlands deel van
de Noordzee is voor binnenlandse consumptie?
Antwoord
Zie vraag 20
20
Hoeveel procent van de totale hoeveelheid aangelande vis in het Nederlands deel van
de Noordzee is voor de export?
Antwoord
Het is niet bekend welk deel van de binnenlandse aanvoer, gevangen in het Nederlands
deel van de Noordzee, bestemd is voor Nederlandse consumptie. Ook is het niet bekend
hoeveel van de aangelande vis uit het Nederlandse deel van de Noordzee wordt geëxporteerd.
Voor tong en schol (90% van de vangst) is dit wel aan te geven. In onderstaande tabel
staat hoeveel tong en schol in Nederland werd aangevoerd (aangeland in de Nederlandse
havens), geïmporteerd en geëxporteerd in 2018. Deze cijfers zijn gebaseerd op de database
van Wageningen Economic Research. De aanvoer en import van tong en schol betreft meestal
hele, verse vissen. De export betreft voornamelijk bevroren vis (filet). Dat zorgt
ervoor dat deze getallen niet direct met elkaar te vergelijken zijn.
Bestand
Aanvoer1
Export
Tong
8,6 miljoen kilo
7,8 miljoen kilo
Schol
24,5 miljoen kilo
20,1 miljoen kilo
X Noot
1
Door een Nederlands schip
Uit bovenstaande tabel blijkt dat een aanzienlijk deel van de vangsthoeveelheden van
tong en schol geëxporteerd wordt, maar een groot deel ook in Nederland blijft.
21
Hoeveel Europese en Nederlandse subsidie gaat er in totaal naar de Nederlandse visserijsector?
Antwoord
Nationaal is voor de jaren 2019, 2020 en 2021 € 15 miljoen aan nationale innovatiemiddelen
beschikbaar, verdeeld over € 5 miljoen per jaar. Vanuit het Europees fonds voor Maritieme
Zaken en Visserij (EFMZV), is voor een periode van zeven jaar, van 2014 tot en met
2020, € 41,6 miljoen beschikbaar voor projecten van de visserijsector. Dit budget bestaat voor 75% uit Europees
geld en voor 25% uit nationale cofinanciering. Ook andere stakeholders kunnen gebruik
maken van deze middelen indien deze bijdragen aan de doelen: het realiseren van een
duurzame visserij.
22
Welke rol ziet u voor de provincie Noord-Holland bij de verdere uitwerking en realisatie
van het Noordzeeakkoord?
Antwoord
De afspraken in het Noordzeeakkoord vormen de basis voor het Programma Noordzee 2022–2027,
waar de ruimtelijke ordening en de integrale afweging van alle belangen van de Noordzee
plaatsvindt. De kustprovincies zijn actief betrokken bij het Programma Noordzee.
In het kader van het Programma Noordzee vraagt de Europese richtlijn Maritieme Ruimtelijke
Planning1 van het Rijk om de wisselwerking tussen land en zee bij de planvorming te betrekken.
De relevante wisselwerkingen worden gezamenlijk met de vijf kustprovincies verkend,
en kunnen breder gaan dan afspraken in het Noordzeeakkoord: deze kunnen bijvoorbeeld
ook zandwinning of toerisme en recreatie betreffen. Vanwege de geldende maatregelen
in het kader van de aanpak van het coronavirus wordt momenteel overwogen op welke
wijze de verkenning van de relevante wisselwerkingen met de kustprovincies, waaronder
Noord-Holland, in het kader van het Programma Noordzee verder gestalte kan krijgen.
Tot slot werkt het OFL aan een governance-advies dat betrekking heeft op de definitieve
vormgeving van het Noordzeeoverleg. De voorzitter van het Noordzeeoverleg heeft een
aantal keren met de betrokken gedeputeerden van de kustprovincies gesproken. Met hen
is afgesproken dat de positie van de kustprovincies bij de definitieve vormgeving
van het Noordzeeoverleg zal worden bezien.
23
Hoe wilt u havens in Nederland, die een belangrijke rol spelen in de energietransitie,
betrekken bij het Noordzeeakkoord?
Antwoord
Het Havenbedrijf Rotterdam NV maakt namens de brancheorganisatie van zeehavens deel
uit van het Noordzeeoverleg. In het OFL governance-advies zal voor de structurele
vormgeving van het Noordzeeoverleg deze representatie van de zeehavens opnieuw worden
onderzocht.
24
Hoeveel subsidie gaat er in totaal naar natuurherstelmaatregelen in de Noordzee, zoals
bodembescherming en onderzoek naar de staat van de natuur in het kader van natuurherstel?
Antwoord
Voor het onderdeel Onderzoek, Monitoring en Natuurherstel is 55 mln. € beschikbaar
voor het Noordzeeakkoord. Bijlage 2 van het Onderhandelaarsakkoord bevat de contouren
van het monitoring- en onderzoeksprogramma van het Noordzeeakkoord. De opzet van deze
post moet nog worden besproken in het Noordzeeoverleg. Het is nu nog niet bekend hoe
deze financiële middelen worden ingezet.
25
Hoe wordt gemonitord of subsidies voor «verduurzaming van de visserij» daadwerkelijk
leiden tot duurzame visserij in termen van klimaat- en natuurimpact? Kunt u deze rapporten
naar de Kamer sturen?
Antwoord
Bij het opstellen van het Operationeel Programma (OP) voor het EFMZV is gekeken naar de verwachte bijdrage van visserijsubsidies uit
het EFMZV aan de klimaat- en natuurdoelstellingen. Hierover is een indicatieve tabel
opgenomen in het OP (bladzijde 115, tabel 9.2). De bijdrage aan de klimaat- en natuurdoelstellingen
wordt jaarlijks in het jaarverslag opgenomen. Hierin staat wat de stand per einde
jaar is op basis van door de begunstigde gedeclareerde subsidie. Het jaarverslag is
te raadplegen op de website van RVO.nl.2 In de appreciatie bij het advies van mevrouw Burger zal de Minister van LNV nader
ingaan op de wijze waarop zij in de toekomst sturing wil geven aan het tot stand komen
van innovaties met het oog op verduurzaming.
26
Bent u voornemens om het regionaal belang van de kustprovincies mee te nemen in de
verdere ontwikkelingen op de Noordzee, zoals het belang van de offshore en Koninklijke
Marine voor de Kop van Noord-Holland? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De kustprovincies, waaronder Noord-Holland, worden momenteel in het kader van het
Programma Noordzee 2022–2027 uitgenodigd om gezamenlijk met het Rijk te verkennen
welke onderdelen van beleidsvorming voor de ruimte op zee relevante wisselwerkingen
vormen met gerelateerde gebruiksfuncties op land binnen de provincies, en vice versa.
Wisselwerkingen tussen land en zee kunnen belangrijke potenties bieden voor lokale
kustgemeenschappen, decentrale overheden en andere belanghebbenden. Ik span mij ervoor
in om regionale belangen en ontwikkelagenda’s te onderzoeken, en waar mogelijk bij
besluitvormingsprocessen te betrekken.
Zie ook nr. 22
27
Aan hoeveel man biedt de Nederlandse visserij op de Noordzee werkgelegenheid? Hoe
heeft dat zich de afgelopen decennia ontwikkeld?
Antwoord
In de afgelopen decennia (vanaf 1980 tot nu) is de werkgelegenheid in deze sector
afgenomen. Het laatste decennium is het relatief stabiel: in 2012 waren ongeveer 2200
mensen werkzaam aan boord van een schip, in 2018 ongeveer 2300. In de handel- en visverwerkende
industrie waren circa 7100 mensen werkzaam in 2017.
Er zijn uiteraard ook mensen werkzaam bij de toeleverende bedrijven, zoals scheepswerven
en machinefabrieken. Het is echter moeilijk deze werkgelegenheid direct te koppelen
aan de visserij, aangezien deze bedrijven niet exclusief voor visserij gerelateerde
bedrijven werken. Zie ook het rapport van Wageningen Economic Research «De Nederlandse
visverwerkende industrie en groothandel».
28
Op welke manier hebben efficiëntere vistechnieken en schaalvergroting geleid tot minder
werkgelegenheid in de visserijsector?
Antwoord
In het afgelopen decennium hebben efficiëntere vistechnieken en schaalvergroting niet
geleid tot minder werkgelegenheid in de visserijsector. Het aantal bemanningsleden
per schip is niet gedaald en ook de schepen zijn qua omvang hetzelfde gebleven, zo
blijkt uit «Visserij in Cijfers» van Wageningen Economic research.
29
Kunt u aangeven waarom, zoals artikelen 5.12 en 5.13 uit het Noordzeeakkoord beschrijven,
een toekomstige restrictie voor helikopters boven de Noordzee geldt en waarom alleen
deze modaliteit tot beperkende maatregelen wordt gedwongen? Wat is de onderbouwing
hiervan?
Antwoord
De afspraken onder 5.12 en 5.13 beschrijven de inspanningsverplichting die de olie-
en gassector op zich neemt ten einde de energiewinning op de Noordzee binnen breed
geaccepteerde maatschappelijke kaders te laten bewegen. Het beperken van de helikopter
bewegingen draagt bij aan de beperking van het beslag dat nu nog op de (ecologische
en fysieke) ruimte wordt gelegd. Van «gedwongen beperkende maatregelen» is hier geen
sprake; alle partijen in het Noordzeeoverleg hebben over de afspraken bij 5.12 en
5.13 overeenstemming bereikt. Aan andere afspraken tot beperkende maatregelen hadden
partijen, gegeven het geheel van gemaakte afspraken geen behoefte.
30
Welk percentage van de Nederlandse visserijsector bestaat uit kleine bedrijven? Welk
percentage bestaat uit middelgrote en grote bedrijven?
Antwoord
Alle bedrijven in de kottersector betreffen kleine bedrijven (<50 mensen). In de pelagische
sector zijn drie grote bedrijven (>250 mensen) actief.
31
Bent u bereid te onderzoeken hoe een informatieknooppunt voor de Noordzee ingericht
kan worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Uw vraag over het informatieknooppunt voor de Noordzee is breed en algemeen gesteld.
Vanuit die context wijs ik u op het al bestaande Informatiehuis Marien (IHM). Dit
is een samenwerkingsverband tussen de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat,
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en Defensie. Het IHM biedt een platform voor
het vinden en delen van gegevens over de Noordzee. Met als doel alle data, informatie
en onderzoeksgegevens over de Noordzee op één plek toegankelijk te maken voor belangstellenden,
overheden en professionals. Het IHM ontsluit data, informatie en onderzoeksgegevens
van de rijksoverheid, onderzoeksinstituten, NGO’s en van derden.
Daarnaast is er het Noordzeeloket.nl dat informatie over de Noordzee vanuit alle betrokken
departementen geeft.
Tot slot is in het Noordzeeakkoord afgesproken dat de rijksoverheid tweejaarlijks
«De Staat van de Noordzee» publiceert, waarin wordt gerapporteerd over de effecten
van toezicht en resultaten van de monitoring, inclusief de beschikbare informatie
over de commerciële visbestanden.
32
Welk percentage van de totale hoeveelheid toegestane vangst voor Nederland is in handen
van middelgrote en grote bedrijven?
Antwoord
Nederland heeft vangstrechten voor tientallen visbestanden waarvan een beperkt aantal
via contingenten beheerd worden. Het optellen van de contingent hoeveelheden van alle
soorten geeft een onjuist beeld omdat pelagische contingenten veel groter zijn dan
demersale en om die reden niet goed te vergelijken. Uitsplitsing naar visbestand is
te herleiden naar bedrijf en daarom op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) niet mogelijk. Daarom geef ik in onderstaande tabel een overzicht van de contingenten
en het aantal eigenaren. Dit geeft een beeld van de verdeling van de vangstrechten
in Nederland.
Contingent
Quotum code
Aantal eigenaren 31-12-2019
Grote Zilversmelt
ARU/567
12
Kabeljauw
COD/2A3AX4
118
Haring
HER/1/2-
11
Haring
HER/4AB.
24
Haring
HER/4CXB7D
24
Haring
HER/5B6ANB
5
Haring
HER/6AS7BC
5
Haring
HER/7G-K.
5
Horsmakreel
JAX/2A-14
5
Horsmakreel
JAX/4BC7D
5
Makreel
MAC/2CX14-
5
Schol
PLE/2A3AX4
274
Tong
SOL/24-C.
274
Blauwe Wijting
WHB/1X14
5
Wijting
WHG/2AC4.
83
33
Op welke manier gaat u een structureel en op consensus gericht Noordzeeoverleg inrichten?
Welke partijen zullen daarbij worden betrokken?
Antwoord
Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd wanneer het advies van het Overlegorgaan
Fysieke Leefomgeving over de governance van het Noordzeeoverleg beschikbaar is.
34
Hoeveel subsidie is de afgelopen vijf jaar naar middelgrote en grote bedrijven in
de visserijsector gegaan? Hoeveel van deze subsidie ging naar bedrijven met een jaaromzet
van meer dan 500 miljoen euro?
Antwoord
In totaal is de afgelopen vijf jaar € 1.043.715,40 subsidie verstrekt aan middelgrote
en grote bedrijven in de visserijsector. Het gaat hier over subsidies afkomstig uit
de nationale innovatiemiddelen uit het Regeerakkoord, het Europees Visserijfonds (EVF)
en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Het EFMZV en de nationale
innovatiemiddelen zijn ingericht op het stimuleren van het MKB in de visserijsector,
in het antwoord op vraag 21 is vermeld hoeveel subsidiegeld beschikbaar is voor de
visserijsector. Bedragen die uitgekeerd zijn aan micro en kleine ondernemingen en
aquacultuurbedrijven zijn niet meegenomen in bovenstaand bedrag. Er is geen subsidie
uitgekeerd aan visserijbedrijven met een omzet van meer dan € 500 miljoen. Zie onderstaande
tabel voor een definitie die gehanteerd is voor bedrijven in de visserijsector.
criteria
categorie
Aantal werknemers
EN
jaaromzet
EN/OF
jaarbalans
micro
< 10
<= 2 miljoen
<= 2 miljoen
klein
< 50
<= 10 miljoen
<= 10 miljoen
Middelgroot
< 250
<= 50 miljoen
<= 43 miljoen
Groot
Groot,
> 500 miljoen
> 500 miljoen
35
Hoeveel bedrijven zijn voor hun inkomsten afhankelijk van visserij binnen beschermde
natuurgebieden?
Antwoord
In de periode 2010–2015 zijn meerdere onderzoeken gedaan naar de visserij in de natuurgebieden
waarvoor momenteel visserij beperkende voorstellen voorliggen bij de Europese Commissie.
Hieruit is op te maken dat er in er in deze periode gemiddeld 40 vaartuigen met bodemberoerende
vistuigen activiteiten op de Doggerbank hadden. Hiervan was het merendeel voor minder
dan 10% afhankelijk van dit gebied (https://edepot.wur.nl/416465). Voor de Klaverbank geldt dat in dezelfde periode gemiddeld 35 vaartuigen met bodemberoerende
tuigen activiteiten hadden op de Klaverbank waarvan 3 vaartuigen tussen de 10% en
30% afhankelijk waren van de vangsten op de Klaverbank, de overige 32 waren voor minder
dan 10% afhankelijk van dit gebied. Voor het Natura-2000 gebied het Friese Front waren
17–18 vaartuigen met staandwant actief in de periode 2010–2015 waarvan 1 vaartuig
voor 10–20% afhankelijk was van de vangsten in het Friese Font. De overige vaartuigen
waren voor <10% afhankelijk van dit gebied (https://research.wur.nl/en/publications/overview-of-the-international-f…). Hoeveel schepen afhankelijk waren van de KRM-gebieden, de Centrale Oestergronden
en het Friese Front, is over deze periode niet bekend, de totale bruto toegevoegde
waarde van deze gebieden was in 2010–2015 gemiddeld € 334.000,- (https://core.ac.uk/display/84325709). Bovengenoemde aantallen geldt voor de Nederlandse visserij in deze gebieden. Naast
Nederlandse vaartuigen zijn ook vaartuigen uit Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland
en België actief.
36
Wat is de economische waarde, in termen van werkgelegenheid en omzet, van de visserij
binnen beschermde natuurgebieden?
Antwoord
Zie vraag 35
37
Welke initiatieven worden door de overheid genomen om bedrijven in de visserij aan
te moedigen een transitie te maken naar een duurzamere bedrijfsvoering (zoals zeewier
of het recyclen van plastic)?
Antwoord
Er zijn allerlei instrumenten en initiatieven die de overheid inzet om visserijbedrijven
te stimuleren om te verduurzamen. Allereerst zijn er verschillende innovatiesubsidies
waar bedrijven gebruik van kunnen maken. Denk daarbij o.a. aan de Europese fondsen
en nationale middelen via het Topsectorenbeleid.
Ook regelgeving is een belangrijk middel om innovaties mogelijk te maken. Zo zal de
implementatie van de Single Use Plastics-richtlijn (SUP) in Nederland leiden tot verbeterde
recyclingmogelijkheden voor de sector door het invoeren van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
op plastichoudend vistuig. Dit betekent dat de producenten van vistuig verantwoordelijk
worden gemaakt voor de inzameling en recycling van vistuig, alsmede voor bewustwordingsmaatregelen.
Gerelateerd daaraan zet Nederland zich in op een goed werkbare standaard voor het
circulaire ontwerp van vistuig en bij te dragen aan onderzoeken in dit kader. Zo is
Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk trekker van de OSPAR Scoping Study Design
& Recycling of Fishing Gear, waar samenwerking met het onderzoek van de Europese Commissie
wordt betrokken.
Aanvullend aan regelgeving lopen er verschillende publiek-private samenwerkingen.
Zo bestaat er een Green Deal Visserij voor een Schone Zee om gescheiden afvalmanagement
aan boord van vissersschepen, goede faciliteiten in de havens en bewustwordingsmaatregelen
te treffen.
Deze Green Deal is een van de maatregelen van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie
om het mariene milieu te verbeteren. Zo wordt in het kader van deze Green Deal naar
een alternatief materiaal voor pluis gezocht, wat momenteel een bron van vervuiling
is. Ook is er een educatietraject gaande om het besef van de afvalproblematiek te
vergroten. Deze bestaat uit cursussen en workshops voor leerlingen op de visserijscholen
en vissers.
M.b.t. maricultuur (waaronder zeewierteelt) lijken er mogelijkheden om dit toe te
passen in windparken. Daarom werkt het Rijk aan een afwegingskader om duidelijk te
maken aan welke eisen hierbij voldaan moet worden. Tenslotte worden ondernemers, NGOs,
onderzoeks- en onderwijsinstellingen door de Community of Practise Noordzee (gefaciliteerd
door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) bij elkaar gebracht om gezamenlijk
de transitie te doorlopen. Initiatieven zijn o.a. duurzaam medegebruik met focus op
maricultuur in combinatie met natuurontwikkeling, alternatieve visserijvormen binnen
de windparken, en zero impact multi purpose kotter.
38
Hoeveel procent van de Noordzee is gedeeltelijk of volledig ontoegankelijk voor de
Nederlandse visserij, uitgesplitst naar soort visserij, inclusief huidige en geplande
windmolenparken, boorplatforms et cetera?
Antwoord
Rondom de 160 boorplatforms wordt 0,21% van het NCP volledig onberoerd gelaten, net
als 0,61% in ankergebieden, en 0,28% in windparken voor de routekaart 2023. Indien
er geen bodemberoerende visserij wordt toegestaan in windparken voor de routekaart
2030, zal in een aanvullende 2,43% van het NCP geen bodemberoering plaatsvinden.
Op basis van natuurwaarden geldt op dit moment alleen in de zone I gebieden in de
Noordzeekustzone en de specifieke rustgebieden in de Voordelta een volledig visverbod
(0,25% van de Nederlandse Noordzee). Met betrekking tot een beperking van alleen de
bodemberoerende visserij geldt er op dit moment een beperking in de onderzoeksgebieden
in de Vlakte van de Raan (0,04% van de Nederlandse Noordzee).
Op termijn (lopende de artikel 11 procedure van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid,
V0.1380/2013) zullen er beperkingen voor de bodemberoerende visserij gaan gelden in
delen van de Doggersbank, de Klaverbank en de KRM-gebieden Friese Front en Centrale
Oestergronden. Ook zal er op termijn, als uitwerking van het VIBEG II akkoord, een
gebied op de Borkumse Stenen worden gesloten voor de bodemberoerende visserij. Bovenstaande
is samengevat onder het eerste punt van 4.39 van het Noordzeeakkoord en voetnoot 32
en vormt tezamen 5,1% van de Nederlandse Noordzee.
In het kader van het hierboven genoemde art.11 procedure zal op termijn ook een periodieke
beperking voor de staandwantvisserij in het Friese Front (N2000-gebied) gaan gelden
(4,91%).
Verder gelden er op dit moment beperkingen aan het maximaal aantal toegestane pk’s
voor vissersvaartuigen in de Noordzeekustzone (2,46%), Voordelta (1,42%), Vlakte van
de Raan (0,3%) en de Scholbox (15,57%).
39
Waarom is de recreatieve visserij niet meegenomen in het Noordzeeakkoord?
Antwoord
De recreatieve visserij behoort niet tot de initiatief nemende sectoren en maatschappelijke
organisaties voor het Noordzeeoverleg teneinde tot een Noordzeeakkoord te komen. De
recreatieve visserij is betrokken, onder andere via de maatschappelijke consultatie
Noordzee bestaande uit een online consultatie in april 2019 en een verdiepende bijeenkomst
op 8 mei 2019. Met de recreatieve visserij vindt overleg plaats in het kader van het
governance advies van het OFL over de wijze waarop het structureel Noordzeeoverleg
vorm wordt gegeven.
40
Kunt u aangeven welke kennisleemten op dit moment bestaan wat betreft de impact van
windmolenparken op de natuur in de Noordzee (boven en onder water)? Hoeveel geld gaat
er naar onderzoek om deze kennisleemten te dichten?
Antwoord
Het Windenergie Op Zee Ecologisch Programma (Wozep) doet sinds 2016 onderzoek om de
kennisleemtes rond de effecten van windenergie op zee met betrekking tot de Wet natuurbescherming
te onderzoeken. Hiervoor is jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar (2016–2023). De belangrijkste
kennisleemtes waar het Wozep-project zich op richt hebben betrekking op soorten met
beschermde status vanuit Natuurwetgeving: wat is het aantal slachtoffers als gevolg
van aanvaringen met turbines op zee van zeevogels en vleermuizen, het effect van habitatverlies
op zeevogels die de parken vermijden en het effect van onderwatergeluid op bruinvissen?
In beperkte mate wordt onderzoek gedaan naar effecten van elektromagnetische velden
en onderwatergeluid op vissen en wordt onderzoek gedaan naar doorwerking op het ecosysteem
bij vergaande uitrol van windenergie op zee. In het kader van Noordzeeakkoord is overeenstemming
over een verlenging tot en met 2030 met nog eens 3 mln. per jaar.
41
Kunt u aangeven welke mogelijkheden er nu al zijn om de impact van windmolenparken
op de bestaande natuur te verkleinen?
Antwoord
Bij de locatiekeuze van het aanwijzen van de windenergiegebieden (Beleidsnota Noordzee
2016–2021, Programma Noordzee 2022–2027), het opstellen van de routekaart windenergie
op zee en de kavelbesluiten wordt conform wettelijke kaders rekening gehouden met
de waarde en de impact op de natuur, waaronder habitatverlies voor vogels, aanvaringsslachtoffers
en effecten van onderwatergeluid. Conform afspraak in het Klimaatakkoord vindt de
uitrol van windenergie op zee plaats binnen de ecologische draagkracht van de Noordzee.
Bij elke nieuwe routekaart wordt het cumulatieve effect van de windparken getoetst.
Daarnaast worden de volgende maatregelen toegepast om de impact te verkleinen: naast
de mitigerende voorschriften genoemd bij vraag 97 (stilstandvoorziening windmolens
bij massale vogeltrek) en vraag 179 (norm voor het maximaal te veroorzaken onderwatergeluid
om te voldoen aan de instandhoudingsnorm) is de stilstandvoorziening windmolens, voor
de specifieke periode dat er vleermuizen op zee aanwezig zijn, geüpdatet om zodoende
nog meer vleermuisslachtoffers te voorkomen (met daarbij het kleinste productieverlies).
Daarnaast zijn er om vogelslachtoffers te verminderen grenzen gesteld aan de grootte
van de molens.
42
Wat is de rol en positie van de Kamer met betrekking tot het Onderhandelaarsakkoord?
Hoe zit het met het budgetrecht en andere formele bevoegdheden van de Kamer?
Antwoord
Wanneer het Noordzeeakkoord definitief is, zal dit aan uw Kamer worden aangeboden.
De afspraken in het Noordzeeakkoord vormen de basis voor onder meer het Programma
Noordzee 2022–2027. Het Programma Noordzee is onderdeel van het Nationaal Waterprogramma
2022–2027 en doorloopt een uitgebreid participatieproces conform de Waterwet en de
nieuwe Omgevingswet. Uw Kamer zal over het ontwerp worden geïnformeerd en het definitief
programma zal aan uw Kamer worden aangeboden.
Wanneer het Noordzeeakkoord definitief wordt, wil het kabinet een transitiebedrag
van 200 miljoen euro beschikbaar stellen tot en met 2030. Zoals in de aanbiedingsbrief
bij het Onderhandelaarsakkoord is aangegeven, wordt dit bedrag verwerkt in de Ontwerpbegroting
2021. Via het budgetrecht kan uw Kamer toestemming geven (of onthouden) voor het doen
van deze beoogde overheidsuitgave.
43
Waarom is het Ministerie van Defensie namens het Rijk geen ondertekenaar van het Onderhandelaarsakkoord,
naast de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Economische Zaken
en Klimaat (EZK) en Infrastructuur en Waterstaat (IenW)?
Antwoord
Het Noordzeeakkoord betreft voornamelijk de dossiers van de drie genoemde Ministers.
Over specifieke onderdelen die Defensie aangaan is met de Minister van Defensie gesproken.
Zie ook het antwoord op vraag 17.
Het voltallige kabinet steunt het onderhandelaarsakkoord.
44
Hoe zijn de belangen van Defensie behartigd bij en gewaarborgd in het Onderhandelaarsakkoord?
Antwoord
De beperkingen die voortvloeien uit de mogelijkheden die Defensie heeft voor alternatieve
oefengebieden, zullen worden gerespecteerd. Zie vraag 17
45
Waarom zat de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KNVR), als branchevereniging
voor de scheepvaart, niet aan tafel?
Antwoord
Het Noordzeeoverleg is door de onafhankelijke voorzitter van het OFL opgezet met de
partijen die daarom hadden verzocht. Ik heb daarbij verzocht om de aandacht vooral
te richten op het bereiken van gedragen keuzes en afspraken voor beleid die de opgaven
voor visserij, natuur en windenergie concreet in balans brengen, rekening houdend
met de belangen van andere gebruikers zoals zeevaart en zandwinning. Daarbij is over
het randvoorwaardelijk belang van een vlotte en veilige scheepvaart geen discussie.
De definitieve samenstelling van het Noordzeeoverleg wordt in het governance advies
van OFL nader bezien. Dat geldt ook voor de positie van de KNVR en andere brancheverenigingen.
46
Wat is de rol van de ngo’s bij het Onderhandelaarsakkoord, aangezien zij geen direct
belanghebbenden zijn?
Antwoord
De NGO’s zijn mede initiatiefnemer voor het Noordzeeoverleg. Zij vertegenwoordigen
belangen van natuur- en milieuwaarden. Het herstel van de natuur- en milieuwaarden
wordt met name ook in het Klimaatakkoord en Nationale Omgevingsvisie als belangrijke
maatschappelijke waarden gezien die in balans gebracht dienen te worden met de opgave
voor duurzame energie en voldoende ruimte voor duurzame visserij.
47
Waarom zaten er zes directeuren van ngo’s aan tafel, voor de visserijorganisaties
maar twee en voor de scheepvaart maar één? Wat betekent het feit dat de zes ngo’s
het Onderhandelaarsakkoord hebben ondertekend? Waarop leggen zij zich vast met dit
Onderhandelaarsakkoord?
Antwoord
De partijen die om dit overleg hebben gevraagd hebben hun eigen vertegenwoordiging
aangewezen. Wel is er door OFL op aangedrongen dat deze vertegenwoordiging door eindverantwoordelijken
van de organisaties zou worden vervuld.
De getalsmatige «oververtegenwoordiging» van NGO’s heeft nooit een rol gespeeld. Er
is op consensus gericht overleg gevoerd en er is nooit gestemd. Wel zal in het governance
advies van het OFL worden gekeken naar een ook in getalsmatig opzicht evenwichtige
samenstelling. Zie ook vraag 7
48
Waarom is het Onderhandelaarsakkoord niet vastgelegd dat ondertekenende organisaties,
zoals Greenpeace, zich niet meer zullen bezighouden met verstorende acties zoals het
storten van betonblokken in zee?
Antwoord
Behalve de afspraken onder 8.8 en 8.9 zijn over gedragingen van onderhandelingspartijen
geen voorstellen ingebracht.
49
Waarom zien de Urker vissers niks in het Onderhandelaarsakkoord?
Antwoord
De Urker vissers die lid zijn van de Producten Organisatie Urk (PO Urk) zijn aangesloten
bij Visned en hebben aangegeven moeite te hebben met de extra gebiedssluitingen voor
natuur (met name het Friese Front) zoals voorzien in het Onderhandelaarsakkoord. Zie
ook vraag 5
50
Heeft er overleg plaatsgevonden met de kustgemeenten (Noordzeekust en Waddengemeenten)?
Wat is daaruit gekomen? Waarom zaten zij niet aan tafel?
Antwoord
De voorzitter van het Noordzeeoverleg heeft niet separaat met kustgemeenten gesproken.
Het Noordzeeoverleg is op verzoek van de Minister van IenW door de onafhankelijke
voorzitter van het OFL opgezet met de partijen die daarom hadden verzocht, om primair
afspraken te maken over de balans tussen de opgaven voor duurzame energie, natuurherstel
en aard en omvang van een duurzame visserij. Aan kustgemeenten is – tijdens de maatschappelijke
consulatie Noordzee in 2019 – de gelegenheid geboden om hun inbreng te leveren. Bij
het Programma Noordzee 2020–2027 worden de kustgemeenten – samen met de kustprovincies
– actief betrokken en bij de definitieve vormgeving van het Noordzeeoverleg wordt
hun rol daarbij bezien. Zie ook vraag 22, 23 en 26
51
Welke zeehavens zijn aangesloten bij de brancheorganisatie voor zeehavens? Hoe zijn
de kleinere (Wadden)zeehavens betrokken?
Antwoord
De Branche Organisatie Zeehavens (BOZ) is door de havens zelf opgericht en hierin
nemen de volgende havens deel: Groningen Seaports, (de Nederlandse havens van) North
Sea Port, Port of Rotterdam, Port of Moerdijk en Port of Amsterdam. De BOZ kent een
regionale organisatie: deelnemers organiseren tussentijds contact, afstemming en betrokkenheid
met regionale havenbeheerders.
52
Kunt u toelichten waarom ervoor is gekozen om een aantal belanghebbenden die wel worden
genoemd in het Akkoord, maar niet worden opgesomd op pagina 2, niet aan te laten schuiven
bij het overleg? Kunt u tevens toelichten op welke manier het belang van deze partijen
alsnog besproken is? Worden deze belanghebbenden in de toekomst nog wel direct betrokken
in het overleg? Zo ja, kunt u toelichten op welke termijn dat zou zijn?
Antwoord
Het Noordzeeoverleg is door de onafhankelijke voorzitter van het OFL opgezet met de
partijen die daarom hadden verzocht, om primair afspraken te maken over de balans
tussen de opgaven voor duurzame energie, natuurherstel en aard en omvang van een duurzame
visserij. Daarbij is rekening gehouden met diverse aspecten met betrekking tot o.a.
de zeevaart(routes), de zandwinning en de veiligheid op zee. Alle betrokkenen en maatschappelijke
organisaties is tijdens de maatschappelijke consultatie Noordzee, bestaande uit een
online consultatie in april 2019 en een verdiepende bijeenkomst op 8 mei 2019, de
gelegenheid geboden om hun inbreng te leveren. Voor sommige partijen die zich gedurende
het proces meldden is gezorgd dat zij met enige regelmaat werden bij gesproken (bijvoorbeeld
de kustprovincies).
Aan de wensen van organisaties om deel te nemen zal opnieuw aandacht worden gegeven
in het governance advies van OFL. Het OFL verwacht in de komende maanden het governance
advies op te stellen. Het Noordzeeoverleg beoogt het overleg daarover voor de zomer
af te ronden, zodat na de zomer de definitieve vormgeving van het Noordzeeoverleg
plaats kan vinden.
53
Hoe is het bedrag van 200 miljoen euro dat het Rijk aan additionele middelen beschikbaar
stelt berekend? En waar is met name de 119 miljoen euro voor het verwezenlijken van
de kottervisie en de herstructurering en verduurzaming van de kottervloot op gebaseerd?
Antwoord
Het bedrag van 200 mln. euro is berekend door op hoofdlijnen de kosten te berekenen
die voor de uitvoering van het Onderhandelaarsakkoord nodig zijn. Voor de kosten die
gemoeid zijn met aanvullende monitoring, onderzoek en natuurherstel is rekening gehouden
met dat een deel van die kosten uit bestaande middelen kan worden gefinancierd en
dat er mogelijkheden zijn voor co-financiering uit (inter)nationale programma’s.
De € 119 miljoen voor visserij is opgebouwd uit € 74 miljoen voor sanering en € 45
miljoen voor verduurzaming en innovaties. Naar verwachting kunnen voor € 74 miljoen
25 – 40 kotters gebruik maken van de saneringsregeling in een mix van grote en eurokotters.
De bedragen zijn tot stand gekomen op basis van rekenvoorbeelden door Wageningen Economic
Research. De € 45 miljoen voor innovaties in de kottervisserij komt voor het grootste
gedeelte (€ 35 miljoen) uit het nieuwe Europese Maritieme, Visserij- en Aquacultuur
Fonds (EMVAF). Dit bedrag is gebaseerd op ervaringen uit het verleden en een inschatting
van de maximale hoeveelheid geld die voor dit doel uit het fonds kan worden vrijgemaakt
ten opzichte van andere noodzakelijke uitgaven. De middelen uit het EMVAF worden aangevuld
met nationale middelen. Daarmee zullen vooral maatregelen worden getroffen die niet
uit het Europese fonds betaald kunnen worden. Overigens kan, indien bij de uitwerking
blijkt dat dit wenselijk is, nog een verschuiving plaatsvinden van middelen voor sanering
naar innovatie.
54
Kunt u een indicatie geven van de wijze waarop de 119 miljoen euro aan middelen voor
het verduurzamen van de kottervloot wordt ingezet en zijn deze middelen tevens bestemd
voor inkrimping van de vloot?
Antwoord
De € 119 miljoen is bedoeld voor sanering (inkrimping van de vloot) en innovaties
in de kottervisserij. Zie vraag 53
55
Waarop is gebaseerd dat inkomsten van gaswinning op nieuwe velden zullen toenemen?
Antwoord
De beoogde verhoging van de investeringsaftrek heeft een stimulerend effect op investeringen
in de opsporing en winning van aardgas uit de kleine velden. Daarmee wordt de verwachte
verdere versnelling in de afname van het investeringsniveau en daardoor een te snelle
daling van de gaswinning afgeremd en wordt een voortijdige ontmanteling van de cruciale
infrastructuur voorkomen. Omdat deze investeringsaftrek alleen kan worden toegepast
als er ook daadwerkelijk wordt geïnvesteerd in activiteiten ten behoeve van de opsporing
of winning zal deze maatregel leiden tot meer te winnen volumes aardgas en derhalve
tot meer inkomsten voor de Staat. Zonder deze investeringsaftrek en de verhoging daarvan
zouden dergelijke investeringen niet plaatsvinden en zouden dus ook de extra gewonnen
volumes en de daaruit voortvloeiende extra inkomsten uitblijven.
56
Kan in een overzicht weergegeven worden hoeveel geslaagde boringen er in de Noordzee
zijn geweest het afgelopen decennium? Hoeveel inkomsten zijn daaruit gegenereerd?
Hoeveel publiek geld is uitgegeven aan de investeringsaftrek?
Antwoord
Onderstaande grafiek geeft weer het aantal economische en niet-economische exploratieboringen in de Noordzee in de periode 2010 t/m 2019.
Hoeveel inkomsten er in het afgelopen decennium zijn gegenereerd uit geslaagde boringen
op de Noordzee is moeilijk aan te geven. De afdrachten die mijnbouwondernemingen verschuldigd
zijn bestaan immers uit verschillende componenten. De vennootschapsbelasting is verschuldigd
op basis van de fiscale regelgeving; oppervlakterecht, cijns en winstaandeel uit hoofde
van de Mijnbouwwet. De investeringsaftrek kan alleen worden toegepast op investeringen
op de Noordzee, maar voor de berekening van het door een mijnbouwonderneming in totaal
verschuldigde winstaandeel worden de resultaten uit opsporing en winning op zee en
land geconsolideerd. Met zekerheid kan gesteld worden dat de investeringsaftrek een
positief effect heeft gehad op investeringen in mijnbouwactiviteiten op de Noordzee
en daarmee op de inkomsten voor de Staat.
Het is een onjuiste veronderstelling dat er publiek geld zou zijn uitgegeven aan de
investeringsaftrek. De maatregel is immers zodanig vormgegeven dat deze alleen kan
worden toegepast als er daadwerkelijk wordt geïnvesteerd in opsporing en winning van
aardgas. In dat geval kan 25% van het investeringsbedrag als extra kosten worden opgevoerd
bij de berekening van het resultaat waarover het door de desbetreffende mijnbouwonderneming
verschuldigde winstaandeel wordt berekend. Er dus sprake van iets minder extra winstaandeel
dan zonder de investeringsaftrek zou zijn ontvangen, maar zonder de investeringsaftrek
zou er helemaal geen extra winstaandeel zijn ontvangen, omdat die investeringen dan
helemaal niet zouden hebben plaatsgevonden.
57
Zijn de inkomsten tegengevallen de afgelopen jaren?
Antwoord
Dat in de afgelopen jaren de inkomsten zowel voor mijnbouwondernemingen als voor de
Staat zijn tegengevallen, is inderdaad het geval. Door de, ook op de langere termijn
verwachte, lage olie- en gasprijzen en de verslechterde concurrentiepositie van Nederland
ten opzichte van de omringende Noordzeelanden zijn investeringen in de opsporing en
winning van koolwaterstoffen op het Nederlands deel van het continentaal plat in de
afgelopen jaren naar een zeer laag niveau gezakt en worden er nauwelijks nieuwe voorkomens
opgespoord en in productie genomen.
58
Hoe is, gezien deze wet is aangekondigd om de concurrentie met Groot-Brittannië aan
te kunnen, na de brexit de stand van zaken? Wat zijn de gevolgen voor de gaswinning
op de Noordzee? Is deze wet nu nog noodzakelijk? Zo ja, waarom?
Antwoord
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet ziet naast de investeringsaftrek
op het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken. De brexit heeft geen gevolgen
voor dit wetsvoorstel. Door het verslechterde investeringsklimaat voor gaswinning
in Nederland is niet alleen de gaswinning uit de kleine velden in versneld tempo afgenomen,
maar dreigt de aanwezige infrastructuur voortijdig te worden ontmanteld en verwijderd.
Die kan dan ook niet meer worden ingezet voor transport en opslag van CO2 en duurzame gasvormige energiedragers, zoals groen gas en waterstof. In zijn brief
van 30 maart 2020 aan uw Kamer gaat de Minister van Economische Zaken en Klimaat in
op de rol van gas in het energiesysteem van nu en in de toekomst. Om de verwachte
verdere versnelling in de afname van het investeringsniveau af te remmen en voortijdige
ontmanteling van de infrastructuur te voorkomen, is er reden en urgentie om het Nederlandse
mijnbouwklimaat een nieuwe impuls te geven. Dit is ook nodig voor een gelijk speelveld
met het Verenigd Koninkrijk.
59
Waarom is gekozen voor het maken van afspraken voor de komende tien jaar en niet voor
de periode daarna, al was het maar met grove pennenstreken?
Antwoord
De reden dat in het Akkoord gekozen is voor een tijdshorizon van 10 jaar is dat dit
een periode is waarin belangrijke ontwikkelingen zijn te voorzien en gepland zijn
(bijvoorbeeld uitrol routekaart windenergie op zee 2030). Voor de ontwikkeling van
wind op zee is wel gekeken naar de planvorming (selectie van gebieden voor windenergie) voor de periode na 2030.
60
Wanneer zal het governance advies over de samenstelling van het overleg en over de
(juridische) vorm waarin die samenwerking kan worden gegoten gereed zijn?
Antwoord
Het OFL verwacht in de komende maanden het governance-advies op te stellen. Afronding
in het Noordzeeoverleg wordt in dat geval voor de zomer voorzien, zodat na de zomer
de definitieve vormgeving van het Noordzeeoverleg onder onafhankelijk voorzitterschap
plaats kan vinden. Zie vraag 52
61
Wat is uw visie op de betrokkenheid van partijen bij het besteden van de transitiemiddelen?
Antwoord
Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd in het kader van het advies over de governance
van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving.
62
Kunt u nader uiteenzetten in hoeverre de huidige inzet op het versnellen van windparken
in het Noorden verschilt van eerder voorgenomen kabinetsbeleid?
Antwoord
De nu geplande windparken zijn gekozen op hun relatieve nabijheid bij de kust en de
aansluiting op de energie-infrastructuur om zo de gewenste kostenreductie te realiseren,
rekening houdend met de andere belangen op de Noordzee. In de Beleidsnota Noordzee
(2016–2021), als onderdeel van het Nationaal Waterplan, zijn nog een aantal windenergiegebieden
aangewezen waar nog geen windpark is ingepland. De afweging is nu of deze gebieden
verder ingevuld gaan worden of dat gebruik gemaakt gaat worden van nieuwe windenergiegebieden
die nog aangewezen moeten worden in het Programma Noordzee 2022–2027 (opvolger van
de Beleidsnota Noordzee 2016–2021). Daartoe wordt een MKBA en PlanMER opgesteld waarin
de belangenafweging inzichtelijk wordt gemaakt, waaronder de afstand tot de kust (ivm
netkosten), de impact op de visserij en de ecologie, en de scheepvaartveiligheid.
63
Wat zijn precies de extra mijlen die in het Akkoord zijn opgenomen om de Noordzee
gezond te krijgen?
Antwoord
Partijen hebben zich veel moeite gegeven tot een gezamenlijke benadering van de Noordzee
te komen. Alle belangen zijn gediend met een gezonde Noordzee. Met de komst van extra
windparken op grond van het Klimaatakkoord is een groot aantal aanpassingen geboden.
Het vraagt een kottervloot die naar aard en omvang past binnen de doelen van een gezonde
Noordzee. Dat rechtvaardigt een warme sanering en verduurzaming van de vloot, waartoe
een niet gering deel van de transitiegelden binnen de uitvoering van het akkoord kunnen
worden aangewend. Daarbij zal innovatie een steeds belangrijker rol moeten vervullen.
Onder de groeiende druk op de Noordzee zal ook een relevant deel van de natuurwaarden
beter beschermd moeten worden. En onze kennis van de effecten van extra windparken
en nadere beschermingsmaatregelen op de gezondheid van de Noordzee vergt extra investeringen
in monitoring en wetenschappelijk onderzoek. Binnen de door het rijk beschikbaar gestelde
middelen worden deze extra mijlen ten bate van een gezonde Noordzee mogelijk. In deze
samenhang is door onderhandelaars dan ook overeenstemming bereikt over het Onderhandelaarsakkoord.
Door het structureel maken van het Noordzeeoverleg weten partijen zich blijvend betrokken
bij de beleidsvorming voor de Noordzee.
64
Hoe dragen de afspraken in het Akkoord bij aan het bereiken van internationale doelstellingen
waar Nederland aan gebonden is op grond van het Biodiversiteitsverdrag, het Verdrag
inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische
Oceaan (OSPAR-verdrag voor behoud en herstel biodiversiteit en duurzaam gebruik),
het Klimaatakkoord van Parijs en andere relevante verdragen?
Antwoord
Het Noordzeeakkoord beoogt een betere balans aan te brengen tussen alle in het geding
zijnde belangen, binnen het kader van een gezonde Noordzee zoals die ook in het Biodiversiteitsverdrag
(CBD), het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk
deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR), de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de
Vogel- en Habitatrichtlijn worden genoemd. De uitrol van duurzame (wind)energie draagt
bij aan het verminderen van CO2-uitstoot, een van de drivers van temperatuurstijgingen en verzuring; afspraken zijn
gemaakt over het rekening houden met en versterking van natuur bij de bouw en exploitatie
van windparken. Verdere verduurzaming van de visserij draagt bij aan minder bodemberoering
en dus het versterken van benthische habitats, selectiviteit van bijvangst van vogels,
zeezoogdieren en beschermde vissoorten. Het aanwijzen van beschermde gebieden draagt
bij aan de versterking van biodiversiteit waaronder ook commerciële vissoorten.
65
Hoe dragen de afspraken in het Akkoord bij aan het bereiken van Europese doelstellingen,
zoals die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (een goede milieutoestand)
en de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (gunstige staat van instandhouding van de
betrokken natuurwaarden)?
Antwoord
Zie vraag 64
66
Wat betekent de afspraak dat de ecologische draagkracht randvoorwaardelijk is voor
het individuele en cumulatieve gebruik van de Noordzee door verschillende functies?
Betekent dit dat er uitsluitend duurzame (natuur- en milieuvriendelijke) gebruiksfuncties
worden toegestaan op de Noordzee?
Antwoord
De Mariene strategie deel 1 (Actualisatie van huidige milieutoestand, goede milieutoestand,
milieudoelen en indicatoren 2018–2024, Kamerstuk 27 625, nr. 43) omschrijft de huidige milieutoestand, de (gewenste) goede milieutoestand en de milieudoelen
die zijn gesteld om de goede milieutoestand te behalen of te behouden. Hiermee stelt
de Mariene Strategie de kaders voor duurzaam gebruik binnen de randvoorwaarden van
het ecosysteem, rekening houdend met internationale afspraken en Europese regelgeving.
Effecten van gebruik mogen niet leiden tot verslechtering van de milieutoestand. Die
dienen in ieder geval gemitigeerd te worden.
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van een activiteit op zee wordt bij de vergunning
verlening een vast afwegingskader gevolgd (afwegingskader voor activiteiten op de
Noordzee – beleidsnota Noordzee 2016–2021). Hierbij wegen mee: de ruimtelijke aspecten,
veiligheid en de gevolgen voor ecologie en milieu. Met het doorlopen van het afwegingskader
wordt mede getoetst of de activiteit voldoet aan de doelstelling van de KRM (het bereiken
dan wel handhaven van een goede milieutoestand) en specifieke eisen uit de Wet natuurbescherming
volgens de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Daarbij zijn het voorzorgbeginsel en het
hanteren van de ecosysteembenadering van belang.
67
Waarom wordt er gesproken over «voedseltransitie»?
Antwoord
De transitie naar een duurzame voedselvoorziening is een van de nationale belangen
als benoemd in de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Daarbij gaat het op zee
zowel om duurzame visserij als andere vormen van mariene voedselproductie. Hierbij
kan worden gedacht aan de productie van zeewier, mosselen en oesters en de vangst
van krabben en kreeften en innovatieve vormen van – niet bodem beroerende – visserij.
68
Welke problemen voorzien de ondertekenaars van dit Akkoord in tegengestelde belangen
voor het aandeel windenergie op zee dat na 2030 tot stand moet komen?
Antwoord
Het is de verwachting dat ook na 2030 een uitbreiding van het areaal windparken nodig
is om de klimaatdoelstellingen te bereiken. De omvang van die windparken en de locatie
ervan zullen leiden tot nadere afwegingen tussen de verschillende gebruikersgroepen.
69
Wanneer verwacht u de kottervisie aan de Kamer te kunnen presenteren? Wat zijn de
belangrijkste aandachtspunten in deze kottervisie? Wat zijn bij het opstellen van
de kottervisie de uitgangspunten van de regering?
Antwoord
In de appreciatie bij het advies van mevrouw Burger zal de Minister van LNV aangeven
welke maatregelen zij gaat treffen voor de kottervisserij. Uitgaande van een definitief
Noordzeeakkoord, zijn maatregelen voor de aanpassing van de aard en omvang van de
vloot voor een duurzame toekomst het belangrijkste aandachtspunt. Vanwege de samenhang
met het Noordzeeakkoord vindt de verzending van de kottervisie aan uw Kamer in afstemming
met het Noordzeeakkoord plaats.
70
Wat is uw visie en inzet bij de toekomstige keuzes over waterstof (als transportmiddel
voor op zee, opgewekte energie en als grondstof), eilandvorming en alternatieve manieren
van mariene energiewinning? Hoe verhouden de procesafspraken uit het Akkoord hierover
zich met ander (toekomstig) beleid en wetgeving, zoals bijvoorbeeld de Wet Wind op
Zee?
Antwoord
Om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen op de Noordzee voor de periode 2030–2050
op het gebied van windenergie op zee, waterstof, CCS, olie en gas en alternatieve
manieren van mariene energiewinning wordt door de Minister van EZK de Noordzee Energiesysteem
Outlook opgesteld. Deze zal rond de zomer gereed zijn. Hierin zullen ook de mogelijkheden
van eilanden besproken worden. De integrale afweging van de ruimtelijke ordening vindt
plaats in het Programma Noordzee (2022–2027). Het Noordzeeakkoord omvat juist afspraken
hoe de belangenafweging rondom de ruimtelijke ordening van energie, natuur en visserij
zorgvuldig kan plaatsvinden. Wat betreft de Wet windenergie op zee: deze richt zich
op regelgeving betreffende de tendersystematiek en de kavelbesluiten. Deze gaat niet
in op het proces van ruimtelijke ordening.
71
Klopt het dat de biodiversiteit in de Noordzee nog altijd achteruitgaat?
Antwoord
Ja, de biodiversiteit staat nog steeds onder druk. Dit blijkt mede uit de Mariene
Strategie deel 1 (Actualisatie van huidige milieutoestand, goede milieutoestand, milieudoelen
en indicatoren 2018–2024, Kamerstuk 27 625, nr. 434, bijlage). Hieruit blijkt dat de Nederlandse zeebodem nog steeds substantieel is
verstoord. Vooral de langlevende, gevoelige soorten komen duidelijk minder voor en
ook de biodiversiteit van de zeebodem is nog onvoldoende. De situatie van de zeevogels
is zorgelijk. Vooral het broedsucces is de laatste jaren laag. De oorzaken van de
neergaande trend zijn nog niet achterhaald. Hier ligt een kennisopgave en een aanvullende
beleidsopgave is niet uitgesloten. Bruinvissen en grijze zeehonden nemen geleidelijk
in aantal toe maar toenemend onderwatergeluid kan schadelijke effecten hebben. Een
kwart van de commerciële visbestanden voldoet aan het beoordelingscriterium «duurzame
oogst» én aan het criterium «biomassa van paaibestanden». De stand van haaien en roggen
is nog steeds zorgelijk, maar laat wel tekenen van herstel zien. De goede milieutoestand
is nog niet bereikt.
72
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van het achteruitgaan van de biodiversiteit in
de Noordzee?
Antwoord
Menselijk handelen (mijnbouw, visserij, transport, zandwinning, eutrofiëring, vervuiling
van landbronnen en klimaatverandering) hebben de natuur van de Noordzee veranderd
en beschadigd. Er is sprake van een optelsom van effecten van menselijk handelen op
het natuurlijke systeem die we nog niet goed kunnen doorgronden. Toekomstige ontwikkelingen
zoals de aanleg van nieuwe windparken en klimaatverandering kunnen de milieutoestand
negatief beïnvloeden (Mariene Strategie (deel 1) Actualisatie van huidige milieutoestand,
goede milieutoestand, milieudoelen en indicatoren 2018–2024, Kamerstuk 27 625, nr. 434, bijlage.
73
Klopt het dat de Goede Milieutoestand bij lange na nog niet bereikt is?
Antwoord
Op een aantal punten komt de goede milieutoestand dichterbij. Zoals aangegeven in
de Mariene Strategie (deel 1) Actualisatie van huidige milieutoestand, goede milieutoestand,
milieudoelen en indicatoren, 2018–2024, (Kamerstuk 27 625, nr. 434, bijlage), verbetert de milieutoestand in het Nederlandse deel van de Noordzee en
komt de gewenste goede milieutoestand steeds dichterbij. Bestaand beleid resulteert
in een aanzienlijke afname van de vervuiling van het mariene milieu, in groei van
commerciële visbestanden, in toename van het aantal zeezoogdieren en in afname van
het aantal nieuwe niet-inheemse soorten. Voor de descriptoren hydrografische eigenschappen,
niet-inheemse soorten en vervuilende stoffen in vis en visproducten is de goede milieutoestand
bereikt. Voor de descriptoren vervuilende stoffen, eutrofiëring en onderwatergeluid
ligt de goede milieutoestand tussen 2020 en 2027 binnen handbereik wanneer het huidige
beleid volledig worden uitgevoerd. Met het aanwijzen van Natura 2000- gebieden, het
opstellen van beheerplannen en de voorgestelde bodembeschermingsmaatregelen vanuit
de KRM, zijn belangrijke stappen gezet ter bescherming van het mariene ecosysteem
(descriptoren biodiversiteit, commerciële vissoorten, voedselwebben en integriteit
van de zeebodem). Ook is de toestand van descriptoren commerciële vissoorten en zwerfvuil
verbeterd.
74
Klopt het dat de Goede Milieutoestand in 2020 bereikt had moeten zijn?
Waarom is dat nog niet gelukt? Wat is het nieuwe streefjaar?
Antwoord
In de Kaderrichtlijn Mariene Strategie van 2008 is afgesproken dat de goede milieutoestand
in 2020 wordt bereikt en behouden. Echter is dit nog niet gelukt omdat verbetering
op mariene ecologie trager verloopt dan de door de richtlijn beschikbaar gestelde
tijdspad en maatregelen voor bescherming van habitats nog niet zijn geïmplementeerd.
Daarnaast ontbreekt er veel kennis over wat de goede milieutoestand zou moeten zijn.
Dit is in de meeste gevallen het gevolg van gebrek aan kennis of wetenschappelijke
onderbouwing. Voor de aspecten van de goede milieutoestand die nog niet duidelijk
zijn ingekaderd, is in de Mariene Strategie deel 1 een kennisopgave geformuleerd.
Er is geen nieuw streefjaar.
75
Kunt u toelichten hoe u uw volgende twee uitspraken met elkaar verenigt «echter, het
mariene ecosysteem staat onder druk: de biodiversiteit gaat achteruit en de bodem
is verstoord», en «toenemend gebruik is alleen verantwoord bij herstel en behoud van
het Noordzee-ecosysteem», in het licht van toenemende menselijke activiteiten op de
Noordzee zoals de forse groei van het aantal windparken?
Antwoord
Zie vraag 66
76
Wat zijn de randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan, zoals bijvoorbeeld het behalen
van specifieke natuurdoelen als de Goede Milieutoestand, voordat toenemend gebruik
van de Noordzee plaats kan vinden? Op welke manier is hierbij het voorzorgsbeginsel
van toepassing?
Antwoord
Het in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 beschreven afwegingskader is het mechanisme
dat de rijksoverheid toepast om te beoordelen of activiteiten op zee zijn toegestaan.
In het afwegingskader wordt beschreven hoe de afweging over nieuwe activiteiten tot
stand komt binnen de Europese en internationale kaders.
Het afwegingskader is een beleidsregel en verplicht het bevoegd gezag om overeenkomstig
dit kader te handelen bij de vergunningverlening. Het vormt tevens een belangrijke
bijdrage aan het bereiken en behouden van de goede milieutoestand volgens de KRM.
Het voorzorgsbeginsel staat centraal in het afwegingskader. De bestaande wet- en regelgeving
geeft invulling aan de ecosysteembenadering onder andere door middel van een toets
op de effecten voor natuur en milieu en toepassing van het voorzorgsbeginsel. Dit
beginsel heeft al jaren een plaats in internationaal en nationaal beleid (OSPAR, KRM
en de Vogel- en Habitatrichtlijn).
77
Is het verantwoord om het gebruik van de Noordzee te laten toenemen, terwijl het niet
zeker is dat de natuur met de aangekondigde maatregelen behouden zal blijven of zelfs
zal herstellen?
Antwoord
Op basis van de kaders die de Europese regelgeving zoals de Kaderrichtlijn Mariene
Strategie, Kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning en de Vogel- en Habitatrichtlijn
stellen streeft het kabinet naar een gezonde zee, en binnen die kaders naar een duurzaam
gebruik. De Noordzee is een zeer druk gebruikte zee, en de vraag naar ruimte op de
Noordzee zal de komende jaren naar verwachting verder toenemen. Vertrekpunt bij het
gebruik van de Noordzee is het toelaten van gebruik dat samengaat met het beschermen
en versterken van de natuurwaarden. Zie ook vragen 66 en 76
78
Wat wordt er verstaan onder «duurzame aanpassingen» aan de kottervloot waarvoor binnen
het transitiefonds geld wordt vrijgesteld?
Welke concrete doelstellingen en tussentijdse mijlpalen worden gebruikt om de transitie
naar een duurzame visserij te realiseren? Wat zijn bijvoorbeeld de doelstellingen
voor de vermindering van de bijvangst of het voorkomen van zeebodembeschadiging?
Antwoord
In het Noordzeeakkoord en het advies van mevrouw Burger wordt ingezet op verduurzaming
van de vloot. In de appreciatie bij het advies van mevrouw Burger zal hierop worden
aangesloten. De feitelijke concretisering zal vooral plaatsvinden in het kader van
het in voorbereiding zijnde Operationeel Plan voor het nieuwe Europese Maritieme Aquacultuur
en Visserijfonds (EMVAF). Dit plan treedt naar verwachting in 2021 in werking mits
in de EU overeenstemming is over het meerjarig financieel kader. Zie ook het antwoord
op vraag 25, voor het huidige EFMZV zijn doelen vastgesteld die gemonitord worden.
79
Waarom is het nuttig om een permanent Noordzeeoverleg (NZO) op te richten, aangezien
de ervaringen elders met dit soort overleggen niet altijd positief zijn? Wat is de
status van zo’n overleg? Wat zijn de bevoegdheden van zo’n overleg (zie ook pagina
33 en 34)?
Antwoord
De complexiteit en de samenhang van de betrokken maatschappelijke belangen rechtvaardigen
de instelling van een permanent Noordzeeoverleg. Overheid en stakeholders hebben met
dit Onderhandelaarsakkoord laten zien dat zij op een serieuze manier met hun onderscheiden
verantwoordelijkheden voor een gezonde Noordzee om willen gaan. Dit past ook in de
participatieve werkwijze die wordt voorstaan door de aankomende Omgevingswet. Over
de opzet en invulling van een permanent Noordzeeoverleg wordt uw Kamer nader geïnformeerd
in het kader van het advies van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving over de governance
van het Noordzeeoverleg.
80
Op welke momenten wordt de grootte van het transitiefonds voor de visserij geëvalueerd?
Welke criteria zullen hierbij worden gehanteerd? Wat is het afwegingskader om al dan
niet te besluiten tot een verandering van de omvang van het transitiefonds?
Antwoord
Het «Transitiefonds» is nadrukkelijk bedoeld voor de ondersteuning in onderlinge samenhang
van de drie in het Onderhandelaarsakkoord beschreven transities. Een deel hiervan
zal beschikbaar komen voor inkrimping en verduurzaming van de kottervloot. De evaluatie
in 2023 is het beoordelen van de balans tussen de afgesproken doelen van het Noordzeeakkoord
en de beschikbaar gestelde middelen en de mate van doelbereiking. De criteria hiervoor
evenals een eventueel afwegingskader zullen in het Noordzeeoverleg nader worden afgesproken.
81
Op welke wijze wordt getoetst aan welke vissers of aan welke projecten bedragen uit
het transitiefonds toegekend worden? Wat is hierbij het afwegingskader?
Antwoord
Voor vissers die aanspraak maken op innovatiemiddelen gelden de kaders van het EMVAF
of de kaders die voor de nationale innovatiemiddelen uit het «Transitiefonds» worden
opgesteld. Bij het EMVAF is sprake van beoordeling van projectvoorstellen door een
onafhankelijke adviescommissie, de voorwaarden zijn vastgesteld in het Operationeel
Programma (OP). Het OP wordt met stakeholders besproken. Vissers die zich aanmelden
voor de saneringsregeling, welke gefinancierd wordt uit de transitiemiddelen van het
Noordzeeakkoord volgen de gestelde kaders in de nog op te stellen saneringsregeling
en moeten passen binnen de doelstellingen van het Noordzeeakkoord. De sanering moet
ertoe leiden dat de ecologische druk op de door de visserij beschikbare gronden afneemt.
De regeling zal door de Europese Commissie getoetst worden op staatsteunaspecten en
moet op alle punten aan Europese en nationale wet- en regelgeving voldoen.
82
Aan welke monitoringsprojecten met betrekking tot de effecten van windparken op zee
zullen bedragen uit het transitiefonds worden toegekend? Wie zal verantwoordelijk
zijn voor deze monitoring? Welke uitgangspunten worden hierbij gehanteerd?
Antwoord
Het is nog te vroeg om deze vraag te beantwoorden. Bijlage 2 van het onderhandelaars
akkoord bevat de contouren van het monitoring- en onderzoeksprogramma van het Noordzeeakkoord.
Nu moet op basis van de beschikbare middelen binnen deze contouren definitieve keuzes
worden gemaakt. Daarover zal in het Noordzeeoverleg op consensus gericht overleg worden
gevoerd. Een deel is gereserveerd voor het vervolg van WOZEP voor de jaren 2023–2030,
namelijk 21 mln.
83
Wat is de verdeling tussen fondsen voor de monitoring van de effecten van windparken
voor de vissers en fondsen voor de monitoring van de staat van de natuur op de Noordzee?
Antwoord
Zie vraag 82
84
Op welke maatregelen wordt gedoeld, als het gaat om optimalisatie van het natuurbeleid
en de daarmee gepaard gaande verdergaande maatregelen dan in de huidige beleidspraktijk
wordt voorzien voor verschillende soorten- en gebiedsbescherming? Waar en wanneer
moeten deze maatregelen worden genomen? Gaat het bij deze maatregelen om wereldwijde
standaarden en afspraken, Europese afspraken of door Nederland zelf ingezet beleid?
Waar en wanneer zal hierover worden besloten? Welke partijen zijn bij deze besluitvorming
betrokken? Wat is de relatie van deze maatregelen met Natura 2000-gebieden en andere
(Europese) maatregelen zoals de Green Deal?
Antwoord
Maatregelen waarop kan worden gedoeld zijn aanvullende maatregelen zoals het aanwijzen
en beschermen van natuurgebieden, de soortenbescherming en de verdere verduurzaming
van het gebruik van de Noordzee. Hierbij kan ook worden gedacht bijvoorbeeld aan het
natuurinclusief ontwerp van installaties of medegebruik van natuur in windparken,
zie ook vraag 9. De juridische kaders hiervoor zijn zowel Europees als mondiaal.
85
Hoe zorgt u ervoor dat de maatschappelijke kosten vooraf duidelijk gedefinieerd zijn
en dat de vraag wie wat moet betalen transparant aan de orde komt bij windparken op
zee? Wat is uw visie op de vraag wie wat moet betalen?
Antwoord
Bij de uitvoering van het Noordzeeakkoord zal steeds per deelonderwerp bekeken moeten
worden of de uitvoering leidt tot additionele (maatschappelijke) kosten. Per deelonderwerp
zal ook bekeken moeten worden wat een logische verdeling is van deze kosten. Dit verschilt
per onderwerp, hier is dus geen integrale visie op te formuleren.
86
Hoe is het principe op pagina 10: «Om de schaarse ruimte optimaal te gebruiken is
multifunctioneel ruimtegebruik een leidend principe. Om uitvoering te geven aan dit
principe staat een gebiedsgerichte aanpak centraal» te rijmen met het feit dat de
natuur per definitie gebaat is bij een netwerk van aaneengesloten natuurgebieden met
daarbinnen zo min mogelijk menselijke activiteiten?
Antwoord
Op basis van de kaders die de Europese regelgeving zoals de Kaderrichtlijn Mariene
Strategie, Kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning en de Vogel- en Habitatrichtlijn
stellen streef ik naar een gezonde zee, en binnen die kaders naar een duurzaam gebruik.
De Noordzee is een zeer druk gebruikte zee, en de druk op het gebruik van de ruimte
op de Noordzee zal de komende jaren naar verwachting verder toenemen. Om duurzaam
om te gaan met deze ruimte is medegebruik het uitgangspunt, mits binnen de ecologische
draagkracht van het systeem. Daarbij denk ik met name aan medegebruik van windparken
op zee: per gebied kan verkend worden of er mogelijkheden zijn voor passieve visserij,
mari- en aquacultuur, andere vormen van duurzame energieopwekking en natuurontwikkeling.
Daarnaast sluiten natuurgebieden menselijke activiteiten niet uit: gebruik dat de
te beschermen natuurwaarden niet aantast, kan plaatsvinden.
87
Hoe wordt er binnen het Noordzeeakkoord rekening gehouden met de veranderingen die
de brexit teweeg kan brengen en de impact die dit kan hebben op natuurbescherming
en de visserij?
Antwoord
Er zullen zich de komende jaren op tal van gebieden veranderingen voor doen. Zo zal
het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zeker consequenties hebben
voor de Nederlandse vissers die in de wateren van het Verenigd Koninkrijk vissen.
Voor elk van deze mogelijke veranderingen geldt dat partijen in het akkoord zulke
veranderingen met elkaar zullen bespreken en gezamenlijk zullen bezien of die tot
wijzigingen van gemaakte afspraken dan wel nieuwe afspraken moeten leiden. Zie met
name de inleiding van het Onderhandelaarsakkoord, 8. Governance over «adaptieve planning».
Meer in het bijzonder geldt dat het Noordzeeakkoord betrekking heeft op het samen
delen van de beperkte ruimte op het Nederlands deel van de Noordzee en in zoverre
speelt brexit geen directe rol in dit akkoord. Voor de visserij speelt dit uiteraard
wel een rol. De kottervisie is dan ook nadrukkelijk breder dan alleen de Nederlandse
deel van de Noordzee en wil een toekomstperspectief aan de visserij geven over de
diverse ontwikkelingen heen die nu voor de kotters spelen zoals inderdaad de brexit.
88
Hoe kijkt u, in het licht van de klimaatdoelstellingen, technologische dynamiek en
de stikstofproblematiek, naar het meewegen van de norm van zero-emissie bij het verlenen
van vergunningen van offshore operaties en visrechten?
Antwoord
Zero-emissies zijn vooralsnog niet aan de orde. In de kavelbesluiten worden wel eisen
aan de uitstoot van stikstofoxiden van de werkschepen gesteld zodat de depositie in
de gevoelige N2000 gebieden zodanig is dat er geen significante negatieve effecten
zijn te verwachten.
89
Wat wordt bedoeld met de woorden «dient de vloot naar aard en omvang zodanig te veranderen
dat deze past bij de nieuwe situatie op de Noordzee»?
Antwoord
Met deze woorden wordt bedoeld een zodanige verandering van de vloot dat deze ecologisch
én economisch past bij de nieuwe situatie op de Noordzee. Een vloot die duurzaam opereert
binnen de ecologische grenzen en daarvoor vastgestelde wet- en regelgeving. En een
vloot die economisch duurzaam is bij minder beschikbare visgronden. Zodat er lange
termijnperspectief is voor een economische gezonde visserij. Ondersteuning van innovaties
richting meer selectieve en minder verstorende vormen van visserij is daarbij van
groot belang.
90
Wat wordt bedoeld met «voorspelbare vergunningverlening» als het gaat om de gaswinning
op de Noordzee?
Antwoord
Voorspelbare vergunningverlening betekent dat alle partijen zich committeren aan het
proces van vergunningverlening, waarbij door de aanvrager zorgvuldig de stappen van
de vergunningsaanvraag doorlopen worden en het bevoegd gezag zich zal houden aan de
wettelijke termijnen bij de beoordeling hiervan en aan de criteria die daarbij worden
gehanteerd.
Daarnaast hebben alle partijen zich in het Onderhandelaarsakkoord eraan gecommitteerd
om eerst het constructieve overleg te zoeken als er spanning ontstaat.
91
Wat zijn de meetbare doelen (SMART) voor het Onderhandelaarsakkoord op basis waarvan
over drie jaar wordt geëvalueerd?
Antwoord
Zie vraag 80
92
Kunt u toelichten wat bedoeld wordt met de opmerking dat de transformatie van de visserij
op de Noordzee niet los gezien moet worden van andere zaken die de visserij treffen,
zoals de aanlandplicht, brexit en het pulsverbod? Op welke manier zou een verandering
in deze omstandigheden, ofwel ten positieve ofwel ten negatieve, een impact hebben
op de inhoud van het Noordzeeakkoord?
Antwoord
De visserij heeft te maken met meerdere grote voor de visserij negatieve ontwikkelingen
en onzekerheden die elkaar versterken en de noodzaak tot een aanpassing van de aard
en omvang van de vloot vergroten. Wanneer één of meerdere ontwikkelingen zouden komen
te vervallen, kan dit de positie van de visserij positief beïnvloeden. Primaire aanleiding
voor de aanpassing van de aard en omvang van de vloot zoals opgenomen in het Noordzeeakkoord
is de ecologische herstelopgave en het feit dat er minder ruimte komt om te vissen
door windparken en natuurgebieden. De kottervisie heeft voor de visserijsector een
breder doel dan het Noordzeeakkoord en zal een toekomstperspectief aan visserij geven
over de diverse ontwikkelingen heen die nu voor de kotters spelen.
Zie ook vraag 87
93
Wat is het afwegingskader met betrekking tot het toestaan van pilots om alternatieve
inkomstenbronnen voor vissers rondom windparken uit te voeren? Wordt hierbij soepel
omgegaan met voorschriften voor natuurbescherming om situaties, zoals bij de pilots
die mossel- en oestervissers in Zeeland die hiervan hinder ondervinden, te voorkomen?
Antwoord
De overheid wil medegebruik van en natuurontwikkeling in windparken stimuleren. Voor
het toestaan van medegebruik in windparken van Routekaart 2023 en Routekaart 2030
wordt een afwegingskader medegebruik ontwikkeld. Dit afwegingskader is specifiek bedoeld
om de vergunningaanvragen voor deze activiteiten in windparken op zee te kunnen beoordelen
en de belangen goed af te wegen. Daarnaast zorgt het afwegingskader ervoor dat initiatiefnemers
een overzicht hebben van welke aspecten belangrijk zijn bij het aanvragen van een
vergunning. Het kader kan ook gebruikt worden bij het toestaan van pilots voor passieve
visserij. Er dient rekening gehouden te worden met de geldende voorschriften volgend
uit Europese en internationale kaders voor natuurbescherming. Dit afwegingskader zal
onderdeel zijn van het Programma Noordzee 2022–2027 en wordt gezamenlijk opgepakt
met de verkenning duurzame blauwe economie.
94
Wanneer zal het aanvullende, onafhankelijke onderzoek naar de voortgezette gaswinning
op de Noordzee plaatsvinden? Wat is het doel en de inhoud van dit onderzoek en wanneer
moet het onderzoek gereed zijn?
Antwoord
Het betreffende onderzoek is aan de orde als eerst is nagegaan of het Plan Bureau
voor de Leefomgeving (PBL) in de eerstvolgende Klimaat- en Energieverkenning (KEV)
mogelijkheden ziet het onderzoek als alternatief binnen de KEV op te nemen. De verkenning
kan plaatsvinden na definitieve vaststelling van het Noordzeeakkoord.
Gezien de onafhankelijkheid van het PBL zal het daarin een eigenstandige afweging
maken. Mocht het PBL daartoe geen mogelijkheid zien dan zullen in het Noordzeeoverleg
nadere afspraken worden gemaakt. De terms of reference voor het onderzoek zijn opgenomen
in bijlage 4 van het Noordzeeakkoord.
95
Wanneer zal er duidelijkheid zijn over de hoogte van deze bijdrage vanuit de energiesector
aan het «Transitiefonds»? Hoe zal dit fonds worden ingezet voor de transitie naar
een gezonde Noordzee met gebalanceerd en duurzaam gebruik?
Antwoord
In het Noordzeeoverleg is gesproken over een bijdrage vanuit de energiesector. Dit
betreft zowel de windsector als de gassector. Voor beide sectoren is afgesproken op
dit moment geen financiële bijdrage aan het «Transitiefonds» te vragen, omdat voor
beide sectoren de businesscase voor nieuwe investeringen net aan positief is. Afgesproken
is om de tussentijdse evaluatie in 2023 af te wachten om nadere afspraken over een
eventuele financiële bijdrage te kunnen maken. Ook dan zal het investeringsklimaat
in ogenschouw worden genomen. De criteria evenals een eventueel afwegingskader voor
de aanwending van het «Transitiefonds» zullen in het Noordzeeoverleg nader worden
afgesproken.
96
Is er al bekend op welke momenten de evaluatie en «adaptieve planning» van het Noordzeeakkoord
gepland staan? Welke onderdelen van het Akkoord of de uitvoering daarvan zijn onderworpen
aan de conclusies van dergelijke evaluaties?
Antwoord
De bedoeling van de gemaakte afspraken is dat deze niet aan tijd of onderwerp zijn
gebonden. Als partijen menen dat externe omstandigheden, of bijvoorbeeld wijziging
van het nationale, Europese of internationale beleid, tot nadere afwegingen aanleiding
geven dan hebben zij zich verplicht binnen het NZO daarvoor gezamenlijk naar oplossingen
te zoeken. In 2023 zal een tussentijdse evaluatie plaatsvinden.
97
In hoeverre wordt bij de uitbreiding van windenergie gebruik gemaakt van vogelvriendelijke
windturbines?
Antwoord
Er van uitgaande dat met vogelvriendelijke windturbines, turbines zonder wieken wordt
bedoeld, dan worden deze op de korte termijn niet toegepast. De energieproductie van
deze turbines is momenteel onvoldoende om Nederland van de benodigde energie te voorzien.
Er wordt bij de plaatsing van windparken rekening gehouden met de impact op vogels
door de locatiekeuze en daarnaast wordt er gewerkt aan een voorspellingsmodel waarmee
vogeltrek op rotorhoogte kan worden voorspeld. Op basis van dit model kunnen windturbines
stilgezet worden op nachten van massale vogeltrek.
98
Op welke wijze is vastgesteld welke visgebieden voor de vissers economisch het meest
relevant zijn? Kunt u een overzicht geven van de opdeling van het Nederlandse deel
van de Noordzee inclusief een beoordeling van de economische relevantie van ieder
van die gebieden voor de Nederlandse visserijsector?
Antwoord
Op basis van beschikbare gegevens uit het Vessel Monitoring System (VMS; coördinaten)
en gegevens uit het logboek van vissers kan worden bepaald welke visreizen een vissersschip
maakt en welke vangst de visser tijdens deze reis op welke locatie heeft behaald/gerealiseerd.
Deze gegevens worden afgezet tegen de marktwaarde van de gevangen vis. Zo kan worden
vastgesteld welke visgebieden economisch het meest relevant zijn (op deze wijze is
de waarde van de windenergiegebieden uit de routekaarten windenergie op zee 2023 en
2030 geanalyseerd (zie vraag 35)). Deze gegevens worden geclusterd waardoor er een
globale indicatie komt per type tuig per doelsoort. Het Nederlandse deel van de Noordzee
wordt niet opgedeeld, omdat de Nederlandse visserij over de gehele Noordzee plaatsvindt.
De analyse betreft daarom de Noordzee inclusief delen van het kanaal en het Skagerrak.
Er zijn vele soorten kaarten te maken, waarop te zien is welke gebieden meer en minder
bevist worden voor welke soorten visserij. Een voorbeeld is opgenomen in het advies
van mevrouw Burger voor een duurzame kottervisserij3.
99
Welke andere mitigerende maatregelen, naast bijdragen uit het transitiefonds, worden
overwogen om vissers te compenseren voor de sluiting van economisch relevante visserijgebieden?
Antwoord
De maatregelen aangekondigd in het Noordzeeakkoord en de appreciatie op het advies
van mw. Burger zijn de maatregelen die zijn bedoeld om het verlies aan economisch
relevante visserijgebieden op te vangen. Het gaat daarbij om middelen voor innovatie
om een verduurzaming van de visserijvloot mogelijk te maken en middelen voor een sanering
voor vissers die niet door kunnen of willen vissen. In totaal is hier € 119 miljoen
voor beschikbaar. Er worden naast deze maatregelen geen andere maatregelen overwogen.
100
Wat is het tijdpad dat inzichtelijk maakt hoe de afgesproken natuurdoelen uit het
Akkoord binnen de gestelde termijnen worden gehaald? Kunt u een overzicht sturen van
de planning en alle tussentijdse mijlpalen?
Antwoord
In het Onderhandelaarsakkoord zijn met betrekking tot de tussentijdse evaluatie in
2023 globale afspraken gemaakt. Zie vraag 59.
101
Hoe verhoudt het, door het Akkoord geïntroduceerde nieuwe instrument «gebiedspaspoort»,
dat moet worden opgesteld door het Rijk voor de aanwijzing van gebieden op zee voor
een bepaald doel, zich tot de regels omtrent aanwijzing van gebieden voor specifieke
doelen op grond van de bestaande wetgeving en beleid?
Antwoord
Het «gebiedspaspoort» uit het Noordzeeakkoord wordt niet een opzichzelfstaand instrument.
De instrumenten die de nieuwe Omgevingswet biedt volstaan, ook voor hetgeen waarvoor
de term gebiedspaspoort in het onderhandelaarsakkoord is geïntroduceerd. Het gebiedspaspoort
is een term waarmee gedoeld wordt op een hulpmiddel om een brede groep stakeholders
op zee vroegtijdig te betrekken bij de voorbereiding van een aanwijzing van een specifiek
gebied.
102
Kunt u bevestigen dat er geen windparken komen in de beschermde natuurgebieden?
Antwoord
In het onderhandelaarsakkoord van het Noordzeeakkoord is afgesproken dat er in beginsel
geen windparken gebouwd worden in gebieden die zijn of worden aangewezen op basis
van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.
Bij de aanwijzing van zoekgebieden voor windenergie op zee geldt dat ecologie vroegtijdig
en zwaarwegend wordt meegenomen, en dat zowel Natura 2000 als ook KRM-gebieden worden
ontzien om eventuele ongewenste effecten uit te sluiten. Indien er geen geschikte
zoekgebieden voor windparken buiten N2000 en KRM gebieden gevonden kunnen worden zou
in bijzondere omstandigheden afgeweken kunnen worden van het ontzien van deze gebieden
mits ongewenste effecten op deze gebieden uit te sluiten zijn.
De Wet Natuurbescherming biedt de mogelijkheid om af te wijken van bescherming van
soorten of gebieden om redenen van dwingend nationaal belang en wanneer er geen alternatieven
zijn. Verloren gegane natuurwaarden dienen dan te worden gecompenseerd.
In het uiterste geval kan om redenen van ruimtedruk ook gekozen worden om windparken
en Habitatrichtlijn- of KRM-gebieden te combineren als de natuurwaarden in het gebied
niet negatief beïnvloeden of/en deze gebieden juist kansen bieden voor verdere natuurontwikkeling.
Dit zal zoveel mogelijk worden gemeden. Besluitvorming hierover zal plaatsvinden op
basis van «op consensus gericht overleg», wat betekent dat de inzet is het gezamenlijk
eens te worden. Mocht het echter, ondanks serieuze pogingen, op onderdelen niet lukken
dan besluit het Rijk. In het governance-advies van het OFL over het Noordzeeoverleg
zal nader worden ingegaan op bepalingen en voorwaarden rondom het op consensusgerichte
overleg. In het Programma Noordzee (2022–2027) wordt momenteel onderzocht welke nieuwe
windenergiegebieden er aangewezen gaan worden. Op dit moment worden deze gebieden
buiten beschermde natuurgebieden gezocht.
Voorts heeft de Minister van EZK in de Kamerbrief van 27 maart 2018 (Kamerstuk 33 561, nr. 42) over de routekaart windenergie op zee 2030 aangegeven geen windturbines te plaatsen
in het zuidelijk deel van IJmuiden Ver in verband met de vogelwaarden op de Bruine
Bank.
103
Kunt u aangeven wat het betekent dat de ecologie vroegtijdig en zwaarwegend wordt
meegenomen bij de aanwijzing van nieuwe windenergiegebieden en de invulling van de
aanleg van windparken in de reeds aangewezen windenergiegebieden?
Antwoord
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat uitbreiding van windenergie op zee alleen
kan plaatsvinden binnen de ecologische draagkracht van het systeem.
In het onderhandelaarsakkoord staat dat bij de aanwijzing van nieuwe windenergiegebieden
er een integraal afwegingskader wordt gehanteerd: in beginsel worden geen windparken
gebouwd in gebieden die zijn of worden aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijnen
en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Voor nieuwe windgebieden na 2030 wordt ook
rekening gehouden met die locaties die ook vanuit ecologisch oogpunt het minst ongunstig
zijn vanwege bijvoorbeeld lagere dichtheden van zeevogels of vogeltrekroutes in dat
gebied. Voor de reeds aangewezen gebieden wordt ten behoeve van het nemen van kavelbesluiten
het totaal van de ecologische effecten van alle tot en met 2030 voorziene windparken
op zee omschreven in het Kader Ecologie en Cumulatie (KEC). Dit kader vormt een basis
voor de ecologische beoordeling in de milieueffectrapportage voor nieuwe windenergiegebieden.
In de kavelbesluiten voor de verschillende windparken wordt aanvullend gekeken of
er locatiespecifieke effecten te verwachten zijn. Het gaat daarbij om effecten waardoor
populaties van te beschermen soorten structureel achteruit zouden gaan en de natuurlijke
veerkracht van de soort aangetast zou worden. In de kavelbesluiten wordt dan beschreven
welke mitigerende maatregelen genomen dienen te worden om eventuele significant negatieve
effecten te voorkomen. Wanneer er redenen zijn om van bovengenoemde werkwijze af te
wijken, dient vooraf in het NZO op consensus gericht overleg plaats te vinden.
104
Kunt u aangeven welke Natura 2000-gebieden erbij (kunnen) komen en voor welke natuurwaarden
deze gebieden beschermd worden?
Antwoord
Uit het Noordzeeakkoord blijkt dat de Bruine Bank (zie ook vraag 105) zal worden aangewezen
op basis van de Vogelrichtlijn. De Borkumse Stenen worden met het oog op bodembescherming
aangewezen in het kader van het VIBEG II akkoord (Visserij in Beschermde Gebieden;
Noordzeekustvisserijakkoord 2017) op basis van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.
Ook het Friese Front zal onder een nader te bepalen beschermingsregime worden gebracht.
Onderzoek zal moeten uitwijzen of dit Natura 2000 is of bijv. onder de KRM.
105
Wanneer wordt de aanwijzing van de Bruine Bank als Natura 2000-gebied in gang gezet?
Antwoord
De aanwijzing van de Bruine Bank wordt gestart na het vaststellen van het Noordzeeakkoord.
106
Kunt u aangeven hoe deze en andere beschermde gebieden bijdragen aan het netwerk?
Antwoord
Alle gebieden die onder de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn worden aangewezen maken
deel uit van het Europese netwerk van beschermde gebieden. Dit is het Natura 2000-netwerk.
Het kabinet meldt de mariene natura 2000- en KRM-gebieden ook aan voor het OSPAR netwerk
van mariene beschermde gebieden. Zo wordt met buurlanden samen gewerkt aan het verder
ontwikkelen van een ecologisch coherent netwerk van mariene beschermde gebieden.
107
Kunt u aangeven wat de aanwijzing van deze Natura 2000-gebieden betekent voor huidige
en toekomstige gebruiksfuncties in en rond deze gebieden?
Antwoord
Nee. In zijn algemeenheid geldt dat de meeste gebieden worden aangewezen voor hun
bodem- of vogelwaarden. Op basis van een analyse daarvan zullen maatregelen worden
uitgevaardigd. In veel gevallen zal het in elk geval gaan om beperkingen aan de bodemberoerende
visserij. Dat zal moeten blijken uit de Nadere effectanalyse die onderdeel is van
het beheerplanproces dat aansluitend aan de aanwijzing van een Natura 2000-gebied
zal worden doorlopen. In het algemeen geldt dat huidige gebruiksfuncties volgens geldende
afspraken zoveel mogelijk vergunningsvrij zullen worden geregeld en dat voor nieuw
gebruik na aanwijzing de ter plekke geldende (internationale) afspraken van toepassing
zijn of dat er normale vergunningsprocedures zullen moeten worden doorlopen.
108
Kunt u aangeven hoe de aanwijzing en bescherming van de aangewezen en nog aan te wijzen
Natura 2000-gebieden zich verhoudt tot de afspraak dat 12,5% van het Nederlandse deel
van de Noordzee binnen ecologische waardevolle gebieden volledig wordt gevrijwaard
van bodemberoering door visserij?
Antwoord
Het aandeel van het oppervlakte van aangewezen en nog aan te wijzen Natura 2000 en
KRM-gebieden waar bodemberoerende visserij niet is toegestaan is ca. 5,1% van het
totaal van 12,5% van de Nederlandse Noordzee waar bodemberoerende visserij niet meer
zal worden toegestaan. De afspraak om 12,5% van het Nederlandse deel van de Noordzee
binnen ecologische waardevolle gebieden volledig te vrijwaren van bodemberoering door
visserij zal worden gerealiseerd door noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen te nemen
in de gebieden zoals vermeld onder 4.39 van het Onderhandelaarsakkoord, zodat bodemberoering
door visserij in deze gebieden wordt voorkomen. Deze maatregelen, zoals vermeldt onder
4.45, dienen altijd te voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn,
de Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn mariene strategie en zullen volgens artikel
11 van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (Vo. 1380/2013) worden vastgelegd in een
gedelegeerde handeling door de Europese Commissie.
109
Hoe wordt omgegaan met andere vormen van visserij, bijvoorbeeld staandwantvisserij,
die schadelijk kunnen zijn voor natuurwaarden?
Antwoord
Visserij die significante negatieve gevolgen heeft op de te beschermen ecologisch
waarden van een te beschermen gebied worden verboden.
Andere vormen die geen significant effect hebben zijn in principe toegestaan. Het
potentieel van schadelijke impact is onderdeel van onderzoek vanuit het Noordzeeakkoord,
zoals bijvoorbeeld naar de impact van staandwant op natuurwaarden (zie ook het antwoord
op vraag 109, 151). In het geval er sprake is van no take of no fishing dan is geen
enkele visserij toegestaan.
De impact van staandwantvisserij zal onderdeel zijn van onderzoek vanuit het Noordzeeakkoord,
zoals bijvoorbeeld naar de bijvangst van vogels en zeezoogdieren. Daarnaast is in
het Onderhandelaarsakkoord opgenomen dat in Natura 2000 en KRM gebieden geen nieuwe
staandwantvisserij zal worden toegestaan. Zie vraag 156 en 173
110
Hoe wordt verzekerd dat de afspraken in het Akkoord ook gelden voor buitenlandse vissers
die actief zijn in het Nederlandse deel van de Noordzee?
Antwoord
Dit gebeurt via een artikel 11 procedure onder het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
(Vo.1380/2013). Zie vraag 6, 147, 156 en 162
111
Welke gebieden worden voor gebruiksfuncties vermeden vanwege ecologische kwetsbaarheid?
Antwoord
Op dit moment geldt dit voor de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Voordelta en
Vlakte van de Raan waarvoor een beheerplan is vastgesteld.
112
Wordt op dit moment de aanwijzing van nieuwe natuurgebieden op de Noordzee overwogen?
Zo ja, in welk stadium is deze aanwijzing en om welke gebieden gaat het?
Antwoord
zie vraag 104
113
Hoe groot zal de schade voor natuur en visserij zijn wanneer de klimaatdoelen niet
worden gehaald en de opwarming van de aarde niet tot 1,5–2 graden Celsius wordt beperkt?
Kunnen we het ons, met andere woorden, veroorloven om de gebieden Hollandse Kust (noordwest
en zuidwest) en het nog onbenutte deel van IJmuiden Ver vrij te laten? Op welke wijze
wordt het verlies van de daar niet gerealiseerde energie opgevangen?
Antwoord
Hoe groot de schade voor natuur en visserij precies zal zijn is onbekend. Zoals aangegeven
in de brief van 18 november 2019 van de Ministers van EZK en Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 32 813, nr. 407), staat wel vast dat bij het niet halen van de klimaatdoelen er zeer grote effecten
zullen zijn die verregaande veranderingen tot gevolg zullen hebben voor het mariene
milieu. Daarom is het ook belangrijk na 2030 maatregelen te nemen om klimaatverandering
tegen te gaan. Als Hollandse Kust (noordwest en zuidwest) en het nog onbenutte deel
van IJmuiden Ver niet worden benut voor windparken, dan zal in plaats daarvan naar
alternatieve gebieden gezocht worden. Zoals aangegeven wordt dit momenteel onderzocht
ten behoeve van het aanwijzen van windenergiegebieden in het Programma Noordzee 2022–2027.
114
Waaruit zal de verkenning naar de mogelijkheid om de gebieden Hollandse Kust (noordwest
en zuidwest) en het nog onbenutte deel van IJmuiden Ver vrij te laten van windturbines
en windparken in andere gebieden op zee te realiseren bestaan? Wie neemt het voortouw
bij deze verkenning en welke partijen zijn hierbij betrokken? Wanneer zal deze verkenning
voltooid zijn?
Antwoord
Het Ministerie van EZK neemt het voortouw in de verkenning naar de mogelijkheid om
de genoemde gebieden vrij te laten van windturbines, in overleg met de betrokken departementen
(BZK, IenW, LNV en waar nodig verdere ministeries) en stakeholders. In het Noordzeeoverleg
wordt tenslotte op consensus gericht overleg gevoerd over de verkenning. De verkenning
is onderdeel van de totstandkoming van het ontwerp Programma Noordzee 2022 – 2027,
uiterlijk voorjaar 2021.
De verkenning onderzoekt de mogelijke alternatieve gebieden voor bovengenoemde windenergiegebieden.
De alternatieve gebieden liggen verder uit de kust. Er zal onderzocht worden welke
invloed dit heeft op de kosten voor het net op zee (over het algemeen zijn netaansluitingen
duurder naar mate deze verder uit de kust worden aangelegd) en wordt onderzocht welke
invloed dit heeft op de belangenafweging tussen windenergie, natuur, visserij en een
vlotte en veilige scheepvaart (zie vraag 113). De verkenning houdt rekening met de
doelstellingen en een eventuele verhoogde ambitie vanuit het Klimaatakkoord.
115
Wat zijn de exacte verplichtingen die voortvloeien uit internationale regelgeving,
waaronder het OSPAR-verdrag (OSPAR Marine Protected Areas (MPA’s)), de Vogelrichtlijn
en de Habitatrichtlijn (Natura 2000-gebieden) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie
die relevant zijn voor het Noordzeeakkoord? In hoeverre gaat het hierbij om wereldwijde
afspraken, Europese verplichtingen of voor Nederland specifieke regelgeving? Hoe wordt
aan deze verplichtingen uitvoering gegeven? Welke criteria worden daarbij gehanteerd?
Welke partijen zijn daarbij betrokken? Wat is hierin de rol van het NZO?
Antwoord
Bijlage 3 van het Noordzeeakkoord geeft een overzicht van de internationaalrechtelijke
context. De wereldwijde afspraken begeven zich op het niveau van de Verenigde Naties,
onder andere het VN-zeerechtverdrag en de Conventie van Biologische Diversiteit (CBD).
De Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) zijn
Europese verplichtingen. Nederland wijst de gebieden onder de Vogelrichtlijn direct
aan. Onder de Habitatrichtlijn worden gebieden gemeld bij de Europese Unie. De KRM
vraagt lidstaten om gebruik te maken van bestaande regionale institutionele samenwerkingsstructuren,
waaronder de uit hoofde van de regionale zeeverdragen opgerichte structuren die deze
mariene regio of subregio bestrijken. Voor Nederland is dat het regionale OSPAR-verdrag,
waar 16 verdragspartijen samenwerken om het mariene milieu te beschermen en te versterken.
Voor Nederland specifiek is het beleid verankerd in de Beleidsnota Noordzee (2016–2021).
De Europese verplichtingen zijn in Nederlandse wet- en regelgeving geïmplementeerd.
Voor de KRM betekent dit o.a. dat het kabinet een beoordeling van de mariene milieu
van het Nederlands deel van de Noordzee doet (Mariene Strategie deel 1), een monitoringsprogramma
opzet (Mariene Strategie deel 2) en een programma van maatregelen (Mariene Strategie
deel 3) samenstelt om de goede milieutoestand te behalen en te behouden.
Het kabinet voert de KRM uit in samenwerking met maatschappelijke organisaties en
het bedrijfsleven. Zo wordt bij elke Strategie consultaties gehouden, en is er gelegenheid
tot het inzenden van zienswijzen. Ook werkt het Rijk nauw samen met stakeholders om
zo het milieu en natuur te verbeteren en te versterken, bijvoorbeeld met Green Deals.
De rol van het Noordzeeoverleg wordt mede naar aanleiding van het op te stellen governance-advies
nader ingevuld.
116
Wat is de inzet voor de verkenning naar de potenties van de gezamenlijke blauwe economie
(voedsel, energie en natuurontwikkeling)? Heeft er inmiddels over die verkenning in
het NZO nader overleg plaatsgevonden? Zo ja, wat waren hiervan de uitkomsten? Zo nee,
wanneer zal dit overleg plaatsvinden? Wanneer moet de verkenning naar de potenties
van de gezamenlijke blauwe economie voltooid zijn?
Antwoord
Inzet is om tot in het najaar 2020 te komen tot een integraal gedragen voorstel ten
behoeve van de verkenning naar de ecologische, economische en technische potenties
en haalbaarheden van de duurzame blauwe economie (voedsel, energie en natuurontwikkeling).
De verkenning is door de Community of Practise Noordzee (COP) in het kader van het
Programma Noordzee 2022–2027 opgepakt. De partners/stakeholders uit de CoP komen vanuit
het Rijk/topsectoren, samenwerkende onderzoeksinstellingen, NGO’s en ondernemers en
initiatoren.
Over de resultaten zal te zijner tijd op consensus gericht overleg in het Noordzeeoverleg
plaatsvinden.
117
Kunt u uiteenzetten welke mogelijkheden u voor ogen heeft om veiligheidsrisico’s door
nieuwe activiteiten in de Noordzee voor de scheepvaart te mitigeren?
Antwoord
Het antwoord op deze vraag hangt af van de aard en omvang van de activiteit. Voor
windenergie op zee tot 2030 heb ik, in samenspraak met EZK, al specifieke maatregelen
genomen, zoals beschreven bij vraag 16. Voor alle nieuwe activiteiten zal de risicotoename
ten opzichte van scheepvaartveiligheid vooraf moeten worden geïnventariseerd en waar
nodig voldoende mitigerende maatregelen worden genomen door de initiatiefnemer van
de nieuwe activiteit.
118
Kunt u uiteenzetten hoe compenserende maatregelen om aantasting van natuurwaarden
door gebruiksfuncties te voorkomen eruit komen te zien? Kunt u bovendien uiteenzetten
door welke partijen en met welke berekeningsmethoden de negatieve impact van gebruiksfuncties
in kwetsbare gebieden bepaald gaat worden?
Antwoord
Elke activiteit of gebruik met een significant negatief effect in of nabij (externe
werking) een Natura 2000- of KRM-gebied is niet toegestaan. Dit wordt beoordeeld op
basis van een passende beoordeling. Als uit de passende beoordeling blijkt dat significante
negatieve effecten niet (volledig) kunnen worden uitgesloten (al dan niet met mitigerende
maatregelen) kan het initiatief niet doorgaan tenzij, in bepaalde gevallen, de ADC-toets
wordt doorlopen. Initiatiefnemers dienen deze procedures te doorlopen en aan te tonen
wat de gevolgen zijn van hun activiteit.
119
Is er een onderzoek waaruit blijkt dat de uitrol van windmolenparken in het Noordelijke
gedeelte van de Noordzee relatief minder druk uitoefent op ecosystemen, dan de aangewezen
windmolenparken in het Zuidelijke gedeelte? Of zijn het alleen de economische voordelen
voor de scheepvaart en de visserij die tot deze verkenning hebben geleid?
Antwoord
Er is geen onderzoek waaruit blijkt dat er relatief minder druk is van de uitrol van
windparken op het ecosysteem in het noorden in vergelijking met de zuidelijke Noordzee.
Gegevens over de aanwezigheid van onder meer zeegaande kustbroedvogels en trekkende
vleermuizen laten zien of suggereren dat deze in de zuidelijke Noordzee in grotere
dichtheden voorkomen en dus vaker slachtoffer kunnen worden van windturbines, maar
dit is nog niet integraal onderbouwd. Aanleiding voor de verkenning is de maatschappelijke
afweging van een kosteneffectieve uitrol van windenergie in relatie tot de effecten
op zowel ecosysteem, visserij als een vlotte en veilige scheepvaart.
120
Bieden de gebieden meer in het noorden voldoende mogelijkheden om een verdere uitbreiding
van wind op zee te realiseren? Om hoeveel gigawatt (GW) gaat het dan en wordt hiermee
het hogere ambitieniveau van 55% in 2030 gehaald? Kan dit binnen deze termijn worden
gerealiseerd als er nu nog overlegd wordt over de mogelijkheden?
Antwoord
Ja, potentiële gebieden in het noorden bieden op dit moment voldoende mogelijkheden
om een verdere uitbreiding van windenergie op zee te realiseren. Conform afspraak
in het onderhandelaarsakkoord betreft dit 20–40 GW. In een nieuwe routekaart windenergie
op zee wordt besloten in welke van de nieuwe aangewezen windenergiegebieden daadwerkelijk
een windpark wordt gerealiseerd.
De nieuwe windenergiegebieden komen echter pas in 2022 beschikbaar. Aangezien het
gemiddeld 10 jaar kost om een windpark met netaansluiting te realiseren zullen deze
gebieden nog niet kunnen bijdragen aan een verhoogd doel van 55% CO2 reductie in 2030. Vandaar de afspraak in het Onderhandelaarsakkoord dat de huidige
nog niet ontwikkelde windenergiegebieden om die reden beschikbaar blijven voor een
bijdrage aan een verhoogde CO2-doelstelling. Zie vraag 114
121
Kan er verder worden ingegaan op de belemmeringen voor meer noordelijke uitbreiding?
Zijn dat met name de belangen van de visserij, ecologische belangen of andere belangen?
Antwoord
Aandachtspunten bij de belangenafweging voor het aanwijzen van zoekgebieden voor windenergie
op zee zijn met name scheepvaart, aanlanding ook in combinatie met zandwinning voor
de kustverdediging, defensie oefengebieden, visserij en te beschermen natuurwaarden.
122
Wordt bij het meewegen van de belangen van de visserij gekeken naar de mate van duurzaamheid
van die visserij?
Antwoord
De verduurzaming van de visserij wordt in het kader van de NOVI geïdentificeerd als
een nationaal belang. Het komen tot een duurzame visserij is een kernpunt van het
visserijbeleid via gerichte innovatiesubsidies en – vooral Europese -regelgeving.
Bij de afweging rond het wel of niet toestaan van visserij in natuurgebieden is de
mate waarin de visserijactiviteiten effect hebben op de te beschermen waarden bepalend
bij de belangenafweging.
123
Waarom worden, ten aanzien van de mogelijkheden voor windenergie, de belangen van
olie- en gaswinning meegewogen? Windenergie moet deze fossiele energie toch zo snel
mogelijk vervangen? Kan dit verder worden toegelicht?
Antwoord
Windparken op zee (en andere duurzame alternatieven) zullen niet van vandaag op morgen
uitgerold kunnen worden om in de gehele energiebehoefte van Nederland te voorzien.
Dit betekent dat in de route naar een volledig duurzame energievoorziening, aardgas
nog een belangrijke rol zal spelen om Nederland van voldoende energie te kunnen voorzien.
Daarbij heeft dit kabinet aangegeven dat de winning van aardgas uit eigen bodem de
voorkeur heeft boven de import van gas, omdat dit beter is voor klimaat, werkgelegenheid,
economie, behoud van kennis van de diepe ondergrond en aanwezige gasinfrastructuur.
124
Hoe zal bij de verdere opschaling van 20 tot 40 GW windenergie op zee de optie om
met deze windmolens waterstof te produceren worden meegenomen? Is hierover overleg
met andere partijen? Zo ja, welke partijen zijn hierbij betrokken?
Antwoord
In de keuze van de nieuwe windenergiegebieden voor 20–40 GW in het Programma Noordzee
2022–2027 wordt ook de mogelijke koppeling met waterstof meegenomen. Momenteel wordt
in de Noordzee Energiesysteem Outlook onderzocht welke ontwikkelingen er verwacht
worden in de periode 2030–2050 voor windenergie op zee en waterstof. Ruimtelijk gezien
is vooral het mogelijk hergebruik van gasinfrastructuur voor waterstofproductie en
transport hierin relevant. De Noordzee Energiesysteem Outlook zal gereed zijn rond
de zomer. Op basis van deze Outlook kan dan het gesprek gestart worden wat er nodig
zal zijn qua energieproductie op de Noordzee voor de periode na 2030. De gesprekken
vinden plaats met relevante betrokkenen, bij het opzetten van een nieuwe routekaart
windenergie op zee.
125
Op welke termijn kan uitsluitsel worden gegeven over het internationale overleg over
de mogelijkheden het oefenterrein van Defensie te verplaatsen? Betreft het alleen
overleg met Duitsland of zijn er ook andere landen bij dit overleg betrokken?
Antwoord
Zie vraag 128
126
Op welke termijn kunnen we de uitkomsten van de Verkenning aanlanding Netten op Zee
verwachten? Gaat dit op tijd zijn om de doelen te realiseren of loopt dit vertraging
op, omdat de gerealiseerde windenergie het elektriciteitsnet niet in voldoende mate
op kan? Hoeveel GW kan wel worden gerealiseerd, maar niet het net op?
Antwoord
Zie vraag 131
127
Wordt in de Verkenning aanlanding Netten op Zee ook de koppeling met waterstofproductie
onderzocht? Wanneer zal de Verkenning aanlanding Netten op Zee gereed zijn?
Antwoord
Zie vraag 131
128
Hoe ziet het onderzoek, waarin de Minister van Defensie laat onderzoeken of er in
internationaal verband een alternatief voor defensieoefengebied EHD42 is en of dat
aan de voorwaarden van Defensie voldoet, er precies uit? Is hierover inmiddels contact
tussen Defensie en andere betrokken (buur)landen om gezamenlijk een alternatief oefengebied
te vinden? Zijn er al mogelijke alternatieven geïdentificeerd? Op welke termijn zal
het onderzoek naar alternatieven voor defensieoefengebied EHD42 worden afgerond?
Antwoord
Deze verkenning zal conform de toezegging van de Minister van Defensie worden gestart
nadat het Noordzeeakkoord definitief is geworden. Er is thans nog geen contact met
buurlanden gelegd of een onderzoeksopzet gemaakt.
129
Kunt u redenen aangeven naar aanleiding van de volgende tekst op pagina 19: «In beginsel
worden geen windparken gebouwd in gebieden die zijn of worden aangewezen op basis
van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Wanneer
er redenen zijn om van deze regel af te wijken, dient vooraf in het NZO op consensus
gericht overleg plaats te vinden»? Wat gebeurt er wanneer geen consensus wordt bereikt?
Antwoord
Zie 102
130
Kunt u uiteenzetten of en hoe rekening gehouden wordt met huidige en mogelijke toekomstige
ondergrondse infrastructuur voor onder andere telecom- en internetdiensten?
Kunt u tevens aangeven op welke wijze deze essentiële onderdelen van de moderne infrastructuur
beschermd gaan worden?
Antwoord
Voor de huidige initiatieven voor aanleg van telecomkabels op het Nederlandse deel
van de Noordzee is nog voldoende ruimte gevonden voor een veilige route. Met name
is de locatie waar de kabels aansluiten op de infrastructuur op het land van belang.
Vooral in de buurt van IJmuiden wordt de mogelijkheid om bij de kust te komen moeilijker.
De route moet zodanig zijn, dat ankergebieden voor de zeeschepen en olie- en gasinstallaties
worden vermeden. Aan beide punten kan worden voldaan. Met mogelijke toekomstige infrastructuur
wordt rekening gehouden zodra bekend is wat de gewenste route is.
Bescherming vindt verder plaats doordat de kabels bij aanleg verplicht minimaal een
meter in de zeebodem begraven worden en ook op diepte moeten blijven liggen. Het is
aan de exploitanten van de kabels zelf om ervoor te zorgen dat de begraafdiepte gehandhaafd
wordt. Een meter begraafdiepte is voldoende om de kabels te beschermen tegen de bodemberoerende
visserij en het noodankeren van zeeschepen.
131
Kunt u nader uiteenzetten waarom ervoor is gekozen om de Verkenning aanlanding Netten
op Zee niet mee te nemen in de PlanMER?
Antwoord
1. Eerst worden mogelijke nieuwe windenergiegebieden op zee geïdentificeerd. Met een
plan-MER worden op hoog abstractieniveau milieuaspecten, ecologische effecten, effecten
op andere functies en waarden op zee, en kosten onderzocht. Op basis daarvan kiest
het kabinet, onder leiding van de Minister van IenW, welke windenergiegebieden het
aanwijst en opneemt in het Programma Noordzee, als onderdeel van het Nationaal Waterprogramma.
In deze fase verkeren we nu.
2. In deze eerste fase worden ook de (on)mogelijkheden voor ontsluiting van de windenergiegebieden
op hoofdlijnen in kaart gebracht. Deze bepalen immers mede de keuze voor windenergiegebieden.
Het gaat dan om ordegrootten van kosten van verschillende transportmogelijkheden op
basis van schetsen van transportroutes, ruimtelijke beperkingen op zee en land, effecten
op het energiesysteem op land en kansen voor synergie en hergebruik van energie-infrastructuur.
Daarbij wordt niet alleen naar aanlanding met elektronen, maar ook naar aanlanding
met moleculen gekeken, zoals waterstof.
3. Dan stelt het kabinet, onder leiding van de Minister van EZK, een (uitbreiding van
de bestaande) routekaart windenergie op zee op voor de periode 2030–2040. Deze geeft
aan welke (delen van) nieuwe windenergiegebieden daadwerkelijk ontwikkeld worden en
wanneer. Op basis van deze routekaart vindt voor de aanlanding van de energie een
uitgebreide verkenning plaats vergelijkbaar met de «Verkenning aanlanding netten op
zee 2030» uit 2018. Kostenindicaties worden gebaseerd op verschillende varianten van
ruwe tracés.
4. Ten slotte stelt het Rijk per windenergiegebied kavelbesluiten op die de exacte geografische
contouren bevatten van de kavels die het via tenders gunt aan windparkontwikkelaars.
In deze fase worden voor verschillende alternatieven voor ontsluiting van de windparken,
op basis van gedetailleerde tracés, in een Integrale Effecten Analyse de effecten
op milieu, techniek, kosten, omgeving en toekomstvastheid in kaart gebracht. Hieruit
volgt uiteindelijk een keuze van een voorkeursalternatief (VKA).
132
Kunt u uiteenzetten wat redenen zouden kunnen zijn om in bepaalde situaties af te
wijken van de regel om Natura 2000-gebieden en de gebieden uit de Kaderrichtlijn Marine
Strategie (KRM-gebieden) te ontzien?
Antwoord
Zie 102
133
Op welke wijze kan kostenreductie worden gerealiseerd? Waarom wordt dit, wanneer dit
niet afdoende kan, dan niet door het Rijk mogelijk gemaakt om toch de benodigde wind
op zee te realiseren?
Antwoord
De kostenreductie bij wind op zee projecten is de afgelopen jaren harder gegaan dan
oorspronkelijk gedacht. Deze kostenreductie is met name het gevolg van de ontwikkeling
van betere technologie (zoals grotere en efficiëntere windmolens), het opdoen van
meer ervaring en de schaalvoordelen die optreden door de groei van de projecten en
de sector als geheel. We hebben gezien de afgelopen jaren dat door de effectieve aanpak
van wind op zee in Nederland deze kostenreducties hier als eerste zichtbaar zijn.
In Nederland zullen dan ook de eerste windparken op zee zonder subsidie ter wereld
staan straks. Succesfactoren van de Nederlandse aanpak (duidelijke routekaart, alle
voorbereiding van de kavel door de overheid, aanleg van het net door TenneT) zullen
dan ook voor de verdere uitrol van de routekaart windenergie op zee 2030 behouden
blijven. Daarnaast zal de capaciteit per tender in de routekaart door de tijd heen
groter worden (700 MW in de tenders tot nu, volgend jaar 1400 MW voor Hollandse Kust
West en later 2000 MW voor IJmuiden Ver). Hiermee worden ook verdere schaalvoordelen
benut.
Daarnaast zal richting verdere uitrol betere koppeling met de ontwikkeling van vraag
van belang zijn om de uitrol kostenefficiënt te houden. Op 5 maart 2020 maart is het
onderzoek naar de business case van wind op zee projecten van onderzoeksbureau Afry
gepubliceerd. De belangrijkste conclusie in het rapport is dat verdere uitrol van
subsidievrije wind op zee projecten alleen rendabel kan zijn als dit in nauwe samenhang
wordt gezien met de verdere groei van vraag naar hernieuwbare elektriciteit. Mede
op basis van de conclusies uit het onderzoek, zal de komende tijd gezamenlijk met
de sector verder onderzocht worden wat concreet gedaan kan worden om de business case
te versterken en de aanpak voor wind op zee toekomstbestendig te maken.
134
Geeft het sturen op kostenreductie aan dat commerciële bedrijven wellicht niet het
meest geschikt zijn om deze parken te realiseren en dat er gekeken moet worden naar
de mogelijkheden van publieke energiewinning?
Antwoord
Elektriciteitsproductie is in Nederland geen publieke taak. Zo zijn de afgelopen jaren
(met als laatste stap Eneco) alle publieke energiebedrijven geprivatiseerd. Doordat
de elektriciteitsmarkt een competitieve markt is, hebben partijen inherente prikkels
om zo kosten-efficiënt als mogelijk te worden. Dit geldt ook voor de Nederlandse windparken
die nu zonder subsidie getenderd worden en dus voor hun inkomsten afhankelijk zijn
van de elektriciteitsmarkt. Daarnaast is de Nederlandse wind op zee aanpak er op gericht
dat het voor zoveel mogelijk (geschikte) partijen aantrekkelijk is om mee te doen
met de tenders. Zo doet de overheid bijvoorbeeld alle voorbereidende onderzoeken,
verzorgt de nodige vergunningen in de kavelbesluiten en legt het net aan, zodat ontwikkelaars
zo min mogelijk risicovolle kosten dragen als ze willen deelnemen in een tender. Mede
door deze aanpak zijn private partijen die meedoen door de tenders sterk geprikkeld
om een zo goed mogelijk voorstel neer te leggen en dus zo kosten efficiënt als mogelijk
te zijn. Dit blijkt ook in de tenderuitslagen waaruit blijkt dat de kosten veel sneller
naar beneden zijn gegaan dan voor mogelijk werd gehouden.
135
In welke delen van de Noordzee is vastevistuigenvisserij momenteel toegestaan? Komt
daar iets bij wanneer vastevistuigenvisserij toegestaan wordt in alle nieuwe windparken?
Antwoord
Beginsel in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 is dat de visserij overal toegang heeft.
Er zijn echter wel gebieden met een toegangsbeperking zoals windparken en de veiligheidsmarges
rondom offshore platforms. De toepassing van een vast vistuig is vooral afhankelijk
van locatie. Niet alle locaties zijn even geschikt om vormen van vastevistuigenvisserij
toe te passen. De komst van windmolenparken en aanverwante steenbestorting kan het
gebied aantrekkelijker maken voor vissen en daarmee de geschiktheid voor deze vorm
van visserij doen toenemen. Deze mogelijkheid wordt verder onderzocht doormiddel van
pilots. Zie ook vraag 93.
136
Wat zijn de risico’s van het toestaan vastevistuigenvisserij in windparken voor het
toch al aangetaste ecosysteem, maar ook voor eventuele toekomstige natuurontwikkelingsprojecten?
Antwoord
Het voornaamste risico voor het toestaan van vastevistuigenvisserij in windparken
is gerelateerd aan de scheepsveiligheid binnen de windparken met betrekking tot schip-infrastructuur of tuig-infrastructuur incidenten. Hiermee
wordt bedoeld het risico dat een schip van een medegebruiker in aanvaring komt met
een monopile of dat een installatie / vistuig van de medegebruiker een negatief effect
heeft op de operatie of productie van het windpark. Voor windparken met uitsluitend
«medegebruik natuur» zal in principe geen andere medegebruik worden toegestaan, tenzij
ander medegebruik aantoonbaar geen schadelijke effecten heeft op de natuur. Nader
bekeken moeten worden welk gebruik wel en niet kan samengaan, waaronder vaste vistuigen,
in relatie tot de beoogde natuurdoelen.
137
Kunt u toelichten of tussen de opsomming van verschillende factoren die worden afgewogen
bij het nemen van verkavelingsbesluiten in de Noordzee een wegingsfactor bestaat?
Oftewel, weegt het ene belang zwaarder dan het andere? Indien een verschil in wegingsfactoren
bestaat, kunt u toelichten welke dat is? Kunt u bovendien toelichten of de afweging
ook zichtbaar gemaakt wordt in de kavelbesluiten?
Antwoord
In de onderzoeksfase om tot een kavelbesluit te komen worden er geen wegingsfactoren
gebruikt. In het Milieueffectrapport, dat de basis vormt voor de kavelbesluiten, wordt
per aspect nagegaan wat het effect is van de bouw, exploitatie en verwijdering van
een windpark. Als het effect ontoelaatbaar is of dat er bestaande normen worden overtreden,
worden er mitigerende maatregelen ontwikkeld en vastgelegd in de voorschriften van
het kavelbesluit. Elk aspect wordt op een gelijkwaardige wijze afgewogen en door het
indienen van zienswijzen op het ontwerpbesluit kunnen bepaalde aspecten een grotere
nadruk krijgen. Dat wordt altijd in de toelichtende tekst bij het besluit uitgelegd.
138
Hoe wordt er kwalitatief vastgesteld welke natuurwaarden beschermingswaardig zijn?
Aan welke criteria moet een natuurgebied hiervoor voldoen?
Antwoord
Er zijn twee kaders waarbinnen kan worden vastgesteld of natuurwaarden beschermingswaardig
zijn, te weten de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie
(KRM). De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wijst een aangemeld
Habitatrichtlijngebied of een nieuw Vogelrichtlijngebied aan als Natura 2000-gebied
onder Nederlandse wetgeving (Wet natuurbescherming) (www.natura2000.nl/procedure-natura-2000). De nationale instandhoudings- en verbeterdoelen voor de soorten en habitats in de bijlagen van deze richtlijnen
zijn hiervoor leidend. De KRM beschrijft de streefwaarden op basis van criteria en
indicatoren voor de goede milieutoestand voor soorten, habitats, bodemleven en voedselwebs
via een cyclus van monitoring en beoordeling en internationale afspraken (OSPAR) en
kaders (Natura 2000).
139
Hoe zal invulling worden gegeven aan het realiseren van een samenhangend en representatief
netwerk van beschermde mariene gebieden in het Nederlandse deel van de Noordzee? Welke
criteria worden daarbij gehanteerd?
Hoe moet dit samenhangend en representatief netwerk van beschermde mariene gebieden
eruit komen te zien? Hoe groot moet dit netwerk van beschermde gebieden worden? Welke
wettelijke verplichtingen bestaan voor het realiseren van dit netwerk op nationaal,
Europees en internationaal niveau? Wie zijn bij de realisatie van dit netwerk betrokken?
Wat is de rol van het NZO in dit proces?
Antwoord
Nederland geeft invulling aan het realiseren van een samenhangend en representatief
netwerk van beschermde mariene gebieden in het kader van Vogel- en Habitatrichtlijnen,
de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) en het Verdrag inzake de bescherming van
het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR). De
criteria die nu worden gebruikt liggen beschreven in de systematiek van N2000 en de
KRM. Beschermde N 2000 en KRM gebieden worden vervolgens ook aangemeld bij OSPAR.
Bij de aanwijzing van deze Nederlandse gebieden worden stakeholders van het Noordzeeoverleg
betrokken. Het netwerk van beschermde gebieden zal op termijn het gehele OSPAR-gebied
omvatten en deel uitmaken van een mondiaal netwerk van beschermde gebieden.
In het kader van OSPAR wordt gewerkt aan het beter begrijpen van elementen en criteria
voor het beoordelen van een ecologisch coherent netwerk van mariene beschermde gebieden.
De verdragspartijen van OSPAR kunnen deze criteria opnemen in de systematiek van de
KRM.
Zowel binnen de Europese biodiversiteitsstrategie, OSPAR en in het kader van het Biodiversiteitsverdragvan
de Verenigde Naties wordt onderhandeld over de grootte van zo’n mondiaal netwerk.
Het Noordzeeoverleg zal zich richten op de beschermde gebieden in het Nederlandse
deel van de Noordzee.
140
Hoe wordt de integrale afweging van de ecologische kwaliteiten van een gebied, rekening
houdend met de sociaaleconomische gevolgen, gemaakt en welke partijen zijn daarbij
betrokken? Wat betekent het rekening houden met sociaaleconomische gevolgen precies?
Op welke wijze zal het rekening houden met sociaaleconomische gevolgen in de praktijk
gestalte krijgen? Welk gewicht wordt aan de sociaaleconomische gevolgen gegeven?
Antwoord
Voor Natura 2000 en KRM worden de ecologische kwaliteiten van een gebied vastgesteld
op basis van ecologisch veldonderzoek. Hierbij wordt geen rekening gehouden met sociaal
economische gevolgen. In het geval van Natura 2000 worden ecologische kwaliteiten
die moeten worden beschermd op basis van de Vogel- en Habitat richtlijnen, vervolgens
opgenomen in een aanwijzingsbesluit. Een dergelijk besluit doorloopt een inspraakprocedure,
waarin alle belanghebbenden kunnen inspreken. Voor zowel Natura 2000 als KRM vindt
de weging van de sociaal economische gevolgen plaats in het kader van het proces om
te komen tot beschermingsmaatregelen. Daar wordt in overleg met belanghebbenden bezien
wat de sociaal economische gevolgen zijn van diverse beschermingsmaatregelen. Uiteindelijk
zal de overheid een keuze maken voor dat pakket van maatregelen dat in voldoende mate
bescherming biedt en waarbij de sociaaleconomische gevolgen het geringst zijn.
141
Wordt in de nadere verkenning van hoe burgers meer en blijvend kunnen worden betrokken
bij wind op zee hierin ook de optie voor dorpsmolens op zee meegenomen? Wat is bij
deze verkenning uw inzet? Welke partijen zijn betrokken bij deze verkenning? Wanneer
moeten de resultaten van de verkenning bekend zijn?
Antwoord
Deze verkenning moet nog worden vormgegeven. Een logische eerste stap is om binnen
de voor windenergie op zee bestaande overlegstructuren met kustprovincies en gemeenten
de vraag uit te zetten welke behoeften er bestaan aan betrokkenheid van burgers bij
windenergie op zee. Op basis daarvan kan de verkenning worden opgezet.
Uit eerdere inventarisering is gebleken dat met een dergelijke verplichting investeringen
van ca. 1.5 mld. per windpark met enorm complexe financieringsconstructies gemoeid
zijn. Banken en andere financiers stellen strikte eisen aan de financiering, wat leidt
tot meerkosten. Het is aan de ontwikkelaars en financiers om te bepalen of er ruimte
is voor kleinschalige participatie en onder welke voorwaarden. Zeker nu de businesscase
niet florissant is staat het slagen van de financiering voorop.
142
Om welke belemmeringen gaat het in de zin «Windparkeigenaren werken op constructieve
wijze mee om belemmeringen voor wetenschappelijk onderzoek in windparken weg te nemen.»
(pagina 21) en hoe zullen die worden weg genomen?
Antwoord
Hiermee wordt bedoeld dat windparkexploitanten meewerken aan het eventueel plaatsen
van onderzoeksapparatuur op of nabij hun assets, en toegang verlenen aan onderzoekers
op of nabij hun assets, natuurlijk met inachtneming van de vereiste veiligheidsmaatregelen.
Deze toegang en medewerking van de windparkexploitanten is vastgelegd in het kavelbesluit.
Het wegnemen van de belemmeringen zal gebeuren doordat het Rijk en de windparkexploitanten
in vroeg stadium in overleg gaan over mogelijkheden voor het plaatsen van onderzoeksapparatuur,
inclusief eventuele constructieve aanpassingen en veiligheidsrisico’s.
143
Kunt u toelichten welke rol u ziet voor burgers, provincies en gemeenten in de verdere
uitwerking en realisatie van het Noordzeeakkoord? Hoe kan dit op een effectieve en
efficiënte manier vorm krijgen?
Antwoord
Voor wat betreft de rol van provincies en gemeenten, zie vraag 22. Individuele burgers
kunnen bij de voorbereiding van besluitvorming deelnemen aan bijeenkomsten en andere
participatiemomenten die het Rijk in dat kader organiseert. Daarnaast kunnen zij,
wanneer afspraken hun beslag vinden in formele beleidsdocumenten, gebruik maken van
de zienswijzeprocedure. Op basis van het Noordzeeakkoord zal nader worden verkend
hoe burgers meer en blijvend kunnen worden betrokken bij windenergie op zee.
144
Wat zijn de gevolgen van het (mogelijk) aanwijzen van extra gebieden in het kader
van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en KRM (punt 4.33, 4.34 en 4.35)? Hoe moet
dit gezien worden in relatie tot de afspraken in het kader van de stikstofproblematiek
als het gaat om natuurgebieden? Wat betekent het Onderhandelaarsakkoord voor de bevoegdheid
van de Kamer om al dan niet gebieden aan te wijzen?
Antwoord
In de stikstofafspraken is aangegeven dat er geen nieuwe N2000 worden aangewezen op
land. Daarbij is aangegeven dat dat niet geldt voor zee. De afspraak in het Onderhandelaarsakkoord
dat dit akkoord de basis vormt voor de voorstellen die het kabinet daarna richting
parlement doet, laat onverlet dat uw Kamer daarin eigen bevoegdheden uitoefent.
145
Wat zijn de selectiecriteria waar een Vogelrichtlijngebied aan moeten voldoen om hiervoor
aangewezen te worden? En wat zijn de exacte effecten die windmolenparken hebben op
vogels?
Antwoord
Het Doelendocument mariene Natura 2000-gebieden
4 verklaart de gebruikte systematiek voor de selectie en begrenzing van mariene vogelrichtlijngebieden.
Vogelrichtlijngebieden worden aangewezen op basis van wetenschappelijke criteria zoals
«1% van de populatie van in de lijst opgenomen kwetsbare soorten» of «wetlands van
internationaal belang voor trekkende watervogels». Hiervoor is bepaald dat alle «meest
geschikte gebieden», zowel in aantal als in oppervlakte, worden aangewezen. Daarnaast
legt het doelendocument de basis voor de in de aanwijzingsbesluiten te maken keuzes
vast.
Er zijn twee effecten die windparken kunnen hebben op vogels: habitatverlies en risico
op aanvaring. Er zijn vogelsoorten die windturbines uit de weg gaan, waardoor het
leefgebied van die soorten kleiner kan worden. Daarnaast zijn er soorten die de windparken
niet ontwijken. Als zij vliegen op rotorhoogte is er een risico dat ze tegen een turbine
opvliegen. Dit geldt zowel voor trekvogels als «lokale» vogels zoals meeuwen.
Er bestaat een kennisleemte met betrekking tot de vraag: «Wat is het aantal slachtoffers
als gevolg van aanvaringen met turbines op zee van zeevogels en wat is het effect
van habitatverlies op zeevogels die de parken vermijden?» In het kader van het Windenergie
Op Zee Ecologisch Programma (WOZEP) wordt hier onderzoek naar gedaan (zie ook antwoord
op vraag 40).
146
Wat is de huidige mate van gaswinning binnen Natura 2000-gebieden en in welke mate
zal de winning afnemen?
Antwoord
Buiten de N2000-gebieden Waddenzee (uitsluiting) en Noordzeekustzone (geen omgevingsvergunningen
voor mijnbouwinstallaties) gelden geen bijzondere beperkingen voor mijnbouw in of
rond N2000-gebieden. In de N2000-gebieden gaat het om in totaal 44 mijnbouwinstallaties.
Er is ook geen beleid om gaswinning in N2000-gebieden (actief) te verminderen
Er worden op dit moment nog steeds -vergunningen volgens de Wet Natuurbescherming
aangevraagd voor diepe delfstoffenwinning, waarbij de directe en indirecte effecten
van gaswinning op N2000gebieden worden meegewogen. Op puc.overheid.nl/natuurvergunningen
is te zoeken op alle recente vergunningen op het onderwerp «diepe delfstoffenwinning».
Waar mijnbouwondernemingen gas winnen in Natura 2000-gebieden wordt uiterst zorgvuldig
te werk gegaan om ervoor te zorgen dat de effecten van gaswinning in deze gebieden
qua natuurimpact zo gering mogelijk zijn
147
Wanneer wordt besloten over het aanscherpen van de geplande maatregelen op de Doggersbank?
Op basis waarvan zal dit besluit worden genomen? Welke partijen zijn daarbij betrokken?
In hoeverre is er hierbij sprake van compensatie voor de visserij voor de beperkingen
die dan worden gesteld aan de bodemberoerende visserij, indien de geplande maatregelen
worden aangescherpt? Waar zal deze compensatie uit bestaan?
Antwoord
Het kabinet zet in op het vastleggen van de huidige voorstellen over visserij beperkende
maatregelen in een Europese gedelegeerde handeling. Hiermee wordt een deel van de
Doggersbank gesloten voor bodemberoerende visserij (fase I). Het besluit om deze maatregelen
aan te scherpen wordt genomen op het moment dat het Noordzeeakkoord definitief is.
Vervolgens zal er een nieuwe zogenoemde artikel 11 procedure op basis van het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid (GVB) worden gestart (fase II). Deze tweede fase bevat de maatregelen
die getroffen worden vanuit het Noordzeeakkoord. Ook behoeft deze tweede fase nieuw
ecologisch onderzoek en afstemming met lidstaten die een visserij belang in de voorgestelde
gebieden hebben.
Deze twee fasen aanpak voorziet in een basis bescherming vanuit de huidige voorstellen
en een aanscherping vanuit het Noordzeeakkoord. Zie vraag 99 voor reactie op compensatie.
148
Als (nog) niet kan worden vastgesteld of er «significante impact» is, zoals wordt
aangegeven op pagina 22 («Te beschermen natuurwaarden in een gebied vormen de basis
voor acceptabel medegebruik met inachtneming van het voorzorgsbeginsel. Vormen van
medegebruik, waaronder visserij, die geen significante impact hebben op gedefinieerde
natuurwaarden, worden toegestaan»), wordt dan het voorzorgbeginsel in acht genomen
en geen visserij toegestaan?
Antwoord
Maatregelen voor visserijvormen die een significante impact hebben – blijkende uit
een wetenschappelijke analyse – op de te gedefinieerde natuurwaarden worden in het
kader van de artikel 11 procedure van het GVB (Vo. 1380/2013) genomen. Zie vraag 147.
Het voorzorgsbeginsel is van toepassing indien, bij gebrek aan kennis, voldoende reden
is om aan te nemen dat visserij effecten heeft op de te beschermen waarden. Het voorzorgsbeginsel
impliceert tevens dat zo snel als mogelijk de bedoelde kennislacune wordt opgevuld.
Zie vraag 107
149
Op welke manier is hier het voorzorgbeginsel in acht genomen bij bodemberoerende visserij,
die in veel Natura 2000-gebieden is toegestaan en significante impact op de natuur
heeft?
Antwoord
Bij het opstellen van de voorstellen voor visserijbeperkende maatregelen voor de Doggersbank
en de Klaverbank is specifiek gekeken naar de effecten van de bodemberoerende visserij
op de te beschermen habitats in deze Natura 2000-gebieden. De visserijmaatregelen
beperken juist de bodemberoerende visserijvormen in de meest ecologisch waardevolle
plekken in deze gebieden, hiermee wordt invulling gegeven aan het voorzorgsbeginsel.
Zie voor verdere toelichting de brief van de Minister van LNV aan uw Kamer van 14 december
2018 (Kamerstuk 32 670, nr. 142).
150
Naar welke specifieke afspraken wordt verwezen in de volgende tekst: «Wanneer de natuurwaarden
volledige vrijwaring van potentieel schadelijke activiteiten rechtvaardigen worden
onderstaande afspraken over visserij in natuurgebieden in acht genomen.»? Betekent
dit dat potentieel schadelijke activiteiten in sommige gevallen toegestaan blijven,
ook al rechtvaardigen de natuurwaarden volledige vrijwaring?
Antwoord
Hier wordt verwezen naar de afspraken onder het kopje «Afspraken over visserij in
natuurgebieden op zee: balans tussen kwaliteit en kwantiteit», 4.38 – 4.48 van het
Noordzeeakkoord. Dit betekent niet dat potentieel schadelijke activiteiten in sommige
gevallen toegestaan blijven. De te beschermen natuurwaarden en bijbehorende gevoeligheden
voor potentieel schadelijke activiteiten bepalen welke activiteiten toegestaan blijven.
151
Kunt u voorbeelden geven van natuurwaarden waarop de visserij geen significante impact
heeft?
Antwoord
Bodemberoerende visserij heeft geen negatieve effecten op sommige vogelsoorten, pleagische
visserij heeft geen invloed op te beschermen bodemfauna. Het hangt dus van de visserijtechniek
en de specifieke natuurwaarde af of er sprake is van (significante) impact. Er zijn
vormen van visserij die geen significantie impact hebben op bepaalde natuurwaarden
omdat deze bijvoorbeeld de bodem niet raken of niet noemenswaardig beroeren of een
noemenswaardig effect hebben op natuurwaarden. Dergelijke visserijtechnieken hebben
dan mogelijk geen significante impact op bijvoorbeeld habitattype 1110 (permanent
overstroomde zandbanken) of habitattype 1170 (riffen). Of en welke impact de verschillende
visserijtechnieken hebben wordt in het beheerplanproces nader vastgesteld.
152
Is de vastgestelde 12,5% aan gebied dat is gevrijwaard van bodemberoering voldoende
om tot een goed herstel en goede milieutoestand op de Noordzee te komen?
Antwoord
De afgesproken 12,5% van de Nederlandse Noordzee die gevrijwaard blijft van bodemberoering
levert in ieder geval een belangrijke bijdrage om tot een goed herstel en goede milieutoestand
te komen. Hiermee voldoet Nederland aan de milieudoelstelling voor de Kaderrichtlijn
Mariene Strategie (KRM) zoals die in de Mariene Strategie deel 1 staat omschreven
onder D6T1 (zeebodemintegriteit):
10–15% van de Nederlandse Noordzee wordt niet of niet noemenswaardig beroerd door
menselijke activiteiten. Langjarige monitoring zal moeten uitwijzen of het herstel
plaatsvindt richting een goede milieutoestand voor de meest waardevolle ecologische
gebieden.
153
Hoe wordt de 14 miljoen euro die is gereserveerd voor handhaving en controle ingezet
en worden deze middelen tevens benut om te handhaven op fraude met motorvermogens
van kotters?
Antwoord
Deze middelen dienen ter versterking van de capaciteit handhaving NVWA en voor de
ontwikkeling van digitale technieken om de handhaving op zee effectiever te maken.
In de eerste plaats worden deze middelen ingezet voor doeleinden gerelateerd aan het
Noordzeeakkoord, zoals de handhaving van naleving van beschermde gebieden. De handhaving van het motorvermogen speelt
vooral in de kustzone en is geen onderwerp van het NZA.
154
Waarom worden extra gebieden aangewezen (hoofdstuk 4.39)? Wat zijn de gevolgen daarvan?
Wat betekent het Onderhandelaarsakkoord voor de bevoegdheid van de Kamer om al dan
niet gebieden aan te wijzen? Wat zijn de gevolgen van het sluiten van een deel van
de Noordzee, zoals het Friese Front, voor de visserij, bijvoorbeeld voor de vissers
op Urk?
Antwoord
De afweging tot aanwijzing van extra gebieden is gebaseerd op de ecologische betekenis
van deze gebieden in het licht van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn
Mariene Strategie. De afspraak in het Onderhandelaarsakkoord dat dit de basis vormt
voor de voorstellen die het kabinet daarna richting parlement doet, laat de eigenstandige
bevoegdheden van de Kamer onverlet.
De gevolgen voor de visserij zijn dat in de gesloten gebieden niet meer gevist mag
worden indien hier een «no fishing» regime wordt voorgesteld. Hierdoor kan een deel
van de visserijsector zich genoodzaakt zien elders of anders te moeten vissen
155
Waarom wordt in hoofdstuk 4.40 gesproken over een limitatieve opsomming? Wat betekent
dat?
Antwoord
Een limitatieve opsomming betekent dat behalve de expliciet in dit akkoord genoemde
beperkende maatregelen het Noordzeeakkoord niet voorziet in andere beperkende maatregelen.
De limitatieve opsomming is door partijen geaccepteerd als een waarborg voor de visserij
dat ze de komende tien jaar niet steeds opnieuw met aanvullende beperkende maatregelen
zullen worden geconfronteerd.
156
Wat betekent het dat er geen nieuwe «staandwantvisserij» wordt toegestaan in Natura
2000-gebieden en KRM-gebieden (hoofdstuk 4.44)?
Wat betekent dit voor de vissers op de Waddeneilanden, waar staandwantvisserij een
belangrijke traditie is? Waarom wordt er gesproken over extra beperkende maatregelen?
Wanneer zouden die ingezet kunnen worden en wie besluit daarover? Wat zijn de gevolgen
daarvan?
Antwoord
Staandwantvisserij op de Waddeneilanden is vooral een recreatieve vorm van visserij
vanaf het strand. Deze vorm is toegestaan onder voorwaarden, zoals vastgelegd in de uitvoeringsregeling visserij. Het niet toestaan van nieuwe
staanwantvisserij betekent dat deze maatregelen zullen worden vastgelegd in een nieuwe
artikel 11 procedure onder het GVB (Vo. 1380/2013). Zie vraag 6. Staandwantvisserij
op de Waddeneilanden is vooral een recreatieve vorm van visserij vanaf het strand.
Deze vorm is toegestaan onder voorwaarden, zoals vastgelegd in de uitvoeringsregeling
visserij.
Extra beperkende maatregelen kunnen nodig zijn omdat staandwantvisserij een negatief
effect kan heeft op te beschermen natuurwaarden vanwege de bijvangst van vogels en
zeezoogdieren en beschermde vissoorten zoals zalm en zeeforel. Dit is afhankelijk
van het type net. De verankering van standwantnetten kan ook leiden tot bodemberoering.
Als uit additioneel onderzoek blijkt dat deze natuurwaarden aanvullende bescherming
nodig hebben dan kan dit leiden tot extra maatregelen, zoals het verbieden van bepaalde
type staandwantvisserij.
Zie daarnaast ook de beantwoording van vraag 109
157
Wat betekenen de afspraken bij hoofdstuk 4.47?
Antwoord
Wanneer de voorgestelde visserij beperkende maatregelen van kracht worden zal er op
de beperking gehandhaafd worden door de NVWA. Deze controle gebeurt onder andere op
basis van VMS-data, zie vraag 98. Wanneer blijkt dat andere beschikbare technologie
aantoonbaar effectiever is zal deze ingezet worden.
158
Wat zijn de gevolgen voor de visserijvloot van de afspraken op pagina 23, kwantitatief
en kwalitatief? Hoeveel minder vissers komen er? Hoe wordt dat geregeld?
Antwoord
Op pagina 23 van het onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee worden de afspraken over
visserij in natuurgebieden beschreven. Deze maken onderdeel uit van een pakket aan
maatregelen om natuur, visserij en windenergie zo goed mogelijk samen te laten gaan.
Met name de gebiedssluitingen kunnen gevolgen hebben voor individuele vissers. Echter,
in principe mogen vissers overal vissen.
Zij hebben geen gebiedsgebonden rechten. Het is dus niet precies aan te geven hoe
individuele vissers op de sluitingen zullen reageren. Voor de vissers is vooral van
belang dat naast de maatregelen voor extra natuurbescherming er in het kader van het
Noordzeeakkoord ook budget komt voor een warme sanering, zodat vissers die willen
stoppen de kans krijgen om dit met een regeling te doen.
159
Wat is de exacte relatie tussen het «transitiefonds» en de maatregelen voor extra
bescherming (12,5%)?
Antwoord
De diverse afspraken in het Onderhandelaarsakkoord vormen een geheel.
160
Wat is de huidige status van de visserijmogelijkheden in het gebied dat bekendstaat
onder de naam «Friese Front» en welke impact zal het Noordzeeakkoord hebben op deze
mogelijkheden?
Antwoord
Er zijn twee gebieden die bekend staan onder de naam Friese Front: het Vogelrichtlijngebied
Friese Front dat deel uitmaakt van het Europese netwerk van natuurgebieden (Natura
2000) en het bodembeschermingsgebied Friese Front dat is aangewezen onder de Kaderrichtlijn
Mariene Strategie.
In beide gebieden gelden op dit moment geen visserijbeperkingen op basis van de hierboven
genoemde Europese richtlijnen.
Nederland heeft in juni 2019 een pakket van visserijbeperkende maatregelen voor de
natuurgebieden op de Noordzee ingediend bij de Europese Unie onder artikel 11 van
het GVB (Vo. 1380/2013). Zie kamerbrief van 14 december 2018 (Kamerstuk 32 670, nr. 142).
Aanvullende visserijmaatregelen voor het Friese Front zoals voorgesteld in het Noordzeeakkoord
staan onder de 3e bullet bij 4.39. Dit betekent een gehele sluiting van het Friese
Front (N2000) voor alle bodemberoerende visserijvormen en geen nieuwe staandwantvisserij.
161
Is meer bekend over de impact voor vissers en de economische haalbaarheid van het
Noordzeeakkoord als gevolg van de geplande sluiting van een deel van het Friese Front?
Kan deze impact gekwantificeerd worden?
Antwoord LNV
De impact voor de vissers kan en zal worden gekwantificeerd. Welk economisch effect
de geplande sluiting van het Friese Front heeft op de visserij sector is niet gelijk
aan de gekwantificeerde waarde van de gevangen vis in dit gebied omdat daarbij meerdere
factoren een rol spelen, zoals eventuele mogelijkheden tot visserij elders, het relatieve
belang voor de betrokken vissers van de in het gebied gerealiseerde omzet en de waarde
van de gevangen vis voor werkgelegenheid op een visafslag of andere ketenpartners.
162
Op welke wijze zal de aanwijzing van de «no-take zone» op het Friese Front geëvalueerd
worden? Biedt een dergelijke evaluatie mogelijkheden voor het maken van aanpassingen
aan de omvang en de grenzen van deze zone?
Antwoord
De aanwijzing van de «no-take-zone» op het Friese Front zal nog verder uitgewerkt
worden in een nieuwe artikel 11 procedure onder het GVB (Vo.1380/2013), zie ook vraag
6, 147 en 156, een evaluatie zal hier onderdeel van zijn. Aanpassingen aan die gebieden
zullen worden bezien aan de hand van het resultaat van de evaluatie.
163
Welke voorwaarden gelden voor visserij met bodemberoering in het gebied op het Friese
Front waar onderzoek gedaan wordt naar de langetermijneffecten van boomkor en pulskorvisserij?
Antwoord
De precieze vormgeving van dit gebied en daarbij te hanteren voorwaarden zijn nog
niet vastgesteld. Na het definitief worden van het Noordzeeakkoord wordt hierover
op consensus gericht overleg gevoerd in het NZO.
164
Op welke wijze zal de handhaving van de afspraken met betrekking tot de sluiting van
visserijgebieden worden vormgegeven? Worden bij deze handhaving externe partijen ingezet?
Zijn er voldoende technische mogelijkheden om de handhaving effectief te kunnen doen?
Zo nee, welke extra apparatuur dient te worden aangeschaft? Wat zijn hiervan de kosten
en wie zal deze kosten dragen? Zal bij het afgeven van nieuwe vergunningen worden
gewerkt met een opbrengstquotum?
Antwoord
Het Noordzeeakkoord ziet op de handhaving van aanvullende gebiedsbeschermende visserijmaatregelen.
Er worden geen externe partijen ingezet. Er wordt daarbij uiteraard gekeken hoe de
handhaving zo effectief mogelijk te doen bijvoorbeeld door vliegsurveillances in samenwerking
met de Kustwacht en ook door gebruik te maken van innovatieve technieken zoals de
blackbox. De handhaving hierop is een publiekrechtelijke taak die aan de NVWA zal
worden toegewezen. De bijdragen vanuit het Noordzeeakkoord bedragen 14 mln. euro tot
en met 2030, hieraan wordt naast LNV ook bijgedragen door EZK, IenW, BZK en FIN.
Het concept «opbrengstquotum» is mij niet bekend. Wel kan ik bevestigen dat de huidige
benadering voor quota – op basis van een contingentensysteem en beschikbaar quotum
voor wetenschap – hetzelfde blijft.
165
Met welke partijen moet over het ongedaan maken van de geldende beperkende visserijmaatregelen
in het Nederlands deel van de Scholbox worden overlegd? Op welke bestaande internationale
afspraak wordt hiermee teruggekomen? Welke obstakels en kansen ziet u voor dit nader
internationaal overleg?
Antwoord
De Scholbox is een internationaal gesloten gebied tussen Nederland, Duitsland en Denemarken.
Wijzigingen aan dit gesloten gebied zullen op Europees niveau onderhandeld moeten
worden. De Scholbox is indertijd ingesteld ter bescherming van jonge schol die uit
de Waddenzee komt. Op basis van een in 2013 uitgevoerd onderzoek door Wageningen Marine
Research (WMR)5 lijkt er voldoende aanleiding voor het heroverwegen van de Scholbox. In het licht
van de afnemende ruimte voor visserij is het zinvol om dit verder te onderzoeken.
Zoals in het Noordzeeakkoord is afgesproken wordt hieraan invulling gegeven door met
Noordzeelanden en de Europese Commissie in gesprek te gaan over een herbezinning van
de Scholbox. De inzet is om de visserijbeperkende maatregelen in het Nederlandse deel
van de Scholbox (met uitzondering van de Borkumse Stenen) ongedaan te maken. Hoe kansrijk
dit is zal afhangen van de resultaten van onderzoek en de positie van andere lidstaten
en de Europese Commissie.
166
Wanneer wordt het einddoel om 15% van de Noordzee te vrijwaren van de bodemberoerende
visserij behaald?
Antwoord
In het Onderhandelaarsakkoord zijn maatregelen afgesproken die er gezamenlijk toe
leiden dat in 2025 12,5% van de Noordzee bodem volledig wordt gevrijwaard van bodemberoerende
visserij. Er is geen einddoel van 15% in het Onderhandelaarsakkoord opgenomen. Er
bestaat wel een kabinetsdoelstelling voor de KRM om 10–15% van het Nederlandse deel
van de Noordzee niet of niet noemenswaardig te beroeren: de 12,5% doelstelling valt
hierbinnen.
167
Bent u bekend met de oproep van wetenschappers en de Verenigde Naties om in 2030 30%
van het zeeoppervlak als beschermd gebied aan te wijzen? Hoe wordt rekening gehouden
met deze doelstelling in het Noordzeeakkoord aangezien het Noordzeeakkoord een looptijd
heeft tot 2030?
Antwoord
Ik ben met deze algemene oproep van de wetenschappers bekend. Deze oproep is nadrukkelijk
in het overleg aan de orde geweest. Partijen hebben overeenstemming bereikt over een
nieuw evenwicht tussen alle in het geding zijnde belangen voor ons deel van de Noordzee,
dit betreft maatwerk. Daarmee wordt een wezenlijke stap gezet richting het bereiken
van de goede milieutoestand Al wordt daarmee de generieke oproep van de wetenschappers
niet gehonoreerd.
168
Welke vormen van visserij blijven nog wel toegestaan in de ecologisch waardevolle
gebieden die worden gevrijwaard van de bodem beroerende visserij? Wat is de potentieel
schadelijke impact van deze vormen van visserij op ecologisch waardevolle gebieden?
Antwoord
Zie 109
169
Wordt de zone het Friese Front meegerekend als gevrijwaard gebied onder punt 4.38
en 4.39, aangezien onder deze punten staat dat in 2025 12,5% van de Noordzee gevrijwaard
zal zijn van bodemberoering door de visserij, onder andere door het gehele Friese
Front af te sluiten (+3,2%), maar uit punt 4.42 blijkt dat het Friese Front wordt
opgedeeld in deelgebieden, waaronder een gebied van 100 km2 aan de rand voor onderzoek naar de langetermijneffecten van de boomkor en pulskor,
waar onder voorwaarden met bodemberoering mag worden gevist? Zo ja, gaat u dit corrigeren?
Zo nee, kunt u verduidelijken onder punt 4.39 dat het niet gaat om een afsluiting
van het gehele Friese Front?
Antwoord
Ja, het gehele oppervlak van het Friese Front (Natura 2000) gebied wordt meegerekend
onder de punten 4.38 en 4.39.
Het gehele Friese Front Natura 2000-gebied beslaat 4,9% (2.882 km2) van de Nederlandse Noordzee. Voor wetenschappelijk onderzoek wordt 0.17% (100 km2) van de Nederlandse Noordzee te zijner tijd met boomkor en met pulskor bevist. Er
is voor gekozen dit in het beschermde gebied te doen om niet nog meer gebied voor
de visserij te hoeven sluiten en omdat het overige beschermde gebied ook nog als extra
niet beviste buffer rond de kleine, proefmatig te bevissen gebieden zal liggen. Compensatie
in andere gebieden is gezien de relatief kleine omvang niet noodzakelijk.
170
Wordt binnen het Friese Front het gebied van 100 km2 aangewezen voor oesterherstel (punt 4.42, pagina 23) bodem beroerende visserij toegestaan?
Hoe is dit gebied verder te onderscheiden van de no-take zone?
Antwoord
Nee. In het gebied dat mogelijk aangewezen wordt voor oesterherstel is geen bodemberoerende
visserij toegestaan. Als geen enkele visserij is toegestaan in het deel van het Friese
Front dat voor visserij wordt gesloten, zal dat ook gelden voor een eventueel oesterherstel
gebied.
171
Wat is een no-take zone en welke status heeft deze in het Nederlands recht?
Antwoord
Een no-take zone is een gebied aangewezen door de overheid waar geen visserijactiviteiten
plaats mogen vinden.
172
Waarom worden de geldende beperkende visserijmaatregelen in het Nederlands deel van
de Scholbox ongedaan gemaakt? Hoe is dat vanuit ecologisch opzicht te rechtvaardigen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 165. Als er in samenspraak met de Europese Commissie en
de lidstaten onderzoek uitgevoerd gaat worden naar de Scholbox zal daarbij uiteraard
ook aandacht zijn voor ecologische aspecten.
173
Kunt u de volgende tekst op pagina 23 verder toelichten: «Op basis van onderzoek kunnen
extra beperkende maatregelen voor staandwantvisserij of andere passieve vormen van
visserij worden genomen, wanneer dat nodig is om aan de verplichtingen van VHR en
KRM te voldoen.»? Vindt er op dit moment onderzoek plaats naar de impact van staandwantvisserij
of andere vormen van passieve visserij binnen Natura 2000-gebieden en KRM-gebieden?
Zo nee, gaat dat onderzoek in de toekomst plaatsvinden? Op basis van welk onderzoek
is staandwantvisserij momenteel toegestaan?
Antwoord
Er vindt op dit moment geen onderzoek plaats naar de impact van deze technieken binnen
Natura 2000-gebieden en KRM-gebieden. Over staandwantvisserij bestaan vragen en positieve
en negatieve veronderstellingen. In bredere context dan specifiek N2000 of KRM zal
er onderzoek plaatsvinden naar de inzet van staandwantvisserij op het NCP, zie hiervoor
ook bijlage 2 van het Noordzeeakkoord. Zie 109 en 156
174
Waarom worden de maatregelen van de stap van 10% naar 12,5% bescherming pas van kracht
wanneer de middelen uit het transitiefonds voor de uitvoering van de Kottervisie beschikbaar
zijn gesteld? Is dat om ecologische redenen te rechtvaardigen? Wat gebeurt er wanneer
de middelen in 2025 nog niet beschikbaar zijn?
Antwoord
De partijen in het Onderhandelaarsakkoord hebben afspraken gemaakt om het de kottervloot
mogelijk te maken zich naar aard en omvang aan te passen aan het verliezen van visgronden,
voordat nieuwe maatregelen worden doorgevoerd. Hier liggen geen ecologische redenen
aan ten grondslag. Indien er een Noordzeeakkoord tot stand komt zijn de gerelateerde
middelen daarvoor beschikbaar.
175
Wat bedoelt u precies met «ter beschikking stellen van de middelen uit het transitiefonds
voor de uitvoering van de kottervisie»? Met welke concrete maatregelen kan de stap
van 10% naar 12,5% bescherming van de natuur in de Noordzee worden gezet? Is met het
instellen van het transitiefonds begin dit jaar de stap van 10% naar 12,5% bescherming
van de natuur inmiddels gegarandeerd?
Antwoord
Er is een koppeling tussen het percentage ruimtebeslag van beschermde natuurgebieden
en windenergiegebieden en de middelen voor aanpassing van de aard en omvang van de vloot (c.q. uitvoering kottervisie). Beide zijn
onderdeel van het maatregelenpakket uit het Noordzeeakkoord. Zodra het Noordzeeakkoord
definitief is komen de middelen voor de visserij beschikbaar. In de kottervisie wordt
uitgewerkt hoe deze middelen voor de visserij besteed worden. Als het akkoord definitief
is kan ook gestart worden met uitwerking van de natuurmaatregelen. Dit zal gebeuren
in internationaal verband via o.a. een artikel 11 procedure onder het GVB (zie vraag
147).
176
Wordt bij het onderzoek «hoe het toezicht op een zorgvuldige omgang met scheepswrakken,
in het bijzonder de wrakken die als oorlogsgraven worden beschouwd, geïntensiveerd
kan worden» ook de ecologische waarde van scheepswrakken meegenomen, vanwege het feit
dat veel soorten die op scheepswrakken leven nergens anders voorkomen in de Noordzee?
Antwoord
Over het intensiveren van toezicht en handhaving ten aanzien van cultureel erfgoed
onder water lopen momenteel gesprekken tussen het Ministerie van OCW en de Kustwacht.
Kaders hierbij vormen de Erfgoedwet en de aanstaande ratificatie van het UNESCO Verdrag
inzake de bescherming van het cultureel erfgoed onder water (2001). De ecologische
waarde van scheepswrakken maakt daar geen deel van uit. Uit al uitgevoerde ecologische
onderzoeken blijkt overigens dat soorten op scheepswrakken weliswaar relatief uniek
zijn, maar tegelijk ook op harde structuren elders in de Noordzee kunnen voorkomen.
177
Kunt u nader uiteenzetten hoe bepaald wordt of een installatie past binnen de draagkracht
van een ecosysteem? Kunt u bovendien toelichten of een maximum gesteld wordt aan de
grootte van de negatieve voetafdruk? Kunt u aangeven hoe groot dit maximum wordt,
wanneer gekozen wordt voor een maximumomvang? Wordt er eventueel ook rekening gehouden
met een positieve voetafdruk? Zo ja, hoe wordt hier rekening mee gehouden?
Antwoord
Zie vraag 103
178
Hoe kijkt u aan tegen de mogelijkheid om een centre of excellence te organiseren voor
het onderhoud van windparken op zee en andere offshore assets?
Antwoord
Efficiënt en goed onderhoud is van belang voor een efficiënte exploitatie van een
windpark. Windpark exploitanten doen hier steeds meer ervaring in op en leren steeds
beter hoe dit goed en efficiënt kan. De windparken die in Nederland in aanbouw en
voorbereiding zijn worden allemaal door ervaren en gerenommeerde partijen gebouwd
en onderhouden. Veel van deze partijen zijn ook internationaal actief en nemen dus
ook lessen van windparken elders in de wereld mee in hun onderhoudsprogramma’s. Ik
zie daarom geen noodzaak om een apart centre of excellence op te zetten.
179
Kunt u de volgende tekst nader toelichten: «Partijen zullen aanvullende afspraken
maken over bouwtechnieken die de effecten op de natuur verder terugbrengen. Daartoe
zullen partijen gezamenlijk kennis ontwikkelen over de geluidsimpact van heien op
zee en op basis van die kennis de normering voor onderwatergeluid doorontwikkelen.
Bij elk kavelbesluit worden de laatst beschikbare inzichten meegenomen.»? Hoeveel
geld wordt gestoken in onderzoek naar het effect van onderwatergeluid (door bijvoorbeeld
de bouw van en in bedrijf zijnde windparken) op het ecosysteem, en in het bijzonder
op zee(zoog)dieren?
Antwoord
Bij de bouw van windparen speelt het effect van het onderwatergeluid op het ecosysteem,
met name op zeezoogdieren. In overleg met onderzoeksinstellingen, NGO’s, de windsector
en de Topsector Kennis en Innovatie (TKI) Wind op zee wordt er gekeken of de impact
van onderwatergeluid verder verlaagd kan worden. Dit met het oog op de verdere ontwikkeling
van windenergie op zee, niet alleen in Nederland, maar ook in de landen om ons heen.
Inzet is een continue verbetering van bouwtechnieken in relatie tot ecologie en dus
ook onderwatergeluid. Zoals gebruikelijk nemen we de laatst beschikbare inzichten,
waaronder uit het Wozep programma, mee in de opgestelde voorschriften in het kavelbesluit.
In de afgelopen jaren is er o.a. onderzoek uitgevoerd naar het gehoor en effecten
van impulsief geluid op het gehoor van de zeezoogdieren, de energetische gevolgen
van verstoring op de bruinvissen, de trends in strandingen van bruinvissen. Op dit
moment worden er metingen uitgevoerd naar onderwatergeluidniveaus en reacties van
zeezoogdieren op het geluid van de constructie van de windparken in windenergiegebied
Borssele. De norm voor onderwatergeluid wordt, op basis van onderzoek, vastgesteld
door EZK ter uitvoering van de Wet natuurbescherming. Tot en met 2020 zal hier ongeveer
2 M€ aan worden uitgegeven. Ook voor na 2020 is budget beschikbaar.
180
Wat zijn de alternatieven voor gaswinning op zee als uit het onderzoek blijkt dat
de gaswinning niet binnen de kaders van het Akkoord van Parijs blijft en de gaswinning
dus gestopt moet worden? Is het geïnitieerde plan om de introductie van klimaatneutrale
gassen op de Noordzee te versnellen voldoende compensatie hiervoor?
Antwoord
De jaarlijkse rapportages van het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) (Klimaat-
en Energieverkenning/KEV), waarin men voornemens is om dit onderzoek in op te nemen,
of de uitkomsten van het elders ondergebrachte onderzoek zullen in het Noordzeeoverleg
worden besproken. Hierbij wordt ook ingegaan op wat het betekent dat het gasgebruik
in Nederland en de gaswinning op de Noordzee in lijn moet zijn met het Parijse Klimaatakkoord.
Daarbij zijn op voorhand geen maatregelen uitgesloten en staan alle opties open. Voorlopig
is het enige alternatief voor stoppen het importeren van nog meer buitenlands gas,
bijvoorbeeld uit Rusland. Dit is dan nog slechter voor het klimaat vanwege de veel
hogere CO2-footprint elders en het transport over langere afstanden.
In zijn brief van 30 maart 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 486) over de rol van gas in het energiesysteem van nu en in de toekomst heeft de Minister
van Economische Zaken en Klimaat de rol van aardgas in de geleidelijke transitie naar
een duurzaam energiesysteem beschreven. Aardgas is van essentieel belang zolang er
nog onvoldoende duurzame alternatieven zijn. De sector heeft reeds activiteiten geïnitieerd
om de introductie van klimaat neutrale gassen op de Noordzee te bevorderen en zoveel
mogelijk te versnellen, bijvoorbeeld door middel van pilots voor productie van groene
waterstof.
181
Wat betekent het gestelde in hoofdstuk 5.11 precies in de praktijk?
Antwoord
Dat alle partijen zich committeren aan het proces van vergunningverlening, waarbij
door de aanvrager zorgvuldig de stappen van de vergunningsaanvraag doorlopen worden
en het bevoegd gezag zich zal houden aan de wettelijke termijnen bij de beoordeling
hiervan. Daarnaast hebben alle partijen zich in het onderhandelaarsakkoord eraan gecommitteerd
om eerst het constructieve overleg te zoeken als er spanning ontstaat. Het gestelde
vormt een belangrijke inspanningsverplichting als aanvulling op al bestaande verplichtingen.
182
Wat betekent de afspraak dat toekomstige platformen bij voorkeur zonder helikopterdek
worden ontworpen onder meer voor de veiligheid (hoofdstuk 5.13)? Wat is nut en noodzaak
van zo’n afspraak?
Antwoord
Voor transport van mensen en goederen naar gasplatforms wordt consequent een afweging
gemaakt of dit per boot kan of dat transport per helikopter onvermijdelijk is vanwege
afstand, frequentie, weersomstandigheden, enz. Hierbij wordt nadrukkelijk ook het
veiligheidsaspect in acht genomen. Nieuwe platforms zullen bij voorkeur zonder helikopterdek
ontworpen worden. Hierdoor wordt integratie en synergie tussen gaswinning en windparken
vergemakkelijkt, omdat geen veiligheidsafstand met een straal van vijf nautische mijl
rondom een platforms of hoogterestricties voor windparken nodig zijn. Dit betekent
dat de ruimte op de Noordzee efficiënter gebruikt kan worden en de ruimtedruk op andere
gebruikers minder groot wordt. Uiteraard dient per platform bekeken te worden of dit
mogelijk is, onder andere vanwege bereikbaarheid in noodgevallen.
In geval van nood is het veelal ook mogelijk om gebruik te maken van een zogeheten
«hoist-operatie» vanuit de helikopter waarbij het slachtoffer aan boord wordt getakeld
en men dus geen gebruik hoeft te maken van een helikopterdek. Dit betekent dus maatwerk
per platform.
183
Hoe gaat de overheid praktisch regelen dat de vergunningverlening voorspelbaar wordt?
Antwoord
Binnen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt momenteel gewerkt aan
handboeken waarin heldere werkafspraken die duidelijker en overzichtelijker zullen
maken wat van mijnbouwbedrijven wordt verwacht om voor een vergunning in aanmerking
te komen. Om het voor operators transparanter te maken waar een vergunningaanvraag
in de procedure zit, worden een nieuw ICT-systeem en een nieuwe website opgezet. Ook
is en wordt voorzien in meer capaciteit om de doorlooptijden tussen vergunningaanvraag
en -verlening te versnellen. Tot slot worden in het Programma Noordzee 2022–2027 windenergiegebieden
vastgelegd, en volgt uit de routekaart welke windparken op welke termijn gebouwd worden:
dit geeft ook duidelijkheid aan de mijnbouwsector.
184
Hoeveel vergunningen zijn er op dit moment gegeven? Hoeveel zijn er ingediend?
Antwoord
Er zijn op dit moment 29 vigerende opsporingsvergunningen en er zijn 8 aangevraagde
opsporingsvergunningen. Wat betreft de winningsvergunningen zijn er 73 vigerende winningsvergunningen
en 2 aangevraagde vergunningen. Deze winningsvergunningen geven een recht tot het
doen van opsporingsonderzoek en het recht om de gevonden hoeveelheden te mogen winnen.
185
Hoeveel vergunningsaanvragen verwacht de regering te krijgen wanneer het percentage
investeringsaftrek stijgt?
Antwoord
Op voorhand is niet met zekerheid aan te geven of verhoging van het percentage voor
de investeringsaftrek tot nieuwe vergunningaanvragen zal leiden. Een aanzienlijk aantal
van de nog niet opgespoorde en nog niet in productie gebrachte voorkomens ligt immers
in gebieden waarvoor nu al een opsporings- dan wel een winningsvergunning geldt. Dat
sluit evenwel niet uit dat voor op dit moment nog niet vergunde gebieden vergunningen
zullen worden aangevraagd en na een zorgvuldige afweging zullen worden verleend. Naar schatting zal het hier kunnen gaan om 2 à 4 aanvragen
voor een opsporingsvergunning voor 4 à 8 (deel)blokken, hetgeen bij een gemiddelde
succesrate van 50% van exploratieputten tot 1 à 2 aanvragen voor winningsvergunningen
voor 2 à 4 (deel)blokken zou kunnen leiden.
186
Wanneer wordt de wet behandeld om het tarief voor investeringsaftrek van 25% naar
40% te laten stijgen?
Antwoord
Het voorstel voor verhoging van de investeringsaftrek maakt deel uit van een wetsvoorstel
tot wijziging van de Mijnbouwwet waarin ook de regels voor het verwijderen en hergebruiken
van mijnbouwwerken en de in dat kader door mijnbouwondernemingen te stellen financiële
zekerheden worden geactualiseerd. Naar verwachting zal dit wetsvoorstel in het tweede
kwartaal van 2020 aan de Tweede Kamer kunnen worden aangeboden.
187
Kunt u nader toelichten waarom ervoor is gekozen om helikoptertransport te beperken?
Antwoord
Zie vraag 182
188
Wat zijn naast het Akkoord van Parijs en de nog vast te stellen geluidsnormen andere
voorwaarden die bepalen of exploratie- en productieactiviteiten en het plaatsen van
winningsinstallaties in windparken veilig en ecologisch verantwoord zijn?
Antwoord
De vraag of een activiteit vergunbaar is, wordt beoordeeld aan de hand van verschillende
wettelijke stelsels. Er moet worden voldaan aan de eisen die worden gesteld door de
Mijnbouwwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en de
Wet natuurbescherming. Operators zullen altijd moeten voldoen aan de criteria zoals
gesteld in de vergunningsprocedure. Dit betekent in relatie tot de windparken dat
bijvoorbeeld veiligheidszones in acht zullen moeten worden genomen.
189
Waarom is het niet mogelijk om 3D seismische onderzoeken volledig buiten de voortplantingsperiode
van bruinvissen te laten plaatsvinden?
Antwoord
Partijen hebben in het Onderhandelaarsakkoord nu afgesproken dat de energiesector
voorlopig zoveel mogelijk buiten de voortplantingsperiode van bruinvissen de 3D seismische
onderzoeken laat uitvoeren.
Daarnaast zoeken partijen, in de komende 12 maanden, gezamenlijk binnen het Noordzeeoverleg
naar de beste oplossing om verstoren van bruinvissen in deze voortplantings- periode
te voorkomen of te minimaliseren en die vervolgens te testen. Dat kan zijn in de vorm
van een bindende seizoenstop, ofwel door een andere maatregel.
190
Is het mogelijk om, in plaats van op het moment te wachten dat het voor het realiseren
van de Parijsdoelstellingen nodig is, zo snel mogelijk te starten met het ontwikkelen
van een plan om de introductie van klimaatneutrale gassen op de Noordzee te bevorderen
en versnellen? Bent u bereid om hiervoor het initiatief te nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het kabinet heeft reeds het initiatief genomen om de introductie van klimaatneutrale
gassen op de Noordzee te bevorderen en te versnellen. Op 30 maart jl. heeft uw Kamer
een drietal brieven6 ontvangen over de ontwikkeling van groen gas. In deze brieven worden al de nodige
initiatieven aangekondigd om, vooruitlopend op de Parijsdoelstellingen, de Nederlandse
gasproductie en -consumptie te vergroenen. Gas blijft namelijk een belangrijke rol
spelen in het energiesysteem van de toekomst. De routekaart Groen Gas geeft inzicht
hoe het kabinet de ontwikkeling van CO2-vrije gassen wil stimuleren. Met name bij de productie van waterstof kan de Noordzee
op korte termijn al een belangrijke rol spelen. In de Kabinetsvisie Waterstof heb
ik daarom ook aangekondigd om een onderzoek te doen naar gecombineerde tenders voor
windenergie op zee en waterstofproductie. Dit kan naast de transitieopgave die Nederland
heeft, ook economische kansen voor Nederland bieden. Daarnaast werk ik aan een Noordzee
Energiesysteem Outlook, die inzicht gaat geven in de verdere rol van de Noordzee in
het Energiesysteem na 2030.
191
Hebben de afspraken in het Noordzeeakkoord impact op de vastgestelde Nederlandse vangstquota
in Europees verband? Zal het Noordzeeakkoord impact hebben op de Nederlandse inzet
bij de vaststelling van deze quota?
Antwoord
Nee. Het aandeel van Nederland in de Total Allowable Catch (TAC) per visbestand blijft
onveranderd. Mijn inzet bij de vaststelling van de quota zal net als voorgaande jaren
gebaseerd zijn op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en de meerjarenplannen
die van toepassing zijn.
192
Kunt u toelichten op welke wijze het Noordzeeakkoord is afgestemd op de Nederlandse
Maritieme Strategie 2015–2025?
Antwoord
Er heeft geen specifieke afstemming plaatsgevonden op de Nederlandse Maritieme Strategie.
Geen van de deelnemers aan het overleg heeft om nadere afspraken ter zake gevraagd.
193
Komt er een handhavingsplan? En hoe ziet de handhaving er dan concreet uit? Op welke
termijn worden de «Fully Documented Fisheries»-videoregistratie en het Black Box-systeem (met locatie en vermogen) ingevoerd als onderdeel
van dat handhavingsplan?
Antwoord
Er komt geen apart handhavingsplan. De controle en handhaving wordt meegenomen in
het jaarplan van de NVWA. Fully Documented Fisheries (FDF) is een wetenschappelijk
traject en is niet gericht op controle en handhaving. De bedoeling is dat het black
box-systeem voor plaatsbepaling eind 2020 geïmplementeerd kan worden binnen de 12
mijlszone; voor motorvermogen is de oplevering medio 2021 voorzien.
194
Komt er een plan van aanpak voor deze soortbeschermingsplannen?
Antwoord
Ja
195
Is er al budget voor deze plannen gereserveerd binnen de reguliere middelen?
Antwoord
Nee, indien nodig wordt voor financiering een beroep gedaan binnen de 55 mln. euro
die het kabinet beschikbaar wil stellen voor onderzoek, monitoring en natuurbescherming
in het kader van het Noordzeeakkoord.
196
Komen er ook (nieuwe) internationale plannen voor grensoverschrijdende soorten?
Antwoord
Daar waar mogelijkheden zijn geïdentificeerd om op basis van de soortbeschermingsplannen
tot internationale samenwerking te komen, zal dat zeker opgepakt worden.
197
Is er duidelijkheid over de hoogte van het budget dat de rijksoverheid vrij gaat stellen
om handhaving van de opgestelde maatregels te verbeteren en zo overbevissing of schade
aan de Natura 2000-gebieden te voorkomen?
Antwoord
Handhaving in deze context van het Noordzeeakkoord richt zich vooral op wind- en natuurgebieden.
In dat kader wordt € 14 miljoen uitgetrokken voor extra capaciteit en de ontwikkeling
van nieuwe technieken.
198
Wat zijn de financiële gevolgen van afspraak in hoofdstuk 6.15 over budget van kustwachtorganisaties?
Antwoord
Zie vraag 17
199
Kunt u aangeven waarom het kabinet slechts 55 miljoen euro additioneel beschikbaar
wil stellen tot 2030 voor onderzoek en monitoring terwijl de geschatte kosten voor
onderzoek op 67–113 miljoen euro worden geschat? Klopt het dat dit budget ook bedoeld
is voor additionele financiering van natuurherstelmaatregelen?
Antwoord
Het additionele budget van 55 mln. euro is bedoeld voor monitoring, onderzoek en natuurherstelmaatregelen.
Voor de kosten die hiermee gemoeid zijn, is rekening gehouden met dat een deel van
die kosten uit bestaande middelen kan worden gefinancierd en dat er mogelijkheden
zijn voor co-financiering uit (inter)nationale programma’s.
200
Kunt u aangegeven welk onderzoek en monitoring al in gang is gezet en waaraan op korte
termijn prioriteit wordt gegeven?
Antwoord
Ter uitwerking van het Noordzeeakkoord zal een voorstel voor onderzoek en monitoring
in het Noordzeeoverleg worden besproken, waarin ook de prioritering aan de orde zal
komen.
Veel onderwerpen uit het Noordzeeakkoord hebben een relatie met al lopend monitoring
en onderzoek, dat in het kader van KRM en WOZEP plaatsvindt:
– WOZEP-onderzoek: onderzoek bij aanleg en gebruik van windparken naar gedrag van zeevogels
bij operationele parken i.v.m. aanvaringen, ontwikkeling van populatiemodellen van
kwetsbare zeevogels om populatie-effecten van windmolens te berekenen, onderzoek naar
juiste normen voor onderwatergeluid, onderzoek naar soortspecifieke frequentieverdeling
van onderwatergeluid, zenderen van vleermuizen ter vaststelling van migratieroutes
en meest geschikte weersomstandigheden, zenderen van zeevogels en zeehonden t.b.v.
informatie over aanwezigheid en gedrag. Een volledig overzicht van de rapporten behorende
bij deze onderzoeken is te vinden op www.noordzeeloket.nl. Ontwikkelde kennis wordt gebruikt om de cumulatieve ecologische effecten van windparken
(huidige en gepland) te berekenen; dit wordt gebruikt in de kavelbesluiten en bijbehorende
voorschriften en mitigerende maatregelen. Op korte termijn wordt prioriteit gegeven
aan het onderzoek naar aanvaringen en de effecten van frequentieweging, vanwege de
potentiele (on)mogelijkheden voor mitigatie.
– KRM-monitoring: De doelen van de KRM sluiten voor een belangrijk deel aan op die van
de Habitatrichtlijn, Natura 2000-gebieden op zee, Kaderrichtlijn Water, GVB en OSPAR.
De meetnetten die in het KRM-monitoringplan worden beschreven bedienen dan ook (minimaal
deels) deze informatiebehoeften. Waar mogelijk worden monitoring en beoordeling internationaal
afgestemd (Europese KRM-werkgroepen, OSPAR, ICES), maar Nederland doet ook nationale
aanvullingen hierop. Onderwerpen zijn: biodiversiteit (vogels, zeezoogdieren, vissen,
voedselwebben, pelagische habitats, zeebodemhabitats), hydrografische eigenschappen
en drukfactoren (incidentele bijvangst, niet-inheemse soorten, eutrofiëring, bodemberoering,
verontreinigingen, zwerfafval, onderwatergeluid). Vrijwel alle metingen zijn onderdeel
van het MWTL (overkoepelend meetnet van RWS) of de WOT (LNV). Het ontwerp van de de
actualisatie van het KRM-monitoringprogramma (Mariene Strategie deel 2) ligt momenteel
ter inzage (https://platformparticipatie.nl/projectenlijst/actualisatie-mariene-str…), en zal na definitieve vaststelling voor het zomerreces aan uw Kamer worden gezonden.
201
Wat is uw opvatting ten aanzien van de rol van de visserijsector in de «governance»
van het Akkoord? Op welke wijze worden de belangen van de visserij hierbij gehoord?
Antwoord
De vertegenwoordigers van de visserijsector hebben in het overleg een belangrijke
inbreng gehad en het Noordzeeakkoord geeft dat op tal van plekken weer. Als wordt
ingestemd met het Noordzeeakkoord zal de sector ook in de toekomst een belangrijke
rol in het Noordzeeoverleg blijven spelen. Alle partijen in het Noordzeeoverleg hechten
daar zeer aan.
202
Welke belangenbehartigers vanuit de visserijsector zullen worden betrokken bij de
governancestructuur van het Noordzeeakkoord? Zullen hierbij ook vertegenwoordigers
van groepen binnen de visserij betrokken worden die hebben aangegeven geen partij
te willen zijn bij het Noordzeeakkoord?
Antwoord
Over de opzet en invulling van de governance van het Noordzeeakkoord wordt uw Kamer
nader geïnformeerd wanneer het advies daarover van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving,
beschikbaar is.
203
Hoe ziet u het verband tussen de regiodeal Den Helder en de verdere beleidsvorming
in die regio voortkomend uit het Noordzeeakkoord?
Antwoord
Zie vraag 22
204
Welke rol ziet u voor de provincie Noord-Holland bij de verdere uitwerking en realisatie
van het Noordzeeakkoord?
Antwoord
Zie vraag 22
205
Wat is het tijdpad van de verschillende fasen van het vaststellen van de governance?
Wanneer kunnen we de uitkomst verwachten?
Antwoord
Zie vraag 52
206
Wat gebeurt er als er niks uit een op consensus gericht overleg komt? Kunt u aangeven
of er een kader afgesproken wordt over de manier waarop eventuele conflicten beslecht
gaan worden?
Antwoord
Over de opzet en invulling van een permanent Noordzeeoverleg wordt uw Kamer nader
geïnformeerd wanneer het advies van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving over de
governance van het Noordzeeoverleg beschikbaar is.
207
Is er al enige indicatie van het budget dat wordt vrijgesteld voor het transitiefonds,
of maakt dit onderdeel uit van het nog te publiceren governance-advies van Overlegorgaan
Fysieke Leefomgeving (OFL)?
Antwoord
Het door het kabinet beschikbaar gestelde budget (200 mln. euro) tot en met 2030 indien
het Noordzeeakkoord definitief wordt, is: sanering en verduurzaming van de visserij
(119 mln.), monitoring, onderzoek en natuurherstel (55 mln.), versterking van de handhaving
door de NVWA (14 mln.) en doorvaart ’s nachts door windparken (12 mln.). Omvang en
samenstelling van het «Transitiefonds» wordt nader afgewogen als onderdeel van de
te maken governance afspraken.
208
Wat is de beoordelingstermijn voor aanvragen voor bijdragen uit het transitiefonds?
Welke onafhankelijke externe partij zal betrokken worden bij de toekenning hiervan?
Hoe wordt voorkomen dat vissers onnodig lang op bijdragen uit het transitiefonds moeten
wachten?
Antwoord
De governance van het «Transitiefonds» is onderwerp van overleg, zie vraag 207.
209
Kunt u uiteenzetten wat de verdeling aan budgetten zal zijn per doelstelling in het
transitiefonds? Kunt u bovendien uiteenzetten wat de bijdrages worden van de ministeries
aan de 200 miljoen euro die beschikbaar wordt gesteld in het transitiefonds? Welk
deel van het transitiefonds wordt additioneel geld?
Antwoord
Zie vraag 207 over de verdeling van de budgetten per doelstelling van in het «Transitiefonds».
De totale bijdrages van de betrokken departementen aan het budget van 200 mln. euro
tot en met 2030 is:
BZK: € 9,8 mln.;
EZK: € 30,8 mln.;
IenW: € 46,8 mln.;
LNV: € 69,8 mln.
Naast de departementale bijdrages is kabinetsbreed besloten om aanvullend 42,8 mln.
beschikbaar te stellen voor het Noordzeeakkoord. In totaal is € 155 mln. additioneel
beschikbaar, waarvan 45 mln. uit het EMVAF komt. De budgettaire verwerking van de
meerjarige middelen voor het Noordzeeakkoord worden bij begroting 2021 gepresenteerd
in de betrokken departementale begrotingen. Het Ministerie van IenW zal als coördinerend
departement een overzichtstabel opnemen van de beschikbaar gestelde middelen.
210
Hoe gaat u borgen dat de gelden die ingezet worden uit het transitiefonds, niet gebruikt
gaan worden voor maatregelen die ook uit reeds bestaande fondsen, zoals het Europees
Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), gefinancierd kunnen worden?
Antwoord
De gelden voor het Noordzeeakkoord komen voor zover het om innovaties in de visserij
gaat grotendeels uit het nieuwe Europese fonds (EMVAF). Nationale middelen worden
met name ingezet voor sanering. Dit kan niet uit het EMVAF betaald worden.
211
Kunt u bevestigen dat de quota van een bedrijf, dat gebruikmaakt van de saneringsgelden
uit het transitiefonds, worden ingenomen door het Rijk? En dat deze niet doorverkocht
kunnen worden aan een ander bedrijf?
Antwoord
De uitwerking van de visserijmaatregelen vindt plaats in de appreciatie van de Minister
van LNV bij het advies van mevrouw Burger. De quota zullen niet worden ingenomen.
De grondslag voor de sanering is een afname van de druk op het ecosysteem. Om dit
te bereiken zijn er verschillende mogelijkheden. Al enkele jaren worden de quota voor
de doelsoorten tong en schol bij lange na niet opgevist. Het innemen van individuele
quota (contingenten) is dus niet persé een geschikt instrument om de visserijdruk
te verlagen. Om te borgen dat de visserijdruk daadwerkelijk afneemt kunnen andere
voorwaarden worden gesteld, zoals het slopen of ombouwen van de kotter voor andere
activiteiten dan commerciële visserij, het intrekken van alle visvergunningen en een
verbod om gedurende vijf jaar visserijactiviteiten te ontplooien.
212
Als de quota niet worden ingenomen, hoe gaat u dan voorkomen dat de visserijdruk in
de Noordzee intensiveert als gevolg van de afspraken die gemaakt zijn over de uitrol
van windparken op zee en meer beschermde natuurgebieden?
Antwoord
Zie het antwoord bij vraag 211
213
Wordt in de samenwerking met de andere Noordzeekuststaten op het gebied van energie
ook gesproken over de waterstofinfrastructuur? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom
niet? Welke kansen ziet u voor Nederland om ook op dat gebied het voortouw te nemen?
Antwoord
In de North Seas Energy Cooperation (NSEC), waar de Noordzeelanden op vrijblijvende
basis met elkaar samenwerken, wordt momenteel nog niet concreet gesproken over waterstofinfrastructuur.
Doordat er nu op bilaterale basis steeds meer projecten tot stand komen, en door het
besef dat waterstof een belangrijke rol gaat spelen voor de opwek van energie op zee
in de toekomst, wordt er binnen de NSEC wel al nagedacht, door o.a. Nederland, over
hoe de samenwerking op dit gebied kan worden geagendeerd. Het opzetten van een gesprek
over waterstof incl. infrastructuur staat op de planning. Ook worden projecten zoals
de North Sea Wind Power Hub (van een consortium van TenneT Nederland en Duitsland,
Gasunie, het Havenbedrijf Rotterdam en het Deense Energienet) in dit verband besproken.
In het project NSWPH (North Sea Wind Power Hub) wordt onderzocht hoe internationale
windparken aan elkaar gekoppeld kunnen worden voor interconnectiecapaciteit. Het omzetten
van de opgewekte stroom naar waterstof om deze via waterstofinfrastructuur te transporteren
wordt hierbij ook onderzocht.
214
Worden in de samenwerking met de Noordzeekuststaten op het gebied van energie ook
de gevolgen voor de visserij meegenomen bij de planning en uitvoering van energieopwekking?
Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Dit gebeurt niet in het samenwerkingsverband van de North Seas Energy Cooperation,
omdat dit een taak is van de Europese Commissie (DG MARE). Op nationaal niveau wordt
dit wel in de afwegingen meegenomen.
215
Is er een planning en een bijbehorende doelstelling voor het initiatief om internationale
samenwerking met landen die grenzen aan de Noordzee te intensiveren?
Antwoord
Er is samenwerking met Noordzee landen in het kader van de «Political Declaration
on Energy Cooperation between North Seas countries» uit 2016, verlengd in december
2019. Deze samenwerking richt zich met name op het faciliteren van kosten-effectieve
ontwikkeling van windparken op zee. Voor het afstemmen van scheepvaartroutes loopt
sinds begin 2019 een internationaal samenwerkingstraject.
Daarnaast is er een recent initiatief van de Noordzee landen om in aanvulling op de
samenwerking in diverse projecten meer structureel op het gebied van grensoverschrijdende
ruimtelijke planning samen te werken.
Tenslotte is er de bestaande samenwerking in het kader van OSPAR en ICES.
216
Kunt u aangeven hoe de afspraken uit het Noordzeeakkoord op internationaal niveau
worden afgestemd en nagekomen?
Antwoord
De afspraken uit het akkoord komen in het Programma Noordzee 2022–2027. De buurlanden
rondom de Noordzee worden in het kader van het Verdrag inzake milieueffectrapportage
in grensoverschrijdend verband (ESPOO verdrag) in verband met mogelijke grensoverschrijdende
aspecten geïnformeerd over de planning en de bijbehorende documenten zoals de Notitie
Reikwijdte en Detailniveau en PlanMER. Vanuit de EU richtlijn Ruimtelijke Maritieme
Planning (2014/89/EU) en de Kaderichtlijn Mariene Strategie en OSPAR staat internationale
samenwerking en coördinatie tussen Lidstaten centraal.
Voor wat betreft de afspraken die betrekking hebben op het mandaat van de Europese
Commissie in samenspraak met landen met visserijbelangen (over aanvullende beschermde
gebieden, Scholbox en pulsvissen), zal Nederland zich daar inspannen.
217
Kunt u toelichten of vormen van visserij waarbij geen bodemberoering plaatsvindt mogelijk
zijn in ecologisch waardevolle gebieden?
Antwoord
Zie vraag 151
218
Waarom is het budget dat is vrijgesteld voor onderzoek (55 miljoen euro) lager dan
het benodigde vastgestelde bedrag (67–113 miljoen euro) om gedegen onderzoek naar
de effecten van de nieuwe ontwikkelingen op de Noordzee te bekostigen?
Antwoord
Zie vraag 199
219
Hoe kan er worden vastgesteld of exploratie- en productieactiviteiten «veilig en ecologisch
verantwoord» zijn als bij het 3D seismische onderzoek niet valt uit te sluiten dat
er sprake is van «geluidsverstoring waardoor de natuurlijke kenmerken van nabijgelegen
Natura 2000-gebieden kunnen worden aangetast, dan wel dat dit leidt tot het verstoren, doden en/of
beschadigen van de strikt beschermde diersoorten»?
Antwoord
Op dit moment is niet bekend wat het minimale benodigde geluidsniveau is om bruikbare
informatie te verzamelen over gas en olie in de bodem. Dit betekent dat er in de praktijk
mogelijk onnodig hoge geluidsniveaus worden ingezet. Partijen hebben daarom in het
Onderhandelaarsakkoord afgesproken om de impact van de 3D seismische onderzoeken op
natuur, gekoppeld aan de opsporing en winning van koolwaterstoffen, zoveel mogelijk
te minimaliseren, met inachtneming van de wettelijke kaders. Bij het eerstvolgende
3D seismisch onderzoek wordt gelijktijdig een gezamenlijk onderzoeksprogramma opgezet voor het verzamelen van deze informatie, op kosten
van de olie- en gassector.
Voorts hebben partijen afgesproken dat de olie-en gassector voorlopig zoveel mogelijk
buiten de voortplantingsperiode van de bruinvissen de 3D seismische onderzoeken laat
uitvoeren. Daarnaast zoeken partijen, in de komende 12 maanden, gezamenlijk binnen
het NZO naar de beste oplossing om verstoren van bruinvissen in deze voortplantingsperiode
te voorkomen of te minimaliseren en die vervolgens te testen. Dat kan zijn in de vorm
van een bindende seizoenstop, ofwel door een andere maatregel.
220
Op welke wijze en door wie zijn de belangen van andere gebruikers, zoals de zeevaart,
defensie en zandwinning, besproken aan de onderhandelingstafel?
Antwoord
Alle partijen hebben zich ingezet een goed overzicht te krijgen van alle vraagstukken
die op de Noordzee spelen; met name Rijkswaterstaat als de beheerder van de Noordzee
heeft die brede inbreng in het overleg bevorderd. Voorts heeft het Rijk waar relevant
de belangen vanuit het vigerend beleid voor zeevaart, defensie en zandwinning ingebracht.
Onderwerpen zijn vaak ook onderdeel van de maatschappelijke consultatie geweest, bestaande
uit een online consultatie in april 2019 en een verdiepende bijeenkomst op 8 mei 2019.
Dat leidde niet altijd tot de behoefte om er nadere afspraken over te maken zoals
bij scheepvaart. In die gevallen behoefde het bestaande beleid naar het oordeel van
het Rijk en stakeholders geen aanvulling of correctie.
221
Hoe wordt het transitiebedrag van 200 miljoen euro verdeeld over de Ministeries Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), EZK, IenW, LNV en Financiën?
Antwoord
Zie vraag 209
222
Wat is de rol en het belang van het Ministerie van BZK bij het onderhandelaarsakkoord
om een financiële bijdrage te rechtvaardigen?
Antwoord
BZK heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening op de Noordzee
en trekt meer specifiek het beleidsdossier doorvaart en medegebruik van windparken.
BZK is vanuit die verantwoordelijkheden vanaf het begin betrokken geweest bij de totstandkoming
van het Onderhandelaarsakkoord.
BZK vindt het van belang dat er een duurzame oplossing gevonden wordt voor de problematiek
van toenemende ruimtelijke knelpunten op de Noordzee. Om in dit specifieke geval het
Noordzeeakkoord mogelijk te maken, heeft BZK een eenmalige collegiale bijdrage in
het vooruitzicht gesteld.
223
Hoe wordt de verdeling van het bedrag van 200 miljoen over de jaren (per ministerie)?
Antwoord
Bij doorgaan van het Noordzeeakkoord wordt uw Kamer hierover geïnformeerd in de begroting
van 2021.
224
Uit welke beleidsartikelen in de begrotingen van de ministeries volgen de bedragen
voor het onderhandelaarsakkoord? Wat kan daardoor niet meer worden gedaan door de
betreffende ministeries of was er sprake van vrij besteedbaar geld?
Antwoord
De middelen voor het onderhandelaarsakkoord worden beschikbaar gesteld vanuit de diverse
departementale begrotingen. Over de budgettaire verwerking wordt uw Kamer geïnformeerd
in de begroting van 2021.
225
Hoe is de verdeling van het bedrag van 200 miljoen euro over de onderdelen sanering
en verduurzaming van de visserij, natuurherstel, monitoring en onderzoek, mogelijk
maken van nachtelijke doorvaart door windparken en extra handhaving door de NVWA?
Antwoord
Zie vraag 207
226
Wat betekent «sanering en verduurzaming van de visserij»? Hoeveel geld wordt waaraan
besteed?
Antwoord
Zie vraag 53
227
Wat is de rol van de NVWA als het gaat over de handhaving in het kader van het onderhandelaarsakkoord?
Antwoord
De NVWA is onder andere verantwoordelijk voor de handhaving van de afspraken met betrekking
tot visserij, waaronder de sluiting van gebieden. Zie vraag 164
228
Waarom wordt gesproken van een «fonds», gezien het feit dat een fonds in het kader
van de rijksbegroting en Comptabiliteitswet complex is?
Antwoord
Deze term was vanwege de communicatie rondom het Klimaatakkoord en de vermelding hiervan
in de aanbiedingsbrief van het Klimaatakkoord aan uw Kamer, al een ingeburgerd begrip
geworden. Vanwege de redenen die u noemt houdt het kabinet een nadrukkelijk voorbehoud
voor het gebruik van het woord «fonds», en is deze term daarom in het onderhandelaarsakkoord
voor de Noordzee tussen aanhalingstekens geplaatst.
229
Klopt het dat het hier formeel niet gaat om een fonds in de formele zin van het woord?
Antwoord
Van rijkszijde is een nadrukkelijk voorbehoud gemaakt ten opzichte van de juridische
vormgeving, vooral in relatie tot de reguliere processen binnen de rijksbegroting.
Voor de stakeholders is het tot stand komen van een fonds dat een zekere professionele
autonomie moet bezitten essentieel. De partijen in het Noordzeeoverleg hebben afgesproken
dat zij de governance verkenning van OFL zullen afwachten om op basis daarvan tot
een definitief oordeel te komen over de vormgeving van het «Transitiefonds».
230
Wat wordt het budget en de voeding van het «transitiefonds»? (pagina 35 e.v. Onderhandelaarsakkoord)
Antwoord
Zie vraag 209
231
Hoe wordt de proportionaliteit en kosteneffectiviteit van het «transitiefonds» afgewogen?
(pagina 35, Onderhandelaarsakkoord)
Antwoord
Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd wanneer het advies van het Overlegorgaan
Fysieke Leefomgeving over de governance van het Noordzeeakkoord gereed is.
232
Waar wordt het «transitiefonds» ondergebracht? Wie heeft de zeggenschap over (de besteding
van) het «transitiefonds»? Voor welke uitgaven is het «transitiefonds» bedoeld? (pagina
35, Onderhandelaarsakkoord)
Antwoord
Zie vraag 231
233
Hoe wordt voorkomen dat het een «geld zoekt project» wordt?
Antwoord
Zie vraag 231
234
Hoe wordt het bedrag voor de uitvoering van het Noordzeeakkoord verdeeld over de verschillende
betrokken ministeries?
Antwoord
Zie vraag 209
Hierover wordt uw Kamer geïnformeerd in de begroting van 2021
235
Hoe hoog is het bedrag van de generale bijdrage?
Antwoord
Naast de departementale bijdrages is kabinetsbreed besloten om aanvullend 42,8 mln. beschikbaar te stellen voor het Noordzeeakkoord. Zie vraag 209
236
Welk deel is gereserveerd voor monitoring en onderzoek? Wat wordt er gemonitord? Wat
wordt er onderzocht?
Antwoord
Zie vraag 82
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier