Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 625 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met Najaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 12 december 2024
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2024 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp. Bij brief van 10 december 2024 zijn ze door de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
Adjunct-griffier van de commissie, Prenger
Vragen en antwoorden
1
Waarom ontbreekt het eerder toegezegde meerjarig overzicht van de mutaties op de verplichtingen
in de suppletoire begroting, conform de afspraak die op verzoek van de rapporteurs
is gemaakt?
Antwoord:
De tweede suppletoire begroting ziet alleen op wijzigingen in het lopende jaar. Als
onderdeel van het verantwoord begroten zijn daarom alleen de juridische verplichtingen
voor het jaar 2024 opgenomen. De laatste stand van de meerjarige verplichtingen is
als bijlage toegevoegd aan de Ontwerpbegroting 2025 (Kamerstuk 36 600-XVII, nr. 2).
Als onderdeel van de beantwoording van deze Kamervragen wordt een actueel meerjarig
overzicht alsnog met uw Kamer gedeeld, zie antwoord vraag 2.
2
Kunt u toelichten in de vorm van een overzichtstabel voor de periode 2024–2029 wat
de totale omvang is van de reeds in de begrotingen opgenomen verplichtingen met de
stand van eind 2024?
Antwoord:
Een actueel overzicht van de verplichtingen voor de periode 2024–2029, inclusief een
toelichting, is opgenomen in de bijlage. Op basis van de beleidsinhoudelijke verdelingen
van de bezuinigingen voor 2026 en verder kunnen de budgetten nog wijzigen.
3
Kunt u dit meerjarig toelichten, gespecificeerd op het niveau van de beleidsartikelen
en de sub-artikelen? Kunt u dit overzicht voortaan, zoals afgesproken, toevoegen bij
de suppletoire begrotingen en overige begrotingsmomenten?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 2. Een meerjarig overzicht van de verplichtingen, inclusief toelichting
is opgenomen in de bijlage. Ik zal de toezegging gestand doen.
4
Waarom wordt alleen de juridische verplichting voor het huidige begrotingsjaar opgenomen
in de begroting, en niet meerjarige verplichtingen, terwijl dit risico's kan opleveren
voor de stabiliteit van beleid?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 1.
5
Hoe kan de Kamer meer inzicht krijgen in de bijdrage van multilaterale programma's
aan Nederlandse beleidsdoelen?
Antwoord:
Middels de Resultatenrapportage en het bijbehorende online portaal geeft het Ministerie
van Buitenlandse Zaken elk jaar een beeld van de resultaten die Nederland behaalt
op het gebied van ontwikkelingshulp. Dit betreft zowel resultaten behaald via bilaterale
kanalen als via het multilaterale systeem. De Nederlandse beleidsdoelen zijn leidend
en op basis hiervan wordt het meest effectieve kanaal gekozen om de gewenste resultaten
te behalen. Daarnaast omvatten de door het Ministerie van Buitenlandse Zaken opgestelde
scorekaarten over multilaterale organisaties waar Nederland mee samenwerkt een analyse
van de beleidsrelevantie voor Nederland van een bepaalde organisatie. De scorekaarten
geven een beeld van het functioneren van de organisaties, de relevantie, eventuele
aandachtspunten en wat Nederland kan doen om de organisaties te vernieuwen en verbeteren.
6
Wat kan en wil het kabinet doen om bij toekomstige suppletoire begrotingen consistentie
te garanderen?
Antwoord:
Ik streef er naar om u zo transparant en consistent mogelijk te informeren in de suppletoire
begrotingen die onder mijn verantwoordelijkheid vallen. Hierbij neem ik alle regels
en voorschriften uit de Rijksbegrotingsvoorschriften in acht.
7
Kunt u toelichten hoe wordt geborgd dat de middelen die zijn gealloceerd voor de wederopbouw
van zowel Oekraïne als Gaza ook daadwerkelijk voor die doelen beschikbaar blijven
en welke concrete voorwaarden er worden gesteld aan de besteding van deze gelden zodra
tot wederopbouw kan worden overgegaan?
Antwoord:
Herstel- en wederopbouwactiviteiten zijn in Oekraïne op veel plekken al begonnen en
Nederland draagt hier volop aan bij. Denk aan het herstel van kritieke energie-infrastructuur,
maar ook de wederopbouw van huizen, scholen en ziekenhuizen die door Russische aanvallen
zijn beschadigd of vernietigd. In 2024 en 2025 besteden we ruwweg EUR 500 miljoen
aan wederopbouw, kritiek herstel en humanitair. Op EUR 50 miljoen na zijn deze middelen
reeds uitgegeven dan wel gecommitteerd.
De reservering van EUR 20 miljoen, bestemd voor activiteiten op gebied van wederopbouw
in Gaza, zal in 2024 niet voor dit doel worden ingezet. Op dit moment leent de situatie
in Gaza, die zeer volatiel blijft, zich nog niet voor wederopbouw. Dit wordt ook door
onze partnerorganisaties benadrukt. Aandacht gaat op dit moment vooral uit naar het
reageren op de kritieke humanitaire noden. In 2025 zal binnen de BHO-begroting EUR
20 miljoen beschikbaar zijn voor wederopbouw. Over de besteding hiervan wordt u in
2025 geïnformeerd.
8
Kunt u toelichten hoeveel onderbesteding er in totaal op de begroting van 2024 is?
Antwoord:
In het jaarverslag BHO 2024 wordt verslag gedaan van de realisatie over het begrotingsjaar
2024. Het jaarverslag zal uw Kamer in mei 2025 toegaan.
9
Hoeveel volledig vrij besteedbare ruimte is er nog op de begroting?
Antwoord:
Ten tijde van indiening van de tweede suppletoire begroting was er geen vrij besteedbare
ruimte meer op de begroting.
10
Kunt u toelichten hoe de verlaging van de verplichtingen op artikel 2 met € 214 miljoen
meerjarig is verwerkt?
Antwoord:
De verlaging van de verplichtingen is het gevolg van terughoudendheid op het aangaan
van nieuwe verplichtingen met een meerjarig kaseffect. Als gevolg van de verwerking
van de bezuinigingen in 2025 en verder, werden er minder meerjarige verplichtingen
aangegaan.
11
Kunt u toelichten uit welke mutaties de afname van de verplichtingen op artikel 3
is opgebouwd en hoe deze meerjarig zijn verwerkt?
Antwoord:
De in de tweede suppletoire begroting gepresenteerde daling van het verplichtingenbudget
op artikel 3 met EUR 47 miljoen is het saldo van een aantal mutaties, waarvan de belangrijkste
neerwaartse mutaties zijn:
Mondiale gezondheid en SRGR:
– EUR 17 miljoen Oeganda
– EUR 12 miljoen Benin
– EUR 6 miljoen Burundi
Onderwijs
– EUR 7 miljoen
De reden van de neerwaartse bijstelling ligt vooral in het betrachten van terughoudendheid
bij het aangaan van nieuwe verplichtingen met een meerjarig kaseffect. De terughoudendheid
wordt in acht genomen vanwege de lagere kasbudgetten in 2025 en om zoveel mogelijk
de meerjarige niet juridisch verplichte ruimte te behouden ten behoeve van de aangekondigde
beleidsbrief BHO.
12
Kunt u toelichten uit welke mutaties de afname van de verplichtingen op artikel 4
is opgebouwd en hoe deze meerjarig in de begroting worden opgenomen?
Antwoord:
De in de tweede suppletoire begroting gepresenteerde daling van het verplichtingenbudget
op artikel 4 met EUR 152 miljoen is het saldo van een aantal mutaties, waarvan de
specificatie op artikelonderdeel is:
4.1. Humanitaire Hulp: + EUR 16 miljoen
4.2. Opvang in de Regio en Migratiesamenwerking: – EUR 88 miljoen
4.3. Veiligheid en Rechtsorde: – EUR 80 miljoen
De verhoging op artikel 4.1. Humanitaire Hulp houdt verband met de ophoging van de
uitgavenbegroting.
De verlaging voor 4.2. Opvang in de regio en Migratie en 4.3. Veiligheid en Rechtsstaatontwikkeling
is te verklaren uit de in acht genomen terughoudendheid in het aangaan van nieuwe
verplichtingen met het oog op de bezuinigingen in 2025 en verder.
13
Welke criteria bepalen dat mutaties onder de drempelwaarde niet worden toegelicht,
en hoe waarborgt dit voldoende transparantie?
Antwoord:
Bij het opstellen van de tweede suppletoire begroting worden de modellen in de Regeling
Rijksbegrotingsvoorschriften toegepast. Bij diverse modellen worden kwantitatieve grenzen
gehanteerd zoals aantal bladzijden of een ondergrens die luidt in miljoenen euro’s.
Deze kwantitatieve grenzen gelden als hoofdregel. Van deze hoofdregel mag alleen (ex-ante)
met instemming van de Minister van Financiën worden afgeweken. Bij de toepassing van
deze grenzen is de leesbaarheid van tabellen een belangrijke invalshoek. In de tabel
belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties 2024 (Tweede suppletoire begroting) (model
2.25) worden voor een specifiek beleidsartikel alle mutaties opgenomen, zowel beleidsmatig
relevante als technische mutaties, conform de voorgeschreven staffel. Alleen de beleidsmatig
relevante mutaties vanaf de Suppletoire Begroting September worden toegelicht.
14
Wat is de reden dat binnen het programma Sectorale Samenwerking voor Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) minder subsidieaanvragen bij de Rijkdienst
voor Ondernemend Nederland (RvO) zijn gedaan en op welke manier worden bedrijven geattendeerd
op de beschikbaarheid van deze subsidies?
Antwoord:
In de Kamerbrief over de uitkomst peilmoment sectorale samenwerking (Kamerstuk 26 485, nr. 430) van 6 november 2023 is aangegeven dat het instrument sectorale samenwerking wordt
herzien. Deze nieuwe opzet die in overleg met verschillende stakeholders tot stand
is gekomen zorgde ervoor dat er gedurende deze periode weinig aanvragen binnen konden
komen bij de oude regeling. Daarnaast was een aantal criteria voor het aanvragen van
de subsidie te uitdagend voor bedrijven. Deze zijn in de nieuwe regeling aangepast.
15
Kunt u toelichten op welke programma’s voor infrastructurele ontwikkeling de verhoging
van het budget met € 23,5 miljoen betrekking heeft en hoe is dit verdeeld?
Antwoord:
Het budget voor artikel 1.3 stijgt in totaal met € 23,5 miljoen. Deze stijging wordt
veroorzaakt door de overheveling van € 20 miljoen van artikel 5.2 naar artikel 1.3.
Daarnaast wordt € 3,5 miljoen overgeheveld van artikel 1.1 naar artikel 1.3. De stijging
wordt ingezet ten behoeve van een lening aan het programma met de Private Infrastructure
Development Group (€ 5,9 miljoen), subsidies voor het DRIVE programma (€ 10,2 miljoen)
en de uitvoeringskosten van Invest International voor het uitvoeren van de regelingen
DRIVE, Develop to Build en ORIO (€ 7,4 miljoen).
16
Klopt het dat de geplande bijdragen voor 2025 aan landenspecifieke VN-fondsen al in
2024 gedaan zijn? Betekent dit dat de Nederlandse bijdrage aan deze fondsen in 2025
vervalt? In andere woorden: is deze extra bijdrage in 2024 vervangend of aanvullend?
Antwoord:
De genoemde bijdragen zijn gedaan voor de lopende meerjarige verplichtingen en betreft
een technische schuif op betaalritme om beschikbare middelen in het lopende jaar zo
goed mogelijk te benutten.
Over de aanwending van het humanitair budget volgend jaar zal ik de Kamer begin 2025
nader informeren, zoals aangekondigd in de begroting.
17
Waarom worden de geplande bijdragen van € 19,1 miljoen aan VN-fondsen naar voren gehaald,
terwijl dit druk legt op het budget van 2024?
Antwoord:
Een deel van het budget dat beschikbaar komt door de overboeking vanaf de begroting
van Asiel en Migratie in 2024 wordt ingezet voor uitgaven aan humanitaire hulp op
artikel 4.1. Door een technische schuif op het betaalritme van lopende verplichtingen
worden beschikbare middelen in het lopende jaar zo goed mogelijk benut.
18
Wat is de afweging achter de verhoging van € 40,5 miljoen in de begroting van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp, terwijl er op andere terreinen wordt bezuinigd?
Antwoord:
De mutatie van EUR 40,5 miljoen op de BHO-begroting komt met name door de aanpassing
van de raming van de bezetting en prijs bij het COA voor de opvang van eerstejaars
asielzoekers uit DAC-landen. Dit leidt conform ODA-systematiek namelijk tot een overboeking
in 2024 vanaf de begroting van Asiel en Migratie. Het betreft een mutatie in 2024
en de bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord gaan pas in vanaf 2025.
19
Hoe wordt de daling van € 7,5 miljoen op IMVO gerechtvaardigd, gezien het belang voor
bedrijven voor een goede implementatie van de CSDDD?
Antwoord:
In de Kamerbrief over de uitkomst peilmoment sectorale samenwerking (Kamerstuk 26 485, nr. 430) van 6 november 2023 is aangegeven dat het instrument sectorale samenwerking wordt
herzien. Als gevolg van deze herziening vielen de uitgaven voor dit instrument lager
uit dan begroot. De verwachting is nog steeds dat het instrument sectorale samenwerking
een belangrijke rol zal spelen in het ondersteunen van bedrijven om gepaste zorgvuldigheid
in hun waardeketens toe te passen en als voorbereiding op aanstaande Europese IMVO-wetgeving.
De SER heeft juli jl. voor de IMVO-sectorovereenkomsten een budgetneutrale verlenging
gekregen tot 2030 en de bijbehorende subsidieregeling bij RVO is in augustus jl. gepubliceerd.
De middelen die niet besteed zijn in de afgelopen jaren, zijn bedoeld voor deze verlenging.
Daarnaast zijn de middelen voor het MVO-steunpunt opgehoogd dat eveneens een belangrijke
rol speelt bij de ondersteuning van bedrijven bij de implementatie van aanstaande
Europese IMVO-wetgeving, waaronder de CSDDD.
20
Kunt u specificeren waarom een deel van het budget voor speciale multilaterale activiteiten
en voor het assistent-deskundigenprogramma niet tot besteding komt?
Antwoord:
De terughoudendheid in het aangaan van nieuwe meerjarige verplichtingen houdt verband
met de kabinetsbezuinigingen. Dit heeft reeds in 2024 geleid tot een verlaging van
uitgaven aan diverse multilaterale activiteiten en aan het assistent-deskundigenprogramma.
21
Wanneer zullen de verdragsmiddelen voor Suriname tot besteding komen en wat is het
totale budget hiervoor?
Antwoord:
Het budget dat bij de 2e suppletoire begroting 2024 wordt afgeboekt (EUR 6,3 miljoen
in 2024) zal de aankomende jaren beschikbaar blijven, conform de uitvoering van het
verdrag. In totaal is nog EUR 9,7 miljoen beschikbaar voor Suriname vanuit de Verdragsmiddelen,
waarvan EUR 3,4 miljoen reeds gecommitteerd en begroot is. Nederland en Suriname werken
aan een zo spoedige mogelijke besteding van de Verdragsmiddelen.
22
Wat is de reden van de daling van € 6,3 miljoen in verdragsmiddelen voor Suriname,
terwijl dit budget al gepland was?
Antwoord:
De EUR 6,3 miljoen van Verdragsmiddelen die begroot stond voor 2024 zal de aankomende
jaren beschikbaar blijven, conform de uitvoering van het verdrag. Het budget is in
2024 niet tot besteding gekomen omdat het niet gelukt is om tijdig tot overeenstemming
te komen over de uitputting van deze middelen. Nederland en Suriname werken aan een
zo spoedig mogelijke besteding van de resterende Verdragsmiddelen.
23
Hoeveel containerscanners kan Nederland op welke termijn leveren met de extra bijdrage
aan het Stabiliteitsfonds voor Gaza?
Antwoord:
Een levering aan Israël van twee door Nederland gefinancierde palletscanners voor
het versnellen van humanitaire landtoegang is reeds via VN-organisatie UNOPS in gang
gezet. Gezien de levertijd van enkele maanden kunnen deze naar verwachting uiterlijk
in maart 2025 operationeel zijn. Daarbij gaat het om nadere inspectie van kleinere
pakketten.
In reactie op het Nederlandse aanbod van een truckscanner voor grotere humanitaire
hulpgoederen heeft Israël dit voorjaar aangegeven in voldoende mate over deze vorm
van scancapaciteit te beschikken. Een Nederlandse donatie van een dergelijke scanner
voor humanitaire hulpverlening is op dit moment dan ook niet aan de orde.
24
Kunt u toelichten wat de reden is dat er € 3 miljoen minder wordt uitgegeven voor
het versterken van de concurrentiepositie van Nederland?
Antwoord:
Dit betreft een budgettaire schuif binnen hetzelfde begrotingsartikel in het kader
van de BHO steun aan Publiek-Private Samenwerking ten behoeve van het internationale
verdienvermogen. Het betreft een schuif van EUR 3 miljoen vanuit het budget voor subsidies
voor versterking Nederlands concurrentievermogen in het buitenland naar het budget
voor opdrachten voor internationale handelsbevordering. Het budget blijft ten goede
komen aan dezelfde concurrentievermogen-doelstelling, middels nieuw PPS-instrumentarium
toegevoegd aan de RVO opdracht en aangestuurd vanuit het PPS-Regieteam.
25
Hoe kunnen de extra middelen in artikel 1 worden ingezet om de economische voordelen
voor Nederland te maximaliseren?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 15. De extra middelen worden onder andere ingezet voor infrastructurele
programma’s, zoals DRIVE dat zich vooral richt op het Nederlandse bedrijfsleven.
26
Wat is de reden voor de lagere uitgaven aan financiële sectorontwikkeling binnen artikel
1.3, ondanks de rol van een sterke financiële sector in economische groei?
Antwoord:
De reden voor de lagere uitgaven aan financiële sectorontwikkeling is dat een aantal
grote programma’s, zoals het MASSIF Fonds en het Dutch Good Growth Fund (DGGF), veel
uitgaven heeft kunnen opvangen binnen de revolverende middelen. Aanvullende stortingen
bleken niet nodig te zijn.
27
Welke impact hebben de bezuinigingen op beleidsartikel 2 op de economische en sociale
ontwikkeling van de betrokken landen?
Antwoord:
In de tweede suppletoire begroting 2024 heeft geen bezuiniging op beleidsartikel 2
plaatsgevonden. Het budget voor 2024 is daarin met EUR 31,2 miljoen verhoogd als gevolg
van de eenmalig, aanvullende bijdrage voor het UNICEF No Time to Waste programma (zie
antwoord vraag 31) en het toekennen van extra ruimte die is ontstaan door een aangepaste
raming voor de asieluitgaven (zie antwoord vraag 28).
28
Waarom wordt € 25 miljoen voor IFAD-13 (International Fund for Agricultural Development)
naar voren gehaald, terwijl dit een last legt op de begroting van 2024?
Antwoord:
Deze kasschuif legt geen last op de begroting van 2024 omdat deze gedekt wordt uit
ruimte op artikelonderdeel 5.4 die is ontstaan door een aangepaste raming voor de
asieluitgaven.
29
Kunt u een overzicht geven van de landen waar IFAD-13 actief is en specifiek aangeven
hoe deze zich verhouden tot de combinatielanden uit het Rutte IV-beleid? Graag daarbij
toelichten hoe de voorgenomen bijdragen aan IFAD-13 de Nederlandse belangen in deze
combinatielanden ondersteunen of mogelijk conflicteren met andere beleidsdoelen
Antwoord:
IFAD is actief in 92 ontwikkelingslanden, waaronder alle combinatielanden behalve
Zuid-Afrika en Oekraïne. In Zuid-Afrika wordt de inzet van IFAD momenteel onderzocht.
Oekraïne is recent lid geworden van IFAD en zal dus ook in de toekomst gaan profiteren
van assistentie van IFAD13.
IFAD bevordert in arme, veelal conflictgevoelige, plattelandsgebieden de lokale landbouwontwikkeling
en voedselzekerheid en draagt zodoende bij aan stabiliteit en veiligheid. IFAD ondersteunt
daarbij ook de ontwikkeling van agrarische waardeketens, onder meer in de combinatielanden,
hetgeen de internationale handel bevordert en kansen biedt voor Nederlandse export
van kennis, goederen en diensten, en voor mogelijke investeringen.
30
Waarom is er een verlaging van € 14 miljoen voor hernieuwbare energieprojecten?
Antwoord:
Per saldo is er in de begroting van 2024 geen sprake van een verlaging van het budget
voor hernieuwbare energieprojecten. Binnen artikel 2.3 wordt het budget voor hernieuwbare
energieprojecten ingezet via subsidies en via bijdragen aan (inter)nationale organisaties.
Op basis van de geraamde uitgaven zijn deze bedragen herverdeeld, ten gunste van de
subsidies.
31
Wat is de reden dat € 7 miljoen extra in 2024 naar UNICEF gaat voor Soedan?
Antwoord:
Er is een eenmalig, aanvullende bijdrage van EUR 7 miljoen gedaan aan het UNICEF No
Time to Waste programma om de, door de oorlog toegenomen, honger en ondervoeding te
verlichten (Kamerstuk 29 237 nr. 206).
32
Waarom wordt er € 3 miljoen overgeheveld naar de WHO voor bestrijding van het mpox-virus?
Antwoord:
Na de zomer greep het mpox virus snel om zich heen in een aantal Afrikaanse landen.
De WHO coördineert de aanpak om die epidemie in te dammen. Het is ook in het Nederlandse
belang om te voorkomen dat het virus zich verder verspreidt. Daarom heeft Nederland
een bijdrage geleverd aan de inzet van de WHO, die onder andere bestaat uit vaccinatiecampagnes,
testcapaciteit en het trainen van personeel.
33
Wat zijn de redenen voor de verhoging van € 16 miljoen aan subsidies voor het maatschappelijk
middenveld?
Antwoord:
De verhoging van EUR 16 miljoen voor subsidies aan het maatschappelijk middenveld
betreft uitsluitend betalingen op lopende verplichtingen. Dit betreft een technische
schuif op betaalritme om beschikbare middelen in het lopende jaar zo goed mogelijk
te benutten. De verhoging wordt gedekt uit ongebruikte middelen van artikel 3.4 Onderwijs.
34
Kunt u toelichten welke concrete economische voordelen voor Nederland zijn behaald
met de huidige ontwikkelingssamenwerking in Benin, Oeganda en Burundi, en hoe deze
worden meegewogen in de besluitvorming over verminderde verplichtingen?
Antwoord:
In Benin hebben Nederlandse bedrijven dankzij het DRIVE-programma voor infrastructuur
orders binnengehaald op het gebied van havenontwikkeling en kustbescherming.
In Oeganda werden met een agro handelsmissie en met deelname aan het EU-Uganda Business
Forum zakelijke kansen in Oeganda verkend en werd een MoU ondertekend om in de visserijketen
te investeren.
In Burundi vraagt het behalen van concrete economische voordelen meer tijd. Deze zullen
ontstaan wanneer het land zich verder ontwikkelt.
35
Hoe kan Nederland voorkomen dat de bezuinigingen op programma’s in Benin, Oeganda
en Burundi economische zelfredzaamheid ondermijnen?
Antwoord:
Er moeten scherpe keuzes gemaakt worden op het terrein van Ontwikkelingshulp. De bezuinigingen
worden zorgvuldig uitgevoerd. Gezondheid blijft een prioriteit binnen het BHO-beleid.
36
Kunt u specificeren hoe de verminderde committeringen in Oeganda zich verhouden tot
het voorgenomen beleid om asielzoekers daar op te vangen en terug te sturen? En kunt
u aangeven wat de stand van zaken van dit voornemen is?
Antwoord:
Er is geen relatie tussen deze verlaagde committering en de verkenning van een mogelijke
intensievere migratiesamenwerking met Oeganda. Deze verkenning bevindt zich nog in
een beginstadium. Het is daarom te vroeg om iets te zeggen over de voortgang.
37
Waarom wordt € 15,7 miljoen extra vrijgemaakt voor humanitaire hulp, terwijl het Stabiliteitsfonds
voor Gaza hiervan € 2 miljoen ontvangt?
Antwoord:
Het klopt dat er in 2024 extra geld wordt vrijgemaakt voor Humanitaire Hulp, dit is
afkomstig van de begroting van Asiel en Migratie en houdt verband met lagere geraamde
asieluitgaven.
Ook is het correct dat een bedrag van EUR 2 mln. wordt overgeheveld naar de begroting
van Buitenlandse Zaken om via het stabiliteitsfonds in te kunnen zetten op verbetering
van humanitaire toegang voor hulp aan Gaza
38
Hoeveel (extra) middelen worden er direct en indirect uitgegeven aan Gaza in 2024?
Kunt u een overzicht geven van de uitgaven en de mutaties?
Antwoord:
Nederland ondersteunt hulporganisaties met ongeoormerkte financiering die ook ingezet
kan worden voor bekostiging van activiteiten in de Palestijnse Gebieden. Gezien de
urgentie en schaal van de humanitaire noden zijn in 2024, net als in 2023, aanvullende
bijdragen aan hulporganisaties gedaan. In 2024 betrof dit een bedrag ter hoogte van
EUR 21,7 miljoen voor de crisis in de Palestijnse Gebieden en impact op de regio:
– Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), EUR 3 miljoen;
– World Health Organization (WHO), EUR 3 miljoen;
– VN-Bureau voor Projectondersteunende Diensten (UNOPS, t.b.v. implementatie van implementatie
Resolutie 2720 van de Veiligheidsraad van de VN), EUR 5 miljoen;
– Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), EUR 4 miljoen;
– Kinderfonds van de VN (UNICEF), EUR 6,7 miljoen.
Daarnaast bekostigde Nederland air drops voor Gaza ter waarde van EUR 2,4 miljoen, en financiert Nederland twee palletscanners
ter waarde van EUR 1,7 miljoen die via UNOPS aan ISR worden geleverd voor versnelde
invoer van humanitaire hulpgoederen over land naar Gaza.
39
Wat is de reden voor de bezuinigingen op opvang en migratie?
Antwoord:
Op het totaal budget voor artikelonderdeel 4.2 «Opvang en bescherming in de regio
en migratiesamenwerking» wordt in de tweede suppletoire begroting 2024 niet bezuinigd.
Wel hebben er binnen het artikelonderdeel enkele verschuivingen plaatsgevonden. Zo
is er EUR 3,2 miljoen verschoven van opvang in de regio en migratie subsidies naar
opvang in de regio en migratie bijdragen.
40
Kunt u specificeren welke concrete resultaten zijn behaald met de uitgaven voor humanitaire
hulp via het Central Emergency Response Fund (CERF) en de landenspecifieke VN-fondsen,
en hoe wordt de effectiviteit van deze bestedingen gemeten?
Antwoord:
Het CERF en de landenspecifieke fondsen zijn een van de snelste en meest effectieve
manieren om levensreddende humanitaire hulp te bieden aan mensen die door crises worden
getroffen. Door donorbijdragen te bundelen in deze flexibele fondsen, kunnen onze
partners snel, flexibel en proactief reageren op veranderende en acute noden. Dit
redt levens in situaties waar elke minuut telt, zoals bij zware aardbevingen, overstromingen
en plotselinge conflicten die de wereld in 2024 troffen.
Dankzij Nederlandse bijdragen via het CERF zijn in 2023 onder andere 2,2 miljoen mensen
voorzien van levensreddende gezondheidszorg, 1,3 miljoen van water- en sanitaire voorzieningen,
en 1 miljoen van voedselhulp. Via de landenspecifieke VN fondsen heeft Nederland eveneens
noodhulp geleverd, waaronder voedsel, water, mentale gezondheidszorg en onderdak,
in landen zoals Oekraïne, Sudan, Ethiopië, Syrië, Burkina Faso, Afghanistan, Jemen,
Somalië, de Democratische Republiek Congo en Zuid-Soedan.
De effectiviteit van deze bestedingen wordt nauw gemonitord via adviesorganen waarvan
Nederland deel uitmaakt, jaarlijkse rapportages, veldbezoeken en een voortdurende
dialoog met onze humanitaire partners, zowel vanuit Den Haag als via onze ambassades.
41
Waarom is gekozen om op de begroting van 2024 al minder te besteden aan opvang in
de regio, aangezien de bezuinigingen pas ingaan op de begroting van 2025?
Antwoord:
Zoals aangegeven bij vraag 39, wordt op het totaal budget voor artikelonderdeel 4.2
«Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking» in 2024 niet bezuinigd.
Binnen artikelonderdeel 4.2 heeft wel een verschuiving van in totaal EUR 2,1 miljoen
(0,7% van totaalbudget artikelonderdeel 4.2) plaatsgevonden van opvang in de regio
naar migratiesamenwerking omdat dit bedrag voor opvang in de regio dit jaar niet tot
besteding komt. Dit bedrag is onder andere ingezet ten behoeve van de bilaterale migratiepartnerschappen.
42
Hoe wordt de daling van € 12,7 miljoen voor multilaterale activiteiten en assistent-deskundigenprogramma's
verantwoord?
Antwoord:
De terughoudendheid in het aangaan van nieuwe meerjarige verplichtingen houdt verband
met de kabinetsbezuinigingen. Dit heeft reeds in 2024 geleid tot een verlaging van
uitgaven aan diverse multilaterale activiteiten (EUR 5,5 miljoen) en aan het assistent-deskundigenprogramma
(EUR 3,9 miljoen). Verder treedt de middelenaanvulling aan het Asian Development Fund
(AsDF-XIV) later in werking dan gepland waardoor overmaking van de eerste tranche
(EUR 3,75 miljoen) niet in 2024 kon plaatsvinden. Tot slot heeft een aanpassing van
het betaalschema voor de kapitaalaanvulling van de Inter-American Development Bank
(IDB) geleid tot een verhoging van de overmaking in 2024 (EUR 0,64 miljoen). De hoogte
van deze verplichting is gelijk gebleven aan wat was begroot.
43
Waarom wordt € 20 miljoen verschoven naar Private Sector Development?
Antwoord:
Bij eerste suppletoire begroting BHO 2024 is EUR 20 miljoen op artikel 5.2 gereserveerd
bedoeld voor de wederopbouw in o.a. Gaza. Omdat de situatie in Gaza zich nog niet
leent voor wederopbouw activiteiten zijn deze middelen nu overgeheveld naar artikel
1.3 Private Sector Development. Dit sluit aan bij het Hoofdlijnenakkoord. In 2025
is binnen de BHO-begroting EUR 20 miljoen beschikbaar voor wederopbouw. Over de besteding
hiervan wordt u in 2025 geïnformeerd.
44
Hoe draagt de overheveling van € 20 miljoen naar artikel 1.3 (Private Sector Development)
bij aan de versterking van de Nederlandse handelspositie?
Antwoord:
De overheveling van € 20 miljoen is deels ten goede gekomen aan het Health Insurance
Fund (HIF) voor het verbeteren en versterken van de zorgsector in ontwikkelingslanden,
gebaseerd op het Nederlandse geprivatiseerde zorgstelsel. Het HIF werkt hierbij samen
met diverse Nederlandse bedrijven die bijvoorbeeld medische apparatuur of digitale
technologie leveren aan zorgklinieken en zorgverzekeraars in ontwikkelingslanden.
Daarnaast is een deel ingezet voor een lening aan de Private Infrastructure Development
Group (PIDG). Investeringen in publieke infrastructuur in ontwikkelingslanden draagt
bij aan de ontwikkeling van de private sector in deze landen.
45
Waarom is gekozen om de 20 miljoen bedoeld voor wederopbouw in Gaza, over te hevelen
naar private sector development? Waarom is deze 20 miljoen niet ingezet voor het ledigen
van de enorme humanitaire nood in Gaza zolang de oorlog voortduurt en er van wederopbouw
dus nog geen sprake kan zijn?
Antwoord:
De EUR 20 miljoen betreft een reservering specifiek voor wederopbouw, niet voor humanitaire
hulp. In 2025 is binnen de BHO-begroting EUR 20 miljoen beschikbaar voor wederopbouw.
Aangezien de situatie in Gaza nu zeer volatiel blijft en zich nog niet leent voor
wederopbouw, zal in 2025 worden bezien op welke wijze dit bedrag zou kunnen worden
ingezet om te werken aan wederopbouw, of activiteiten die voorsorteren op wederopbouw
c.q. early recovery.
Voor ondersteuning van het werk van hulporganisaties heeft Nederland sinds 7 oktober
2023 al circa EUR 72 miljoen aan additionele bijdragen gedaan, bovenop onze ongeoormerkte,
flexibel inzetbare financiering voor organisaties die ook in de Palestijnse Gebieden
actief zijn (zoals VN-organisaties en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging). Nederland
spant zich tevens in om humanitaire hulpverlening in Gaza te ondersteunen middels
diplomatieke inzet. Die inzet is op dit moment uiterst belangrijk gezien de ernstige
toegangsbeperkingen.
46
Wat is de rechtvaardiging voor de overdracht van € 44 miljoen van ODA-gelden naar
de opvang van eerstejaarsasielzoekers?
Antwoord:
De geraamde uitgaven voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers worden tweemaal per
jaar, bij Voorjaarsnota en Najaarsnota, aangepast op basis van de Meerjarige Productie
Prognose (MPP). Zoals u kunt lezen in de brief van de Minister van AenM van 6 november
jl. is de instroom van asielzoekers lager dan eerder verwacht. De toerekening van
de eerstejaars asieluitgaven aan het ODA-budget wordt daarom aangepast. Dit leidt
tot een meevaller op de BHO-begroting. Daardoor vloeit een bedrag van EUR 44 miljoen
terug vanuit de begroting van AenM naar de BHO-begroting. In het voorjaar is de afrekening
over het afgelopen jaar op basis van de werkelijke uitgaven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.