Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)
35 200 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2018
Nr. 9
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 5 juni 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Medische
Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het rapport
van de Algemene Rekenkamer «Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)» (Bijlage bij Kamerstuk 35 200 XVI, nr. 2).
De Ministers en de Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni
2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Clemens
Vraag 1
Hoe gaat u – conform het advies van de Algemene Rekenkamer – zorgkantoren beter informeren
zodat ze kunnen sturen op kwaliteitsverbetering of doelmatige besteding van de extra
middelen?
Antwoord:
Zorgkantoren sturen op kwaliteitsverbetering en een doelmatige besteding van de kwaliteitsmiddelen
door de kwaliteitsplannen van zorgaanbieders zorgvuldig te toetsen op de bijdrage
aan het implementeren van het kwaliteitskader. In het programmaplan Thuis in het Verpleeghuis
is als richtlijn opgenomen dat 85% van het kwaliteitsbudget voor extra zorgpersoneel
is bedoeld en maximaal 15% voor andere investeringen gebruikt kan worden. Op basis
van een ingediend kwaliteitsplan kan er lokaal worden afgeweken van dit uitgangspunt.
Zoals ik heb aangegeven in de 2e voortgangsrapportage van het genoemde programma1 constateren partijen dat de uitwerking van deze richtlijn in het inkoopkader 2019
te weinig ruimte biedt om daadwerkelijk te kunnen afwijken. Voor 2020 geldt dat de
richtlijn 85–15 het uitgangspunt blijft én dat zorgkantoren in bijzondere gevallen
op basis van een goed onderbouwd plan, hiervan af kunnen wijken. Daarbij blijft het
Kwaliteitskader en de daarin opgenomen personeelssamenstelling het uitgangspunt. Zo
ontstaat meer ruimte voor zorgkantoren om af te wijken van 85–15 en een hoger aandeel
andere investeringen dan 15% toe te staan. ZN en ActiZ hebben over de mogelijkheden
om af te wijken nadere afspraken gemaakt. Daarnaast wil ik, in lijn met het advies
van de Algemene Rekenkamer, zorgkantoren ook meer instrumenten geven. Daarom heb ik
het Zorginstituut Nederland opdracht gegeven om via het programma Keteninformatie
Kwaliteit Verpleeghuizen spiegelinformatie te ontsluiten voor alle partijen die betrokken
zijn bij de verpleeghuiszorg. Zorgkantoren kunnen hiervan bij de zorginkoop gebruik
maken bij hun sturing op de kwaliteit van zorg. Daarnaast heb ik de NZa opdracht gegeven
om een integrale vergelijking uit te voeren, waarmee inzicht ontstaat in verschillen
tussen zorgaanbieders in kosten en kwaliteit. Deze informatie kunnen zorgkantoren
eveneens gebruiken bij hun zorginkoop. Overigens werken zorgkantoren zelf ook hard
aan een betere uitvoering van hun taken. Daarnaast wordt er periodiek op landelijk
en regionaal niveau de voortgang van «Waardigheid en Trots op locatie» gepubliceerd.
Deze voortgangsrapportages geven een algemeen beeld van de ontwikkeling van zorgaanbieders
dat kan meegenomen worden in de zorginkoop.
Vraag 2
Welke maatregelen gaat u nemen om de Kamer beter te informeren over de geleverde prestaties
van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) en het Centrum Indicatiestelling Zorg
(CIZ)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord:
De Rekenkamer geeft aan dat het jaarverslag 2018 van VWS weinig informatie bevat over
de geleverde prestaties van de instellingen op afstand van het Rijk, met name bij
het CAK. Daarbij wijst de Rekenkamer op het nieuwe artikel 4.2 van de Comptabiliteitswet
2016 dat vanaf de verantwoording over 2019 van kracht is. Ik neem goede notie van
het signaal en zal in het jaarverslag 2019 meer aandacht besteden aan de geleverde
prestaties van de instellingen op afstand van VWS. Overigens rapporteert het CIZ in
het reeds openbare jaarverslag over prestatie-informatie. Het jaarverslag van het
CIZ is te raadplegen via de website van het CIZ.
Vraag 3
Kunt u de toename van het aantal fte's (4.424 in 2017 en 4.642 in 2018) nader specifiëren?
Antwoord:
De toename van het aantal fte’s is toe te schrijven aan het kerndepartement (80 fte),
het RIVM (51 fte) en de IGJ (52 fte).
Vraag 4
In tabel 1 is te zien dat het aantal fte's binnen het Ministerie van VWS jaarlijks
met zo'n 200 fte toeneemt, wat is daarvan de verklaring? Wat zijn de verwachtingen
voor de komende jaren met betrekking tot de ontwikkeling van het aantal fte's binnen
het het Ministerie van VWS?
Antwoord:
De toename betrof 172 fte’s in 2016, 171 fte’s in 2017 en 218 fte’s in 2018. De verklaring
voor de toename in fte’s bij het kernministerie komt voort uit intensiveringen op
basis van het regeerakkoord. De verwachting is dat de groei samenhangt met deze programma’s
en op termijn zal stabiliseren.
Vraag 5
Bij welke subsidieregelingen in artikel 1 is geen staatssteuntoets uitgevoerd?
Antwoord:
De Subsidieregeling publieke gezondheid en de Subsidieregeling abortusklinieken worden
nog nader getoetst op staatssteun.
Vraag 6
Bij welke subsidieregelingen en projectsubsidies in artikel 4 zijn geen staatssteuntoetsen
uitgevoerd?
Antwoord:
De volgende regelingen moeten nog nader worden getoetst: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls
personeel ziekenhuiszorg, Subsidieregeling stageplaatsen zorg II, Subsidieregeling
opleiding tot ANP en PA, Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg.
Het betreft de volgende projecten: Plan ECD Geboortezorg Regio Amsterdam en Noord
Holland Noord 2017–2018, PHT-FAIR 2017–2018, Proeftuin toepassing BGZ en ZIB in de
GGZ 2017–2018, Programma MedMij 2018, Digivaardig in de zorg en Zorg en privacy en
website plus Ehealth gemeenten 2018, YouChooz 2018–2020, Ziekenhuispersoneel klaar
voor 2020 2014–2018, Versterking Opleiding VS PA Huisartsenzorg 2018–2021, Vervolg
beroepsprofielen 2017–2018, Integrale arbeidsmarktagenda ouderenzorg 2017–2018, Onafhankelijk
Deskundige Arts-Fysiotherapeut bij fraudeverdenking (ODA-F) 2017–2021, Onafhankelijk
Deskundige Tandarts bij Fraudeverdenking 2017 -2021, Handhaving en Naleving Wmo 2015
en Jeugdwet 2018, (Ont)regel De Zorg: Schrap en Verbeter 2018, Waarschuwingsregister
Zorg 2018, Vervolg uitvoering convenant fraude in de zorg 2018–2021.
Vraag 7
Kunt u specificeren op welke subsidieregeling, projectsubsidies en instellingssubsidies
van begrotingsartikel 5 geen of geen adequate staatssteuntoets is uitgevoerd?
Antwoord:
Het betreft de Subsidieregeling overgang bekostiging huisvesting gesloten jeugdzorg.
Het betreft de volgende projectsubsidies: Ontwikkeling Kwaliteitskader Gezinshuizen
2018–2019, Welbevinden op School 2018, Handreiking adoptienazorg 2017–2019, Aanpak
vechtscheidingen en bevorderen stevig ouderschap, Besluit met muisjes 2018–2019, Opzetten
Landelijk Platform Kinderen uit de Knel 2018–2020, Erkenningscommissie justitiële
interventies 2018, Uitvoering programma Erasmus+ Jeugd 2018, Samen bijdragen aan opvoeden,
opgroeien en ontwikkelen 2018, Ondersteuning gemeenten jeugdhulp 2018.
Het betreft de instellingssubsidie voor het NJI.
Vraag 8
Kunt u specificeren op welke subsidieregeling, projectsubsidies en instellingssubsidies
van begrotingsartikel 6 geen of geen adequate staatssteuntoets is uitgevoerd?
Antwoord:
Het betreft de volgende projectsubsidies: UCI Paracycling Track World Championships
2017–2019, EK 2018 Korfbal 2018, Bijdrage Stipendiumregeling en Kostenvergoedingsregeling
2018, Koningsspelen 2018–2020, Op weg naar een in 2020 duurzaam zwemveilig Nederland
2018–2020, Sport en Integriteit 2018–2021, Regulering full contact vechtsport 2015–2017,
Exploitatie vechtsportautoriteit 2017–2020.
Het betreft de instellingssubsidie voor Special Heroes Nederland.
Vraag 9
Welke verbeteringen worden ondernomen, naast de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer,
om ervoor te zorgen dat met betrekking tot het subsidiebeheer in 2019 niet voor het
vierde jaar op rij een (ernstige) tekortkoming wordt geconstateerd?
Antwoord:
Ik vind het vergroten en op peil houden van kennis over het subsidiebeheer binnen
het departement belangrijk en zal daar blijvend op inzetten.
Ik tref voor subsidieregelingen maatregelen om het staatssteunrisico verder te beheersen.
De praktijk om nieuwe subsidieregelingen voor publicatie op staatssteun te toetsen
blijft gehandhaafd. Het op staatssteun toetsen van projectsubsidies wil ik verder
verbeteren door de kwaliteit van de staatssteuntoets verscherpt te beoordelen op volledigheid
en juistheid. Daarnaast versterk ik de interne controle bij projectsubsidies. De uitkomsten
daarvan worden ook gebruikt om het kennisniveau over staatssteun binnen VWS te verhogen.
De door mij in gang gezette verbeteringen van het beleid om misbruik en oneigenlijk
gebruik te voorkomen zet ik voort en wil ik duurzaam inbedden in de organisatie. Dit
beleid neem ik in de eerste helft van 2019 nader op in procedurebeschrijvingen, instructies
en checklists. Het vastgestelde reviewbeleid bij subsidies is hier onderdeel van.
Dit breng ik organisatiebreed onder de aandacht.
Vraag 10
Welke stappen heeft u sinds het verantwoordingsonderzoek 2017 gezet om de «ernstige
onvolkomenheid» ten aanzien van het subsidiebeheer om te zetten naar een «onvolkomenheid»?
Welke additionele stappen zijn nodig? Waarom lukt het in uw ogen maar niet om het
subsidiebeheer naar behoren te laten verlopen? Hoe beoordeelt u het feit dat het subsidiebeheer
al vele jaren lang, volgens de Algemene Rekenkamer, niet op orde is? Wat betekent
dit voor de doelmatigheid van subsidies?
Antwoord:
VWS heeft in 2018 een plan opgesteld om de benodigde verbeteringen in het subsidiebeheer
door te voeren. De planning van de implementatie van de verbeteringen loopt door tot
medio 2019. De voor 2018 geplande verbetermaatregelen zijn in opzet doorgevoerd. Zo
is een Handboek Subsidies in ontwikkeling waarin het M&O-beleid is uitgewerkt langs
de vijf elementen uit het Uniform Subsidiekader. Verder is het reviewbeleid in aangescherpte
vorm met een duidelijke beschrijving van de verschillende partijen en hun rollen in
het handboek verwerkt.
Een andere verbetering is het opzetten van een nieuwe verbijzonderde interne controle,
waarbij het vertrekpunt ligt bij de risicoanalyse.
VWS heeft veel energie gestoken in het inlopen van de achterstanden in het uitvoeren
van staatssteuntoetsen.
Voor de projectsubsidies zijn de procedures aangescherpt met een checklist waarmee
de medewerkers de toets kunnen uitvoeren.
De Algemene Rekenkamer kwalificeert de onvolkomenheid over 2018 niet als ernstig.
Het door mij ingezette verbetertraject acht ik adequaat en zal ik continueren. De
gekozen aanpak vraagt een lange adem en brengt met zich mee dat de verbetering stapsgewijs
zichtbaar wordt. Voor regelingen is bijvoorbeeld gekozen om staatsststeuntoetsing
zoveel mogelijk in lijn te brengen met reeds geplande momenten, bijvoorbeeld het moment
van herziening van een regeling.
Het aantal beheershandelingen bij subsidies zie ik toenemen. Dat is zowel aan de kant
van VWS als aan de kant van subsidie-ontvangers het geval. Dit kan de doelmatigheid
negatief beïnvloeden maar ik acht de genomen maatregelen noodzakelijk om het beheer
verder te verbeteren.
Vraag 11
Bij 9 van de in totaal 130 instellingssubsidies is het niet helemaal gelukt om de
staatssteuntoets in 2018 af te ronden. Kunt u aangeven wanneer deze staatssteuntoets
voor al deze 9 instellingssubsidies afzonderlijk is uitgevoerd?
Antwoord:
De resterende staatssteuntoetsen voor instellingssubsidies zijn naar verwachting in
het najaar van 2019 afgerond.
Vraag 12
Bij 8 van de 34 subsidieregelingen is het niet gelukt om de staatssteuntoets in 2018
af te ronden. Kunt u aangeven wanneer deze staatssteuntoets voor al deze 8 instellingssubsidies
afzonderlijk is uitgevoerd?
Antwoord:
Bij de in 2017 gekozen aanpak heb ik een bewuste keuze gemaakt om onderscheid te maken
tussen instellingssubsidies, projectsubsidies en subsidieregelingen. Hierbij heb ik
de keuze gemaakt om bestaande subsidieregelingen zoveel mogelijk te toetsen voorafgaand
aan een verlening.
Deze aanpak wil ik waar mogelijk versnellen. In 2019 richt ik me op de drie qua financieel
belang grootste regelingen die nog niet volledig zijn getoetst. De overige regelingen
die doorlopen in 2020, 2021 en 2022 worden voorafgaand aan eventuele verlenging getoetst.
Vraag 13
Waarom wordt de Directie Financieel-Economische Zaken verantwoordelijk voor het selecteren
van de instellingen waarvan de controleverklaring moet worden gereviewd in plaats
van de Auditdienst Rijk?
Antwoord:
Ik breng het reviewbeleid in lijn met eerdere aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.
De Directie Financieel-Economische Zaken en beleidsdirecties zijn primair verantwoordelijk
voor het uitvoeren van risico-analyses en het maken van keuzes in te reviewen dossiers.
De Auditdienst Rijk is de interne auditor en moet niet zelf onderdeel uitmaken van
dit proces.
Vraag 14
In 2017 heeft u € 120,4 miljoen aam het Zorgverzekeringskantoor (ZVK) in Caribisch
Nederland verstrekt. Ruim 50% is rechtmatig besteed. Kunt u aangegeven waaraan dit
besteed is? Kunt u specificeren waaraan de mogelijk onrechtmatige bestedingen uitgegeven
zijn?
Antwoord:
Sinds 2010 heeft VWS flink geïnvesteerd in de zorg op Caribisch Nederland om de achterstanden
weg te werken en de gezondheidszorg naar een voor Europees Nederland aanvaardbaar
niveau te brengen. Dit betekent dat de zorgverleners een flinke groei hebben doorgemaakt.
Een aantal van deze organisaties hebben hun interne (beheers)processen nog niet volledig
op orde, waardoor het kunnen overleggen van een jaarrekening nog niet tijdig plaatsvindt.
Het gaat om een redelijke doorsnee van de zorgverleners voor wie dit geldt, zoals
een aantal (kleine) ziekenhuizen en verpleeghuizen. Er wordt door het Zorgverzekeringskantoor
(ZVK) hard gewerkt om de rechtmatigheid van de zorguitgaven verder te verbeteren.
De externe accountant van het ZVK beaamt dat er al flinke stappen gezet zijn.
Vraag 15
Wat wordt ondernomen naar aanleiding van het advies van de Algemene Rekenkamer om
het incidentenmanagement te verbeteren?
Antwoord:
VWS gaat Incident Management verbeteren door:
– Evalueren en actualiseren van de incidentprocedure;
– Tijdens de site visits (najaar 2019) bij de VWS-concernonderdelen (mede) de procedure
voor het afhandelen van incidenten, toetsen;
– Sluitende afspraken maken met de VWS-concernonderdelen om significante incidenten
op centraal niveau te melden, zodat daarvan geleerd kan worden;
– Het door ontwikkelen naar een hogere volwassenheid van informatiebeveiliging conform
de vastgestelde meerjarige ambitie.
Vraag 16
Welke effecten op het aantal extra fte voor verpleeghuiszorg worden verwacht als de
efficiencyopdracht wordt behaald?
Antwoord:
Om het kwaliteitskader te kunnen realiseren is op grond van de huidige inzichten de
inzet nodig van 43.000 extra fte aan zorgpersoneel. Dit aantal kan naar verwachting
per 2022 worden bereikt. Het realiseren van de efficiencyopdracht in de periode vanaf
2021 tot 2026 heeft geen direct effect op het aantal extra fte aan zorgverleners.
De efficiencyopdracht betekent dat verpleeghuizen hun bedrijfsvoering moeten verbeteren
en het kwaliteitskader (en de daarmee samenhangende 43.000 extra fte aan zorgpersoneel)
binnen het beschikbare bedrag van € 2,1 miljard realiseren.
Vraag 17
Wanneer verwacht u de benchmark in gebruik te kunnen nemen waarmee prestaties van
verpleeghuizen kunnen worden vergeleken op het terrein van kosten en kwaliteit van
zorg?
Antwoord:
Ik heb de NZa de opdracht gegeven om voor juli 2020 een integrale vergelijking (benchmark)
uit te voeren, waarmee prestaties van verpleeghuizen kunnen worden vergeleken op het
terrein van kosten en kwaliteit. Daarmee kan deze vergelijking reeds effect hebben
op de vast te stellen maximumtarieven in 2021. Voorts heb ik de NZa verzocht reeds
in 2020 hierin een eerste stap te zetten door te compenseren voor ten minste één inmiddels
bekende niet-beïnvloedbare factor, te weten het gemiddeld hogere ziekteverzuim waar
aanbieders met locaties in wijken met een lage sociaaleconomische status en/of in
een (groot)stedelijk gebied mee te maken hebben. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd
via de aanbiedingsbrief bij de 2e Voortgangsrapportage van het programma Thuis in het Verpleeghuis (Kamerstuk 31 765, nr. 411).
Vraag 18
«De Minister van VWS heeft aangegeven dat de zorgkantoren bij de zorginkoop ook moeten
letten op de uitvoering van deze efficiencyopdracht.» Welke additionele beleidsmogelijkheden,
anders dan het zorgkantoren erop wijzen dat hierop gelet moet worden, ziet u hier
voor uzelf weggelegd?
Antwoord:
Ik heb de NZa opdracht gegeven om een integrale vergelijking tussen zorgaanbieders
uit te voeren, op basis waarvan passende tarieven voor de verpleeghuiszorg kunnen
worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de zorgvraagzwaarte van de
cliënten en de omstandigheden van de zorgaanbieder. Ik heb de NZa gevraagd daarbij
gebruik te maken van de informatie over kosten en kwaliteit die ik door het Zorginstituut
Nederland laat ontsluiten via het programma Keteninformatie Kwaliteit Verpleeghuiszorg.
Via deze route kan de tariefregulering bijdragen aan doelmatigheid op basis van de
best presterende instellingen, het realiseren van de efficiencyopdracht en aan kwaliteit
zoals voorgeschreven door het kwaliteitskader verpleeghuiszorg.
Voorts sturen de zorgkantoren bij hun zorginkoop op de realisatie van het kwaliteitskader.
Zij maken concrete afspraken met zorgaanbieders over de verdere implementatie van
het kwaliteitskader.
Daar waar zorgaanbieders en/of zorgkantoren tegen belemmeringen aanlopen bij het realiseren
van de efficiencyopdracht ben ik bereid te onderzoeken op welke wijze ik hierbij zou
kunnen ondersteunen.
Vraag 19
In hoeverre valt er toch iets te zeggen op de vraag in hoeverre de extra middelen
voor reguliere bekostiging van verpleeghuiszorg (€ 100 miljoen in 2017 en € 435 miljoen
in 2018) hebben geleid tot betere verpleeghuiszorg in het algemeen en betere verpleeghuiszorg
voor dementiepatiënten in het bijzonder?
Antwoord:
De verpleeghuizen zijn op basis van de beschikbare extra middelen met veel ambitie
aan de slag om hun personeelsbezetting uit te breiden. Concreet is het aantal werknemers
in verpleeghuizen ten opzichte van 2016 toegenomen met 5.500 in 2017 en cumulatief
ruim 18.500 (circa 9.000 fte) in 2018. Dat betekent dat er op een gemiddelde verpleeghuislocatie
in 2018 gemiddeld 8 werknemers extra zijn ingezet per locatie. Deze groei was deels
benodigd om de groei van het aantal cliënten op te vangen, maar komt voor een belangrijk
deel (circa 4.000 fte) ook ten goede aan extra medewerkers voor meer tijd en aandacht
voor bewoners. Daarmee is er betere persoonsgerichte verpleeghuiszorg mogelijk voor
alle bewoners, waarvan meer dan de helft de diagnose dementie heeft.
Vraag 20
83% van de cliënten zou het eigen verpleeghuis aanbevelen. Hoeveel respondenten hebben
meegewerkt aan dit onderzoek? Waren al deze respondenten bekwaam om een goed oordeel
te vellen over het verpleeghuis waar zij verbleven?
Antwoord:
De Net Promotor Score (NPS) is de meting die wordt gebruikt om cliënttevredenheid
te meten. Er wordt door bewoners en naasten individueel antwoord gegeven op één vraag:
«Zou u dit verpleeghuis bij uw vrienden en familie aanbevelen?» Sinds 2017 is deze
meting de minimale eis vanuit het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg om cliëntenervaringen
te meten binnen de verpleeghuiszorg. Indien een cliënt niet bekwaam is om de vraag
te beantwoorden wordt de vraag aan de naasten voorgelegd. Voor het verslagjaar 2017
hebben ruim 2100 locaties hun NPS doorgegeven. Hoeveel respondenten er per locatie
hebben deelgenomen volgt niet uit de gegevens die aangeleverd moeten worden bij het
Zorginstituut.
Vraag 21
Wordt de cliënttevredenheid gemeten aan de hand van een gesloten «ja of nee» vraag?
Antwoord:
Ja. Er wordt door bewoners en naasten individueel antwoord gegeven op één vraag. Deze
vraag luidt: «Zou u dit verpleeghuis bij uw vrienden en familie aanbevelen?» Indien
een cliënt niet bekwaam is om de vraag te beantwoorden, wordt de vraag aan de naasten
voorgelegd.
Vraag 22
Waarom wordt het personeelsbestand niet aangeleverd op locatieniveau?
Antwoord:
Het kwaliteitskader schrijft voor dat verpleeghuizen jaarlijks indicatoren over de
personeelssamenstelling op concernniveau aanleveren bij het Zorginstituut Nederland.
Hier sluit ik me bij aan, mede om verpleeghuizen geen dubbele administratieve lasten
op te leggen. Overigens dienen verpleeghuizen op grond van het kwaliteitskader jaarlijks
een kwaliteitsplan op te stellen met een verbeterparagraaf per locatie voor het volgende
jaar. In de gesprekken tussen zorgkantoren en zorgaanbieders over de inzet van kwaliteitsgelden
kan dus wel worden gekeken naar het personeelsbestand op locatieniveau.
Vraag 23
Hoe stimuleert u het verzamelen, evalueren en delen van ervaringen met technologische
toepassingen in de verpleeghuissector? Hoe gaat u de sector verbinden aan het aandachtspunt
«leren en verbeteren» van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg?
Antwoord:
Permanent leren, verbeteren en innoveren zijn de fundamenten onder het geleidelijk
beter worden van de verpleeghuiszorg. Dit stimuleer ik als volgt:
– Via het programma’s als «Waardigheid en Trots op locatie» en «Zorg van Nu» worden
ervaringen en goede voorbeelden van technologische toepassingen gedeeld. Een voorbeeld
hiervan zijn de filmpjes die zijn gemaakt over de Challenge Verpleeghuiszorg van de
toekomst waarin zorgaanbieders vertellen over de implementatie van een (technologische)
innovatie.
– Het leren en verbeteren in de sector wordt verder gestimuleerd doordat per locatie
informatie beschikbaar is voor zorgaanbieders over de locatie, zodat zij in één oogopslag
zien welke kwaliteit zij bieden ten opzichte van anderen. Ook maakt iedere zorgorganisatie
jaarlijks een kwaliteitsplan waarin onder meer een beschrijving van het leren en verbeteren
is opgenomen en een verbeterparagraaf per locatie.
Vraag 24
Waarom zijn bij de € 435 miljoen extra voor verpleeghuizen geen voorwaarden voor bekostiging
afgesproken?
Antwoord:
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan de Tweede Kamer van 8 februari 2018 (Kamerstuk
31 765, nr. 296) zijn er in het landelijk inkoopkader 2018 van de zorgkantoren geen specifieke afspraken
opgenomen ten aanzien van de sturing op de inzet van de extra middelen. De reden daarvoor
is dat de extra middelen van € 435 miljoen pas in juli 2017 beschikbaar zijn gesteld.
Op dat moment was de zorginkoop 2018 reeds gestart en de inkoopvoorwaarden vastgesteld.
Tegelijkertijd wilde ik zorgaanbieders in staat stellen zo snel mogelijk toe te groeien
naar het kwaliteitskader. Zoals ik in eerder genoemde brief aankondigde zijn er met
ingang van de zorginkoop 2019 heldere voorwaarden verbonden aan de besteding van de
extra middelen. Via de 2e voortgangsrapportage van het programma Thuis in het Verpleeghuis
(Kamerstuk 31 765, nr. 411) heb ik de Tweede Kamer op 21 mei jl. over de uitvoering daarvan geïnformeerd.
Vraag 25
Waarom heeft u geen voorwaarden verbonden aan de extra middelen (€ 45 miljoen) die
in 2018 gegeven zijn aan verpleeghuizen voor het aantrekken van extra personeel?
Antwoord:
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan de Tweede Kamer van 8 februari 20182 zijn er in het landelijk inkoopkader 2018 van de zorgkantoren geen specifieke afspraken
opgenomen ten aanzien van de sturing op de inzet van de extra middelen. De reden daarvoor
is dat de extra middelen van € 435 miljoen pas in juli 2017 beschikbaar zijn gesteld.
Op dat moment was de zorginkoop 2018 reeds gestart en de inkoopvoorwaarden vastgesteld.
Tegelijkertijd wilde ik zorgaanbieders in staat stellen zo snel mogelijk toe te groeien
naar het kwaliteitskader. Zoals ik in eerdergenoemde brief aankondigde, zijn er met
ingang van de zorginkoop 2019 heldere voorwaarden verbonden aan de besteding van de
extra middelen. Via de 2e voortgangsrapportage van het programma Thuis in het Verpleeghuis3 heb ik de Tweede Kamer over de uitvoering daarvan geïnformeerd.
Vraag 26
Gaat u uitzoeken of bestuurders van verpleeghuizen de ontvangen extra middelen op
een juiste manier hebben uitgegeven, dus aan personeel en niet aan andere zaken? Zo
neen, waarom niet?
Antwoord:
Voor zover het gaat om de besteding van de extra middelen die zijn verwerkt in de
verpleeghuistarieven voor 2018 geldt dat hierover geen specifieke afspraken zijn opgenomen
in het landelijke inkoopkader 2018 van de zorgkantoren, anders dan de reguliere afspraken.
Dit heb ik toegelicht bij antwoord 24 en 25. Ik monitor echter wel de besteding van
deze extra middelen. In de 2e voortgangsrapportage van het programma Thuis in het Verpleeghuis4 heb ik hiervan verslag gedaan. Concreet is het aantal werknemers in verpleeghuizen
in 2018 met ruim 18.500 (circa 9.000 fte) toegenomen ten opzichte van 2018. Dat betekent
dat er op een gemiddelde verpleeghuislocatie in 2018 gemiddeld 8 werknemers extra
zijn ingezet. Deze groei was deels benodigd om de groei van het aantal cliënten op
te vangen, maar komt voor een belangrijk deel (circa 4.000 fte) ook ten goede aan
extra medewerkers voor meer tijd en aandacht voor bewoners.
Vraag 27
Wat gaat het kabinet doen om ervoor te zorgen dat er voor de jaren 2019–2021 goed
inzicht ontstaat in hoeverre de extra middelen voor verpleeghuiszorg leiden tot merkbaar
betere verpleeghuiszorg voor bewoners?
Antwoord:
Het programmaplan Thuis in het Verpleeghuis5 laat zien wat het kabinet gaat doen om voor de jaren 2019–2021 inzicht te bieden
in de resultaten die, mede dankzij de extra middelen, worden bereikt. Het gaat daarbij
om merkbaar betere verpleeghuiszorg voor bewoners. Een belangrijke randvoorwaarde
voor persoonsgerichte zorg is dat er voldoende, gemotiveerde en deskundige zorgverleners
beschikbaar zijn om meer tijd en aandacht te schenken aan de bewoners. Verpleeghuizen
dienen op grond van het kwaliteitskader jaarlijks onder meer te rapporteren over hun
personeelssamenstelling, over de cliënttevredenheid en de medewerkerstevredenheid.
Het Zorginstituut zal deze informatie ontsluiten als spiegelinformatie, keuze-informatie,
leerinformatie, inkoopinformatie, toezichtsinformatie en beleidsinformatie voor alle
partijen die betrokken zijn bij de verpleeghuiszorg. Daarmee ontstaat een goed inzicht
in de ontwikkeling van de kwaliteit van de verpleeghuiszorg. Zorgkantoren en zorgaanbieders
zullen de beschikbare informatie betrekken in hun gesprekken over kwaliteitsplannen
en passende tarieven voor de verpleeghuiszorg en daarbij ook terugblikken op wat in
het voorafgaande jaar is gerealiseerd in termen van merkbaar betere verpleeghuiszorg
voor bewoners.
Vraag 28
Kunt u onder elkaar zetten welke opties u ziet om verpleeghuizen van 40 duizend fte
te voorzien?
Antwoord:
De investering van € 2,1 miljard voor de verpleeghuizen is onder andere bedoeld om
43.000 fte extra in te zetten. Hiervan is ruim 37.000 voor extra inzet per cliënt
(kwaliteit) en bijna 6.000 voor extra cliënten als gevolg van de aanzuigende werking
(volume). Dit dient gerealiseerd te worden in de periode 2018 tot en met 2022. In
de voortgangsrapportage Thuis in het Verpleeghuis die op 21 mei 2018 naar de Tweede
Kamer is gestuurd (Tweede Kamer 2018–2019, 31 765 nr. 411), is gemeld dat in 2017–2018 4.000 fte is gerealiseerd voor extra kwaliteit. De zorgaanbieders
zijn voornemens voor 2019 bijna 10.000 fte in te zetten.
Dit kan op verschillende manieren gerealiseerd worden:
– Aantrekken van zij-instromers;
– Aantrekken van herintreders;
– Extra opleiden met een hoger opleidingsrendement;
– Contracturen huidige werknemers vergroten;
– Beperken uitstroom;
– Beperken ziekteverzuim.
Vraag 29
Wat gebeurt er als zorgkantoren of verpleeghuizen zich niet houden aan de afspraken
over de besteding van het kwaliteitsbudget?
Antwoord:
Zorgkantoren en verpleeghuizen maken afspraken over de besteding van het kwaliteitsbudget
binnen het landelijk vastgestelde zorginkoopkader. De NZa houdt toezicht op de doelmatige
en rechtmatige besteding van de middelen. Indien er aanwijzingen zijn dat de middelen
niet doelmatig en/of rechtmatig zijn besteed, kan de NZa een informatieverzoek doen
en gaat de NZa hier het gesprek over aan. Daarnaast heeft de NZa de mogelijkheid om
een brief te schrijven of een aanwijzing te geven.
Het kwaliteitsbudget wordt aan verpleeghuizen beschikbaar gesteld op grond van een
goedgekeurd kwaliteitsplan en bijbehorende begroting voor het kwaliteitsbudget. Indien
verpleeghuizen zich niet houden aan de afspraken over de besteding van het kwaliteitsbudget
dan zullen zorgkantoren op grond van de privaatrechtelijke overeenkomst tussen zorgkantoor
en verpleeghuis hier rekening mee houden in de bevoorschotting of de middelen geheel
of gedeeltelijk terugvorderen.
Vraag 30
Hoe hoog is de uitstroom van medewerkers in de sector Verpleging, Verzorging en Thuiszorg
(VVT)?
Antwoord:
De uitstroom van werknemers in de sector Verpleging, Verzorging en Thuiszorg (VVT)
bedroeg in 2018 bijna 40.000 personen (bron CBS). Dit betreft de uitstroom uit de
sector Zorg en Welzijn en is dus exclusief de uitstroom uit de VVT naar ander zorg-
en welzijnsbranches. Dit laatste is nu nog niet bekend.
Vraag 31
Hoeveel personeel moet er tot 2040 in de verpleeghuizen door vergrijzing en los van
het kwaliteitsbudget bijkomen?
Antwoord:
Door de vergrijzing van het personeel in de verpleeghuiszorg zal de uitstroom vanwege
pensionering de komende jaren toenemen. Het is op dit moment onbekend waar de piek
zal liggen. Dat heeft ook te maken met de personeelsopbouw van de instroom. Om die
reden is een vooruitzicht tot 2040 nu niet te geven.
Op dit moment bedraagt de uitstroom vanwege pensionering iets meer dan 1% per jaar.
Dat is minder dan 10% van de totale uitstroom. De uitstroom vanwege pensionering zal
gaan stijgen, maar de overige uitstroom zal zeker groter blijven.
Vraag 32
Staat de 85%-15%-afspraak in het kader van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg voor
u ter discussie?
Antwoord:
Het uitgangspunt van 85% voor zorgpersoneel en 15% voor overige zaken is opgenomen
in het programma «Thuis in het Verpleeghuis». Het is gebaseerd op de berekening van
de NZa met betrekking tot de extra kosten in de verpleeghuissector in verband met
de invoering van het kwaliteitskader. Om die reden staat dit uitgangspunt niet ter
discussie. Wel heb ik in overleg met de sector besloten om meer ruimte te bieden om
– op basis van een goed onderbouwd kwaliteitsplan en conform het adagium «comply or
explain» – op lokaal niveau af te wijken van dit uitgangspunt.
Zoals ik heb aangegeven in de 2e voortgangsrapportage van het genoemde programma6 constateren partijen dat de uitwerking van deze richtlijn in het inkoopkader 2019
te weinig ruimte biedt om daadwerkelijk te kunnen afwijken. Voor 2020 geldt dat de
richtlijn 85–15 het uitgangspunt blijft én dat zorgkantoren in bijzondere gevallen
op basis van een goed onderbouwd plan, hiervan af kunnen wijken. Daarbij blijft het
Kwaliteitskader en de daarin opgenomen personeelssamenstelling het uitgangspunt.
Vraag 33
Kunt u de geleverde prestaties van het CAK in 2018 uiteenzetten?
Antwoord:
Het CAK rapporteert over de geleverde prestaties in een uitvoeringsverslag en een
financieel verslag die ik jaarlijks voor 1 juli van het CAK ontvang.7Ik zal de verslagen over 2018 betrekken bij mijn rapportage over het CAK in het jaarverslag
2019.
Vraag 34
Kunt u de prestaties van het CIZ in 2018 nader toelichten?
Antwoord:
Deze prestaties zien op de doorlooptijden voor de indicatiestelling, de kwaliteit
van de indicatiestelling en de klanttevredenheid.
De wettelijke norm voor de doorlooptijd is gerealiseerd. Deze stijgt van 88% in het
eerste kwartaal van 2018 naar 99% van de aanvragen in het vierde kwartaal.
De door het CIZ zelf gestelde norm om in 95% van de gevallen tot een juist besluit
te komen is niet gerealiseerd. Wel is gedurende geheel 2018 boven de 90% gescoord.
Het eerste halfjaar behaalt het CIZ een klanttevredenheidsscore van 7,6 eind 2018
gestegen naar een 8,0. Hiermee behaalt het CIZ de zelf gestelde norm van een minimale
score van 7,5.
Vraag 35
Wat is de oorzaak voor het ontbreken van de adequate staatssteuntoets voor de genoemde
€ 39 miljoen aan subsidie?
Antwoord:
Er zijn verschillende oorzaken. Een deel van de € 39 miljoen die niet volledig is
getoetst is uitgegeven binnen de aflopende Subsidieregeling huisvestingslasten gesloten
jeugdhulp.
Er is tevens sprake van een instellingssubsidie die is getoetst en waarvoor een aanbestedingstraject
is voorzien.
Daarnaast zijn projectsubsidies die voorafgaand aan 2018 zijn verleend niet getoetst.
Vraag 36
Waarom is er bij het jaarverslag geen samenvattend rapport met duiding van de cijfers
uit de Staat van Volksgezondheid en Zorg (Staat V&Z) gevoegd?
Antwoord:
Eind juni 2018 hebben VWS en het RIVM samen het rapport «Het Nederlandse gezondheidszorgsysteem
in internationaal perspectief» uitgebracht. Dit is een beschrijving van de stand van
de volksgezondheid en zorg in Nederland, vergeleken met de internationale situatie.
In dit rapport staan vooral cijfers uit de Staat van Volksgezondheid en Zorg. Het
rapport is te vinden via: https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-volksgezondheid…
Omdat de beschreven trends niet wezenlijk anders zijn dan een jaar geleden, is er
voor gekozen in 2019 niet opnieuw een dergelijk rapport op te stellen.
Vraag 37
Hoe verhoudt de VWS Monitor zich tot beleidsdoelen en kabinetsprioriteiten?
Antwoord:
De VWS-monitor is bedoeld als instrument om inzicht te geven in de ontwikkeling van
lange termijntrends in de zorg en te signaleren of het «de goede kant uit gaat». De
stabiele set van doelstellingen en indicatoren is het doel en kracht van dit instrument.
De indicatoren in de VWS-monitor reflecteren daarmee bewust niet 1-op-1 de prioriteiten
van het kabinet. Dit maakt ook dat beleidsdoelen en indicatoren uit de VWS-monitor
met elkaar verschillen, maar ze liggen uiteraard wel in elkaars verlengde.
De voortgang op de Regeerakkoordprioriteiten wordt daarnaast ook gemonitord door middel
van voortgangsbrieven bij de verschillende programma’s die de kabinetsprioriteiten
reflecteren. Zo kan er meer actueel en met meer context duiding worden gegeven aan
de resultaten die worden geboekt binnen de verschillende programma’s en akkoorden.
Vraag 38
Waarom wordt in het jaarverslag niet teruggekomen op het doel dat de wachttijden in
de GGZ binnen een jaar terug moesten zijn op de afgesproken termijnen? Kan hier alsnog
inzicht in worden gegeven?
Antwoord:
In de zomer van 2017 heeft de Minister van VWS bestuurlijk afspraken met de ggz-sector
gemaakt om te zorgen dat de wachttijden binnen een jaar weer binnen de Treeknormen
zouden vallen. Uit de kwantitatieve rapportage van de Nederlandse Zorgautoriteit over
de stand van de wachttijden in maart 2018 bleek dat de wachttijden voor een aantal
diagnosegroepen nog altijd ruim boven de norm zat. Op basis daarvan heeft de Staatssecretaris
geconcludeerd dat de eerder geformuleerde doelstelling niet haalbaar bleek en is de
aanpak geïntensiveerd, zoals aan de Kamer gemeld bij brief van 10 april 2018 (Kamerstuk
25 424, nr. 396). De laatste stand van de wachttijden heb ik op 21 december 2018 (Kamerstuk 25 424, nr. 451) met de Tweede Kamer gedeeld. Voor de zomer verwacht ik een volgende tussenstand
met de Kamer te kunnen delen.
Vraag 39
Bedoelt u tussen de regels door aan te geven bereid te zijn de 85%-15% afspraak voortijdig
te versoepelen als de kwaliteitsinformatie en de benchmark beschikbaar zijn en de
zorgkantoren rechtstreeks op kwaliteit en doelmatigheid kunnen sturen?
Antwoord:
Het uitgangspunt van 85%-15%, dat in het programma «Thuis in het Verpleeghuis» is
opgenomen, is bedoeld om zorgaanbieders binnen de budgettaire kaders in staat te stellen
toe te groeien naar het kwaliteitskader, inclusief de personeelsnorm die daarin is
opgenomen. Het is de bedoeling dat alle zorgaanbieders in 2022 voldoen aan het kwaliteitskader,
ook aan de personeelsnorm die daarin is opgenomen. Om die reden blijft het uitgangspunt
van 85%-15% gehandhaafd, wel met meer mogelijkheden om op lokaal niveau af te wijken.
Vanaf 2022 wordt de sturing op kwaliteit en doelmatigheid door de zorgkantoren voortgezet,
mede op basis van de dan beschikbare informatie over onder andere de kwaliteit.
Zoals ik heb aangegeven in de 2e voortgangsrapportage van het genoemde programma8 constateren partijen dat de uitwerking van deze richtlijn in het inkoopkader 2019
te weinig ruimte biedt om daadwerkelijk te kunnen afwijken. Voor 2020 geldt dat de
richtlijn 85–15 het uitgangspunt blijft én dat zorgkantoren in bijzondere gevallen
op basis van een goed onderbouwd plan, hiervan af kunnen wijken. Daarbij blijft het
Kwaliteitskader en de daarin opgenomen personeelssamenstelling het uitgangspunt.
Vraag 40
Welke drie qua financieel belang grootste subsidieregelingen die nog niet volledig
zijn getoetst gaat u versneld toetsen?
Antwoord:
De Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg, de Subsidieregeling
stageplaatsen zorg II en de Subsidieregeling publieke gezondheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier