Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over de export van uranium door URENCO en de daarvoor afgesloten contracten, ook in relatie tot non-proliferatie aspecten (Kamerstuk 25422-260)
25 422 Opwerking van radioactief materiaal
Nr. 265 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 mei 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 11 december 2020 inzake over de export
van uranium door URENCO en de daarvoor afgesloten contracten, ook in relatie tot non-proliferatie
aspecten (Kamerstuk 25 422, nr. 260).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 januari 2020 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 1 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over export van uranium
door URENCO, die de Minister voor Milieu en Wonen heeft verstuurd mede namens de Minister
van Financiën.
Deze leden zijn van mening dat het aandeelhouderschap geheel los behoort te staan
van dit onderwerp. De veiligheidseisen die worden gesteld aan uraniumexport zijn van
groot maatschappelijk belang. Die eisen dienen te worden vastgelegd, nageleefd en
gecontroleerd met wet- en regelgeving en andere publiekrechtelijke middelen, met de
bijbehorende democratische controle. De bevoegdheden van een aandeelhouder zijn daarvoor
niet geschikt. Deelt de Minister deze opvatting?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het aandeelhouderschap
bij de staatsdeelneming URENCO. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
Allereerst over het verleden, klopt het dat Ultra-Centrifuge Nederland N.V. (hierna
UCN) bij oprichting in 1969 deels beheerd werd door de staat en deels door private
aandeelhouders en dat pas in 2009 de Staat der Nederlanden de enige aandeelhouder
is geworden? Klopt het dat bij de oprichting van UCN het de bedoeling was om het belang
van de staat in UCN langzaam af te bouwen1? Klopt het dat, sinds het Jaarverslag Staatsdeelnemingen 2013 waarin voor het eerst
een onderscheid is gemaakt in permanente en niet-permanente staatsdeelnemingen, UCN
staat aangemerkt als een niet-permanente staatsdeelneming? Kan de Minister aangeven
welke veranderingen hebben plaatsgevonden tussen 2009 en 2013? Klopt het dat de volgende
verdragen en wetten zorgden voor borging van het publiek belang van UCN in 2009: Kernenergiewet,
In- en uitvoerwet, Geheimhoudingsbesluit kernenergiewet, Non-Proliferatieverdrag,
Euratom Verdrag, Nuclear Suppliers Guidelines, Verdrag van Almelo, Verdrag van Washington,
Verdrag van Cardiff en het publiek aandeelhouderschap? Welke aanvullende publieke
borging, bijvoorbeeld verdragen, wetten of andere vormen van publieke borging, zijn
daar tussen 2009 en 2013 bij gekomen die maakte dat de deelneming toen als niet-permanente
staatsdeelneming aangemerkt werd?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister een tijdslijn kan geven aangaande
de aandeelhouders van URENCO sinds de oprichting en een duiding van de Minister van
deze wisselingen. Klopt het dat Duitsland het 1/3 aandeel dat in Duits staatsbezit
was, verkocht heeft aan twee Duitse nutsbedrijven zijnde RWE AG en E.ON SE en zij
dit aandeel nu houden via Uranit GmbH? Kan de Minister ingaan op het aandeel van de
Duitse staat in deze beiden bedrijven? Welke formele macht heeft de Duitse staat,
anders dan wetgeving, over deze twee bedrijven?
Op 19 juli 1971 is het zogeheten Verdrag van Almelo getekend tussen Duitsland, het
Verenigd Koninkrijk en Nederland. Deelt de Minister de mening van de leden van de
D66-fractie dat de wereld anno 2020 een andere is dan in 1971, bijvoorbeeld kijkend
naar de geopolitieke en de binnenlandse situatie? Hoe vaak is dit verdrag sinds ondertekening
geëvalueerd en aan de hand daarvan aangepast? Indien dit nog nooit is gebeurd, deelt
de Minister de mening dat dit, gezien de terechte vraag om meer transparantie in onze
democratische rechtsstaat alsmede de veranderde geopolitieke situatie, vreemd is?
Welke stappen gaat de Minister ondernemen om hier verandering aan te brengen? Binnen
het Verdrag van Almelo is een grote rol weggelegd voor de Gemengde Commissie uit artikel II.
Deze Commissie bestaat uit één vertegenwoordiger per overeenkomstsluitende partij
van het verdrag. Uit artikel II (4) van het verdrag vloeit voort dat de Gemengde Commissie
haar eigen reglement van orde heeft vastgesteld. Is dit reglement openbaar en zo ja,
wanneer is dit reglement voor het laatst herzien? Zo nee, waarom is dit niet openbaar?
Kan de Minister daarnaast een beschouwing geven op de verhouding tussen UCN en het
staatsaandeelhouderschap dat hiermee samenhangt enerzijds en de Gemengde Commissie
en de Nederlandse vertegenwoordiger die hierin plaatsneemt anderzijds? Meer in algemene
zin, wat is de verhouding tussen de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA)
van Urenco enerzijds, bestaande uit de drie houdstermaatschappijen UCN, Uranit GmbH
en Enrichment Holdings Ltd, en de Gemengde Commissie anderzijds? Kan de Minister aangeven
welke bevoegdheden bij de AvA liggen en de Gemengde Commissie? Delen deze instanties
bevoegdheden? Hoe vaak per jaar komen elk van deze instanties bij elkaar en vinden
ook gezamenlijke vergaderingen plaats? Hoe wordt omgegaan in gevallen waarin AvA en
de Gemengde Commissie van mening verschillen, temeer nu in de AvA ook twee bedrijven
door middel van een houdstermaatschappij zitting hebben terwijl in de Gemengde Commissie
enkel vertegenwoordigers van de Overeenkomst sluitende Partijen zitten.
De leden van de D66-fractie brengen naar voren dat op 23 mei 2013 per brief2 aan zowel de Tweede als Eerste Kamer werd medegedeeld dat Nederland van plan was
om de aandelen die de Staat der Nederlanden indirect houdt in URENCO Ltd. te vervreemden.
Daaropvolgend heeft er ruim drie jaar overleg plaatsgevonden tussen de betrokken overheden
en met de Duitse private aandeelhouders, waarbij gekeken is naar de uitwerking van
de instrumenten voor de borging van de publieke belangen. Na drie jaar werd in oktober
2016 gemeld dat overeenstemming was bereikt met het Verenigd Koninkrijk en Duitsland
over een wetsvoorstel ter borging van de publieke belangen van non-proliferatie en
veiligheid in URENCO. Echter werd in diezelfde maand, op 31 oktober 2016, per brief3 gemeld dat het wetsvoorstel Uitvoeringswet Verdrag van Almelo vanwege het uitblijven
van een akkoord van E.|ON en RWE niet aan de Tweede Kamer kan worden aangeboden. Deze
wet was bedoeld om te voorzien in een alternatief instrumentarium ter borging van
de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid, wat de weg had vrijgemaakt
voor de vervreemding van de Nederlandse aandelen. Later hebben E.ON en RWE schriftelijk
kenbaar gemaakt niet akkoord te gaan met het wetsvoorstel en de daarbij horende vennootschapsrechtelijke
structuur. Graag vernemen deze leden de precieze datum waarop dit kenbaar werd gemaakt
alsmede de redenen hiervoor. Het niet-ingediende wetsvoorstel4 werd daarna op 14 juni 2017 openbaar gemaakt, waarna hierover een schriftelijk overleg
is gevoerd5. In dit schriftelijk overleg werd aangegeven dat een verkenning van alternatieve
mogelijkheden om de publieke belangen te borgen zou worden uitgevoerd waarbij alle
oplossingsrichtingen in ogenschouw genomen zouden worden. De leden van de D66-fractie
vernemen graag wanneer deze verkenning gereed is en waarom deze verkenning al meer
dan twee jaar in beslag neemt. Kan de Minister aangeven wat hij verwacht van deze
verkenning?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister zich de eerdere Kamervragen herinnert
waarin werd gesteld dat «Urenco NL heeft bevestigd dat het bedrijf sinds 2009 geen
verarmd UF6 naar Rusland meer vervoert6»? Kan de Minister ingaan op de redenen om met dit vervoer in 2009 te stoppen? Kan
de Minister ingaan op de vraag hoe lang er geen verarmd uranium naar Rusland is vervoerd?
Klopt het dat, zoals de Duitse regering op schriftelijke vragen antwoordt7, URENCO en de drie houdstermaatschappijen UCN, Uranit GmbH en Enrichment Holdings
Ltd. een verrijkingscontract hebben afgesloten met Tradewill Ltd., een verkoop dochteronderneming
van de Russische onderneming Tenex, die – als dochteronderneming van Rosatom – actief
is in de nucleaire aanvoer- en verwijderingssector? Kan de Minister toelichten wanneer
dit contract precies gesloten is en wanneer de onderhandelingen over dit contract
precies begonnen? Kan de Minister daarnaast toelichten waarom een contract gesloten
is met zowel URENCO als de drie houdstermaatschappijen? Klopt het dat, gezien het
ondertekenen van UCN van dit contract, de Nederlandse Staat als 100%-aandeelhouderhouder
van UCN hier niet akkoord mee kan gaan? Kan de Minister ingaan op de financiële gevolgen
van dit verrijkingscontract?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister zich de brief kan herinneren over
de appreciatie van de motie van de leden Kröger en Van Eijs waarin gesteld werd dat
de eerder aangehaalde Gemengde Commissie «zorgvuldige afwegingen gemaakt, waarbij
zorgvuldig wordt gekeken naar de proliferatie- en veiligheidsrisico’s (Kamerstuk 25 422, nr. 261). Dit is de kerntaak van het comité.8»? Klopt het dat in het Verdrag van Almelo Artikel II lid 5 de overige taken beschreven
worden en dat één van deze taken (onder d iii) is: «de uitvoer buiten het grondgebied
van de Overeenkomst sluitende Partijen van apparatuur of materialen ontwikkeld, geproduceerd
of verwerkt ingevolge de in Artikel I van deze Overeenkomst omschreven samenwerking«?
Klopt het dat voor beslissingen in de Gemengde Commissie ieder overeenkomstsluitende
partij een veto heeft? Klopt het derhalve dat Nederland hier geen gebruik van heeft
gemaakt?
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Minister reageert op Ewoud Verhoef, Plaatsvervangend
directeur van een andere staatsdeelneming (COVRA) die gelaten reageert op berichten
dat URENCO vooralsnog kiest voor Rusland.9 Klopt het dat in 2015 werd begonnen met de bouw van een nieuwe opslaglocatie van
verarmd uranium10 en deze in 2017 gereed was en geopend werd11? Kan de Minister ingaan op de kosten van de bouw van deze nieuwe opslaglocatie? Klopt
het verder dat het tempo waarin deze hal gevuld gaat worden aan URENCO is? Klopt het
dat de nieuwe opslaglocatie een opslagcapaciteit heeft voor vijftien jaar12? Hoeveel daarvan is sinds 2017 in gebruik en loopt dit volgens «schema» om ook de
opslagcapaciteit van vijftien jaar binnen vijftien jaar te halen? «Volgens Urenco
is het verarmd uranium een grondstof en geen radioactief afval, wat niet geëxporteerd
mag worden. Dat is omstreden, omdat het percentage bruikbaar materiaal zo laag is,
dat het amper kan worden gebruikt, waardoor het eigenlijk moet worden opgeslagen bij
COVRA in Nieuwdorp.13» Hoe reageert de Minister op het feit dat dit «omstreden» is? Hebben financiële argumenten
een rol gespeeld in de beslissing van URENCO om het verarmd uranium niet bij COVRA
op te slaan?
Los van de discussie over hoe bruikbaar het radioactief materiaal is en of het vervoer
hiervan naar Rusland volgens (internationale) verdragen en wetten wel of niet zou
mogen, ontvangen de leden van de D66-fractie graag een uitgebreide reflectie op het
feit dat de Nederlandse Staat aandeelhouder is van een bedrijf dat verarmd uranium,
hetgeen zowel civiele als militaire gebruiksdoelen kent, vervoert naar Rusland. Een
land dat bijvoorbeeld al vijf jaar aangesproken moet worden op de verplichting om
volledig mee te werken aan het strafrechtelijke onderzoek naar het neerhalen vlucht
MH17, in lijn met VN-resolutie 2166. Een land waartegen sinds 2014 meerdere malen
het sanctie-instrument is ingezet door de EU en waar het kabinet geen reden ziet dit
bestaande sanctieregimes te herzien. Een land waarbij, zo valt te lezen in de onlangs
gepubliceerde Rusland strategie14, «selectieve economische samenwerking» het beste instrument zou zijn.
De leden van de D66-fractie merken tot slot op dat recent een artikel stond in Physics
Today met, vrij vertaald, de volgende strekking: «De enige verrijkingsfabriek in de
VS wordt momenteel beheerd door Urenco. Niemand verrijkt momenteel HALEU [kort voor:
High Assay Low Enrichment Uranium, uranium tot 19,75% verrijkt] commercieel, maar
Urenco heeft vorig jaar plannen aangekondigd om HALEU-capaciteit toe te voegen aan
zijn fabriek in New Mexico. De regeringen van de Urenco-partners hebben gezegd dat
hun overeenkomst uit 1995 met de VS het bedrijf niet verbiedt HALEU te leveren voor
militaire reactoren of LEU [kort voor Low Enrichment Uranium] voor de productie van
tritium. De overeenkomst beperkt het uraniumproduct van Urenco tot «vreedzame niet-explosieve
doeleinden», maar heeft geen betrekking op tritium. Het is vermeldenswaard dat tritium,
een vitale component van alle Amerikaanse kernwapens, in een civiele reactor wordt
geproduceerd als bijproduct van elektriciteitsopwekking. Die regeling overschrijdt
de zogenaamd rode lijn tussen wapens en civiele nucleaire installaties.»15 Hoe weegt de Minister de laatste passage uit deze quote? En hoe zal de Minister,
als aandeelhouder, omgaan met de mogelijke proliferatie- en veiligheidsrisico’s, die
samenhangen met een eventuele levering van HALEU door Urenco en de daaraanverbonden
mogelijkheden voor inzet met kernwapens in de VS?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat een zo proactief mogelijke
houding in alle zaken aangaande nucleaire veiligheid en non-proliferatie van groot
belang is. Het kabinet wijst, tot onvrede van de leden van de fractie van GroenLinks,
voortdurend op de beperkte invloed van het aandeelhouderschap van URENCO via UCN.
Deze leden zijn van mening dat het maximale uit het aandeelhouderschap moet worden
gehaald maar dat er ook andere middelen zijn om het beleid van URENCO te sturen. Volgens
de Minister is de bedrijfsvoering van URENCO geen bevoegdheid van de aandeelhouder.
Wat zijn wel precies de bevoegdheden van de aandeelhouder? En wat zijn de mogelijkheden
van Nederland via haar zetel in de Gemengde Commissie?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister beargumenteert dat het verarmde
uranium geen afval is, maar een grondstof als het verarmde uranium wordt herverrijkt.
Deze leden zijn skeptisch over de herverrijking van het verarmde uranium door Rosatom.
Rosatom, de ontvanger van URENCO’s verarmd uranium, heeft aan de Noors-Rusissche milieuorganisatie
Bellona toegegeven in 2024 te beginnen verarmd uranium van Uraniumhexafluoride (UF6),
een corrosieve chemische vorm die je in gascentrifuges kan verrijken, om te zetten
in het stabiele uraniumoxide U3O8. U3O8 is een poeder, geschikt voor eindopslag. De
vraag rijst hoe geloofwaardig het is dat, als Rosatom over vier jaar UF6 in U3O8 om
zet, en er al 820.000 ton UF6 in Rusland ligt opgeslagen, waarom het nu door Urenco
naar Rusland afgevoerde uranium nog zou worden herverrijkt. Dit maakt de bewering
dat het uranium een grondstof is en geen afval, ongeloofwaardig. Deelt de Minister
deze analyse? Ook hierbij is een pro-actievere houding gewenst.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen16 dat er plannen zijn van URENCO om in de Verenigde Staten HALEU (tot 19,75% verrijkt
uranium) te produceren en dat er een mogelijke wens zou zijn van de Verenigde Staten
om URENCO te kopen, aangezien de (militaire) voorraad hoogverrijkt uranium van de
Verenigde Staten opraakt17. Is hierover gesproken in de Gemengde Commissie? Klopt het dat HALEU ook mogelijk
te gebruiken is voor nucleaire wapens bij een kritische massa van ongeveer 50 kg?
Wat zijn de (overige) militaire toepassingen van HALEU? Is de Minister bereid om te
voorkomen dat URENCO wordt verkocht aan de Verenigde Staten en/of dat URENCO HALEU
gaat produceren? Deelt de Minister de inschatting dat onder de huidige internationale
verdragen de Verenigde Staten geen civiel verrijkt uranium mogen gebruiken voor militaire
toepassingen, explosief of anderzijds?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat in de Amerikaanse civiele kerncentrale
Watts Bar tritium wordt geproduceerd voor gebruik in het ontstekingsmechanisme van
Amerikaanse kernwapens. URENCO heeft in of rond 2014 aan de overheid van de Verenigde
Staten gemeld dat er, volgens haar analyse, desondanks geen beperkingen zouden zijn om door URENCO verrijkt uranium in te zetten in de kerncentrale
Watt Bar. Deelt de Minister deze analyse van URENCO? Zo ja, wat zou nodig zijn om
te voorkomen dat door URENCO verrijkt uranium bijdraagt aan de instandhouding van
het Amerikaanse kernwapenarsenaal?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de export van uranium door URENCO. Zij hebben hierover enkele vragen.
De Minister schrijft dat Nederland dezelfde definitie van radioactieve afvalstoffen
gebruikt als Euratom en het Internationaal Atoomenergie Agentschap. De leden van de
SP-fractie vragen of internationaal gezien duidelijkheid bestaat over deze definitie
en of andere landen dezelfde definitie gebruiken.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister uiteen te zetten hoe URENCO tot het
besluit komt om uranium al dan niet te hergebruiken. Bestaan hiervoor objectieve criteria,
vragen deze leden. Of komt een dergelijk besluit op andere gronden tot stand?
De Minister van Financiën heeft volgens de brief van de Minister voor Milieu en Wonen
geen inzicht in contracten die URENCO sluit. Wie heeft dat wel, vragen de leden van
de SP-fractie. Krijgt de Minister wel een globaal overzicht van contractpartners,
vragen zij. Wie ziet toe op de contracten die URENCO aangaat? Is het gebruikelijk
dat aandeelhouders geen inzicht hebben in contracten die ondernemingen aangaan?
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
verantwoordelijk is voor het verlenen van exportvergunningen vanuit Nederland voor
zogeheten dual-use goederen, goederen die voor zowel civiele toepassingen als voor
militaire toepassingen kunnen worden gebruikt. Zij vragen of op basis hiervan een
overzicht kan worden verstrekt van het aantal exportvergunningen dat is verleend voor
export van radioactieve afvalstoffen, en hierin de bestemming van dit materiaal weer
te geven.
In de brief meldt de Minister dat indien aan de eisen voor de veiligheid en de fysieke
beveiliging wordt voldaan, er geen juridische gronden zijn om vervoersvergunningen
te weigeren. De leden van de SP-fractie vragen de Minister of dit betekent dat vervoer
van uranium op Nederlands grondgebied in principe iedere mogelijke bestemming kan
hebben.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of er nog steeds plannen zijn om de
aandelen URENCO uiteindelijk te verkopen. Wat is precies de stand van zaken hierin?
Wat betekent eventuele verkoop van deze aandelen voor de zeggenschap van Nederland
over het transport van verarmd uranium?
Kan de Minister aangeven naar welke landen verarmd uranium wordt geëxporteerd of doorgevoerd,
vragen de leden van de SP-fractie.
II Reactie van de Minister
Inleiding
Naar aanleiding van een op 11 december 2019 door de Minister voor Milieu en Wonen
toegezonden brief inzake «Reactie op verzoek commissie Infrastructuur en Milieu over
de export van uranium door Urenco en de daarvoor afgesloten contracten, ook in relatie
tot non-proliferatie aspecten» (Kamerstuk 25 422, nr. 260), heeft uw Kamer enkele vragen en opmerkingen aan mij voorgelegd. In voornoemde brief,
die mede namens mij is verstuurd, wordt onder andere ingegaan op de verschillende
rollen van de ministeries ten aanzien van Urenco en de borging van de publieke belangen
van non-proliferatie, nucleaire veiligheid en leveringszekerheid. Mijn primaire doel
als aandeelhouder van Ultra-Centrifuge Nederland (UCN) en indirect van Urenco is borging
van deze publieke belangen. Zoals hieronder uitgebreider beschreven, is het aandeelhouderschap
echter het sluitstuk van de instrumenten voor borging van dit belang. In de eerste
plaats zijn daarvoor wetgeving en verdragen van belang. Ook zijn er vragen gesteld
over zaken die geen betrekking hebben op mijn bevoegdheden als aandeelhouder. Daarom
stuur ik u deze reactie mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat,
de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
In onze reactie gaan wij eerst achtereenvolgens in op de historie van het aandeelhouderschap
in Urenco, de borging van de publieke belangen in het algemeen, het Verdrag van Almelo,
de Gemengde Commissie en de samenhang tussen de rol van de aandeelhouder en de Gemengde
Commissie. Vervolgens komen de verkoop van aandelen, contracten van Urenco, de kwalificaties
van grondstof versus afval, de opslaglocatie voor verarmd uranium in Nederland en
HALEU aan de orde.
Historie aandeelhouderschap
De leden van de D66-fractie hebben vragen gesteld over de aandeelhouders van Ultra
Centrifuge Nederland N.V. (UCN) sinds de oprichting in 1969 en vragen om een tijdslijn.
UCN is in 1969 opgericht met als doel de gascentrifugetechniek om uranium te verrijken
verder te ontwikkelen. Bij oprichting was het de bedoeling om het belang van de staat
in UCN langzaam af te bouwen. Na verloop van tijd bleek de markt echter niet erg bereidwillig
om te participeren in UCN vanwege het onzekere klimaat inzake de politieke aanvaarding
van kernenergie. De aandelen waren toen als volgt verdeeld: de Nederlandse Staat 55%,
Staatsmijnen, Shell en Philips ieder 10%, VMF en Rijn Schelde ieder 7,5%. In 1980
vergrootte de staat het aandelenkapitaal en werd voor 98,5% aandeelhouder.
In het Verenigd Koninkrijk en in Duitsland waren soortgelijke ondernemingen als UCN
actief. In 1970 sloten het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland een samenwerkingsverdrag
op dit gebied, het zogenoemde Verdrag van Almelo dat leidde tot een gezamenlijke industriële
onderneming waarbij de drie verschillende ondernemingen als partners nauw zouden samenwerken
en als één bedrijf naar buiten zouden treden. In 1993 werd besloten tot een fusie
van de Britse, Duitse en Nederlandse gascentrifugeondernemingen. Dit leidde tot de
fusienaam Urenco Ltd. Sindsdien houdt UCN als houdstermaatschappij een derde van de
aandelen in Urenco Ltd.
In oktober 2009 informeerde het kabinet uw Kamer over het voornemen om de aandelen
van de minderheidsaandeelhouders in UCN over te nemen.18 Sinds het overnemen van die aandelen is de Nederlandse staat voor 100% eigenaar van
UCN.
De leden van de D66-fractie vragen of Uranit GmbH Duits staatsbezit was voordat E.ON
en RWE aandeelhouders werden van Uranit. Dat is niet het geval. Voordat E.ON en RWE
aandeelhouders werden in Uranit, waren de aandelen in handen van andere (Duitse) private
bedrijven. Op dit moment houden RWE en E.ON ieder 50% van de aandelen in Uranit, Uranit
houdt 1/3 van de aandelen in Urenco Ltd. Deze leden vragen ook naar de formele macht
van de Duitse overheid over E.ON en RWE. E.ON en RWE zijn beursgenoteerde bedrijven.
De formele invloed van de Duitse staat op beursgenoteerde bedrijven loopt via wet-
en regelgeving. Anders dan de Nederlandse en Britse staat, heeft de Duitse staat geen
invloed op Urenco via het aandeelhouderschap. Als partner in het Verdrag van Almelo
heeft de Duitse staat uiteraard wel invloed op Urenco, net zoals de Britse en Nederlandse
staat dit hebben. Zie hiervoor de beantwoording over de vragen over de Gemengde Commissie.
Borging publieke belangen Urenco
De leden van de D66-fractie stellen vragen over de borging van de publieke belangen
inzake Urenco en het onderscheid tussen permanente en niet-permanente staatsdeelnemingen.
In de beantwoording wordt eerst ingegaan op het algemene staatsdeelnemingenbeleid
en het onderscheid tussen permanente en niet-permanente staatsdeelnemingen. Vervolgens
komen de vragen over het borgen van de publieke belangen aan bod.
Het uitgangspunt van het staatsdeelnemingenbeleid is dat wet- en regelgeving de meest
aangewezen instrumenten zijn om publieke belangen te borgen. Het staatsaandeelhouderschap
is daar als zelfstandig instrument minder geschikt voor, maar kan als aanvullend instrument
worden ingezet als wet- en regelgeving op orde zijn. De leden van de VVD-fractie merken
daarom terecht op dat het aandeelhouderschap op zichzelf onvoldoende is voor de borging
van de publieke belangen in Urenco: het Verdrag van Almelo en wet- en regelgeving
zijn de primaire instrumenten voor de borging van de publieke belangen, het aandeelhouderschap
is daarop aanvullend. De leden van de D66-fractie sommen de verdragen en wetten op
die in 2009 zorgden voor de borging van de publieke belangen:
• Kernenergiewet
• In- en uitvoerwet
• Geheimhoudingsbesluit kernenergiewet
• Non-Proliferatieverdrag
• Euratom Verdrag
• Nuclear Suppliers Group Guidelines
• Het Verdrag van Almelo
• Het Verdrag van Washington
• Verdrag van Cardiff
• Publiek aandeelhouderschap
De leden vragen of deze opsomming compleet is. Dat is niet het geval. In het overzicht
ontbreken de Wet strategische diensten, het Besluit strategische goederen en de Dual
Use verordening (verordening (EG) nr. 428/2009). Al die instrumenten, inclusief de
drie aanvullingen, zijn ook op dit moment nog van kracht. In het Verdrag van Almelo
wordt bovendien expliciet verwezen naar de internationale verplichtingen inzake non-proliferatie.
Onder dit begrip vallen alle verplichtingen op het gebied van kernwapens, kernmateriaal,
gerelateerde apparatuur, relevante kennis, nucleaire activiteiten, en nucleaire veiligheid.
Het huidige deelnemingenbeleid is neergelegd in de in 2013 door het kabinet vastgestelde Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013. In deze nota wordt voor het eerst onderscheid gemaakt tussen permanente staatsdeelnemingen,
bij voorbaat tijdelijke staatsdeelnemingen en niet-permanente staatsdeelnemingen.
De categorie «permanent» bevat deelnemingen waarvan het kabinet het van belang acht
dat de staat hierin overwegende invloed houdt. In de categorie «bij voorbaat tijdelijk»
vallen de deelnemingen die in staatshanden zijn gekomen als gevolg van de financiële
crisis. Voor deelnemingen in de categorie «niet-permanent» ziet het kabinet in principe
geen toegevoegde waarde (meer) van het aandeelhouderschap van de staat. Deze belangen
zouden (op kortere of langere termijn) voor vervreemding in aanmerking kunnen komen,
op het moment dat wet- en regelgeving voldoende wordt geacht om de publieke belangen
te borgen. UCN valt in de nota uit 2013 in de categorie niet-permanent. Waarom dat
is wordt hieronder toegelicht.
In 2013 informeerde het kabinet de Tweede Kamer over zijn voornemen tot vervreemding
van de aandelen in Urenco. Dit voornemen vloeit voort uit veranderingen ten aanzien
van de zeggenschap en het aandeelhouderschap in de vennootschap. Naar aanleiding van
de beslissing van Duitsland om af te zien van nucleaire energieopwekking, hebben de
Duitse private aandeelhouders RWE en E.ON – die via hun joint venture Uranit samen
een derde van de aandelen in Urenco Ltd. houden – hun portefeuille herzien en besloten
om een verkoop van hun belangen in Urenco te onderzoeken. Op 22 april 2013 heeft het
Verenigd Koninkrijk in het openbaar te kennen gegeven de aandelen in Urenco te willen
vervreemden, omdat niet langer de noodzaak werd gevoeld aandeelhouder te zijn. Het
Verenigd Koninkrijk stelde als voorwaarde aan de verkoop dat de publieke belangen
van non-proliferatie en veiligheid geborgd blijven en dat voldoende waarde wordt gerealiseerd.
Deze ontwikkelingen dwongen Nederland tot reflectie op de gevolgen van een eventuele
verkoop van de aandelen door de andere aandeelhouders. Zo’n verkoop zou Nederland
in een positie kunnen brengen van een minderheidsaandeelhouder tussen nieuwe, hoogstwaarschijnlijk
private aandeelhouders. Nederland zou dan niet langer via het gezamenlijke publieke
aandeelhouderschap met het Verenigd Koninkrijk (samen een meerderheid van tweederde
van de aandelen) voldoende zeggenschap uit kunnen oefenen voor een effectieve aanvullende
borging van de publieke belangen. Die positie vond het kabinet zeer onwenselijk. Daarom
onderzocht het kabinet of op een andere wijze dan via het aandeelhouderschap de publieke
belangen geborgd zouden kunnen worden. In dit geval gaat het om de publieke belangen
met betrekking tot non-proliferatie, nucleaire veiligheid en leveringszekerheid.
Het kabinet stelde in 2013 dat een verkoop alleen plaats zou kunnen vinden indien
de publieke belangen die nu mede via het meerderheidsaandeelhouderschap van overheden
geborgd zijn in een nieuwe structuur ook op een adequaat niveau geborgd worden. Dit
maakte dat UCN werd ingedeeld in de categorie «niet-permanente» staatsdeelnemingen,
waarvan het aandelenbelang verkocht zou kunnen worden, op het moment dat wet- en regelgeving
voldoende wordt geacht om de publieke belangen te borgen zonder het sluitstuk van
aandeelhouderschap. Dit betekent overigens niet dat het kabinet UCN zal verkopen op
het moment dat de publieke belangen uitsluitend op een andere wijze dan via het staatsaandeelhouderschap
zijn geborgd: eventuele verkoop vergt een afweging op zichzelf. Verkoop van het Nederlandse
aandeel is nu niet aan de orde en vanzelfsprekend onderneemt het kabinet geen stappen
op dat vlak zonder parlementaire goedkeuring.
Verdrag van Almelo
De leden van de D66-fractie vragen of het Verdrag van Almelo sinds de ondertekening
is geëvalueerd en aan de hand daarvan is aangepast, verwijzend naar het belang van
transparantie in onze democratische rechtsstaat en de veranderde geopolitieke situatie.
Er is tot op heden geen aanleiding geweest tot evaluatie en aanpassing van het Verdrag
van Almelo, aangezien het verdrag voldoende ruimte biedt om in te kunnen spelen op
veranderende geopolitieke situaties en daarmee in onze rechtsstaat een effectief toezicht
op Urenco mogelijk maakt.
Met het oog op de gewenste internationale samenwerking tussen de drie landen Nederland,
Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van het gasultracentrifuge-procedé,
en de noodzaak om proliferatie van kernwapens tegen te gaan zijn in het Verdrag van
Almelo afspraken gemaakt over beveiligingsmaatregelen en rubricering van informatie.
Dergelijke beveiliging en vertrouwelijkheid is noodzakelijk gezien de gevoeligheid
van goederen in deze industrie in relatie tot de (nationale) veiligheid, als ook de
commerciële gevoeligheid.
Het Verdrag van Cardiff, getekend op 12 juli 2005 en in werking getreden op 1 juli
2006, kent een vergelijkbaar regime om de proliferatiegevoelige technologie te beschermen.
Dit verdrag tussen Nederland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk gaat
over samenwerking op het gebied van ultracentrifugetechnologie. Hiernaast is per 31 januari
2012 het Verdrag van Parijs, getekend op 24 februari 2011, in werking getreden. Dit
verdrag maakt de exploitatie van de verrijkingstechnologie door de vier verdragsstaten
in de Verenigde Staten mogelijk. Het Verdrag van Parijs hangt samen met zowel het
Verdrag van Almelo als het Verdrag van Cardiff en kent een vergelijkbaar regime met
betrekking tot geheimhoudingsregels en het toezicht op de technologie. Alle voornoemde
verdragen zijn door beide Kamers van de Staten-Generaal goedgekeurd. Gezien deze verdragen
van recenter datum zijn, zijn de afwegingen die in het Verdrag van Almelo zijn gemaakt
met betrekking tot veiligheid en vertrouwelijkheid niet als verouderd te beschouwen.
Gemengde Commissie
De leden van de D66-fractie stellen vragen over het reglement van orde van de Gemengde
Commissie. Op grond van artikel II (4) stelt de Gemengde Commissie haar eigen reglement
van orde vast. Dit is als zodanig geen openbaar document, maar wel kan aangegeven
worden dat het praktische afspraken bevat over onder meer de frequentie van vergaderen,
het voorzitterschap, de aanwezigheid van experts, de verantwoordelijkheid voor de
agenda en de werktaal van de bijeenkomsten.
Deze leden vragen of afwegingen rondom proliferatie- en veiligheidsrisico’s een kerntaak
zijn van de Gemengde Commissie. Dat is het geval. Zij citeren daarnaast Artikel II
lid 5 van het Verdrag van Almelo waarin staat dat één van de taken van de Gemengde
Commissie: «de uitvoer buiten het grondgebied van de Overeenkomst sluitende Partijen van apparatuur
of materialen ontwikkeld, geproduceerd of verwerkt ingevolge de in Artikel I van deze
Overeenkomst omschreven samenwerking» en vragen of die tekst klopt. Dit is inderdaad de tekst uit het Verdrag van Almelo
artikel II, lid 5. Tot slot vragen zij naar het vetorecht. Zoals in het Verdrag van
Almelo, artikel II, lid 2 van het verdrag staat: «De Commissie neemt al haar beslissingen met eenparigheid van stemmen.» De beraadslaging en stemmingen van de Gemengde Commissie vallen onder de in het Verdrag
van Almelo gemaakte afspraken over beveiliging en rubricering en zijn daarmee vertrouwelijk,
gelet op de gevoeligheid van goederen in deze industrie in relatie tot de (nationale)
veiligheid, als ook de commerciële gevoeligheid.
Rol aandeelhouder en Gemengde Commissie
De leden van de GroenLinks-fractie merken terecht op dat er naast het aandeelhouderschap
ook andere middelen zijn om Urenco Ltd. te sturen, zoals wet- en regelgeving. Zij
vragen naar de bevoegdheden van de aandeelhouder en de Gemengde Commissie. Eerst wordt
ingegaan op de bevoegdheden van de staat als aandeelhouder in algemene zin, daarna
op de bevoegdheden van de aandeelhouders van UCN en Urenco en vervolgens op die van
de Gemengde Commissie.
Bij het uitoefenen van het aandeelhouderschap opereert de staat in een privaatrechtelijke
omgeving, die met name wordt beheerst door het vennootschapsrecht. De staat draagt,
anders dan bij een agentschap, bij een staatsdeelneming geen directe verantwoordelijkheid
voor de uitvoering van de taken door de vennootschapen en heeft daarover ook geen
zeggenschap. In de Nota Staatsdeelnemingenbeleid rijksoverheid 2013 staan de bevoegdheden van de staat als aandeelhouder beschreven.19 Bij staatsdeelnemingen heeft de staat bevoegdheden als aandeelhouder uit hoofde van
het vennootschapsrecht (Boek 2 Burgerlijk Wetboek) en van de statuten. Het vennootschapsrecht
kent specifieke en afgebakende bevoegdheden waarover iedere aandeelhouder beschikt,
ook de staat.
Het Burgerlijk Wetboek beschrijft de organen van een vennootschap. Het gaat, kort
gezegd, om de raad van bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering
van aandeelhouders. Deze organen hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheden.
Tot de bevoegdheid van het bestuur behoort in ieder geval het dagelijks beleid en
het bepalen van de strategie. Zo zijn er besluiten die door het bestuur kunnen worden
genomen zonder ruggespraak met de raad van commissarissen of de aandeelhouder. Maar
er zijn ook besluiten waarover de aandeelhouder volledige zeggenschap heeft. Op grond
van het Burgerlijk Wetboek komt een aantal bevoegdheden exclusief aan de algemene
vergadering van aandeelhouders toe. De belangrijkste bevoegdheden zijn:
• het benoemen en/of ontslaan van de raad van commissarissen;
• het vaststellen van het beloningsbeleid voor het bestuur en het vaststellen van de
vergoeding van de commissarissen;
• het goedkeuren van belangrijke veranderingen in de identiteit of het karakter van
de onderneming;
• het vaststellen de jaarrekening en het goedkeuren van de voorgestelde winstuitkering/reservering.
De staat houdt 100% van de aandelen in UCN. Het aandeelhouderschap wordt uitgevoerd
door het Ministerie van Financiën. Als aandeelhouder beschikt het Ministerie van Financiën
over de bevoegdheden die staan beschreven in het Burgerlijk Wetboek en in de statuten
van UCN, zoals het benoemen en/of ontslaan van de bestuurder en commissarissen, het
vaststellen van het beloningsbeleid en het goedkeuren van de jaarrekening van UCN.
UCN is op haar beurt houder van een derde van de aandelen in Urenco Ltd., een rechtspersoon
naar Engels recht met een zetel in het Verenigd Koninkrijk die wordt beheerst door
het Engelse vennootschapsrecht. Een belangrijke bevoegdheid van UCN betreft het benoemen
van non-executive leden van het bestuur van Urenco. Het bestuur (de board) van Urenco
is een one-tier bestuur en bestaat uit een CEO, CFO, een onafhankelijke voorzitter
(chairman) en zes non-executive bestuurders. Iedere aandeelhouder van Urenco (UCN,
Uranit GmbH en Enrichments Investments Limited) mag twee van de zes non-executive
bestuurders benoemen. Voor de benoeming en het ontslag van de twee non-executive bestuurders
die namens UCN zitting hebben in het bestuur, moet UCN instemming hebben van haar
aandeelhouder, de Minister van Financiën.
De board van Urenco is verantwoordelijk voor de strategische richting en het belangrijkste
beleid van de onderneming. De board heeft onder andere de bevoegdheid om grote wijzigingen
van de activiteiten of in de structuur van de onderneming goed of af te keuren (inclusief
grote projecten en overnames) en om het strategische business plan, het budget en
de financiële verslaggeving goed te keuren. Daarnaast heeft de board de bevoegdheid
de executive bestuurders (CEO, CFO en chairman) te benoemen en ontslaan. Voor beslissingen
van de board is een meerderheid van stemmen nodig. Medewerkers van het Ministerie
van Financiën spreken op reguliere basis met de twee Nederlandse non-executive bestuurders
van Urenco. Zo bespreekt het Ministerie van Financiën voorafgaand aan iedere vergadering
van de board van Urenco met UCN de agenda van die vergadering. Daarbij gaat het bijvoorbeeld
over de strategie, grote investeringen en de financiële positie van Urenco.
De Gemengde Commissie houdt actief toezicht op de in het Verdrag van Almelo opgenomen
verplichtingen m.b.t non-proliferatie, nucleaire waarborgen en beveiligingsmaatregelen,
en kan hiertoe beslissingen nemen en richtlijnen uitvaardigen. In artikel II, lid 5
van het Verdrag van Almelo worden de taken van de Gemengde commissie specifiek beschreven.
Ook kan zij beslissingen nemen of aanbevelingen doen indien er zich ontwikkelingen
voordoen op technisch of economisch gebied die de exploitatie op commerciële basis
van het gas-ultra-centrifuge-procedé in belangrijke mate kunnen beïnvloeden of ten
aanzien van activiteiten van de onderneming, zie artikel II, lid 5 (i). Verder wordt
in artikel II, lid 5 (j) aangegeven dat de Gemengde Commissie beslissingen kan nemen
over alle vragen die door Urenco Ltd. aan haar voor worden gelegd in verband met de
uitoefening van haar taak. Dit hangt samen met artikel III, lid 3 van het verdrag
waarin is aangegeven dat de lidstaten elkaar via de Gemengde Commissie op de hoogte
houden van technische en/of economische ontwikkelingen die de commerciële exploitatie
van Urenco in belangrijke mate kan beïnvloeden. Hiernaast kan de Gemengde Commissie
maatregelen opleggen op het gebied van geëigende veiligheidsprocedures zoals beschreven
in artikel VII van het Verdrag. De Gemengde Commissie bestaat uit vertegenwoordigers
van de lidstaten die partijen zijn bij dat verdrag (Verenigd Koninkrijk, Duitsland
en Nederland) en neemt beslissingen met eenparigheid van stemmen. Nederland speelt
een actieve rol in de Gemengde Commissie en heeft daarbij een scherp oog voor non-proliferatie-
en veiligheidsbelangen en de (geo)politieke situatie.
De leden van de D66-fractie vragen naar de verhouding tussen UCN en het staatsaandeelhouderschap
enerzijds en de Gemengde Commissie en de Nederlandse vertegenwoordiger hierin anderzijds.
Ook vragen zij naar de verhouding tussen de algemene vergadering van aandeelhouders
van Urenco Ltd. en de Gemengde Commissie en de bevoegdheden van beide organen. De
verhouding tussen het aandeelhouderschap van UCN en de Gemengde Commissie is genoemd
bij de beantwoording van de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie. De bevoegdheden
van de aandeelhouders van Urenco zijn vergelijkbaar met die van aandeelhouders onder
het Nederlandse vennootschapsrecht, zoals op hoofdlijnen beschreven bij de beantwoording
van vragen van de leden van de Groenlinks-fractie.
Nederland wordt in de Gemengde Commissie vertegenwoordigd door het Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat (EZK), bijgestaan door het Ministerie van Buitenlandse
Zaken inzake non-proliferatie-aangelegenheden. Het Ministerie van Financiën maakt geen onderdeel uit van de Gemengde Commissie
en heeft geen betrokkenheid bij de werkzaamheden die de Ministeries van EZK en BZ
verrichten in dat kader. Er vinden geen gezamenlijke vergaderingen tussen de AvA van
Urenco of de AvA van UCN en Gemengde Commissie plaats. De AvA’s van UCN en Urenco
delen geen bevoegdheden met de Gemengde Commissie. De leden van de D66-fractie vragen
naar situaties waarin de AvA (van UCN en/of Urenco) en Gemengde Commissie van mening
verschillen. Door de scheiding van rollen en bevoegdheden is dat niet aan de orde.
De leden vragen tevens hoe vaak de AvA en Gemengde Commissie samenkomen. Urenco heeft
jaarlijks een AvA, net als UCN. De Gemengde Commissie komt gewoonlijk twee keer per
jaar bij elkaar.
Verkoop aandelen
De leden van de D66-fractie vragen naar de precieze datum waarop bekend werd dat E.ON
en RWE niet akkoord waren met het wetsvoorstel van het kabinet en de reden daarvoor.
De Duitse energiebedrijven E.ON en RWE, samen voor 1/3 aandeelhouder in Urenco Ltd.,
hebben op 13 oktober 2016 kenbaar gemaakt niet akkoord te gaan met het wetsvoorstel
ter borging van de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid. De reden
daarvoor was dat zij de mogelijkheden voor aandelenverkoop waarin het wetgevingspakket
voorzag onaantrekkelijk vonden. Zij stonden namelijk een beursnotering van de aandelen
voor. Het wetgevingspakket voorzag hier niet in. Dit meningsverschil stond overeenstemming
over de structuur samenhangend met de Nederlandse wet in de weg.
Deze leden vragen ook naar de stand van zaken van de verkenning naar alternatieve
mogelijkheden om de publieke belangen te borgen. Het Verenigd Koninkrijk onderzoekt
de mogelijkheid voor een Britse wet om de publieke belangen te borgen. In combinatie
met het publiek aandeelhouderschap van Nederland en het Verenigd Koninkrijk en de
taken van de Gemengde Commissie en bestaande wetgeving worden de publieke belangen
op dit moment voldoende geborgd.
De leden van de GL-fractie en de leden van de SP-fractie vragen naar de plannen om
de aandelen te verkopen. Zoals de Minister van Financiën tijdens het Algemeen Overleg
Staatsdeelnemingen van 21 november 2019 heeft gezegd, is verkoop niet aan de orde.20 De prioriteit van het kabinet is het borgen van de publieke belangen inzake Urenco.
Contracten Urenco
De leden van de SP-fractie vragen wie inzicht heeft in de contracten van Urenco, of
de Minister een overzicht krijgt van contracten die Urenco sluit en wie toeziet op
de contracten die Urenco aangaat. Ook vragen zij of het gebruikelijk is dat aandeelhouders
geen inzicht hebben in contracten die deelnemingen aangaan. Het is gebruikelijk dat
aandeelhouders geen inzicht hebben in contracten die de onderneming aangaat. Uitvoeren
van het dagelijks beleid, waaronder het sluiten van contracten, is een verantwoordelijkheid
van het bestuur van de onderneming. Urenco is daarbij uiteraard verplicht zich te
houden aan alle wettelijke verplichtingen, waar diverse toezichthouders op toezien.
Zie ook de beantwoording van de vragen van de D66-fractie over de bevoegdheden en
rol van de aandeelhouder.
De leden van de D66-fractie stellen vragen over een contract tussen Urenco en Tradewill
Ldt. en de rol van UCN daarbij, naar aanleiding van de beantwoording van Kamervragen
door de Duitse regering. Anders dan in de vragen gesteld, geeft de Duitse regering
in de beantwoording van de Kamervragen aan dat een contract is gesloten tussen Urenco
en haar drie dochtermaatschappijen (Urenco NL, Urenco Deutschland en Urenco UK) en
Tradewill, niet de drie houdstermaatschappijen. Het klopt dus niet dat UCN contracten
medeondertekent, zoals de leden van de D66-fractie blijkens hun vraag veronderstellen.
UCN is slechts een houdstermaatschappij die geen operationele werkzaamheden verricht
die de nakoming van het contract zou vergen. Ook de staat als aandeelhouder heeft
geen rol bij het sluiten van contracten van UCN of van zijn andere staatsdeelnemingen.
De verantwoordelijkheid voor het afsluiten van de contracten ligt bij het bedrijf.
Wel is Urenco bij het afsluiten van contracten gebonden aan kaders die worden gesteld
door de Gemengde Commissie op het gebied van non-proliferatie, nucleaire waarborgen
en beveiligingsmaatregelen. Dit is tevens geborgd door de toets die plaatsvindt bij
het verlenen van een exportvergunning. Deze leden vragen tevens nadere informatie
over dit specifieke contract. De contracten die Urenco sluit als private onderneming
en de financiële gevolgen van die contracten zijn bedrijfsvertrouwelijk.
De leden van de D66-fractie vragen naar een uitspraak van de plaatsvervangend directeur
van COVRA. Uitspraken van medewerkers van COVRA zijn voor rekening van die medewerkers.
Afval vs. Grondstof
De leden van de D66-fractie vragen naar eerdere Kamervragen over het vervoer van verarmd
uranium naar Rusland. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen
van de leden Von Martels en Van den Berg21, is Urenco Nederland in 2009 gestopt met de export van verarmd uranium naar Russische
verrijkingsfabrieken op grond van commerciële en bedrijfseconomische overwegingen
die voor rekening van de onderneming zelf zijn.
De leden van de SP-fractie vragen naar welke landen verarmd uranium wordt geëxporteerd
of doorgevoerd. De leden vragen ook naar een overzicht van exportvergunningen voor
export van radioactief afval, en hierin de bestemming ervan weer te geven.
De ANVS heeft op 4 juni 2019 aan Urenco Nederland een vervoersvergunning22 verleend voor het binnen Nederlands grondgebied (doen) brengen, het vervoeren op
Nederlands grondgebied en het buiten Nederlands grondgebied (doen) brengen van verarmd
UF6 afkomstig van en/of bestemd voor een aantal bedrijven in Frankrijk, Duitsland, Verenigd
Koninkrijk, Zweden, Verenigde Staten, Canada, Brazilië, Japan, Zuid Korea, China en
de Russische Federatie.
De ANVS heeft ook vergunningen verleend aan buitenlandse vervoerders die verarmd UF6 via Nederlands grondgebied doorvoeren. Op dit moment betreft het vier vergunningen
verleend aan DAHER23 (januari 2019), RSB24 (december 2018), TAM International25 (juni 2017) en Transrad26 (april 2018).
Vergunningen voor het doorvoeren van radioactief afval naar het buitenland worden
verleend door de ANVS. Deze vergunningen worden op de website van de ANVS gepubliceerd27.
Voor elke export buiten de EU is een exportvergunning verplicht. Het Ministerie van
Buitenlandse Zaken publiceert per maand een overzicht28 van de afgegeven exportvergunningen. In dit overzicht staat om welke goederen het
gaat, wat het eindgebruik is, wat de goederen waard zijn en wat het land van bestemming
is. Meer gedetailleerde informatie wordt vanwege bedrijfsgevoelligheid niet openbaar
gemaakt.
Er zijn enkele vragen gesteld over de definitie van verarmd uranium en het verschil
tussen grondstof en afval. De leden van de SP-fractie vragen of er internationaal
gezien duidelijkheid bestaat over deze definitie. De leden van de Groenlinks-fractie
vinden het ongeloofwaardig dat verarmd uranium een grondstof is en geen afval. De
leden van de D66-fractie vinden het omstreden dat verarmd uranium een grondstof is.
Verarmd uranium dat ontstaat bij het verrijkingsproces kán hergebruikt worden; door
herverrijking kan er een tussenproduct van gemaakt worden voor de productie van brandstof
voor kernreactoren. In dat geval is het verarmd uranium een grondstof en geen afval.In
2008 heeft de Raad van State dat bevestigd. Zie ook de Kamerbrief van 11 december
201929. Er is internationaal gezien duidelijkheid over de definitie van radioactieve afvalstoffen.
Dit blijkt uit de gelijkluidende definities van het begrip radioactieve afvalstoffen
in het Gezamenlijk Verdrag30 van het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) en in de Euratom Richtlijn31 van de Europese Commissie. Aangezien veel landen aangesloten zijn bij het Gezamenlijk
Verdrag en daarnaast alle Europese Lidstaten verplicht zijn de Euratom Richtlijn te
implementeren, hanteren deze landen – waaronder Nederland32 – hetzelfde kader voor de definitie van radioactieve afvalstoffen. In lijn met de
definitie van radioactieve afvalstoffen van Euratom en het Internationaal Atoomenergie
Agentschap (IAEA) kan verarmd uranium als afvalstof worden aangemerkt, indien voor
deze stof geen gebruik of product- of materiaalhergebruik is voorzien.
De specifieke commerciële en bedrijfseconomische overwegingen die ten grondslag liggen
aan een besluit tot herverrijking van verarmd UF6 zijn voor rekening van de ondernemingen zelf.
De leden van de D66-fractie vragen een reflectie op het feit dat de Nederlands staat
aandeelhouder is van een bedrijf dat verarmd uranium, hetgeen zowel civiele als militaire
gebruiksdoelen kent, vervoert naar Rusland. De levering van verarmd uranium aan Rusland
is in overeenstemming met internationale verdragen, zoals het Non-Proliferatie Verdrag
waarin vreedzaam gebruik wordt toegestaan. Het verarmd uranium wordt in Rusland aangewend
voor vreedzaam gebruik. Het IAEA houdt toezicht op het vreedzaam gebruik van verarmd
uranium. Bovendien zijn er geen internationale sancties voor het leveren van dual-usegoederen
zoals verarmd uranium aan Rusland voor civiel eindgebruik door een civiele eindgebruiker.
In de optiek van het kabinet houden de in de vraag geformuleerde overwegingen over
EU-sancties of het Russische optreden inzake MH17 geen verband met non-proliferatie,
nucleaire waarborgen en beveiligingsaspecten. Het kabinet ziet dan ook geen aanleiding
om de levering van verarmd uranium aan Rusland te verbieden.
De leden van de SP-fractie vragen of het vervoer van uranium op Nederlandse grondgebied
iedere mogelijke bestemming kan hebben. Het vervoer van uranium op Nederlands grondgebied
is toegestaan met een vervoersvergunning op grond van de Kernenergiewet. De gronden
voor het weigeren van een vervoersvergunning staan in artikel 15b van de Kernenergiewet
en in artikel 1c van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen.
Iedere aanvraag wordt door de ANVS beoordeeld op transportveiligheid en de fysieke
beveiliging. Daarnaast wordt beoordeeld of zich een weigeringsgrond voordoet als bedoeld
in de Kernenergiewet en het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve
stoffen. Hieronder valt ook de toetsing aan Europese en VN sanctiemaatregelen33. Pas als de aanvraag aan alle voorwaarden voldoet en zich geen weigeringsgronden
voordoen wordt de vergunning verleend. In alle vervoersvergunningen wordt het voorschrift
opgenomen dat de vergunninghouder zich voorafgaand aan ieder transport er zich van
dient te vergewissen dat de ontvanger van uranium bevoegd is het materiaal te ontvangen.
Eén aspect hiervan is het van kracht zijn van een exportvergunning wanneer dit nodig
is; aanvragen daartoe worden getoetst aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Deze leden vragen ook naar de gevolgen van de verkoop van de Nederlandse aandelen
voor de zeggenschap van Nederland over het verarmd uranium. Verkoop van de aandelen
is niet aan de orde. Indien de aandelen eventueel verkocht zouden worden, heeft dat
geen effect op het verlenen van vergunningen voor het vervoer op Nederlands grondgebied
van uranium en op het toezicht daarop. Het vervoer blijft vergunningplichtig en de
vergunninghouder dient te voldoen aan alle (internationale) eisen op het gebied van
transportveiligheid en fysieke beveiliging.
Opslaglocatie verarmd uranium Nederland
De leden van de D66-fractie vragen naar de bouw van de opslaglocatie van verarmd uranium,
de bouwkosten en het gebruik van de opslaglocatie. In 2015 is bij COVRA begonnen met
de bouw van een nieuwe opslaglocatie van verarmd uranium, genaamd VOG-2. Dit gebouw
werd in 2017 geopend. De bouwkosten voor de nieuwe opslaglocatie bedroegen € 14,3 miljoen.
Deze kosten zijn door Urenco betaald. Daarnaast betaalt Urenco een jaarlijks bedrag
aan beheerskosten aan COVRA, evenals een bijdrage voor elke levering van verarmd uranium
op het moment dat deze naar COVRA wordt afgevoerd. Urenco Nederland is het enige bedrijf
dat verarmd uranium afvoert naar COVRA.
Voordat verarmd uranium in VOG-2 opgeslagen kan worden, moet het Uraniumhexafluoride
(UF6) dat in het verrijkingsproces gebruikt wordt, omgezet worden in het chemisch veel
stabielere Uraniumoxide (U3O8). Urenco maakte in het verleden gebruik van externe partijen voor deze omzetting,
maar heeft in 2005 besloten dit zelf te doen en hiervoor een eigen faciliteit te bouwen,
de Tails Management Facility (TMF). Deze fabriek staat op het terrein van Urenco UK
en zal naar verwachting later dit jaar in gebruik genomen worden. VOG-2 is ontworpen
voor een bepaalde capaciteit in aantallen opslagcontainers. Van deze zogenaamde DV-70
containers passen er ruim 6.500 in VOG-2. Eind 2019 waren er in totaal circa 800 DV-70
containers opgeslagen. Het tempo van aanvoer van containers is aan Urenco en wordt
in de praktijk afgestemd met COVRA.
De leden van de D66-fractie vragen tevens naar de argumenten voor Urenco om verarmd
uranium wel of niet op te slaan. Zoals aangegeven in de antwoorden van de vragen van
SP kan volgens de Nederlandse wet- en regelgeving verarmd uranium als afvalstof worden
aangemerkt, indien voor deze stof geen gebruik of product- of materiaalhergebruik
is voorzien. Dit is in lijn met de definitie van radioactieve afvalstoffen van Euratom
en het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA). De specifieke commerciële en
bedrijfseconomische overwegingen die ten grondslag liggen aan het besluit om verarmd
uranium te verrijken, zijn voor rekening van de onderneming zelf.
HALEU
De leden van de GroenLinks-fractie stellen vragen over de productie van HALEU. In
internationaal kader wordt gesproken over de productie van HALEU (High Assay Low Enriched
Uranium: tot 19,75% verrijkt uranium- dat valt binnen de internationaal geaccepteerde
limit van 20% verrijking voor civiel gebruik)34.
Zo wordt bijvoorbeeld sinds 2012 in Europees kader in een werkgroep van de Euratom
Supply Agency de vraag naar HALEU en de mogelijk Europese productie daarvan bestudeerd.
Het huidige aanbod van HALEU in Europa is namelijk afkomstig uit de VS en zal na de
periode van 2030–2040 niet meer gegarandeerd zijn. Op dit moment is er geen Westers
land dat HALEU produceert. HALEU is zowel brandstof voor onderzoeksreactoren, en daarmee
voor de productie van medische isotopen, als voor nieuwe reactortypen. Met de productie
van HALEU is dan ook een maatschappelijk belang gemoeid. Bovendien is het gebruik
in overeenstemming met internationale verdragen, zoals het Non-Proliferatie Verdrag
waarin vreedzaam gebruik wordt toegestaan, en de geëigende internationale controle
daarop. Het kabinet ziet dan ook geen reden om productie te voorkomen. Urenco verkent
de mogelijkheid van de productie van HALEU voor vreedzaam gebruik in zijn faciliteiten
in Europa en de VS. De bepalingen uit de relevante verdragen worden hierbij nagekomen.
Op grond van het Verdrag van Washington mogen de technologie, de gegevens en het verrijkte
uranium uitsluitend worden gebruikt voor vreedzaam, niet-explosief gebruik.
De leden van de D66-fractie en van de GroenLinks-fractie stellen vragen over het gebruik
van verrijkt uranium in relatie tot nucleaire wapens. De levering van (verrijkt) uranium
door Urenco aan de VS valt onder het Verdrag van Washington. In het verdrag is uitdrukkelijk
vermeld dat zowel de technologie, de gegevens als het verrijkt uranium alleen worden
gebruikt voor vreedzaam, niet-explosief gebruik en is onderworpen aan de toepassing
van internationale waarborgen. HALEU valt in de categorie laag-verrijkt uranium en
is niet bruikbaar voor toepassing in nucleaire wapens.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier