Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 062 Goedkeuring van de op 21 december 2015 te Astana tot stand gekomen Versterkte Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds (Trb. 2016, 91)
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 23 januari 2019
Inleiding
De regering dankt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal voor haar verslag van 28 november 2018 met betrekking tot het wetsvoorstel
tot goedkeuring van de Versterkte Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen
de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds
(hierna: VPSO). Met belangstelling is kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van
de leden van de VVD-fractie, de CDA-fractie, en van de SP-fractie. In deze nota naar
aanleiding van het verslag worden de vragen beantwoord, waarbij de volgorde van de
vragen wordt aangehouden en vragen met dezelfde strekking worden samengevoegd. De
regering stelt vast dat de leden van de D66-fractie geen vragen over het voorstel
hebben.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de afspraken in de overeenkomst zich
verhouden tot afspraken die Kazachstan heeft gemaakt in het kader van de Euraziatische
Economische Unie. Zijn deze volledig compatibel? En zijn afspraken tussentijds nog
herzien onder druk van (ander) leden van de Euraziatische Unie?
Door op 21 december 2015 zijn handtekening te zetten onder de VPSO heeft Kazachstan
zich volledig gecommitteerd aan alle rechten en plichten die de VPSO met zich mee
brengt. De Europese Commissie zal – aangespoord door de lidstaten – toezien op implementatie
van alle afspraken uit de VPSO en indien nodig het gesprek aangaan met Kazachstan.
In hoeverre Kazachstan de rechten en plichten waaraan het zich in het kader van Euraziatische
Economische Unie gecommitteerd heeft in lijn kan brengen met de rechten en plichten
onder de VPSO is een Kazachse aangelegenheid. Voor zover bekend is het onderhandelingsproces
niet beïnvloed door druk van andere leden van de Euraziatische Economische Unie.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af welke vormen van visumversoepeling er op
dit moment worden onderzocht, aangezien in de memorie van toelichting staat dat parallel
aan de overeenkomst de mogelijkheden hieromtrent worden verkend. In welk stadium bevinden
de verkenningen zich? En welke voorwaarden liggen thans op tafel?
Kazachstan heeft interesse getoond in het sluiten van een visumfacilitatieovereenkomst
met de EU. Hiertoe heeft Kazachstan reeds diverse hervormingen doorgevoerd op het
gebied van mobiliteit en migratiemanagement om tegemoet te komen aan internationale
standaarden en Europese best practices. Ook heeft Kazachstan de visumeisen voor EU-burgers voor kort verblijf (maximaal
30 dagen) opgeheven.
Er vinden op dit moment echter geen besprekingen plaats tussen de EU en Kazachstan
over een visumfacilitatieovereenkomst en het is onwaarschijnlijk dat de Commissie
hiertoe op korte termijn een mandaat aan de Raad zal vragen. De EU Communautaire visumcode
biedt diverse mogelijkheden voor bona fide reizigers om op een eenvoudige manier visa
voor kort verblijf te verkrijgen. Hier kunnen Kazachse reizigers nu al gebruik van
maken. In 2017 werd slechts 3,7% van de Kazachse visumaanvragen voor de EU afgewezen.
Overigens leidt het feit dat Kazachstan EU-burgers gedeeltelijk heeft vrijgesteld
van visumverplichtingen er niet automatisch toe dat gelijksoortige maatregelen worden
getroffen voor Kazachse burgers die naar de EU wensen te reizen.
De leden van de VVD-fractie steunen het voornemen tot bestrijding van massavernietigingswapens
en samenwerking daartoe. Maar waarom wordt artikel 11 als enige artikel omschreven
als «essentieel element van de Overeenkomst»? Leiden de afspraken in dit artikel,
ten opzichte van die in andere artikelen, tot intensievere samenwerking dan voorheen?
Zo ja, kan dit worden toegelicht aan de hand van concrete voorbeelden?
Artikel 11 betreft het gezamenlijke belang om de verspreiding van massavernietigingswapens
te voorkomen. De verwijzing naar «essentieel element» is op verzoek van de Europese
Unie toegevoegd. Artikel 1 is eveneens een «essentieel element» en betreft de eerbiediging
van democratische beginselen, fundamentele rechten van de mens, fundamentele vrijheden
en het beginsel van de rechtsstaat. Deze categorisering doet echter niet af aan het
belang van de overige artikelen. Wel biedt artikel 279 van de VPSO de partijen de
mogelijkheid om, bij schending van verplichtingen onder deze artikelen, onmiddellijk
passende maatregelen te nemen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de nieuwe richtlijn over de bescherming
van bedrijfsgeheimen compatibel is met de onderhavige Samenwerkingsovereenkomst, of
dat er contra legem bepalingen zijn in de richtlijn ten opzichte van de Samenwerkingsovereenkomst.
Volgens artikel 162 van de VPSO geldt dat «Bij het uitwisselen van informatie krachtens
dit hoofdstuk nemen de partijen de beperkingen in acht die voortvloeien uit het beroeps-
of zakengeheim.» Indien er eventueel strijdigheid zal ontstaan, volgt uit artikel
171 lid 5 van de VPSO dat «Niets in deze overeenkomst verplicht een partij tot het
verstrekken van vertrouwelijke informatie waarvan bekendmaking de rechtshandhaving
zou belemmeren of anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang, of schadelijk
zou zijn voor de rechtmatige handelsbelangen van bepaalde publieke of particuliere
ondernemingen.» Uitvoering van deze overeenkomst gebeurt dus met inachtneming van
de richtlijn bescherming bedrijfsgeheimen. Indien er strijdigheid zou ontstaan, gaat
de richtlijn ook voor. Er is niets in de VPSO dat verplicht contra legem te handelen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de toepasselijkheid van Europees mededingingsrecht
op grond van hoofdstuk 11 ook resulteert in bevoegdheid van de Europese Commissie
om schendingen op deze grond te sanctioneren.
Op basis van hoofdstuk 11 van de VPSO verplichten partijen zich alleen tot het erkennen
van goede afspraken over mededinging en staatssteun, waarbij iedere partij op zijn
grondgebied een uitgebreide mededingingswetgeving handhaaft waarbij doeltreffend wordt
opgetreden. Iedere partij doet dat op basis van zijn eigen regels. Indien er geschillen
zijn over de uitleg en toepassing van dit hoofdstuk kan een geschil worden voorgelegd
aan een arbitragetribunaal.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie roepen de regering op om deze partnerschaps- en samenwerkingsbijeenkomst
te gebruiken om aandacht te vragen voor de mensenrechtensituatie in Kazachstan. Daarover
maken de leden van de CDA-fractie zich zorgen. In maart 2018 werd de oppositiebeweging
Democratic Choice of Kazachstan bestempeld als «extremistische organisatie». Verschillende
aanhangers zijn ondervraagd en gearresteerd, vaak alleen al voor het lezen van oppositie
websites. Social media worden geblokkeerd en bloggers gearresteerd, zoals Sanat Dosov,
Ruslan Ginatullin en Ardak Ashim, die onder dwang naar een psychiatrische instelling
is gebracht vanwege kritische commentaren op sociale netwerken.
Ook journalisten staan onder druk. De VN spreken van tenminste 38 gevallen van politiek
gemotiveerde strafvervolging. Klopt het dat aanbevelingen van het VN-mensenrechtencomité
niet worden overgenomen?
Ook zijn deze leden bezorgd over het stopzetten van het onderzoek naar de marteling
van Iskander Yerimbetov. De Kazachse zakenman beweert gemarteld te zijn. Onlangs is
hij veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf wegens fraude. Mensenrechtenorganisaties
spreken van vele juridische onregelmatigheden in het proces. Klopt dit? Wat vindt
de regering hiervan?
Ook is de godsdienstvrijheid verslechterd. De 14e editie van het rapport «Godsdienstvrijheid in de wereld» van Kerk in Nood (www.religion-freedom-report.org) spreekt van nieuwe restrictieve wetgeving, die religieus onderwijs raakt, proselitisme,
confiscatie van religieuze eigendommen. Kinderen kunnen geen religieuze diensten bijwonen.
De leden van de CDA-fractie willen graag uitgebreid commentaar van de regering over
de mensenrechtensituatie, aan de hand van bovengenoemde voorbeelden.
Overigens, volgens de leden van de SP-fractie staat in de memorie van toelichting
dat de overeenkomst kan worden opgeschort als niet wordt voldaan aan eerbiediging
van de essentiële elementen van de overeenkomst. Die essentiële elementen bestaan
uit eerbiediging van democratische beginselen, fundamentele rechten van de mens, fundamentele
vrijheden en het beginsel van de rechtsstaat. De leden van de SP-fractie vragen de
regering om aan te geven in hoeverre Kazachstan op dit moment voldoet aan eerbiediging
hiervan.
De leden van de SP-fractie hebben ernstige twijfels over eerbiediging van deze essentiële
elementen en vragen daarom een reactie op de volgende gegevens: 1) dat de president
van het land al sinds 1991 aan de macht is en een veto kan uitspreken over wetgeving
van het parlement; 2) dat er gewetensgevangenen zijn in het land; 3) dat gevangenen
worden gemarteld; 4) dat legitieme NGO’s worden tegengewerkt; 5) dat kritische journalisten
worden vervolgd; 6) dat vakbondsmensen worden vervolgd. Hoe verhoudt dit zich tot
eerbiediging van de genoemde essentiële elementen?
De Nederlandse regering deelt de zorgen van de leden van de CDA- en SP-fractie over
de mensenrechtensituatie in Kazachstan. Kazachstan heeft zich met het aangaan van
de VPSO verbonden aan het respecteren van Europese waarden als democratie, mensenrechten
en rechtsstaat. Mensenrechten zijn, zoals gebruikelijk in EU- associatie- dan wel
partnerschapsovereenkomsten, als opschortende voorwaarde verankerd in de VPSO. Dit
betekent dat de EU de mensenrechtensituatie nauwgezet zal blijven volgen.
Zowel Nederland als de Europese Unie zetten zich wereldwijd in voor de bescherming
van mensenrechten. Het voorliggende wetsvoorstel biedt een verbeterd referentiekader
voor samenwerking met Kazachstan en het met regelmaat bespreken van de mensenrechtensituatie
in het land. Dit gebeurt onder andere tijdens de jaarlijkse EU-Kazachstan mensenrechtendialoog.
De meest recente dialoog vond plaats op 20 november 2018 in Brussel. Tijdens dit overleg
is er op constructieve en open wijze gesproken over onder andere: marteling, de ruimte
voor het maatschappelijk middenveld, vrijheid van meningsuiting, mediavrijheid, vrijheid
van religie en geloof, de bevordering van de rechtsorde, de positie van LGBTI en geweld
tegen vrouwen. Gedurende deze gesprekken verwijst de EU naar de afspraken die voortvloeien
uit de VPSO. Daarbij kunnen ook de gevallen waar de CDA-fractie op wijst aan bod komen.
De vrijheid van de media en de vrijheid van meningsuiting in Kazachstan zijn beperkt.
Dit is bevestigd door de OVSE vertegenwoordiger voor mediavrijheid die in januari
vorig jaar haar zorgen uitte over de situatie in Kazachstan. De rechtsstaat en democratie
voldoen niet aan de internationale standaarden. Tot dusver was van vrije verkiezingen
geen sprake, zoals bevestigd door de OVSE.
Straffeloosheid van marteling is eveneens een probleem, ondanks het feit dat Kazachstan
lid is van het VN-verdrag tegen foltering. Statistieken van de Kazachse autoriteiten
wijzen uit dat tussen januari 2018 en april 2018 382 casussen van aanklachten van
marteling na behandeling zijn gesloten, en dat in slechts 16 gevallen er verdere juridisch
stappen zijn ondernomen.
Aangaande de vrijheid van religie en geloof is er in september jl. een verdere restrictieve
wet aangenomen. De EU heeft Kazachstan verzocht de wet aan te passen en de aanbevelingen
van de VN en OVSE over te nemen.
In 2014 hebben VN-lidstaten in het kader van de zogenoemde «Universal Periodic Review» (UPR) een breed scala aan aanbevelingen aan Kazachstan gericht, onder meer op het
gebied van vrijheid van geloof en levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting, vrouwenrechten
en afschaffing van de doodstraf. In 2017 is door een koepel van Kazachse NGO’s een
tussentijdse rapportage gepubliceerd, waarin zij tot de conclusie komt dat Kazachstan
10 van deze aanbevelingen volledig heeft geïmplementeerd, 103 gedeeltelijk en 33 niet.
De volgende UPR voor Kazachstan zal in 2019 plaatsvinden. Voorts heeft Kazachstan
in 2016 zijn landenrapportage gepresenteerd aan het VN-mensenrechtencomité dat toeziet
op de uitvoering van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke
rechten. In een rapport van 1 augustus 2018 over de opvolging van de aanbevelingen
toonde het VN-mensenrechtencomité zich kritisch over de voortgang.
De Nederlandse regering volgt de situatie nauwlettend, en maakt zich zowel in EU-verband
als bilateraal hard voor de bescherming van de mensenrechten in Kazachstan. De Nederlandse
ambassade in Astana overziet een groot aantal projecten met een focus op vrijheid
van meningsuiting, de bevordering van de rechtsorde en de bescherming van minderheden
inclusief LGBTI. Ook in bilaterale gesprekken komt de mensenrechtensituatie regelmatig
aan de orde. De in de VPSO vastgelegde afspraken over mensenrechten bieden een goed
kader om de dialoog inzake mensenrechten te intensiveren.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen de regering in te gaan op de steun onder de bevolking
van Kazachstan aangaande nauwere samenwerking met de EU. Is die steun groot of is
er ook (significante) weerstand tegen? Hoe is deze verhouding? Is hier onderzoek naar
gedaan? Zo nee, waarom niet?
De keuze om wel of niet een bevolkingsonderzoek uit te voeren is aan de overheid van
Kazachstan. Wel hebben onafhankelijke organisaties onderzoek gedaan naar de houding
van de Kazachse bevolking ten aanzien van een verbeterde samenwerking met de EU. Hieruit
blijkt dat in de leeftijdsgroep 14–29 jaar, 37.6% van de bevolking graag een nauwere
samenwerking met de EU-partners ziet. 38.9% vindt de huidige samenwerking voldoende.
17.7% zou graag minder samenwerking zien met de EU.1 Hierbij valt op dat de EU aanzienlijk hoger scoort dan de VS en China op de vraag
of «meer samenwerking» gewenst is. Mogelijk speelt hierbij ook een rol dat de EU van
groot belang is voor handel en investeringen in Kazachstan.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de economische relatie tussen Kazachstan en
Rusland er op dit moment uitziet. Hoe diepgaand is deze en hoe groot is de economische
afhankelijkheid? Wat zijn de verwachte economische gevolgen van implementatie van
de Versterkte Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst met Kazachstan voor de economische
relatie tussen dit land en Rusland? Kunnen deze vragen ook beantwoord worden voor
de economische relatie tussen Kazachstan en China? En hoe past deze overeenkomst in
het energiebeleid van de EU?
Zowel China als Rusland zijn betrekkelijk belangrijke handelspartners van Kazachstan,
onder andere vanwege hun geografische ligging. De EU is verantwoordelijk voor de helft
van de buitenlandse handel van Kazachstan en de helft van de buitenlandse investeringen
in Kazachstan. Met Rusland is Kazachstan verbonden via de Euraziatische Economische
Unie. Met China zoekt Kazakhstan vooral samenwerking in het kader van het «Belt and Road Initiative». De VPSO tussen Kazachstan en de EU hoeft in principe niet af te doen aan de relatie
tussen Kazachstan en derde landen.
De afspraken die de Unie met Kazachstan heeft gemaakt op het vlak van energie-samenwerking
zijn voornamelijk intentieverklaringen en afspraken over definities, bijvoorbeeld
wat onder grondstoffen, energiegoederen, ongeoorloofde toe-eigening, noodsituatie
en overheidsbedrijf wordt verstaan. De afspraken zien vooral op kennisuitwisseling
inzake energieanalyses, technologie en projecten voor hernieuwbare energie, alsook
de ambitie om wederzijdse investeringen in energiezekerheid en energie-efficiëntie
te stimuleren, bijvoorbeeld door gezamenlijke demonstratieprojecten op te zetten.
Het energiebeleid van de EU is primair gericht op het garanderen van de werking van
de interne energiemarkt en de interconnectiviteit van energiemarkten, leveringszekerheid,
energie-efficiëntie en -besparing, het bevorderen van de inzet van hernieuwbare energiebronnen
en het bevorderen van onderzoek, innovatie en competitie. De regering is van oordeel
dat de afspraken uit de VPSO compatibel zijn met de prioriteiten uit het energiebeleid
van de EU.
De leden van de SP-fractie vragen of er ook kan worden aangegeven hoe Rusland en China
hebben gereageerd op de Europese plannen voor een Versterkte Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst
met Kazachstan. Steunen zij deze of is er eerder sprake van weerstand? Als dat laatste
het geval is, vragen de leden van de SP-fractie of dat toegelicht kan worden.
De VPSO is een aangelegenheid van Kazachstan en de EU, waarover beide partijen geen
verantwoording aan China of Rusland verschuldigd zijn. Rusland en China hebben voor
zover bekend niet formeel op de VPSO gereageerd.
De leden van de SP-fractie vragen de regering tenslotte in te gaan op de verwachte
economische gevolgen van het aangaan van de Versterkte Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst
met Kazachstan voor de bevolking van dat land. Is aannemelijk dat vooral (grote) bedrijven
baat hebben bij deze overeenkomst, maar de bevolking niet of veel minder? Zijn hier
studies naar gedaan? Zo ja, wat is daar uitgekomen? Zo nee, waarom niet?
In 2011 heeft de Raad de Europese Commissie gemandateerd de onderhandelingen met Kazachstan
te openen op basis van de overeengekomen onderhandelingsrichtsnoeren. In de richtsnoeren
draagt de Raad de Europese Commissie onder andere op de VPSO dusdanig vorm te geven
dat niet alleen grote bedrijven maar ook het MKB en de brede Kazachse bevolking van
de geïntensiveerde samenwerking kunnen profiteren.
Ten eerste ziet artikel 11 van de VPSO op de bevordering van eerlijke en open concurrentie,
waar juist ook kleinere Kazachse ondernemers én consumenten baat bij hebben. Dit acht
de regering waardevol omdat monopolistische bedrijven en «state owned enterprises» nog steeds een voorname rol innemen in de Kazachse economie. Ook wordt in de VPSO
nadrukkelijk aandacht besteed aan het belang van de ontwikkeling van de Kazachse MKB-sector,
ten behoeve van de diversificatie van de Kazachse economie.
Ten tweede bevat de VPSO een ambitieus hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling.
De opgenomen richtlijnen voor bijvoorbeeld arbeidsrecht en milieubescherming moeten
duurzame ontwikkeling stimuleren, waarvan de gehele Kazachse bevolking potentieel
profiteert.
Ten derde ziet de VPSO op de bevordering van een goed functionerende rechtsstaat alsook
op transparante regels en op standaarden gebaseerde handel. Ook dit is in het belang
van midden- en kleinbedrijven alsook de Kazachse consument. Afspraken over de ontwikkeling
van het systeem voor consumentenbescherming zien hier eveneens op.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken