Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2018
28 165 Deelnemingenbeleid Rijksoverheid
Nr. 306
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 25 oktober 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over de brief van 25 juni 2019 inzake het jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen
2018 (Kamerstuk 28 165, nr. 304).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 oktober 2019. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De griffier van de commissie, Weeber
Vraag 1
Welke stappen wenst u dat Schiphol in de komende jaren zet om de ambitie in 2030 een
zogeheten zero emission luchthaven te zijn gestalte te geven?
Antwoord 1
Schiphol is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en heeft zelf de ambitie uitgesproken
voor een zero waste en zero emission luchthaven in 2030. Tot nu toe heeft Schiphol
al veel stappen gezet om dit te kunnen verwezenlijken. Zo heeft Schiphol onder andere
het aantal elektrische bussen op en rond Schiphol de afgelopen jaren uitgebreid, ondersteunt
Schiphol het Corporate BioFuel-programma van KLM en is Rotterdam The Hague Airport
(een 100% dochter van Schiphol) een onderzoek gestart naar duurzame kerosine uit lucht.
Tevens probeert Schiphol de gehele luchtvaartsector bewust te maken van duurzaamheid.
In het jaarverslag van Schiphol1 is te lezen welke stappen Schiphol nog meer heeft gezet. Ik vind het goed dat Schiphol
zichzelf deze doelstelling heeft gesteld en steun die als aandeelhouder dan ook.
Vraag 2
Heeft u specifieke wensen dan wel eisen met betrekking tot de stappen die Schiphol
in samenwerking met omliggende gemeenten zet in de beperking van geluidshinder en
investering in leefbaarheid?
Antwoord 2
In de kabinetsbrief van 5 juli 20192 over de ontwikkeling van Schiphol op de korte, middellange en lange termijn is het
toekomstperspectief voor de Schiphol geschetst. Het is aan Schiphol om binnen de huidige
en toekomstige kaders van de aanpak voor de middellange termijn en de luchtvaartnota
een constructieve dialoog met de omgeving te houden. Het is vanzelfsprekend van belang
dat Schiphol een goede relatie onderhoudt met zijn omgeving. Uit gesprekken met Schiphol
begrijp ik dat Schiphol hier aandacht voor heeft en zoals in het jaarverslag van Schiphol
valt te lezen, heeft Schiphol de voortdurende ambitie om een schone en gezonde omgeving
te waarborgen en te creëren.
Vraag 3
Waarom is het dividend van de staat uit deelneming Schiphol gedaald met 23 miljoen
euro?
Antwoord 3
In het dividendbeleid van Schiphol is vastgelegd dat Schiphol maximaal 60% van de
netto winst die toerekenbaar is aan de aandeelhouders, exclusief de waardeverandering
van vastgoed en materiele non-cash items, uitkeert. In 2018 is, net als in 2017, volgens
dit beleid een maximale uitkering aan de aandeelhouders gedaan. Veranderingen in het
dividend hebben dan ook te maken met veranderingen in (de samenstelling) van het resultaat
van Schiphol.
Vraag 4
Ziet u wegens de doelstellingen van het internationale in 2015 ondertekende klimaatakkoord
(COP21) (Kamerstuk 31 793, nr. 134) aanleiding om vanuit het aandeelhouderschap niet alleen te verlangen dat bedrijven
zich bewust zijn van de maatschappelijke effecten van hun handelen (via het Global
Reporting Initiative; GRI), maar ook te verlangen dat bedrijven (voorbij het enkel
rapporteren via de GRI-richtlijnen) maatschappelijke effecten een substantiële rol
geven in hun besluitvorming en strategische prioritering? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, welke concrete stappen wilt u het komende jaar op dit punt zetten?
Antwoord 4
Vanuit het aandeelhouderschap vind ik het uiteraard belangrijk dat staatsdeelnemingen
maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en ik zie dit als een bedrijfseconomische
kans en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Iedere staatsdeelneming geeft op haar
eigen wijze invulling aan MVO en de raad van bestuur is hiervoor primair verantwoordelijk.
Mijn ambitie hierbij is dat de staatsdeelnemingen een voorbeeldfunctie vervullen in
hun eigen sector en zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande relevante richtlijnen.
Hierover ga ik ook in gesprek met de deelnemingen, zoals toegezegd met de ondertekening
van het IMVO-convenant Verzekeraars. Daarnaast heeft mijn ministerie onlangs een inventarisatie
gedaan naar de huidige activiteiten van de staatsdeelnemingen op het gebied van MVO.
Momenteel bezie ik op welke wijze er een MVO-beleid voor staatsdeelnemingen tot stand
kan komen. Ik zal u daarover via het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2019 verder
informeren.
Vraag 5
Kunt u aangeven op welke manier en in welke mate de duurzame innovaties waaraan KLM
aandacht besteedt (in zowel 2018 als het aankomende boekjaar) bijdragen aan het terugdringen
van de CO2-uitstoot die wordt gegenereerd door de activiteiten van KLM?
Antwoord 5
In 2018 heeft KLM de eigen duurzaamheid strategie verder verbeterd. Een belangrijk
onderdeel van deze strategie ziet op het verkleinen van de ecologische voetafdruk.
KLM streeft ernaar de CO2 emissies per passagier en de emissies voor grondprocessen per 2020 met 20% te hebben
gereduceerd vergeleken met 2011. Daarnaast is in 2018 het doel gesteld om in 2030
de absolute vlucht gerelateerde emissies van de KLM Groep te hebben gereduceerd met
15% t.o.v. 2005 en de emissies voor grondprocessen te hebben verlaagd tot nul.
Om dit te realiseren is vlootvernieuwing van groot belang, waarmee brandstofverbruik
aanzienlijk wordt teruggedrongen. Daarnaast leveren route optimalisatie, reductie
van het gewicht aan boord en elektrificatie van grondmaterieel een bijdrage aan de
verlaging van de CO2emissies. In de nabije toekomst zal duurzame luchtvaartbrandstof een belangrijke bijdrage
gaan leveren aan de realisatie van deze doelstellingen. In 2019 heeft KLM een nieuwe
stap gezet om biobrandstof verder te ontwikkelen met de aankondiging van de bouw in
Delfzijl van de eerste fabriek voor duurzame luchtvaartbrandstof in Europa.
Voor verdere informatie over duurzame innovaties van KLM verwijs ik u graag naar de
paragraaf over duurzaamheid in het jaarverslag van KLM over 2018 (pagina 22–27).
Vraag 6
Waarom is het aantal banen dat met investeringen van FMO in 2018 is gecreëerd ten
opzichte van 2017 met 285.000 gedaald, hoewel er voor 2 miljard euro aan nieuwe investeringen
is aangegaan (hoger dan de 1.9 miljard euro uit 2017) en banencreatie vanuit doel
8 van de Sustainable Development Goals (SDG’s) voor FMO een strategische prioriteit
is?
Antwoord 6
In het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2018 wordt onderscheid gemaakt naar:
1. Investeringen voor rekening en risico van FMO;
2. Investeringen met de overheidsfondsen van Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
en
3. Gekatalyseerde investeringen van derden.
De optelsom van de eerste twee type investeringen was in 2018 hoger dan in 2017, echter
de gekatalyseerde investeringen lagen in 2018 lager dan in 2017 (€ 0,6 mld. om € 1,1
mld.). Bij de verantwoording over de strategische doelstellingen van FMO wordt uitgegaan
van het totale investeringsvolume van FMO, dus inclusief de effecten van de door FMO
gekatalyseerde investeringen.
In 2017 heeft een aanpassing plaatsgevonden van de macro-economische data die worden
gebruikt in het FMO-Impactmodel, waarmee het aantal banen dat is gecreëerd wordt berekend.
Als gevolg van de aanpassingen in het impactmodel kan een inschatting worden gemaakt
van het aantal banen, waarbij zoveel mogelijk rekening kan worden gehouden met de
actuele economische situatie in het land waar wordt geïnvesteerd. Het lagere totale
investeringsvolume in 2018 en de aanpassingen in het FMO-Impactmodel verklaren voor
een groot deel de lagere bijdragen aan banen.
Vraag 7
Waarom is, ondanks de strategische prioritering van FMO richting SDG13 (het aanpakken
van klimaatverandering), het aandeel financieringen Groen gedaald van 42% in 2017
naar 36% in 2018?
Antwoord 7
Het lagere percentage groene investeringen wordt voornamelijk verklaard door het relatief
lagere investeringsvolume in 2018 in de energiesector ten opzichte van het totale
investeringsvolume (in 2017 29% en in 2018 20%). De investeringen in de energiesector
zijn verhoudingsgewijs vaak groene investeringen.
Vraag 8
Ziet u een potentiële spanning tussen de strategische prioriteit van FMO richting
het bijdragen aan economische groei (SDG8) en het terugdringen van klimaatverandering
(SDG13)? Wat kunt u zeggen over de investeringsprioriteiten van FMO op het moment
dat een investeringsproject bijvoorbeeld wel bijdraagt aan SDG8, maar als gevolg hiervan
niet aan SDG13? Hoe wenst u dat FMO in het vervolg hiermee omspringt?
Antwoord 8
FMO stelt hoge eisen aan projecten waar de bank in investeert. Deze eisen zijn onder
meer van toepassing op sociale, milieu en «corporate governance»-aspecten. FMO stuurt
haar investeringen op het niveau van de investeringsportefeuille onder meer via de
labels «Green Investments» and «Reducing Inequalities». Elk investeringsproject dient te voldoen aan de impactdoelstellingen, maar niet
ieder individueel project kan altijd voldoen aan alle doelstellingen. Door op het
niveau van de totale investeringsportfolio te sturen heeft FMO de juiste prikkels
om naast ontwikkelingsimpact ook specifiek te investeren in het terugdringen van klimaatverandering.
Vraag 9
Hoe beoordeelt FMO of projecten die in aanmerking komen voor financiering bijdragen
aan de door FMO geprioriteerde SDGs? Hoe worden de SDG-overwegingen vervolgens meegenomen
in een besluit een project wel of niet te financieren?
Antwoord 9
FMO hanteert strikte investeringscriteria voor de beoordeling van financieringen,
waarmee de gewenste impact van investeringen wordt gewaarborgd. De beoordeling van
investeringen ten aanzien van de geprioriteerde SDG’s is onderdeel van de «due dilligence»-procedure die voorafgaat aan investeringsbeslissingen door FMO. Per investeringsbeslissing
wordt een overzicht gemaakt van de impact die FMO heeft in desbetreffend project op
de geprioriteerde SDG’s.
Vraag 10
Welk deel van de investeringen van FMO in het buitenland zijn zogenoemde exportfinancieringen?
Wat is de absolute omvang van deze exportfinancieringen? Kunt u een indicatie geven
hoe het relatieve deel exportfinancieringen in het afgelopen decennium is toe- dan
wel afgenomen?
Antwoord 10
Sinds de introductie van exportfinanciering in 2009 is de omvang van € 10 mln. naar
€ 320 mln. in 2018 gegaan.
Vraag 11
Worden projecten van Nederlandse bedrijven die exportfinanciering van FMO ontvangen
aan dezelfde duurzaamheidsstandaarden onderworpen als niet-exportfinancieringen van
FMO?
Antwoord 11
Projecten van Nederlandse bedrijven die exportfinanciering ontvangen van FMO moeten
voldoen aan dezelfde impact doelstellingen en duurzaamheidsstandaarden als niet-exportfinancieringen.
Vraag 12
Kunt u, gelet op de beantwoording door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
van schriftelijke vragen over het financieren van belastingontwijkende bedrijven door
FMO (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3777) waarin is aangegeven dat het Ministerie van Financiën in nauw contact blijft met
FMO over het belastingbeleid van FMO, uiteenzetten welke concrete stappen u op dit
punt reeds heeft gezet? En welke bent u van plan binnenkort te zetten?
Antwoord 12
In de beantwoording op de Kamervragen is opgenomen dat gezien het feit dat het reeds FMO-beleid is om geen financiering te verstrekken middels
structuren gericht op belastingontwijking het kabinet op dit moment geen reden ziet
om met FMO in gesprek te gaan over mogelijke aanpassing van dit beleid. Wel blijven
de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën (bij wie het staatsaandeelhouderschap
in FMO is belegd) in nauw contact met FMO t.a.v. het belastingbeleid van FMO. Als aandeelhouder bespreek ik de relevante ontwikkelingen met staatsdeelnemingen.
Dit kan zien op specifieke cases, maar ook op algemene beleidsstandpunten. In deze
reguliere gesprekken komt ook het belastingbeleid van FMO aan bod.
Vraag 13
Waarom heeft de nucleaire sector een andere, lagere kredietwaardigheid dan andere
sectoren?
Antwoord 13
De verdiencapaciteit van een onderneming is een van de indicatoren waarop de credit
rating is gebaseerd. Uit een lagere potentiële verdiencapaciteit volgt een lagere
credit rating. In de nucleaire sector is de potentiële verdiencapaciteit lager, onder
andere doordat de wereldwijde vraag naar verrijkt uranium de afgelopen jaren is afgenomen.
Vraag 14
Waarom keert Thales geen dividend uit terwijl andere deelnemingen dat wel doen?
Antwoord 14
Thales Nederland heeft over het boekjaar 2018 geen dividend uitgekeerd aan haar aandeelhouders
(de Nederlandse Staat (1%) en het Franse Thales S.A. (99%)). Door het geringe aandelenbelang
van de Nederlandse Staat is de invloed op Thales Nederland beperkt. Op basis van de
statuten van Thales Nederland heeft de directie de vrijheid om in overleg met de raad
van commissarissen vast te stellen welk bedrag jaarlijks aan de reserves wordt toegevoegd.
In 2018 heeft de directie de keuze gemaakt om de gerealiseerde nettowinst volledig
aan de reserves toe te voegen.
Vraag 15
Vanaf welke schaal hebben stikstoffabrieken, zoals door de Gasunie in Groningen ontwikkeld,
op geaggregeerde schaal een substantiële invloed op het totale stikstofgehalte in
de Nederlandse lucht? Hoeveel stikstoffabrieken (of welke totale omvang) zijn volgens
u nodig om de variabelen van de huidige politieke discussie rond het Programma Aanpak
Stikstof (PAS) te veranderen?
Antwoord 15
De stikstofinstallaties halen stikstof uit de lucht, maar die komt weer vrij bij het
verbranden van het met stikstof verrijkte gas. Per saldo is er dus geen invloed op
het totale stikstofgehalte.
Vraag 16
Ziet u het als een ongelijk speelveld dat de NS relatief hogere prijzen moet doorberekenen
op trajecten waar ook met het vliegtuig gereisd kan worden, omdat luchtvaartmaatschappijen
fiscaal ontzien worden, waar de NS dat niet wordt (gedoeld wordt op het verschil in
fiscale afdracht door de NS respectievelijk de KLM over de omzet die wordt gegenereerd
met een reis van en naar dezelfde locatie per trein respectievelijk per vliegtuig)?
Ziet u dit bovendien als een vorm van oneerlijke concurrentie?
Antwoord 16
Het kabinet hecht eraan dat de verschillende kosten voor de trein en het vliegtuig
goed in kaart worden gebracht. Er bestaan niet alleen verschillen op fiscaal vlak
maar bijvoorbeeld ook in de mate waarin modaliteiten betalen voor de eigen infrastructuur
en dienstverlening én de toepassing van andere vormen van beprijzing zoals het EU-emissiehandelssysteem
(ETS). In de Nota naar aanleiding van het verslag bij de Wijziging van de Wet belastingen
op milieugrondslag3 wordt antwoord gegeven op uiteenlopende vragen over de verhouding tussen trein en
vliegtuig. Vooral het antwoord op vraag 5 gaat in op een tweetal onderzoeken dat momenteel
wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat waarmee
meer inzicht wordt geboden in de verschillende kosten voor trein en vliegtuig. Uw
Kamer ontvangt de resultaten van deze onderzoeken dit najaar.
Vraag 17
Ziet u het ontwikkelen van een beter op elkaar aansluitend internationaal sporennet
als een wenselijke strategische prioriteit van de NS? Waarom wel, of waarom niet?
Antwoord 17
NS legt haar strategie voor aan de aandeelhouder, maar bepaalt als private onderneming
uiteindelijk zelf haar strategische prioriteiten. In algemene zin is het verbeteren
van internationaal spoorvervoer onderdeel van de strategie van NS. Om de ambitie van
meer internationale treinreizen waar te maken zet NS in op een versnelling en frequentieverhoging.
Het beter op elkaar laten aansluiten van internationale treinverbindingen past ook
binnen de beleidsagenda van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat4. In de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat staat dat voor
internationale verbindingen ook in 2020 wordt ingezet op het stimuleren van internationaal
treinvervoer via de drie pijlers van reistijd/frequentie, prijs en comfort in samenwerking
met de betrokken partners, waaronder NS.
Vraag 18
Ziet u aanleiding om additionele prestatieverplichtingen voor internationaal spoor
op te nemen in de afspraken met de NS? Waarom wel, of waarom niet?
Antwoord 18
Als aandeelhouder kan ik NS geen verplichtingen opleggen voor nationaal of internationaal
spoorvervoer. Dergelijke prestatieverplichtingen vallen binnen de verantwoordelijkheid
van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De ambities van NS ten aanzien van
internationaal spoor zijn wel onderwerp van gesprek tussen NS en mij over het herijken
van de strategie van NS.
Vraag 19
Houdt u er in de door de NS voorgelegde strategie rekening mee dat de strategische
prioriteiten die de rendementen van de NS kunnen verhogen ten koste kunnen gaan van
de rendementen van KLM, gegeven dat u een belang heeft in de rendementen van beide
deelnemingen, en beide deelnemingen soms concurreren om het vervoer van dezelfde mensen
van en naar dezelfde locaties?
Antwoord 19
NS en KLM zijn private ondernemingen die opereren in een markt waarin zij te maken
hebben met concurrentie. Ik verlang van alle staatdeelnemingen dat zij in hun strategie
rekening houden met het verwachte rendement. Bij het bespreken van de strategie van
een staatsdeelneming maak ik geen afweging tussen staatsdeelnemingen onderling.
Vraag 20
Welke gevolgen heeft een no-deal Brexit op 31 oktober 2019 dan wel op 31 januari 2020
voor UCN?
Antwoord 20
Voor UCN zelf zijn de directe gevolgen van de Brexit beperkt. UCN is de houdstermaatschappij
die het Nederlandse één derde aandeel in Urenco beheert. UCN kan financiële gevolgen
van een Brexit ondervinden, omdat Urenco meer kosten moet maken in geval van een Brexit
dan in het geval van voortgezet lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Europese
Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Deze extra kosten kunnen gevolgen
hebben voor de dividenden die UCN ontvangt van Urenco.
Vraag 21
Welke gevolgen hebben een no-deal Brexit op 31 oktober 2019 dan wel 31 januari 2020
voor NS, gegeven haar belangen in Abellio in het Verenigd Koninkrijk en de HSL Amsterdam-Rotterdam-Londen?
Welke stappen kunt en zult u als vertegenwoordiger van de Staat zetten om een zo optimaal
mogelijke omgang van beide deelnemingen met een mogelijke no-deal Brexit te realiseren?
Antwoord 21
Abellio UK is alleen actief in het Verenigd Koninkrijk en levert geen diensten voor
internationaal, grensoverschrijdend reizigersvervoer. Alle benodigde exploitatielicenties
(zoals licenties van de Office of Rail and Road, goedkeuring van treinen) zijn en
blijven van kracht in het geval van een no-deal Brexit. Vanuit juridisch oogpunt heeft
de Brexit geen directe invloed op de activiteiten van Abellio UK.
De waarde van het Britse pond ten opzichte van de euro is sinds de aankondiging van
de Brexit flink gedaald. Abellio UK staat niet bloot aan wezenlijke valutarisico's.
Het enige gevolg van een lagere koers is het omrekeningsrisico voor NS. Het omrekeningsrisico
heeft gevolgen voor de omrekening van geïnvesteerd vermogen, balansposten en resultaten
naar euro. In het geval van een harde Brexit kunnen de waarde van de Britse pond en
de economische groei verder afnemen. De Brexit kan gevolgen hebben voor de soepele
invoer van nieuwe treinen en reserveonderdelen en bij een afremmende economische groei
voor reizigersopbrengsten en rentabiliteit. Contractuele en andere maatregelen zijn
getroffen om risico’s te beperken.
Als aandeelhouder vind ik het van belang dat alle staatsdeelnemingen goed voorbereid
zijn op alle mogelijke scenario’s van de Brexit en heb ik de staatsdeelnemingen daar
op gewezen. De maatregelen die de staatsdeelnemingen treffen zijn over het algemeen
bedrijfsvertrouwelijk.
Vraag 22
Welke voorzieningen zijn bij COVRA getroffen voor toekomstige aanschaf van verbrandingsovens?
Heeft dit verdere invloed op de eigen vermogenspositie van het bedrijf?
Antwoord 22
Voor investeringen mag geen voorziening worden opgenomen. Bij aanschaf wordt de investering
geactiveerd op de balans en vervolgens afgeschreven over de levensduur. De aanschaf
heeft dus geen direct effect op de eigenvermogenspositie van het bedrijf. De jaarlijkse
afschrijvingen hebben vervolgens wel een effect op het resultaat en dus ook op het
eigen vermogen.
Vraag 23
Welke gevolgen zal Brexit hebben voor het Britse aandeelhouderschap in Urenco?
Antwoord 23
Het Verenigd Koninkrijk heeft een paar jaar geleden besloten om de verkoop van haar
belang in Urenco te onderzoeken. Het standpunt van de Britse overheid is dat verkoop
pas aan de orde kan zijn als de publieke belangen geborgd zijn. In 2018 is de Britse
overheid in het kader daarvan gestart met het opstellen van een wetsvoorstel. Door
de Brexit heeft dit wetsvoorstel geen prioriteit voor de Britse overheid.
De risico’s voor Urenco (en daarmee indirect voor diens Nederlandse, Britse en Duitse
aandeelhouders) verbonden aan de Brexit hangen mede af van de vraag of een terugtrekkingsakkoord
tot stand komt en in werking treedt en welke toekomstige samenwerking tussen het Verenigd
Koninkrijk en de Europese Unie tot stand komt. De Europese Commissie heeft diverse
«notices» gepubliceerd over de gevolgen van de status van het Verenigd Koninkrijk
als derde land. In het bijzonder de «Notice to Stakeholders – Withdrawal of the United
Kingdom and the Euratom acquis» van 25 september 2018 en de «Notice to Stakeholders
– Withdrawal of the United Kingdom and EU rules in the field of import/export licenses
for certain goods» van 25 januari 2018, zijn relevant voor de activiteiten van Urenco.
Uit deze notices blijkt dat Urenco rekening zal moeten houden met extra vergunningsprocedures
en administratieve formaliteiten voor de uitvoer van nucleaire materialen en technologie.
Ook zal Urenco rekening moeten houden met gevolgen voor het uitwisselen en detacheren
van personeel van de Duitse en Nederlandse vestigingen met de Britse vestiging van
Urenco. Deze gevolgen zullen aanpassingen in de bedrijfsvoering van Urenco met zich
meebrengen en mogelijk meer kosten. Daarnaast blijven het Verdrag van Almelo en het
Verdrag van Cardiff volgens de verdragspartijen onverkort gelden na de terugtrekking
van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
Tot slot heeft Urenco actief maatregelen getroffen en plannen ontwikkeld om in te
spelen op de gevolgen van een Brexit. Deze informatie is bedrijfsvertrouwelijk.
Vraag 24
Bestaan er signalen dat er veranderingen ophanden zijn ten aanzien van het aandeelhouderschap
in Urenco?
Antwoord 24
Er zijn mij geen signalen bekend dat op er korte termijn veranderingen zullen optreden
in het aandeelhouderschap in Urenco. Zoals aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke
vragen over het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2017, zal ik de Kamer informeren
mochten er veranderingen optreden.
Vraag 25
Hoeveel van de investeringen van Tennet zijn bedoeld voor de Nederlandse markt?
Antwoord 25
€ 12 miljard heeft betrekking op investeringen in Nederland.
Vraag 26
Kunt u een overzicht geven van de verdeling van investeringen bestemd voor de Nederlandse
markt en de Duitse markt ten opzichte van het gehele bedrag van investeringen?
Antwoord 26
Het gehele bedrag aan investeringen bedraagt € 35 miljard. Hiervan is € 12 miljard
bestemd voor Nederland (waarvan € 7 miljard offshore) en € 23 miljard bestemd voor
Duitsland (waarvan € 7 miljard offshore).
Vraag 27
Investeert TenneT nu Nederlands publiek geld in projecten in Duitsland? Zo ja, om
hoeveel geld gaat het?
Antwoord 27
In 2016 heeft de Nederlandse Staat een kapitaalstorting toegezegd aan het Nederlandse
deel van TenneT met een omvang van € 1.190 miljoen. Hierbij is de toezegging gedaan
dat de Staat als aandeelhouder alleen bijdraagt aan investeringen in het Nederlandse
deel van TenneT. Het benodigde eigen vermogen voor de Duitse investeringen is tot
nu toe door TenneT steeds ingevuld uit operationele kasstromen van TenneT Duitsland
en door de verkoop van minderheidsaandelen in Duitse offshore projecten.
Vraag 28
Kunt u middels een tabel een compleet overzicht geven van alle buitenlandse activiteiten
per staatsdeelneming en hoeveel hierin is geïnvesteerd? Hoeveel hebben alle staatsdeelnemingen
in totaal in buitenlandse activiteiten geïnvesteerd en is dit bedrag toe- of afgenomen
ten opzichte van 2017?
Antwoord 28
In het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2018 staat een overzicht met de financiële
omvang van de buitenlandse activiteiten van staatsdeelnemingen. Hierbij past de kanttekening
dat het overzicht zoals opgenomen in het jaarverslag abusievelijk ten dele niet was
geactualiseerd voor het jaar 2018. Hierbij ontvangt u dat overzicht (inclusief de
belangrijkste activiteiten per deelneming) alsnog. De actualisatie laat voor een aantal
deelnemingen voor 2018 een lichte groei zien ten opzichte van 2017.
Tabel 1: Buitenlandse activiteiten staatsdeelnemingen (ultimo 2018, euro)
Deelneming
Activa buitenland
Percentage balanstotaal
Toelichting
BNG Bank
0,534 mld
0,4% (2017: 0,5%)
BNG Bank heeft belegd in buitenlands staatspapier om een te grote concentratie van
beleggingen in Nederland te voorkomen. De bank neemt echter geen nieuwe posities meer
in voor wat betreft leningen aan en beleggingen in papier van klanten in het buitenland.
BNG bank bouwt de bestaande portefeuille niet actief af, maar verkoopt indien zich
een aantrekkelijke mogelijkheid voordoet.
Gasunie
2,116 mld
23,0%
(2017: 22,0%)
Eigendom Duits gasnetwerk (middels Gasunie Deutschland GmbH & Co. KG) en belangen
in een aantal internationale (onderzeese) pijpleidingen.
Havenbedrijf Rotterdam
0,164 mld
3,0%
(2017: 1,8%)
Joint venture partner in Sohar Industrial Port Company en Sohar International Development
Company voor de verdere aanleg en beheer van de haven in Sohar, Oman. Minderheidsaandeelhouder
in de haven van Pecém (Brazilië). Daarnaast heeft Havenbedrijf Rotterdam een joint
venture in Brazilië voor de ontwikkeling van een nieuwe haven in Porto Central. Verder
heeft Havenbedrijf Rotterdam een dochtervennootschap ten behoeve van het uitvoeren
van een haalbaarheidsstudie voor een havenontwikkeling in Indonesië.
NS
1,342 mld
19,1%
(2017: 21,3%)
NS is met dochter Abellio met treinen en bussen actief in Duitsland en het Verenigd
Koninkrijk. In 2016 zijn met NS regels afgesproken om de risico’s van de buitenlandse
activiteiten te beheersen. Er is een risicokader overeengekomen dat de hoeveelheid
risicodragend kapitaal maximeert.
Schiphol
1,071 mld
14,6% (2017: 15,4%)
Minderheidsbelang in de luchthavens van Parijs en Brisbane. Joint venture partner
met betrekking tot een concessie tot exploitatie van terminal 4 van het vliegveld
JFK (New York).
TenneT
16,067 mld
74,0% (2017: 69,0%)
Eigendom Duits elektriciteitsnetwerk (middels Tennet GmbH & Co. KG) en verschillende
interconnectoren.
Thales
0,0057 mld
1,0%
(2017: 1.1%)
Thales heeft één deelneming in het buitenland: 40% in Yaltes S.A. (Turkije). * voorlopige
cijfers over 2018.
UCN
0,706 mld
99,90% (2017: 99,8%)
Aandelen in de Brits-Duits-Nederlandse onderneming URENCO.
Vraag 29
Hoe verklaart u het dat staatsdeelnemingen steeds meer in het buitenland actief zijn,
terwijl deze hun zaken in het binnenland niet op orde hebben?
Vraag 49
Hoe wordt erop toegezien dat buitenlandse investeringen door Nederlandse staatsdeelnemingen
het algemeen belang dienen? Hoe wordt voorkomen dat buitenlandse investeringen door
(dochters van) staatsdeelnemingen ten koste gaan van een verbetering van de dienstverlening
in Nederland?
Antwoord op vraag 29 en vraag 49
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 28, is er voor een aantal deelnemingen inderdaad
een groei van buitenlandse activiteiten zichtbaar, gemeten naar omvang van buitenlandse
activa. Als gekeken wordt naar het percentage van buitenlandse activa in het balanstotaal,
wijzigt dit voor de meeste deelnemingen niet veel en neemt deze voor een aantal deelnemingen
zelfs af ten opzichte van 2017. Corrigerend voor de algemene balansontwikkeling van
staatsdeelnemingen, is een opwaartse trend van buitenlandse activiteiten over breedte
van de portefeuille staatsdeelnemingen dus niet waarneembaar.
Ik ben als aandeelhouder trots op de mooie portefeuille aan bedrijven waar ik aandeelhouder
van ben en de resultaten die deze bedrijven in 2018 hebben behaald. De staatsdeelnemingen
leveren een belangrijke bijdrage aan de borging van de publieke belangen, wat centraal
staat in mijn aandeelhouderschap. Zoals vastgelegd in de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid
2013 (Kamerstuk 28 165, nr. 165) geldt ook voor buitenlandse investeringen dat de bijdrage van de investering aan
de borging van het (Nederlandse) publieke belang centraal staat bij de beoordeling.
Buitenlandse investeringen mogen de Nederlandse activiteiten niet in gevaar brengen
en de risico-rendementsverhouding moet in orde zijn. Verwijzend naar de Nota Deelnemingenbeleid
Rijksoverheid 2013 heb ik de deelnemingen in 2018 nogmaals op enkele aandachtspunten
gewezen.
In de praktijk zal elk investeringsvoorstel vanzelfsprekend individueel worden beoordeeld
en spelen ook de omstandigheden op het moment van beoordeling een rol. In mijn opinie
zijn buitenlandse investeringen alleen gerechtvaardigd als de kernactiviteiten in
Nederland op orde zijn. Daarnaast vind ik de strategische logica van de investering
van belang en ook het track record dat de deelneming heeft opgebouwd in het buitenland
belangrijk. Waar nodig stel ik bijzondere eisen aan de vormgeving of inrichting van
buitenlandse activiteiten (bijvoorbeeld juridische en financiële afscherming van de
Nederlandse activiteiten) of stel ik een maximum aan in het buitenland geïnvesteerd
vermogen. Hiermee wordt geborgd dat de continuïteit van de dienstverlening in Nederland
niet in gevaar komt.
Vraag 30
Wanneer bent u van plan om de overige ABN AMRO-aandelen die in het bezit zijn van
de staat te verkopen?
Vraag 43
Om welke reden heeft het kabinet nog niet besloten het belang in ABN AMRO af te bouwen?
Wanneer denkt het kabinet dit te gaan doen?
Antwoord op vraag 30 en vraag 43
Wat in het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) staat geldt nog steeds: ABN AMRO wordt zo snel als verantwoord mogelijk is, volledig
naar de markt gebracht. De timing van dergelijke transacties wordt bepaald op basis
van verschillende factoren, zoals de ontwikkeling van de aandelenprijs, open en gesloten
periodes, interesse bij investeerders en de marktomstandigheden. NLFI weegt deze factoren
voordat zij mij adviseert om aandelen te verkopen. Verdere mededelingen over de rationale
van de timing van transacties kunnen niet gedaan worden, aangezien die een negatief
effect op voorgenomen transacties kunnen hebben.
Vraag 31
Kunt u een historisch overzicht verstrekken van de grootte van de portefeuille aan
staats- en beleidsdeelnemingen van 1980 tot heden? Kunt u daarin ook het aantal staats-
en beleidsdeelnemingen weergeven?
Antwoord 31
Tabel 2 geeft een overzicht van de grootte van de portefeuille en het aantal staats-
en beleidsdeelnemingen van 1980 tot heden. Per jaar is aangegeven welke deelnemingen
zijn aangegaan, volledig of gedeeltelijk zijn afgestoten en het aantal deelnemingen
in totaal. Dit overzicht is samengesteld op basis van de Nota Heroverweging Collectieve
Uitgaven 1985, de Nota Beleid inzake Staatsdeelnemingen 1996, de Nota Deelnemingenbeleid
Rijksoverheid 2001, de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2007 en de meest recente
Nota Deelnemingenbeleid 2013.
Tabel 2: Overzicht staatsdeelnemingen
JAAR
NIEUWE DEELNEMINGEN (aangegaan in JAAR)
VOLLEDIG AFGESTOTEN / GELIQUIDEERD (in JAAR)
GEDEELTELIJK AFGESTOTEN (in JAAR)
AANTAL (per 31 december JAAR)
1980
Nederlandse Scheepbouw Mij. BV
47
1981
NV Aandelenbezit streekvervoer
Daisy Systems Holland BV
42
Mercon Steelstructures BV
NV Nederlandse buurtvervoer Mij.
NV Nederland Tramweg Mij.
UDEC BV
Beneluxtunnel NV
1982
Nederlandse Waterschapsbank NV
44
Mij. voor Industriële Projecten NV
1983
Kon. Luchtvaartmij. NV
38
AKZO NV
Kon. Ned. Hoogovens en Staalfabrieken NV
Transform BV
Van Doorne's Transmissie BV
NV Hembrug
1984
COVRA NV
Nederlandse Scheepbouw Mij. BV
39
AVR-Bouw Chemie BV
1985
Gero
38
1986
Postbank
KLM II Hoogovens
39
1987
Circle Information Systems (CIS)
De Vries Robbé
Vredestein I
39
1988
Fokker
41
SDU
1989
KPN
CIS
DSM I en II
41
Nederlandse Omroep Zender Maatschappij (Nozema)
Stoomvaart Mij. Zeeland (SMZ)
Nederlands Meetinstituut (NMi)
Postbank
Energie Beheer Nederland (EBN)
Verenigd Streekvervoer Limburg (VSL)
OV-studentenkaart
Brabantse Buurtspoorwegen en Autobusdiensten
1990
NV Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij
Maatschappij Overijsselsche Kanalen (MOK)
NMB Postbank I
44
NV Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij
Eurometaal
PinkRoccade (voorheen Roccade, RCC)
Nederlands Inkoopcentrum (NIC)
1991
NV Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij
NMB Postbank II
44
Internationale Nederlanden Groep NV (ING)
Maatschappij voor Industriële Projecten (MIP)
Alpinvest
Vredestein II
1992
44
1993
DAF Trucks
Fokker
45
ING I en II
1994
De Nederlandsche Munt
OV-studentenkaart
KPN I
45
DAF Trucks
1995
Admin.kantoor aandelen Hoogovens
KPN II
43
Nederlands Congres Gebouw (NCG)
1996
RBB
DSM III
40
Koninklijke Nederlandse Springstoffenfabrieken
DAF Trucks
Fokker Holding
1997
Arbo Management Groep BV
Alpinvest Holding NV
40
1998
TNT Post Groep NV
44
NV Westerscheldetunnel
Twinning Holding NV
Koninklijke Luchvaart
DLV Adviesgroep NV
Maatschappij NV
1999
MTS Amsterdam NV
Vuil Afvoer Maatschappij NV
NIB Capital Bank
45
NOB Holding NV
Kon. Hoogovens en Staalfabrieken NV
PinkRoccade I
Holland Weer Services BV
Arbo Management Groep
2000
NV Haven van Vlissingen
43
Holland Metrology NV
PinkRoccade II
2001
Tennet BV
B.V. Weerbureau HWS
TNT Post Groep NV
44
Saranna BV
Arbo Management Groep BV
Eurometaal Holding NV
Kenniswijk Eindhoven BV
2002
KG Holding NV
Internationale Nederlanden Groep
44
2003
Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland NV
NV Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij
44
ADC Archeologisch Diensten Centrum NV
NV Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij
2004
Nederlandse Pijpleidingmaatschappij
431
NIB Capital Bank NV
Groningen Airport Eelde NV
2005
GasUnie Trade & Supply (Huidig GasTerra) afgesplitst van GasUnie
DLV Adviesgroep N.V.
41
Grondexploitatiemaatschappij Meerstad CV
Eurometaal Holding N.V.
NOVEC BV
Nozema Services N.V.
PinkRoccade N.V.
Kenniswijk Eindhoven B.V.
2006
Koninklijke KPN NV
34
TNT NV (voorheen TPG NV)
AVR Chemie CV
Saranne BV
ADC Archeologisch Diensten Centrum NV
SDU NV
CF Kantoor voor Staatsobligaties BV
2007
Havenbedrijf Rotterdam
NOVEC BV
Connexxion Holding NV
34
2008
ASR Nederland NV
NV Luchtvaartterrein Texel
37
RFS Holdings
Fortis Bank Nederland / ABN AMRO Bank (ABN AMRO Group NV)
Fortis Corporate Insurance
2009
NV Westerscheldetunnel
33
NOB Holding NV
Novem BV
Fortis Corporate Insurance
2010
DC-ANCP (voorheen NAATC)
MTS Amsterdam NV
36
Winair
Saba Bank
NIO
2011
NLFI
37
2012
37
2013
SNS Reaal
Connexxion Holding NV
36
Propertize BV
Grondexploitatiemaatschappij Meerstad CV
Innovation Quarter
NV Rechterland
Saba Statia Cable System BV
ALTMAA
Twinning
2014
KG Holding BV
35
2015
SNS Bank (via SNS Holding NV)
ABN AMRO Group NV
36
2016
Koninklijke Nederlandse Munt NV
ABN AMRO Group NV
34
Propertize BV
ASR Nederland NV
2017
ASR Nederland NV
ABN AMRO Group NV
33
2018
33
2019
Air France-KLM
342
X Noot
1
In 2004 is afgesproken dat Holland Casino en Staatsloterij (thans Nederlandse Loterij)
op dezelfde manier zullen worden behandeld en meetellen als staatsdeelnemingen.
X Noot
2
Per 15 oktober 2019.
Vraag 32
Wanneer was de portefeuille staats- en beleidsdeelnemingen het grootst? Hoeveel staats-
en beleidsdeelnemingen had de staat destijds, hoeveel waarde vertegenwoordigde dit
bezit? Hoe heeft de portefeuille zich vervolgens ontwikkeld?
Antwoord 32
De portefeuille staats- en beleidsdeelnemingen was in 1980 met 47 deelnemingen het
grootst. De waarde van de totale portefeuille in 1980 bedroeg fl. 34 miljard5. Zie Tabel 2 voor de verdere ontwikkeling van de portefeuille.
Vraag 33
Kunt u een overzicht verstrekken van alle afgebouwde belangen in staats- en beleidsdeelnemingen
sinds begin jaren tachtig?
Antwoord 33
Zie Tabel 2 voor een overzicht van alle deels of volledig afgebouwde belangen in staats-
en beleidsdeelnemingen sinds 1980.
Vraag 34
Van welke staats- en beleidsdeelnemingen is het belang sinds de jaren tachtig afgebouwd
tot nul? Kunt u aangeven in welke sectoren deze bedrijven actief waren? Welke waarde
vertegenwoordigt dit tegenwoordig?
Antwoord 34
Sinds 1980 is van 71 staats- en beleidsdeelnemingen het belang afgebouwd tot nul.
Zie Tabel 2 voor een overzicht van deze deelnemingen. Deze 71 ondernemingen waren
in tal van sectoren actief, zoals de telecomsector, vervoerssector, de industrie en
de bankensector. De huidige waarde van deze deelnemingen is niet te achterhalen, omdat
veel van deze deelnemingen inmiddels niet meer in huidige vorm bestaan.
Vraag 35
Wat doet de staat als aandeelhouder met het dividend dat staatsdeelnemingen uitkeren?
Vraag 36
Wat doet de staat als aandeelhouder met het dividend dat staatsdeelnemingen uitkeren?
Antwoord 35 en 36
Het dividend dat staatsdeelnemingen uitkeren gaat naar de algemene middelen.
Vraag 37
Welk belang had Nederland in theorie kunnen opbouwen als alle uit staatsdeelnemingen
afkomstige dividenden die de staat in deze kabinetsperiode ontvangt, zouden worden
gebruikt om aandelen in geprivatiseerde staatsbedrijven te kopen?
Antwoord 37
Het dividend dat staatsdeelnemingen uitkeren is EMU-relevant en loopt mee onder het
totale uitgavenplafond. De aankoop van ondernemingen is een financiële transactie
en daarmee niet EMU-relevant. Dit betekent dat het dividend dus niet gebruikt kan
worden om aandelen in geprivatiseerde staatsbedrijven te kopen.
Ter illustratie kan slechts een theoretische denkexercitie gedaan worden. Het is op
dit moment niet duidelijk hoeveel dividend er van de staatsdeelnemingen zal worden
ontvangen tijdens deze kabinetsperiode. Echter, als grove benadering voor het dividend
dat de Staat tijdens deze kabinetsperiode mogelijk zal ontvangen kan het gemiddelde
van afgelopen twee jaar worden genomen, en dat vervolgens vermenigvuldigd met vier
(aantal jaren van een kabinetsperiode). In 2018 heeft de Staat € 826 miljoen dividend
ontvangen, in 2017 heeft de Staat € 867 miljoen dividend ontvangen; gemiddeld € 847
miljoen. Hieruit volgt de schatting dat er € 3,39 miljard dividend in deze kabinetsperiode
zal worden ontvangen. Ook de waardering van geprivatiseerde staatsbedrijven is niet
eenduidig vast te stellen omdat daar een uitvoerige due dilligence voor nodig is.
Ter illustratie is gekeken naar de laatste volledige geprivatiseerde onderneming,
ASR Nederland N.V., omdat die beursgenoteerd is en er dus een marktprijs voor de aandelen
is. Met de geschatte dividendontvangsten van € 3,39 miljard kan momenteel, bij de
huidige aandelenkoers van ca. € 33,– (26 september 2019) en een beurswaarde van € 4,67
miljard, een belang van 72,5% in ASR Nederland N.V. worden verkregen. Dit is echter
geen voornemen van het kabinet.
Vraag 38
Welke belangen in bedrijven zijn deze kabinetsperiode door de regering aangegaan dan
wel uitgebreid?
Antwoord 38
In deze kabinetsperiode heeft de staat een belang van 14% genomen in Air France-KLM.
Vraag 39
Hoeveel green bonds is Volksbank van plan uit te geven?
Antwoord 39
Ik heb van de Volksbank begrepen dat het totaalbedrag aan Green
Bonds afhankelijk is van een aantal ontwikkelingen, waaronder de hypotheekproductie (van
de merken) van de Volksbank. Naar verwachting zal het totaalbedrag aan Green Bonds
van de Volksbank ultimo 2020 tenminste € 500 miljoen bedragen. De Volksbank heeft
aangegeven de intentie te hebben om in 2020 alle senior
unsecured transacties middels Green Bonds te doen.
Vraag 40
Is er een verklaring te geven voor de sterke afname van het gemiddelde uitkeringspercentage
van dividend van 62% in 2017 naar 37% in 2018?
Antwoord 40
Het gemiddelde uitkeringspercentage wordt berekend door de totale dividenduitkering
(inclusief het dividend voor medeaandeelhouders) van de deelnemingen te delen door
de totale winst. De totale winst van de deelnemingen was in 2018 ruim 40% hoger dan
in 2017, terwijl de totale dividenduitkering 5% lager was in 2018 vergeleken met 2017.
Dit verschil in totale winst is grotendeels toe te schrijven aan de hogere winst van
KLM in 2018 in vergelijking met 2017. Waar er in 2017 een negatief resultaat werd
geboekt door een eenmalig effect van de herstructurering van de pensioenen, kwam het
resultaat van KLM in 2018 uit op een winst van € 572 miljoen. Vanwege de hogere totale
winst in en de lagere totale dividenduitkering valt het gemiddelde uitkeringspercentage
in 2018 een stuk lager uit vergeleken met 2017.
Vraag 41
Op welke termijn wil het kabinet het aandeel in de Nederlandse Loterij afbouwen, aangezien
het kabinet het aanbieden van kansspelen niet als een overheidstaak beschouwt?
Antwoord 41
De Nederlandse Loterij heeft de status van niet-permanente deelneming, zoals u in
het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2018 heeft kunnen lezen. Er is echter nog
geen besluit genomen om de Nederlandse Loterij daadwerkelijk te privatiseren. De periode
waarbinnen tot privatisering wordt overgegaan valt op dit moment niet te duiden. Een
essentieel onderdeel voor deze afweging is hoe de loterijmarkt zal worden ingericht.
De Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Financiën hebben uw
Kamer in dit kader op 5 juli 2019 een Kamerbrief gestuurd.6In deze brief worden de contouren geschetst voor de toekomstige ontwikkeling van het
loterijstelsel. Ook wordt in deze brief een aantal vervolgonderzoeken aangekondigd.
Op basis van de contouren en onderzoeksresultaten zal verder worden gewerkt aan een
toekomstbestendig loterijstelsel.
Vraag 42
Waarom opent Holland Casino, voor het eerst in 14 jaar, een nieuwe vestiging (in Amsterdam
West-Sloterdijk), terwijl het kabinet een nieuw privatiseringstraject aan het overwegen
is voor Holland Casino?
Antwoord 42
Het investeringsbesluit voor een nieuwe vestiging in Amsterdam-West werd genomen in
2015. Een goede landelijke dekking en financieel levensvatbare vestigingen zijn van
belang voor zowel het dienen van de publieke belangen die met Holland Casino zijn
gemoeid (waaronder de kanalisatie naar legaal aanbod, tegengaan van kansspelverslaving
en bescherming van de consument) als voor de continuïteit van de onderneming. Dit
waren de belangrijkste overwegingen voor het openen van een nieuwe vestiging in Amsterdam-West,
wat mogelijk werd door het vrijkomen van de vergunning voor Schiphol. Een eventuele
privatisering neemt de noodzaak tot investeren niet weg, verstandige investeringen
dragen juist bij aan de waarde en verkoopbaarheid van Holland Casino.
Vraag 43
Om welke reden heeft het kabinet nog niet besloten het belang in ABN AMRO af te bouwen?
Wanneer denkt het kabinet dit te gaan doen?
Antwoord 43
Zie antwoord vraag 30.
Vraag 44
Kunt u uitleggen waarom ABN AMRO in de ogen van het kabinet beter naar de markt kan
worden gebracht?
Antwoord 44
De overheid heeft in 2008 ABN AMRO tegen aanzienlijke kosten aangekocht om de financiële
stabiliteit zeker te stellen en de bank te redden en te behouden voor Nederland. Het
heeft daarbij altijd voorop gestaan dat dit een tijdelijke noodmaatregel betrof en
dat ABN AMRO op termijn weer zou worden verkocht.
Vraag 45
Is de evaluatie van BNG, NWB en TenneT inmiddels afgerond? Is daarbij een fusie tussen
BNG en NWB aan de orde geweest? Wat is hiervan de uitkomst?
Antwoord 45
De evaluatie van BNG Bank en NWB is nog niet afgerond. Uw Kamer wordt over de uitkomst
van de evaluatie in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2019 geïnformeerd.
De evaluatie van TenneT betrek ik in mijn visie op de toekomst van TenneT, die ik
momenteel samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat uitwerk. In dat kader
heb ik uw Kamer op 13 september 2019 een brief gestuurd waarin ik in ga op de rol
van TenneT in de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt en op de voorwaarden voor
invulling van de eigenvermogensbehoefte van TenneT7. Medio 2020 zal ik uw Kamer daarover opnieuw informeren.
Vraag 46
Welke staatdeelnemingen hebben het afgelopen een nieuw lid van hun Raad van Bestuur
of van hun Raad van Commissarissen benoemd? Hoeveel van de nieuwe leden van Raden
van Bestuur en Raden van Commissarissen waren vrouw en hoeveel man?
Antwoord 46
Tabel 3 geeft een overzicht van de benoemingen in 2018 (exclusief herbenoemingen)
bij de staatsdeelnemingen waar de Staat als aandeelhouder wezenlijke invloed heeft.
Hieruit blijkt dat tien mannen en zeven vrouwen zijn benoemd.
Tabel 3: Benoemingen in 2018
Deelneming
Orgaan
M/V
Naam
BNG Bank
rvc
V
mw. M. van Elst
BNG Bank
directie/rvb
V
mw. G.J. Salden
COVRA
rvc
V
mw. F.E. Leene
COVRA
rvc
M
dhr. R.M.M. Fonville
FMO
directie/rvb
M
dhr. P.J. van Mierlo
FMO
rvc
V
mw. F. Karimi
Gasunie
rvc
M
dhr. A.S. Visser
Havenbedrijf Rotterdam
rvc
M
dhr. W.F. van Benten
NWB Bank
directie/rvb
V
mw. L.M.T. van Velden1
NWB Bank
directie/rvb
M
dhr. J.M. de Bruijne
Schiphol
directie/rvb
M
dhr. D.A. Benschop
Schiphol
rvc
V
mw. S.G. Brummelhuis
Schiphol
rvc
M
dhr. D. Collier
TenneT
directie/rvb
V
mw. M. van Beek
TenneT
rvc
M
dhr. A.F. van der Touw
UCN
rvc
M
dhr. J.M. Kroon
UCN
rvc
M
dhr. M. Blacquière
X Noot
1
Mevrouw Van Velden was al lid van de directie van NWB Bank, maar is in 2018 benoemd
tot voorzitter.
Vraag 47
Hoe vult u als aandeelhouder uw rol in ten aanzien van het vaststellen van het bezoldigingsbeleid?
Antwoord 47
De raad van commissarissen van een staatsdeelneming doet een voorstel voor het beloningsbeleid
voor de raad van bestuur. Dat beloningsbeleid bevat bepalingen over onder andere de
maximale beloning en de vertrekvergoeding. De Staat als aandeelhouder stemt pas in
met dit voorstel als dit in lijn is met de uitgangspunten van het beloningskader dat
de Staat hanteert voor staatsdeelnemingen. Een voorbeeld van een uitgangspunt is dat
de variabele beloning maximaal twintig procent van het vaste salaris bedraagt. De
Algemene Vergadering van Aandeelhouders stelt daarna het beloningsbeleid vast. Binnen
dat beloningsbeleid bepaalt de raad van commissarissen van een staatsdeelneming hoe
zij individuele bestuurders beloont.
Vraag 48
In 2018 heeft de Staat negentien investeringsvoorstellen goedgekeurd, kunt u aangegeven
hoeveel investeringsvoorstellen zijn afgekeurd? Hoeveel van de afgekeurde voorstelen
waren bedoeld voor binnenlandse investeringen? Hoeveel van de afgekeurde voorstellen
waren bedoelde voor buitenlandse investeringen?
Antwoord 48
In 2018 heeft de Staat als aandeelhouder één investeringsvoorstel van een deelneming
niet goedgekeurd, dit betrof een investering in het buitenland.
Hier wil ik aan toevoegen dat er een verschil is tussen de aan de aandeelhouder voorgelegde
investeringen en alle investeringen die door de staatsdeelnemingen overwogen en met
de aandeelhouder besproken zijn. Sommige investeringen worden niet formeel voorgelegd,
bijvoorbeeld doordat de Staat in een vroeg stadium aangeeft dit niet te kunnen steunen,
de deelneming zelf de conclusie trekt dat de investering niet bijdraagt aan het publiek
belang of dat de risico’s voor de Nederlandse activiteiten te groot zouden zijn. Door
vroegtijdige betrokkenheid en het adequaat in acht nemen van het deelnemingenbeleid,
wordt het aantal afgekeurde investeringsvoorstellen tot een minimum beperkt.
Vraag 49
Hoe wordt erop toegezien dat buitenlandse investeringen door Nederlandse staatsdeelnemingen
het algemeen belang dienen? Hoe wordt voorkomen dat buitenlandse investeringen door
(dochters van) staatsdeelnemingen ten koste gaan van een verbetering van de dienstverlening
in Nederland?
Antwoord 49
Zie antwoord op vraag 29.
Vraag 50
Welke risicovrije voet wordt gebruikt voor de bepaling van het normrendement en aan
de hand waarvan wordt de bèta per staatsdeelneming bepaald?
Antwoord 50
De staatsdeelnemingenportefeuille bestaat uit Nederlandse ondernemingen, waardoor
de rente op Nederlandse staatsobligaties wordt aangehouden als inschatting voor de
risicovrije rente. De bèta per staatsdeelneming wordt vastgesteld op basis van vergelijkbare
beursgenoteerde ondernemingen. Op deze wijze kan er een inschatting worden gemaakt
van het risicoprofiel van een specifieke staatsdeelneming.
Vraag 51
Met hoeveel is BNG Bank van plan om het kabinet financieel te ondersteunen? Hoeveel
is BNG Bank van plan om te steken in de energietransitie?
Antwoord 51
De missie van BNG Bank is om de publieke sector in staat te stellen maatschappelijke
doelstellingen te realiseren. Financiering van de energietransitie is in dit kader
een belangrijk speerpunt van de bank. Dit doet zij onder meer door financiering aan
te bieden voor alle looptijden tegen zo laag mogelijke prijzen. Over heel 2019 verwacht
de bank € 10,7 miljard aan langlopende financieringsmiddelen te verstrekken, voor
het overgrote deel in de vorm van balansfinanciering van decentrale overheden, corporaties
en zorginstellingen, die hiermee hun duurzaamheidsambities kunnen realiseren. Daarbij
komt nog de financiering die BNG Bank verstrekt voor specifieke energieprojecten;
in het eerste halfjaar van 2019 heeft BNG Bank € 500 miljoen aan specifieke energieprojecten
gefinancierd.
Vraag 52
In hoeverre liggen de tarieven van De BNG Bank N.V, die financiële dienstverlening
verzorgt voor overheden en instellingen uit de semi-publieke sector, lager dan de
tarieven die bij commerciële banken worden gehanteerd?
Antwoord 52
De markt waarin BNG Bank opereert is zeer competitief. Een sterke inkooppositie is
dan ook cruciaal voor een succesvolle invulling van de missie van de bank (zie vraag
51). De bank beschikt over drie triple-A ratings (gelijk aan de Nederlandse Staat)
en dat stelt haar in staat de benodigde financiering op de internationale financiële
markten tegen gunstige voorwaarden op te nemen. Daarbij komt dat de bank niet streeft
naar winstmaximalisatie. De mate waarin de bank erin slaagt om tegen zo laag mogelijke
tarieven financiering aan te bieden, kan worden afgeleid uit het marktaandeel in de
risicovrije kredietverlening (aan of onder garantie van overheden). In 2018 was dit
marktaandeel 71%8.
Vraag 53
Hoe komt het dat COVRA verlies heeft geboekt? Hoe komt het dat het eigen vermogen
8 miljoen euro en het vreemd vermogen 247 miljoen euro bedraagt en op welke wijze
is COVRA van plan om haar financiële positie in de toekomst te verbeteren?
Antwoord 53
Het vreemd vermogen van COVRA bestaat grotendeels uit voorzieningen (verplichtingen).
De belangrijkste voorzieningen die COVRA heeft zijn de verplichtingen voor toekomstige
uitgaven voor de opslag en de eindberging van radioactief afval (de eindberging dient
rond 2130 operationeel te zijn).
In 2018 heeft COVRA het doelrendement op de middelen voor langetermijnopslag en eindberging
wederom niet gehaald door de lage rentestand. De aangroei van deze middelen blijft
hierdoor al enige jaren achter bij de jaarlijkse oprenting van de voorzieningen met
4,3%; hierdoor loopt in 2018 een «renteverlies» van € 9,9 miljoen door de boeken.
Op de operationele activiteiten (afgezien van de effecten van het achterblijvend rendement
op de gespaarde financiële middelen) heeft COVRA wel een winst geboekt van € 7,3 miljoen,
waardoor het normrendement op de operationele activiteiten wordt behaald. Onder de
streep resteert een nettoverlies van € 2,6 miljoen. Het in 2018 geleden verlies komt
ten laste van het eigen vermogen. Het negatieve eigen vermogen is dus het gevolg van
een reeks jaren van lage rendementen op de middelen voor langetermijnopslag en eindberging.
In 2018 is het beleggingsstatuut goedgekeurd door de aandeelhouder en eind 2018 is
gestart met de implementatie van het nieuwe beleggingsbeleid om op de lange termijn
het rendement en de financiële positie van COVRA te verbeteren.
Vraag 54
Kunt u per regio aangeven hoeveel winst FMO met haar investeringen heeft geboekt?
Antwoord 54
FMO publiceert geen overzicht van de winst per regio. FMO publiceert daarentegen wel
de inkomsten per regio. In Tabel 4 vindt u daarvan het overzicht. Dit betreft onder
meer de rente-inkomsten, de dividendinkomsten en het resultaat op de «private equity-investeringen».
Tabel 4: Inkomsten FMO per regio (bedragen x € 1.000)
Afrika
Azië
Latijns-Amerika & de Caraïben
Europa en Centraal-Azië
Niet regio-specifiek
Totaal
74.368
90.962
27.928
14.414
78.387
286.059
Vraag 55
Hoe komt het dat het salaris van de CIO van FMO is verhoogd van 243.000 euro naar
325.000 euro?
Antwoord 55
De vaste beloning van de CIO van FMO bedroeg in 2017 € 243 duizend en in 2018 € 247
duizend. Deze verhoging is in lijn met het beloningsbeleid conform de CAO Banken.
In het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2018 zijn bij het totale salaris voor
2018 (€ 247 duizend) van de (oud-) bestuurders van FMO per abuis de pensioenvergoeding
(€ 58 duizend) en de overige vergoedingen (€ 21 duizend) opgeteld. Deze drie onderdelen
tellen gezamenlijk op tot het opgenomen bedrag van afgerond € 325 duizend.
Vraag 56
Hoe komt het dat het salaris van de CRFO van FMO is verhoogd van 49.000 euro naar
277.000 euro?
Antwoord 56
De CRFO van FMO is op 15 oktober 2017 in dienst getreden en kreeg in 2017 haar jaarsalaris
uitbetaald naar rato van de periode dat zij in functie was. Het salaris van de CRFO
van FMO over 2018 is, behoudens de verhoging conform de CAO Banken, ongewijzigd ten
opzichte van 2017 en is in lijn met het beloningsbeleid.
Vraag 57
Hoe valt te verklaren dat FMO minder winst heeft geboekt dan in 2017?
Antwoord 57
De belangrijkste reden voor de lagere winst in 2018 is het lagere resultaat op de
verkoop van private equity-investeringen. In 2017 was dit € 153 mln. In 2018 was dit € 3,9 mln. negatief. Dit
verschil wordt voor een groot deel verklaard doordat 2018 het eerste jaar was waarin
FMO IFRS9 heeft toegepast. Hierdoor zijn de jaarcijfers 2018 minder goed vergelijkbaar
met eerdere jaren. Het resultaat op de verkoop van de private equity-investeringen was € 91,2 mln. positief, maar hiervan was per 1 januari 2018 al € 95,2
mln. verwerkt in de boekwaarde op de balans. Het resultaat op de verkopen van deze
investeringen was in 2018 daardoor € 3,9 mln. negatief.
Vraag 58
Welke concrete gevolgen heeft het kabinetsbeleid om de gaswinning in Groningen zo
snel mogelijk af te bouwen voor de toekomstige operaties en investeringsportefeuille
van de Gasunie? Zijn er in 2018 plannen geweest om meer dan één stikstoffabiek te
bouwen?
Antwoord 58
Om de gaswinning uit Groningen zo snel als mogelijk te beëindigen zijn verschillende
maatregelen in gang gezet. Eén van deze maatregelen is de bouw van de stikstoffabriek
in Zuidbroek. Daarnaast zal Gasunie Transport Services (GTS) vanaf januari 2020 extra
stikstof inkopen voor hun mengstation bij Wieringermeer en zal vanaf komend gasjaar
2019–2020 de inzet van de bestaande conversiecapaciteit verder geoptimaliseerd worden.
De benutting van de stikstofinstallaties is nader toegelicht in de Kamerbrieven van
10 september 2019 en 17 juni 20199.
Met het stoppen van de gaswinning in Groningen zal Nederland in toenemende mate gas
uit het buitenland moeten importeren. Op dit moment wordt door Gasunie bezien in hoeverre
de transportcapaciteit om gas uit het buitenland naar Nederland te brengen dient te
worden verzwaard en in hoeverre aanvullende investeringen nodig zijn in bijvoorbeeld
gasopslagen. Ook het Duitse gasnetwerk van Gasunie kan hieraan een bijdrage leveren.
Dit zal ook nader worden onderzocht bij zowel het capaciteitsafbouwplan voor de beëindiging
van de Groningen gaswinning en zal ook worden verkend door de hoogambtelijke taskforce
die opgericht is met de overheden, netbeheerders en energietoezichthouders van Nederland,
Frankrijk, Duitsland en België. Deze taskforce zal met name de ombouw van de laagcalorische
markt in de betrokken landen monitoren en zal waar nodig aanvullende maatregelen identificeren10.
Vraag 59
Waarom is het salaris van de Directeur GTS van Gasunie gestegen van 76.000 euro naar
248.000 euro?
Antwoord 59
De directeur van GTS is per september 2017 aangetreden. Zijn salaris was over dat
jaar daarom naar rato van zijn dienstverband. 2018 was het eerste volledige jaar.
Vraag 60
Wat betekent de energietransitie voor de Gasunie? Hoeveel zal Gasunie extra investeren
als gevolg hiervan?
Antwoord 60
De energietransitie is voor Gasunie een kans om de jarenlange opgebouwde kennis en
ervaring met gasinfrastructuur in te zetten voor verschillende projecten. Denk hierbij
voor de korte termijn aan de ontwikkeling van groen gas, warmtenetten en/of de aanleg
voor de benodigde infrastructuur van Carbon Capture Storage (CCS). Op middellange
termijn is waterstof een belangrijk speerpunt, want (delen van) het bestaande netwerk
zijn opnieuw inzetbaar voor het transport van waterstof. De kansen voor Gasunie om
zichzelf te herpositioneren zijn er dus en dat is ook het doel, daarenboven kan dat
ook positieve effecten hebben op de werkgelegenheid in het noorden. De energietransitie
is zich nog aan het uitkristalliseren, dat maakt het lastig om gefundeerde uitspraken
te doen over de te verwachten omvang van de door Gasunie te realiseren investeringen
in de energietransitie. Ook omdat Gasunie bij projecten veelal samenwerkt met andere
(markt)partijen. De verwachting is dat Gasunie in de periode tot 2030 enkele miljarden
zal investeren in de transitie.
Vraag 61
Zijn er voorbeelden voorhanden van concrete plannen die het Havenbedrijf Rotterdam
heeft genomen om de ambitie van een reductie van de CO2-uitstoot te realiseren?
Antwoord 61
Havenbedrijf Rotterdam heeft de ambitie om de CO2-uitstoot in de haven substantieel terug te dringen, aansluitend bij de doelstellingen
zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord. Havenbedrijf Rotterdam draagt op verschillende
manieren bij aan tal van projecten die als doel hebben om de haven te verduurzamen
en CO2-uitstoot te reduceren. Een belangrijk voorbeeld van een project waaraan Havenbedrijf
Rotterdam meewerkt is de ontwikkeling van een grootschalig warmtenet voor de levering
van restwarmte uit de Rotterdamse haven aan woningen en tuinders in Zuid-Holland.
Een ander groot project is Porthos (Port of Rotterdam CO2 Transport Hub and Offshore Storage). Dit is een initiatief van onder andere Havenbedrijf
Rotterdam voor de aanleg van een CO2-leiding door het Rotterdamse havengebied naar een opslaglocatie voor CO2 onder de Noordzee waarin CO2 van de industrie wordt opgeslagen. Ook werkt Havenbedrijf Rotterdam met partners
uit de industrie aan een Waste-2-Chemicals installatie. Deze installatie vormt niet-recycleerbaar
afval om tot chemicaliën en biobrandstoffen en biedt zo een duurzaam alternatief voor
afvalverbranding.
Vraag 62
Ziet de overheid het aanbieden van kansspelen in Holland Casino en het verdienen daaraan
als een overheidstaak? Zijn er cijfers die onderbouwen in welke mate het aandeelhouderschap
van de overheid in Holland Casino bijdraagt om kansspelverslaving tegen te gaan?
Antwoord 62
Holland Casino is sinds 2013 ingedeeld in de categorie niet-permanente deelnemingen.
Voor deelnemingen in deze categorie ziet het kabinet in principe geen toegevoegde
waarde (meer) van het aandeelhouderschap van de Staat. Middels de wijziging van de
Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime, zou
de privatisering van Holland Casino geregeld worden. Dit wetsvoorstel is dit voorjaar,
gelijktijdig met het wetsvoorstel Kansspelen op afstand, behandeld in de Eerste Kamer.
Het wetsvoorstel Kansspelen op afstand, waarmee online kansspelaanbod in Nederland
wordt gereguleerd is inmiddels aangenomen. Over het wetsvoorstel Modernisering speelcasinoregime,
waarin onder andere de privatisering van Holland Casino werd geregeld, verschilden
de meningen in de Eerste Kamer. De wenselijkheid van de samenloop van beide wetsvoorstellen
speelde daarbij een rol. Op 17 mei 2019 heeft de Minister voor Rechtsbescherming,
mede namens de Staatssecretaris van Financiën, het voornemen aangekondigd om het wetsvoorstel
tot wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het
speelcasinoregime in te trekken11. Het kabinet is nog steeds van mening dat de publieke belangen rondom het kansspelbeleid
(waaronder het voorkomen van kansspelverslaving) door wet- en regelgeving en strikt
toezicht door de Kansspelautoriteit afdoende geborgd kunnen worden. Er zijn geen cijfers
bekend die een verband leggen tussen staatsaandeelhouderschap en kansspelverslavingspreventie.
Het heeft dan ook nog steeds de voorkeur om het aanbieden van landgebonden casinospelen
in Nederland door private partijen te laten plaatsvinden in plaats van door een staatsdeelneming.
Het kabinet gaat daarom opnieuw naar de tekentafel met het oog op het treffen van
voorbereidingen voor een mogelijk nieuw privatiseringstraject. Holland Casino blijft
daarmee voorlopig een niet-permanente deelneming.
Vraag 63
Hoe beoordeelt u het gegeven dat het variabele salaris van de president en CEO van
KLM bijna even hoog is als zijn vaste salaris?
Antwoord 63
In het beloningskader dat de Staat hanteert voor bestuurders van staatsdeelnemingen
is de variabele beloning maximaal twintig procent van het vaste salaris. De Nederlandse
Staat heeft 5,92% van de aandelen in KLM. De invloed van de Staat op de beloning van
het bestuur van KLM is daarom zeer beperkt.
Vraag 64
Kunt u aangeven voor welk bedrag aan leningen NIO in het verleden in totaal aan ontwikkelingslanden
heeft verstrekt? Welk bedrag is er tot nu toe door de ontwikkelingslanden terugbetaald?
Antwoord 64
Op 17 november 2010 zijn de aandelen NIO door de Nederlandse Staat overgenomen van
FMO. Ultimo 2010 was de waarde van de uitstaande leningenportefeuille € 641 mln. Sindsdien
is door ontwikkelingslanden € 365 mln. afgelost en is in het kader van herstructurering
van leningen € 4 mln. kwijtgescholden. Op 31 december 2018 was de resterende waarde
van de uitstaande leningenportefeuille € 272 mln.
Vraag 65
Wat zijn de belangrijkste investeringen die hebben bijgedragen aan de over 2018 gerealiseerde
verbetering van de operationele prestaties? En hoe verhouden de investeringen die
nodig zijn geweest voor de prestatieverbetering zich tot het normrendement van NS?
Antwoord 65
NS heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het succesvol verbeteren van de operationele
prestaties. Zo zijn er de afgelopen drie jaar 70.000 zitplaatsen bijgekomen met de
ingebruikname van 81 gemoderniseerde dubbeldekkers en 272 nieuwe sprinters, zijn nieuwe
stations (o.a. Eindhoven) en 5 Stationshuiskamers geopend en is de klantwaardering
met een percentage van 86% (reizigers die een 7 of hoger geven) nog nooit zo hoog
geweest als in 2018. Staatsdeelnemingen zijn verplicht investeringen boven het statutaire
drempelbedrag ter goedkeuring voor te leggen aan mij als aandeelhouder. Iedere investering
die staatsdeelnemingen aan mij voorleggen wordt uitgebreid getoetst. Zo wordt onder
andere getoetst of de investering in lijn is met de strategie van de onderneming,
hoeveel rendement er wordt verwacht en welke risico’s de investering kent. In 2018
heb ik voor NS onder andere de vervolgorder van de Sprinter Nieuwe Generatie en de
modernisering van 250 dubbeldekkertreinen goedgekeurd. Naast deze investeringen doet
NS tal van andere investeringen onder het drempelbedrag die niet aan mij voorgelegd
hoeven worden, maar wel bijdragen aan de verbetering van de operationele prestaties.
Voorbeelden hiervan zijn diverse aanpassingen aan en modernisering van werkplaatsen
om deze geschikt te maken voor instroom nieuw materieel en de landelijke uitrol van
de ZitplaatsZoeker in de NS-app.
Vraag 66
Ziet u in de nog onzekere ordening op het Nederlandse spoor vanaf 2025 risico’s voor
staatsdeelneming NS? Zo ja, welke en op welke manier kan de aandeelhouder deze risico’s
mitigeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 66
In 2020 neemt het kabinet een integraal besluit over de ordening op het spoor. Eén
van de elementen van dit besluit is de keuze of de nieuwe vervoerconcessie na 2024
voor het hoofdrailnet onderhands aan NS wordt gegund of wordt aanbesteed. De gevolgen
voor NS zijn onzeker totdat het kabinet een besluit heeft genomen. Na de besluitvorming
zal ik als aandeelhouder met NS in gesprek gaan over de gevolgen van dat besluit.
Vraag 67
Wat vindt de aandeelhouder van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het
besluit van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) om aan de NS een mededingingsboete
van 40.950.000 euro op te leggen, is vernietigd, omdat volgens de rechter niet overtuigend
was bewezen dat NS een economische machtspositie heeft op het hoofdrailnet en dat
de Mededingingswet niet was overtreden? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over (het
vervolg van) de beroepsprocedure?
Antwoord 67
Ik heb de Tweede Kamer op 20 september 201912 medegedeeld dat de ACM hoger beroep heeft ingesteld bij het College van Beroep voor
het Bedrijfsleven en dat ik de Kamer op de hoogte zal stellen van de uitkomst zodra
die bekend is. Zolang deze zaak in behandeling is, doe ik daar geen uitspraken over.
Vraag 68
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het rijden van de Fyra-treinen in Italië?
Antwoord 68
NS heeft in 2014 haar V-250 treinen verkocht aan AnsaldoBreda. In de overeenkomst
tussen NS en AnsaldoBreda/Finmeccanica is bepaald dat, in het geval van een succesvolle
doorverkoop, NS een vergoeding van € 3,5 miljoen per trein ontvangt bij verkoop van
trein 7 tot en met 12. De treinen zijn doorverkocht aan de Italiaanse spoorvervoerder
Trenitalia en in 2019 toegelaten op het Italiaanse spoor. Alle opschortende voorwaarden
in het verkoopcontract tussen AnsaldoBreda en de koper (waar NS geen partij bij is)
zijn voldaan. NS heeft in 2019 € 21 miljoen ontvangen van AnsaldoBreda.
Vraag 69
Hoeveel zijn de prijzen van een treinkaartje gestegen in de laatste tien jaar?
Antwoord 69
De prijzen van het treinkaartje bij NS zijn de afgelopen tien jaar gestegen met circa
23%, waarvan meer dan de helft betrekking heeft op een inflatiecorrectie. Het restant
is te verklaren vanuit de hogere gebruiksvergoeding voor de infrastructuur en de BTW
stijging van 6% naar 9%.
Tabel 5: Tariefstijging NS treinkaartje en inflatie (procentueel per jaar)
Jaar
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Tariefstijging NS
3,7%
1,6%
1,5%
2,2%
2,3%
3,4%
2,0%
2,0%
0,4%
1,2%
4,6%
Inflatie
1,2%
1,3%
2,3%
2,5%
2,5%
1,0%
0,6%
0,3%
1,4%
1,7%
Vraag 70
Hoeveel zijn de autokosten (aanschaf, onderhoud, brandstof, parkeren, verzekeren en
belasten) gestegen in de afgelopen tien jaar? Indien de prijsstijging van een treinkaartje
hoger was dan de stijging van de totale autokosten, was is hiervan de oorzaak?
Antwoord 70
Het CBS rapporteert dat de autokosten tussen 2009 en 2019 met 25% zijn gestegen. Bij
de autokosten zijn de aanschaf, het onderhoud, brandstoffen, parkeren, de verzekering
en de motorrijtuigenbelasting meegerekend. De prijzen voor het reizen met de trein
lagen in juli 2019 gemiddeld eveneens bijna een kwart hoger dan in 2009.
Vraag 71
Ziet de NS het als een van haar kernactiviteiten om de trein betaalbaar en toegankelijk
te maken of houden? Zo ja, hoe is dit terug te vinden in de strategie van de NS?
Antwoord 71
In haar strategie Spoorslags Beter
13 omschrijft NS haar maatschappelijke doel als «het bieden van een hoogwaardig, betaalbaar
en duurzaam openbaar vervoerproduct, dat bijdraagt aan de mobiliteit in Nederland.»
Vraag 72
Waarom is het salaris van de Directeur Commercie & Ontwikkeling van NS gestegen van
265.000 euro naar 361.000 euro?
Antwoord 72
Het salaris van de Directeur Commercie & Ontwikkeling van NS over 2018 is ongewijzigd
ten opzichte van 2017 en is in lijn met het beloningsbeleid. De Directeur Commercie
& Ontwikkeling van NS is op 1 april 2017 in dienst getreden en kreeg dat jaar zijn
jaarsalaris uitbetaald naar rato van het aantal maanden dat hij in functie was.
Vraag 73
Hoe stelt u zich als aandeelhouder op in de strijd die het grondpersoneel van Schiphol
voert voor een beter salaris?
Antwoord 73
Schiphol is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Ik vind het van belang dat werkenden
in Nederland een fatsoenlijke beloning ontvangen voor het werk dat zij verrichten
en staatsdeelnemingen dienen zich dan ook bewust te zijn van hun maatschappelijke
positie. Het is de verantwoordelijkheid van ondernemingen en werkgevers om met hun
opdrachtnemers en werknemers de arbeidsvoorwaarden, waaronder het salaris, vorm te
geven.
Vraag 74
Hoe zet u zich als aandeelhouder in om Schiphol minder CO2 te laten uitstoten? Welk effect heeft dit tot dusver?
Antwoord 74
Schiphol is sinds 2012 klimaatneutraal en heeft de ambitie om in 2030 een zero waste
en zero emission luchthaven te zijn. Schiphol is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering
en heeft zelf de ambitie uitgesproken een zero waste en zero emission luchthaven in
2030 te verwezenlijken. In het jaarverslag van Schiphol valt te lezen dat Schiphol
op schema ligt om dit doel te verwezenlijken. Tevens tracht Schiphol een leidende
rol te pakken in de bredere luchtvaartsector om duurzaamheid voor de gehele sector
te stimuleren. Dit betreft onder andere maatregelen, initiatieven en stimuleringen
om CO2uitstoot te reduceren. Het onderwerp komt aan de orde tijdens reguliere gesprekken
met Schiphol. Ik ben verheugd dat Schiphol heeft aangegeven op schema te liggen.
Vraag 75
Waarom wordt SRH niet afgewikkeld door het NLFI? NLFI wikkelt toch ook het belang
van RFS af?
Antwoord 75
Mijn voorganger heeft in zijn brief van 2 mei 2017 toegelicht waarom SRH van NLFI
verplaatst werd naar het Ministerie van Financiën.14
Sinds de verplaatsing van SNS Bank N.V. (thans: de Volksbank N.V.) van SNS REAAL N.V.
(thans: SRH) naar de staat per 30 september 2015 heeft SRH geen dochtervennootschappen
meer. De naam van de vennootschap SNS REAAL is na de verplaatsing van de bank gewijzigd
in SRH. SRH heeft geen economische activiteiten meer en wordt momenteel afgewikkeld.
Aangezien SRH partij is in verschillende gerechtelijke procedures zal de afwikkeling
naar verwachting nog enige tijd in beslag nemen.
NLFI geeft aan dat het beheer van de aandelen van SRH door NLFI niet langer aansluit
bij de wettelijke en statutaire doelstelling van NLFI, aangezien SRH niet langer een
financiële instelling is en de economische activiteiten van SRH inmiddels zijn afgebouwd.
Bij SRH resteren uitsluitend juridische dossiers. Het Ministerie van Financiën is
namens de staat betrokken bij een aantal van deze dossiers die verband houden met
de nationalisatie van SNS REAAL N.V. en is derhalve al nauw betrokken bij de resterende
werkzaamheden van SRH. Tegen deze achtergrond ligt een overdracht van SRH van NLFI
naar het Ministerie van Financiën voor de hand.
Op 22 mei 2019 heb ik u geïnformeerd over de situatie van RFS.15De situatie van SRH is niet volledig vergelijkbaar met die van RFS. Tot de uitkering
van de aandelen Saudi British Bank aan NLFI op 27 juni 2019 was er sprake van economische
activiteiten in RFS. Na uitkering resteren geen materiële andere activa in RFS en
zal het consortium afgewikkeld worden. In tegenstelling tot bij SRH is het niet de
verwachting dat dit nog jaren zal duren en is er geen inhoudelijke relatie tussen
RFS en het ministerie.
Vraag 76
Hoeveel green bonds heeft TenneT inmiddels uitgegeven?
Antwoord 76
TenneT heeft € 8,15 miljard aan groene financieringen uitstaan.
Vraag 77
Hoe staat het met de voortgang van het onderzoek naar de consequenties van de organisatiestructuur
van TenneT en haar kapitaalbehoefte, gelet op de analyse waaraan TenneT in verband
met de energietransitie werkt over haar rol binnen de Noordwest-Europese elektriciteitstransportmarkt?
Antwoord 77
Op 13 september 2019 heb ik, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat,
uw Kamer een brief16 gestuurd waarin wordt ingegaan op de uitkomsten van het onderzoek.
Vraag 78
Kunt u de 35 miljard euro uitsplitsen wat betreft de investeringsagenda van TenneT
met betrekking tot de energietransitie?
Antwoord 78
Circa 80% van de investeringsagenda is direct of indirect gerelateerd aan de energietransitie.
Vraag 79
Hoe houdt de Staat als 1%-aandeelhouder zicht op kasstromen en vermogensoverdrachten
naar de Franse moedermaatschappij? Wat is hierover afgesproken bij de verkoop van
Hollandse Signaalapparaten door Philips?
Antwoord 79
Thales Nederland stelt ieder jaar de jaarrekening op overeenkomstig de bepalingen
van het Burgerlijk Wetboek. Hiermee wordt inzicht verschaft in de financiële gegevens
van Thales Nederland. De Nederlandse Staat stelt jaarlijks de jaarrekening als medeaandeelhouder
vast. Zoals gebruikelijk bij internationaal opererende bedrijven, worden kasoverschotten
en -tekorten bij alle bedrijfsentiteiten van Thales geoptimaliseerd door cash- en
liqiduiteitsmanagement vanuit Thales S.A. Dit zorgt voor minder grote afhankelijkheid
van externe financiering. De staat heeft geen inzage in de details van de private
verkoop van Hollandse Signaalapparaten door Philips aan Thomson-CSF.
Vraag 80
Heeft de voorgenomen omvorming van ProRail naar een zelfstandig bestuursorgaan (zbo)
gevolgen voor de aandeelhouder? Zo ja, wat zijn de gevolgen en hoe gaat de aandeelhouder
daarmee om?
Antwoord 80
De Staat is enig aandeelhouder van ProRail BV. Namens de Staat oefent de Staatssecretaris
van IenW deze bevoegdheden uit. Zo vindt twee keer per jaar een Algemene Vergadering
van Aandeelhouders plaats. Als ProRail wordt omgevormd tot zelfstandig bestuursorgaan
(zbo) is er niet langer sprake van aandeelhouderschap maar draagt de eigenaar binnen
de bestuurlijke driehoek van opdrachtgever-opdrachtnemer-eigenaar verantwoordelijkheid
voor de continuïteit van de organisatie en de kwaliteit van de dienstverlening. Tot
de zbo-vorming zal de aandeelhouder zijn bevoegdheden op grond van het Burgerlijk
Wetboek en de statuten van ProRail volledig uitoefenen in samenspraak met de raad
van bestuur en de raad van commissarissen van ProRail.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier