Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 558 Wijziging van de Gemeentewet, Provinciewet, Waterschapswet, Wet gemeenschappelijke regelingen en Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met een permanente regeling die beraadslagen en besluiten langs de elektronische weg voor decentrale volksvertegenwoordigingen mogelijk maakt (Wet digitaal vergaderen decentrale overheden)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
Dit wetsvoorstel strekt ertoe in de Gemeentewet, Provinciewet, Waterschapswet, Wet
gemeenschappelijke regelingen en Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba op te nemen dat de volksvertegenwoordiging in bijzondere omstandigheden over
de mogelijkheid beschikt om te vergaderen langs de elektronische weg. Hierdoor kunnen
gemeenteraden, provinciale staten, bestuurscommissies met besluitvormende bevoegdheden
(artikel 83 Gemeentewet, artikel 81 Provinciewet)1, algemene besturen van waterschappen, algemene besturen van openbare lichamen op
grond van de Wgr en de eilandsraden in Caribisch Nederland digitaal vergaderen. In
deze openbare vergadering kan worden beraadslaagd en besloten. De mogelijkheid bestaat
uitsluitend indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.
Aan de regeling ligt een gedegen reeks aan onderzoeken ten grondslag in de vorm van
verkenningen2
en overleggen met de betrokken koepels en, beroeps- en belangenverenigingen. De uitgevoerde
verkenningen worden onder 2.2 nader behandeld. Uit de overleggen is gebleken dat de
gemaakte beleidskeuzes op steun kunnen rekenen. Volksvertegenwoordigende organen beoordelen
zelf of zich bijzondere omstandigheden voordoen die nopen tot vergaderen langs elektronische
weg.
Deze memorie van toelichting is als volgt opgebouwd. In het vervolg van deze paragraaf
worden de aanleiding voor dit wetsvoorstel alsmede de keuzes die hierbij gemaakt zijn
op basis van deze rapporten en verkenningen, besproken. Daarna zal in paragraaf 3
worden ingegaan op de verhouding van de regeling tot hoger recht. Paragraaf 4 bevat
een weergave van de gevolgen voor burgers, bedrijven en medeoverheden. Vervolgens
worden in paragraaf 5 de uitvoeringsaspecten van de wettelijke regeling benoemd. In
paragraaf 6 komen de financiële gevolgen voor decentrale overheden aan de orde. In
paragraaf 7 wordt ingegaan op de inwerkingtreding van de permanente regeling. Paragraaf
8 bevat een weergave van de ontvangen bestuurlijke adviezen en reacties op de consultatie.
Ten slotte volgt een artikelsgewijze toelichting.
In het vervolg van deze toelichting wordt alleen over gemeenteraden, raadsleden en
de Gemeentewet gesproken. De wijzigingen zien ook op de hiervoor genoemde decentrale
volksvertegenwoordigingen en gelijkluidende bepalingen in de bijbehorende organieke
wetten, tenzij anders aangegeven. Voor de Waterschapswet is de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat de bevoegde Minister.
Deze memorie van toelichting wordt mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
uitgebracht gelet op zijn verantwoordelijkheid voor de waterschappen en daarmee de
Waterschapswet.
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
Dit wetsvoorstel introduceert de mogelijkheid voor decentrale overheden tot digitaal
vergaderen wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden. De digitale vergadering
geldt als uitzondering op de fysiek vergadering. Dit wetsvoorstel stelt in de organieke
wetgeving de randvoorwaarden voor en regels over digitaal vergaderen. Deze voorschriften
hebben tot doel waarborgen te bieden voor openbare en transparante beraadslaging en
besluitvorming wanneer een bijzonder omstandigheid zich voordoet. Niet ieder onderwerp
kan in een vergadering langs elektronische weg worden behandeld. Besloten vergaderingen
zijn uitgesloten. Ook vergaderingen met een belangrijke symbolische waarde vallen
buiten de reikwijdte van dit wetsvoorstel. De doelstelling van dit wetsvoorstel is
daarmee praktisch maar tegelijkertijd ook noodzakelijk. In voorkomende gevallen is
een vergadering langs elektronische weg naar het oordeel van de regering verre te
verkiezen boven het afgelasten of uitstellen van een vergadering. De ervaringen uit
de Covid-19-pandemie hebben de regering in die opvatting gesterkt. Het wetsvoorstel
bouwt voort op die ervaring, al heeft het voorstel geen nadrukkelijke relatie met
de risico’s van infectieziekten. Het wetsvoorstel is daarbij techniekneutraal geformuleerd.
2.1 Aanleiding en doel van de regeling
Al voor de COVID-19 crisis werd nagedacht over de mogelijkheid tot digitaal vergaderen.
Door de COVID-19 crisis en de totstandkoming van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging
en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba (hierna: Tijdelijke wet) is deze discussie in een versnelling
geraakt en heeft de praktijk ruime ervaring met de digitale vergaderwijze kunnen opdoen.
Door de COVID-19 crisis ontstond namelijk de noodzaak een alternatief te bieden voor
fysiek beraadslagen en besluitvormen, zodat gemeenteraden hun werkzaamheden veilig
konden blijven voortzetten.3 Hoewel raadsvergaderingen waren uitgezonderd van de beperkingen voor samenkomsten,4 was fysieke aanwezigheid tijdens vergaderingen met de veilige afstand maatregel (zeer)
beperkt mogelijk, omdat geen geschikte locatie voorhanden was, gemeenteraden het goede
voorbeeld wilden geven of doordat raadsleden of hun huisgenoten een kwetsbare gezondheid
hadden waardoor beperkt fysiek contact mogelijk was. Toch moest de continuïteit van
het bestuur en de rechtmatigheid en democratische legitimatie van besluitvorming gewaarborgd
worden. De Tijdelijke wet voorzag in deze continuïteit door de mogelijkheid tot digitaal
vergaderen te bieden.
De ervaringen met de Tijdelijke wet zijn overwegend positief. Er bestaat bij een groot
deel van de gebruikers een sterke wens om de mogelijkheid van digitaal vergaderen
te behouden, met name in incidentele gevallen. De tijdelijke wet was echter nadrukkelijk
bedoeld voor een situatie van grootschalige lockdowns die inmiddels gelukkig ten einde
is gekomen. De tijdelijke wet kende een aanvankelijke vervaldatum, 1 september 2020,
met de mogelijkheid tot verlenging. Op 1 juli 2022 is de wet vervallen. Een structurele
wettelijke voorziening is nodig om digitaal vergaderen als vergadermogelijkheid te
behouden buiten de situatie dat fysieke samenkomst wegens gezondheidsredenen wordt
afgeraden als gevolg van COVID-19 of een soortgelijke crisis. Bovendien is een juridisch
kader nodig, omdat de terminologie van de Gemeentewet op onderdelen niet aansluit
bij vergaderingen in een digitale omgeving. Deze terminologie is ontstaan uit een
historische vanzelfsprekendheid. Toen de betreffende artikelen tot stand zijn gebracht,
bestonden immers nog geen digitale middelen.5
Tijdens de parlementaire behandeling van de Tijdelijke wet is toegezegd dat een nieuwe
regeling gemaakt wordt indien er een wens is om digitaal vergaderen permanent mogelijk
te maken. De regering komt met dit voorstel van wet aan die wens tegemoet. Dit is
ingegeven door verschillende overwegingen.
De wenselijkheid van een permanente regeling wordt nadrukkelijk gesteund door de praktijk.
Door de nieuwe praktijk onder de Tijdelijke wet is duidelijk geworden dat digitaal
vergaderen meerwaarde kan hebben in de toekomst en buiten de situatie dat samenkomsten
mogelijk tot gevaar leiden als gevolg van COVID-19. Dit komt naar voren in de evaluatie
waaruit blijkt dat de behoefte voor de digitale vergaderwijze niet alleen tijdens
de coronacrisis bestaat, maar zal blijven bestaan als deze voorbij is en er geen restricties
meer gelden voor samenkomsten. Van de ondervraagden geven in de evaluatie immers 88%
van de raadsleden, 91% van de statenleden en 90% van de leden van het algemeen bestuur
van de waterschappen aan voorstander van een permanente regeling te zijn waarbij het
digitaal vergaderen standaard, als volwaardig alternatief of alleen in noodgevallen
mogelijk moet zijn.6 De regering ziet zich in dit wetsvoorstel daarnaast gesteund door de koepels en beroeps-
en belangenverenigingen, waarmee gedurende de totstandkoming van deze regeling is
overlegd over de keuzes die zijn gemaakt. Zij hebben in september 2021 in een brief
aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de oproep gedaan om
tot een permanente regeling te komen voor digitaal vergaderen. Zij vroegen daarin
tevens om tot die tijd de mogelijkheid tot digitaal vergaderen onder de Tijdelijke
wet beschikbaar te houden.7 Naar aanleiding van een brief van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en
de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning van 17 maart 2022,8 hebben de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen begin mei 2022 hun algemene positie
ten opzichte van de mogelijkheid om digitaal te beraadslagen en besluiten nogmaals
kenbaar gemaakt.9
Met het oog op het belang dat de regering hecht aan de mogelijkheid die het openbaar
bestuur krijgt om mee te gaan in de technologische ontwikkeling, het zeer brede draagvlak
voor de digitale vergaderwijze en de mogelijkheid van meer inclusiviteit voor personen
die beperkte mogelijkheden hebben om zichzelf te verplaatsen die raadslid willen worden,
heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de voortgangsbrief
van 15 april 202110 de ambitie uitgesproken met een wetsvoorstel voor een permanente regeling voor de
digitale vergaderwijze te komen. Ook zijn er verschillende verkenningen naar de vormgeving
van de regeling aangekondigd.11 De resultaten, die hierna worden toegelicht, zijn in een tweede voortgangsbrief van
16 september 202112 met de Tweede Kamer gedeeld.
2.2 Rapporten en verkenningen
Eén van de adviezen van de Evaluatiecommissie tijdelijke wet digitale beraadslaging
en besluitvorming (hierna: Evaluatiecommissie) was om een begin te maken met een structurele
inpassing van het digitaal vergaderen in de wet waarbij aangesloten wordt op de decentrale
autonomie.13 De Evaluatiecommissie heeft de voorkeur geuit voor digitaal vergaderen in een wettelijk
omschreven noodsituatie, zoals de situatie waarin de gemeenteraad midden in het zomerreces
plotseling een besluitvormende vergadering nodig heeft om een gat in het bestemmingsplan
te dichten. Naar aanleiding van het advies van de Evaluatiecommissie hebben verschillende
verkenningen plaatsgevonden. Op basis hiervan zijn de verschillende beleidskeuzes
in paragraaf 2.3 tot stond gekomen en is gekozen om digitaal vergaderen in dergelijke
noodsituaties mogelijk te maken.
Bij de verkenningen is ten eerste een analyse gemaakt van de overwegingen die ten
grondslag liggen aan het (vermeende) uitgangspunt van fysiek vergaderen. Ten tweede
is gekeken naar de technische eisen waaraan digitale en hybride vergaderingen moeten
voldoen, om te voldoen aan staatsrechtelijke waarden. Ten derde zijn de argumenten
voor en tegen digitaal en hybride vergaderen in kaart gebracht. Tenslotte is onderzocht
welke beslisregels voor de afweging van de vergaderwijze nodig of gewenst zijn.
De onderzoeken hebben de volgende producten opgeleverd die na bespreking van de evaluatierapporten
aan bod komen, respectievelijk de analyse over de verhouding fysiek-digitaal vergaderen
in de wet (par. 2.2.2), de analyse van de functionele eisen (par. 2.2.3), de argumentenkaarten
(par. 2.2.4) en het advies over de beslisregels (par. 2.2.5).
2.2.1 Evaluaties van de Tijdelijke wet
Tegelijk met de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet is de gelijknamige Evaluatiecommissie
ingesteld om tijdens de looptijd te leren van de ervaringen met de Tijdelijke wet
en deze lessen te kunnen delen. In totaal heeft dit drie rapporten opgeleverd.14 Hierbij heeft de Evaluatiecommissie gekeken naar (1) het feitelijk gebruik van de
wet en de praktische uitvoering ervan, (2) de cyberveiligheidsaspecten van de gebruikte
voorzieningen, (3) de omgang met juridische kaders en vereisten en (4) de invloed
op de politiek-bestuurlijke verhoudingen. Dit is gedaan aan de hand van surveys, (telefonische)
vragenrondes, beschikbare (openbare) gegevens op overheidssites en (social) media,
bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de bij koepelorganisaties
en de beroeps- en belangenverenigingen binnengekomen knelpunten, vragen en ervaringen.
Respondenten geven in de enquête aan het digitaal vergaderen op lange termijn te willen
behouden.15 Ook hebben de meeste gemeenten, provincies en waterschappen (meer dan 90%) gebruik
gemaakt van de mogelijkheid tot digitaal vergaderen.16 In de eindrapportage van december 2020 concludeert de Evaluatiecommissie op basis
hiervan dat deze vergaderwijze een acceptabel alternatief is gebleken in coronatijd.
De Evaluatiecommissie ziet voor- en nadelen bij het digitaal vergaderen op grond van
de Tijdelijke wet. Als obstakels van digitaal vergaderen worden verschillende punten
genoemd. Zo ontbrak het in de beginfase aan een goed digitaal vergadersysteem waarmee
snel geschakeld kon worden bij het opnemen van de presentie of bij een hoofdelijke
stemming. Ook ontbrak de mogelijkheid om alle volksvertegenwoordigers gelijktijdig
in beeld te brengen. Daarnaast heeft de Evaluatiecommissie aandacht besteed aan de
gevolgen van digitaal vergaderen voor de politiek-bestuurlijke verhoudingen, zoals
een mogelijke politisering van de interne besluitvorming over het al dan niet digitaal
vergaderen en de bemoeilijking voor volksvertegenwoordigers van het vervullen van
hun taken. Uit de gegevens van en ervaringen met de vergaderingen in de uitzonderlijke,
eerste periode van de coronacrisis kwam naar voren dat de verminderde mogelijkheden
tot (informeel) gesprek en debat met het bestuur en collega-volksvertegenwoordigers
hier één van de factoren was. De Evaluatiecommissie plaatst evenwel de kanttekening
dat niet altijd duidelijk is of de negatieve effecten van het digitale karakter van
de vergadering dan wel de gevolgen van de coronacrisis en -maatregelen de oorzaak
is of oorzaken zijn geweest.
Daartegenover plaatst de Evaluatiecommissie voordelen. Geconcludeerd wordt dat de
praktijk van digitaal vergaderen voldoet aan de eisen die daaraan gesteld kunnen worden
vanuit de beginselen van de openbaarheid van de vergadering, de individuele digitale
toegankelijkheid, de integriteit van de besluitvorming, de gelijkheid van het politieke
speelveld en de vergaderorde. Het digitaal vergaderen kent positieve effecten als
efficiency en gemak. Zo kunnen raadsleden vanaf elke locatie deelnemen aan de vergadering,
ook als fysieke beperkingen of de reistijd naar het gemeentehuis deelname niet zouden
toelaten. Ook gaat er in de praktijk weinig mis bij de cyberveiligheid. Dit vertaalt
zich in positieve antwoorden op de vraag of digitaal vergaderen in de toekomst mogelijk
moet blijven.
De Evaluatiecommissie doet tot slot, in het kort, de volgende aanbevelingen:
1. Werk op korte termijn aan een structurele inpassing van het digitale vergaderen in
de wet. De commissie adviseert daarvoor een bevoegdheid tot digitaal vergaderen als
is voldaan aan een wettelijk omschreven noodsituatie, zodat aangesloten wordt op de
decentrale autonomie;
2. Werk op korte termijn aan betere digitale vergadersystemen teneinde het democratisch
proces binnen een decentrale overheid te stimuleren en verrijken;
3. Doe nader onderzoek naar de effecten van hybride vergaderen, en neem daarbij expliciet
de vraag mee onder welke randvoorwaarden én in welke situaties dit incidenteel dan
wel structureel mogelijk zou moeten zijn. De commissie adviseert om in te zetten op
het formuleren van waarborgen waaronder gemengd vergaderen wél met een gelijk speelveld
kan. Ook zou het op enig moment mogelijk moeten kunnen worden dat een hybride vergadering
een alternatief kan worden voor een digitale vergadering;
4. Bevorder zelfregulering van de digitale vergaderorde;
5. Versterk betrokkenheid van het publiek en verzeker toegang voor journalisten;
6. Versterk de positie van de griffier.
Met dit wetsvoorstel sluit de regering aan bij de eerste aanbeveling, al laat de regering
nadrukkelijk ruimte voor lokale afwegingen. Digitaal vergaderen wordt mogelijk, zolang
voldaan is aan de wettelijke voorwaarden. De digitale vergaderwijze is daarmee in
meer situaties toegestaan dan alleen landelijke noodgevallen zoals de COVID-19 crisis.
Mede naar aanleiding van het advies van de Raad van State en consultatiereacties is
er echter voor gekozen om de digitale vergadering niet gelijkwaardig te laten zijn
aan de fysieke vergadering. Het wetsvoorstel blijft daarnaast garanderen dat de beraadslaging
en besluitvorming voor het publiek (op afstand) te volgen is. Met het digitaal vergaderen
als een alternatieve vergaderoptie voor bijzondere omstandigheden ligt de nadruk op
lokale overwegingen, zodat gemeenteraden zelf kunnen kiezen wanneer en in welke bijzondere
gevallen zij digitaal in plaats van fysiek vergaderen (hier wordt in paragraaf 2.3
verder op ingegaan). Tot slot bevat de permanente regeling een experimenteerbepaling
zodat ervaring kan worden opgedaan met hybride vergaderingen (zie verder paragraaf
2.4).
2.2.2 Analyse over de verhouding fysiek-digitaal vergaderen in de wet
In de analyse van prof. Munneke17 is onderzocht of het digitaal vergaderen mogelijk is naar geldend constitutioneel
recht als ook het fysiek vergaderen tot de mogelijkheid behoort. Zowel Grondwet als
Gemeentewet zijn geformuleerd vanuit de historische vanzelfsprekendheid van het fysieke
vergaderen, omdat het systeem van de organieke wetten uit een tijd komt waar de optie
tot digitaal vergaderen niet bestond. Geconcludeerd wordt echter dat er geen principiële
of constitutionele bezwaren zijn tegen het opnemen van digitaal vergaderen in de organieke
wetten.
Hoewel digitaal vergaderen staatsrechtelijk toelaatbaar is, kan fysiek vergaderen
een specifieke meerwaarde hebben. Deze meerwaarde is volgens Munneke te vinden op
drie vlakken: de representatieve symboliek van de fysieke samenkomst als democratisch
orgaan, de waarborgen omtrent beraadslagen en besluitvormen en de uitgebreidere mogelijkheid
voor deelnemers om te communiceren.
Representatieve symboliek
Het eerste vlak ziet op de eigen symboliek en gewoonten van fysieke vergaderingen
die bij digitaal vergaderen ontbreken. Als voorbeeld wordt genoemd de raadszaal; een
zichtbaar en herkenbaar politieke en publieke plaats met een zekere representatieve
waarde. Vanwege deze representatieve symboliek zijn eedafleggingen en de (her)benoemingsprocedures
uitgesloten van digitaal vergaderen (zie verder paragraaf 2.3.1).
Democratische waarborgen
Het tweede vlak ziet op de waarborgen die in een digitale setting voldoende verzekerd
moeten worden, zoals identificatie van raadsleden. De evaluatie van de Tijdelijke
wet heeft echter uitgewezen dat het digitaal vergaderen voldeed aan de eisen die daaraan
gesteld kunnen worden vanuit de beginselen van de openbaarheid van de vergadering,
de individuele digitale toegankelijkheid, de integriteit van de besluitvorming, de
gelijkheid van het politieke speelveld en de vergaderorde. Daarnaast waren de digitale
vergaderingen overwegend cyberveilig.
Communicatie
Het derde vlak heeft betrekking op de digitale setting die het debat en de deelnemers
raakt vanwege het ontbreken van nuances van communicatie die wel aanwezig zijn bij
een fysieke vergadering. Enkele voorbeelden hiervan zijn het elkaar aankijken en aanspreken,
het gebruik van lichaamstaal of op de wandelgangen aftasten van posities. De regering
erkent de meerwaarde van de fysieke vergadering, maar meent ook dat de mogelijkheid
tot digitaal vergaderen geboden moet worden, omdat dit in bepaalde situaties ook meerwaarde
kan hebben. De gemeenteraden moeten de vrijheid krijgen om hier zelf over te kunnen
besluiten aan de hand van de lokale wensen en behoeften.
In de permanente regeling is aanvankelijk voorgesteld de digitale vergadering als
een gelijkwaardig alternatief in de wet te verankeren met een aantal uitzonderingen
waarbij een digitale vergadering niet toegestaan is. Hoewel de regering staatsrechtelijk
geen beletselen ziet om digitaal en fysiek vergaderen als gelijkwaardige alternatieven
naast elkaar te zetten, heeft na advisering door de Raad van State een heroverweging
plaatsgevonden. Hieruit volgt dat de digitale vergadering enkel als een alternatief
mag dienen in geval van bijzondere omstandigheden. Van dit laatste kan bijvoorbeeld
sprake zijn in geval van een uitbraak van een infectieziekte, maar ook bij natuurverschijnselen
zoals een overstroming of ernstige weersverwachtingen zoals (sneeuw)stormen. Gemeenteraden
kiezen in dat geval zelf tussen de fysieke en digitale vergadermodaliteit, omdat zij
zelf lokaal het beste de afweging kunnen maken. Dit dient wel tenminste zes uur voor
aanvang van de vergadering bekend te zijn, zodat deelnemers daar rekening mee kunnen
houden. Op die manier kan worden aangesloten bij de lokale behoefte en de aard van
de beraadslaging en besluitvorming. In paragraaf 2.3 wordt verder ingegaan op deze
keuze.
2.2.3 Analyse functionele eisen
In het discussiepaper18 van het Rathenau Instituut is onderzocht welke functionele eisen vanuit het staatsrecht
en de techniek in de permanente regeling gesteld moeten worden aan digitaal vergaderen
om de kwaliteit van het debat te waarborgen. Hierbij is onder andere gekeken naar
de waarden voor vergaderen, zoals veiligheid, betrouwbaarheid, de menselijke maat
en inclusiviteit, en de mogelijkheden van besloten vergaderingen in een digitale omgeving.
Ten eerste heeft deze verkenning geleid tot zeven waarden (vier democratische waarden
en drie kwaliteitswaarden met betrekking tot het debat). Deze waarden kunnen worden
vertaald naar vier technisch-functionele basiseisen en drie inhoudelijk-functionele
eisen.19 De inhoudelijk-functionele eisen die worden genoemd zien op resultaatgerichtheid,
het menselijke, relationele aspect en eerlijkheid en inclusiviteit. Deze waarden hebben
te maken met de veranderingen in interactie van deelnemers in een debat en zijn bepalend
voor de kwaliteit van een vergadering. Volgens het Rathenau Instituut kunnen de eisen
worden opgenomen in bijvoorbeeld reglementen van orde. Op grond van dit wetsvoorstel
zijn gemeenteraden, op een aantal uitzonderingen na, vrij om een kader vast te stellen
aan de hand waarvan de vergaderwijze wordt bepaald, om zo de lokale autonomie te waarborgen.
De technisch-functionele eisen kunnen als leidraad dienen voor de implementatie van
vergadersoftware. In de permanente regeling wordt een grondslag gecreëerd voor de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om technische eisen te kunnen
stellen indien nodig. Zie voor de uitvoering verder paragraaf 5.
Ten tweede zijn in het discussiepaper de hybride en besloten vergadering besproken.
De hybride vergadering roept de meeste vragen op. Hoewel het in sommige gevallen flexibiliteit
kan bieden, is onduidelijk hoe het gelijke speelveld van mensen die offline en online
deelnemen gewaarborgd kan worden. Ook is het de vraag hoe de betrouwbaarheid van de
besluitvorming gewaarborgd kan worden. In dit wetsvoorstel is een experimenteerbepaling
voor hybride vergaderen opgenomen om te onderzoeken of een hybride vergadering voldoet
aan de (grond)wettelijke eisen. In paragraaf 2.4 wordt dit nader toegelicht.
Wat betreft de besloten vergadering wordt tot slot aangegeven dat het online organiseren
hiervan vooralsnog te ingewikkeld wordt geacht. Het garanderen van de geheimhouding
lijkt lastig, omdat geen enkel vergadersysteem absoluut veilig is. Daarom zal een
dergelijke vergadering alleen bij hoge uitzondering gehouden mogen worden, aldus het
Rathenau Instituut. De regering heeft ervoor gekozen besloten vergaderingen volledig
uit te zonderen van de mogelijkheid tot digitaal vergaderen, omdat zij de risico’s
bij dit soort vergaderingen, zoals het inbreken van kwaadwillenden dan wel het lekken
van vertrouwelijke informatie, te groot acht. In paragraaf 2.3.2 wordt dit nader toegelicht.
2.2.4 Argumentenkaarten
Er zijn twee argumentenkaarten gemaakt om de voor- en nadelen van het digitaal en
hybride vergaderen in kaart te brengen ter voorbereiding op een wettelijke regeling.20 Deze zijn tot stand gekomen door literatuuronderzoek en denksessies met decentrale
volksvertegenwoordigers, burgemeesters, griffiers en experts waarin argumenten zijn
opgehaald en besproken.
Aan de ene kant vergemakkelijkt digitaal vergaderen deelname aan de raadsvergadering.
Dit stimuleert de lokale democratie. Raadsleden en belanghebbenden kunnen immers bij
het debat aanschuiven, ongeacht beperkende omstandigheden of locatie. Dit maakt het
makkelijker om vergaderingen in te plannen waardoor raadsleden tijd over houden voor
ander werk. Tevens stimuleert dit de continuering en flexibiliteit van het bestuur,
omdat er bijvoorbeeld vergaderd kan worden in buitengewone omstandigheden. Naast een
COVID-19 crisis kan dat bijvoorbeeld ook de situatie betreffen van een spoedbesluit
dat in het reces genomen moet worden. Daarnaast kan digitaal vergaderen het raadslidmaatschap
aantrekkelijker maken. Het bevordert bijvoorbeeld de toegankelijkheid hiervan voor
mensen met een beperking en met de techniek kan beter gestuurd worden op gelijkwaardige
deelname van raadsleden. Sommigen geven aan dat het woord voeren in digitale vergaderingen
laagdrempeliger is. Uitbreiding van de vergadermodaliteit en de vrijheid van de raad
om te kiezen welke modaliteit het meest passend is, komt de kwaliteit van het bestuur
ten goede.
Aan de andere kant kan digitaal vergaderen de drempel voor deelname aan de vergadering
verhogen, bijvoorbeeld omdat niet iedereen beschikt over alle middelen die nodig zijn
voor digitaal vergaderen. Ook worden de praktische nadelen van digitaal vergaderen
genoemd zoals technische storingen waardoor de vergadering langer duurt en de onoverzichtelijkheid
van het volgen van het debat als tevens in de chat gediscussieerd wordt. In vergelijking
tot de fysieke vergadering, worden als nadelen van de digitale vergaderingen genoemd
dat er weinig sociale interactie is, dat het te ingewikkeld is om te volgen en dat
raadsleden thuis afgeleid raken. Sommigen missen daarbij de energie van een fysiek
publiek en voelen zich in de digitale setting minder op hun gemak, omdat ze niet over
bepaalde presentatievaardigheden beschikken. Dit is nadelig voor de sfeer en relaties,
en kan het debat verharden. Verder neemt met digitaal vergaderen het publiek vertrouwen
af als het als middel wordt gebruikt in het politieke debat. Zo kan het voorkomen
dat bepaalde fracties kiezen voor de digitale vergadermodaliteit, omdat het voor hen
een politiek voordeel oplevert dan wel een politiek nadeel is voor een andere fractie,
door het ontbreken van de support van de achterban en het snelle tussentijdse contact
met andere fracties.
De regering heeft, alle argumenten uit de Argumentenkaart in verhouding tot de overige
onderzoeken afwegende, aanleiding gezien het vergaderen langs de elektronische weg
juridisch mogelijk te maken. Wel bestaat er bij deze vergaderwijze een aantal uitdagingen,
zoals ook blijkt uit de argumentenkaarten.21 Deze lijken grotendeels te zien op uitvoeringsvragen (zoals het tot de beschikking
hebben van digitale vergadermiddelen en vaardigheden). De regering meent dat deze
aspecten grotendeels opgelost kunnen worden in de implementatie van het voorstel.
Sommige aspecten zullen naar verwachting een andere uitwerking hebben als digitaal
vergaderen geen noodzaak meer is en er afgewisseld kan worden in soorten vergaderingen
(zoals de verminderde sociale interactie). Het wordt aan gemeenteraden overgelaten
of er sprake is van bijzondere omstandigheden en of deze omstandigheden nopen tot
een vergadering langs elektronische weg. Ook is het net als onder de Tijdelijke wet
aan volksvertegenwoordigingen zelf om te beslissen hoe met bijbehorende uitdagingen
wordt omgegaan.
2.2.5 Advies over de beslisregels
In dit advies22 is ten eerste de vraag beantwoord of aan het staatsrecht richtlijnen zijn te ontlenen
die kunnen helpen bij de keuze voor de vorm waarin een raadsvergadering wordt of moet
worden gehouden: fysiek of digitaal. Ten tweede wordt antwoord gegeven op de vraag
waar de beslisbevoegdheid over de vergadervorm belegd moet worden. In het kader van
deze vragen is tevens gekeken hoe de kans op politisering van het besluit over de
vergaderwijze verkleind kan worden. Volgens de Evaluatiecommissie is er onder de Tijdelijke
wet in een beperkt deel van de gemeenteraden en provinciale staten sprake geweest
van enige mate van politisering van de interne besluitvorming over al dan niet digitaal
vergaderen.23
De eerste tussenconclusie van het advies is dat in beginsel in beide vergadermodaliteiten
recht kan worden gedaan aan de hoofdtaken van de raad. Dit wordt onderbouwd met een
verwijzing naar de evaluatie van de Tijdelijke wet en de voor- en nadelen die in de
Argumentenkaarten zijn opgesomd. Aan de staatsrechtelijke randvoorwaarden zoals de
openbaarheid van de vergadering en de gelijke positie van raadsleden, wordt ook in
beide vergadermodaliteiten voldaan. Daaruit volgt dat in beginsel niet door de wetgever
de ene vorm als hoofdregel moet worden voorgeschreven, maar dat deze keuze aan de
raad moet worden gelaten.
Dit uitgangspunt van gelijkwaardigheid betekent overigens niet dat niet op basis van
objectiveerbare gronden bepaalde situaties toch kunnen worden uitgesloten door de
wetgever. Drie situaties kunnen worden beschreven waarvan sprake zou kunnen zijn van
uitzondering op dit uitgangspunt:
1. Situaties waarin de raadsvergadering primair een symbolisch-rituele betekenis heeft,
zoals bij de aflegging van de eed in de vergadering van de raad of bij belangrijke
politieke benoemingen.
2. Situaties waarin de raadsvergadering met specifieke waarborgen omkleed moet zijn,
zoals bij het vergaderen in beslotenheid en over zaken waaromtrent geheimhouding moet
worden bewaard.
3. Situaties waarin praktische omstandigheden tot een bepaalde vorm dwingen: bijvoorbeeld
een computerstoring, een verbouwing van het gemeentehuis, een nieuwe uitbraak van
een besmettelijke ziekte, een «staartje» van een uitgelopen vergadering, de raad die
met reces is of snelle besluitvorming die op korte termijn noodzakelijk is.
Van deze drie situaties kan de wetgever enkel de eerste twee goed wettelijk reguleren,
omdat de derde categorie dermate onvoorspelbaar en atypisch is dat zij veeleer aan
de raad zelf zou kunnen en moeten worden gelaten.
Hoewel digitaal en fysiek vergaderen in beginsel als gelijkwaardig worden voorgesteld,
gaat het advies uit van de vooronderstelling dat bij de deelnemende raadsleden hoogstwaarschijnlijk
een duidelijke voorkeur voor de fysieke vergadering bestaat. Die voorkeur is niet
alleen op basis van wat men gewend is. Een raad die besluit enkel nog digitaal te
vergaderen zou waarschijnlijk tegengeworpen krijgen te weinig oog te hebben voor de
informele kant van het politieke raadswerk. De verwachting is dat een uitsluitend
fysiek vergaderende raad niet of nauwelijks tegengeworpen zou krijgen daarmee te weinig
oog te hebben voor de effectieve tijdsbesteding van raadsleden, de soms betere digitale
toegankelijkheid of de vergaderorde die digitaal beter te handhaven is. Het is volgens
het advies juist de afwisseling tussen digitaal en fysiek en in de vergrote mogelijkheden
van het vergaderen waar de winst van een permanente regeling voor digitaal vergaderen
is gelegen.
Tot slot is de conclusie dat conform het systeem van de wet de gemeenteraad in beginsel
beslissingsbevoegd is over zijn eigen vergaderwijze en vergaderorde. Wettelijk, maar
ook in de praktijk heeft de burgemeester als voorzitter hier een belangrijke rol.
Zo roept deze volgens artikel 19 van de Gemeentewet de leden schriftelijk ter vergadering
op en brengt de plaats en het tijdstip van de vergadering ter openbare kennisneming.
Bij die bepaling kan worden aangesloten voor vergaderingen langs elektronische weg.
De raad kan hier in het reglement van orde vooraf nadere regels vaststellen over een
mix van fysieke en digitale vergaderingen, over specifieke situaties waarin de raad
een digitale of fysieke vergadering houdt of over een nader te volgen procedure mocht
over de modaliteit van een bepaalde vergadering binnen de raad verdeeldheid bestaan.
De combinatie van duidelijke regels vooraf en een eigen rol van de voorzitter op dit
punt kan het risico van politisering vermoedelijk doen afnemen, aldus dit advies.
De conclusies van dit advies zijn aanvankelijk in het geheel overgenomen in dit wetsvoorstel.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State heeft
een heroverweging plaatsevonden. De gelijkwaardigheid van beide vergadermodaliteiten
is verlaten. Wel is aansluiting gevonden bij de drie uitzonderingsgronden die zijn
geformuleerd in het advies. Ook wanneer bijzondere omstandigheden tot een vergadering
langs elektronische weg nopen, gelden nog steeds uitzonderingen die aan dit advies
zijn ontleend. De volgende paragraaf bespreekt de reikwijdte, uitzonderingen en keuzes
die zijn gemaakt in deze regeling.
2.3 Keuzes voor het wetsvoorstel
De regering stelt voor om digitaal vergaderen permanent mogelijk te maken. De regering
kiest er daarbij voor digitaal vergaderen in bijzondere omstandigheden als alternatief
voor fysiek vergaderen in de organieke wetgeving op te nemen. Dit betekent dat de
weging hoe vergaderd wordt in principe door gemeenteraden zelf geschiedt wanneer zich
bijzondere omstandigheden voordoen. Het staat hen in die situatie vrij om al dan niet
van de mogelijkheid om digitaal te vergaderen gebruik te maken. Er blijft echter een
categorie van vergaderingen over waarvoor een digitale vorm niet is toegestaan, ook
niet in bijzondere omstandigheden. Nu gemeenteraden reeds verplicht zijn een reglement
van orde voor hun vergaderingen op te stellen, acht de regering het logisch dat gemeenteraden
in het reglement van orde hun afweging voor het eventueel gebruik en de inrichting
van de digitale vergaderwijze neerleggen. Er is gekozen om met betrekking tot de wettelijke
regels die gelden voor vergaderingen aan te sluiten bij de bestaande regels voor de
fysieke vergadering. Zie voor een verdere toelichting over deze regels en procedures
paragraaf 2.3.1.
Ook in het geval van een bijzondere omstandigheid, ziet de regering, in lijn met de
verkenningen, objectieve gronden om drie situaties uit te zonderen van de mogelijkheid
tot digitaal vergaderen. Dit betreft besloten vergaderingen in de zin van artikel
23, derde en vierde lid, van de Gemeentewet, het afleggen van de eed of verklaring
en belofte en de (her)benoemingsprocedure van de burgemeester, commissaris van de
Koning, gezaghebber en voorzitter van het waterschap. Deze uitzonderingen worden nader
besproken in paragraaf 2.3.2.
De regering onderkent in lijn met de uitgebrachte adviezen dat er inhoudelijk zwaarwegende
belangen of praktische bezwaren kunnen zijn die in concrete situaties in de weg staan
aan digitaal vergaderen. Bijvoorbeeld omdat ruimte moet worden gegeven aan interactie
en non-verbale communicatie in het politieke debat, wat het meest gemist lijkt te
worden bij digitaal vergaderen. Ook de ROB beoordeelt, in zijn advies «Van crisis
naar opgave»24 de ervaren vermindering van de kwaliteit van het debat tijdens een digitale vergadering
en de andere wijze van communiceren tussen deelnemers als negatief, en weegt deze
effecten zwaarder dan de positieve effecten die de mogelijkheid tot digitaal vergaderen
kan bieden naast de fysieke vergadering. De regering is echter van mening dat dit
in alle gevallen afhangt van lokale omstandigheden. Deze wet is immers toegespitst
op de situatie waarin fysiek vergaderen ook op een veilige manier mogelijk is en er
dus gevarieerd kan worden in de vergadermodaliteit. Wat in de ene gemeente een zwaarwegend
of politiek besluit is, kan in de andere een hamerstuk zijn en omgekeerd. Dergelijke
overwegingen kunnen ook tijdens een vergadering ontstaan. Wetgeving leent zich daarom
niet voor zulke kaders en zou bovendien een beperking van de autonome ruimte van gemeenteraden
zijn voor zover het de eigen vergaderorde betreft. De regering acht het reglement
van orde van de gemeenteraad dan ook geschikter om beslisregels hieromtrent op te
nemen indien daar lokaal behoefte aan is.
Met dit wetsvoorstel wordt een permanente mogelijkheid tot digitaal vergaderen gecreëerd
voor bijzondere omstandigheden, die ook na de COVID-19 crisis zal blijven bestaan.
2.3.1 De digitale vergadering in bijzondere omstandigheden
Uit de Argumentenkaarten is gebleken dat fysiek en digitaal vergaderen hun eigen voor-
en nadelen kennen. De vergadermodaliteiten verschillen van elkaar, maar komen op een
aantal punten ook met elkaar overeen. De wettelijke regeling voor digitaal vergaderen
in het geval van bijzondere omstandigheden heeft hierdoor meerdere overeenkomsten
met de wettelijke regeling voor fysiek vergaderen. Hierna wordt uitgelegd hoe de bestaande
procedure voor een fysieke vergadering zich verhoudt tot de procedure voor een digitale
vergadering.
Bijzondere omstandigheden
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State is
besloten om digitaal vergaderen nader te clausuleren. Er zijn verschillende opties
denkbaar om de mogelijkheid tot digitaal vergaderen te clausuleren en slechts mogelijk
te maken in bijzondere situaties. Dit kan onder meer door toevoeging van een algemeen
geformuleerde bepaling waaruit blijkt dat digitaal vergaderen de uitzondering op de
hoofdregel is. Een veel verdergaande optie zou een bepaling zijn waarin wordt bepaald
dat digitaal vergaderen alleen in buitengewone omstandigheden na een daartoe strekkend
KB van de regering mogelijk is (separate toepassing noodrecht). Ook zijn tussenliggende
varianten mogelijk, bijvoorbeeld door het oordeel wel bij de raad of de burgemeester
te leggen, maar qua terminologie aan te sluiten bij de noodbevoegdheden van de burgemeester
of de Wet veiligheidsregio’s.
De regering is geen voorstander van het limitatief formuleren van concrete situaties,
omdat hiermee het risico ontstaat dat situaties worden gemist (en dat pas blijkt wanneer
deze zich daadwerkelijk voordoet). Ook de Raad van State is hierover realistisch in
het ongevraagd advies Van noodwet tot crisisrecht. De Afdeling erkent in dit advies
dat het niet goed mogelijk is «heel precies te omschrijven onder welke bijzondere omstandigheden bijzondere wettelijke
bevoegdheden in werking kunnen worden gesteld.»25 Hoewel in dit wetsvoorstel niet wordt aangesloten bij de term «buitengewone omstandigheden»
zoals bedoeld in het staatsnoodrecht, speelt hier wel een vergelijkbaar probleem.
Omstandigheden die een vergadering langs elektronische weg legitimeren, kunnen qua
aard en voorspelbaarheid zo divers zijn, dat deze niet goed in één wettelijke bepaling
zijn te vatten.
Een limitatieve opsomming zou naar de mening van de regering ook nadelige gevolgen
kunnen hebben. Hoewel vergaderen langs elektronische weg de uitzondering op de hoofdregel
van de fysieke vergadering dient te zijn, is het niet de bedoeling een sluitend juridisch
kader te formuleren. De nadelen hiervan zijn tweezijdig. Enerzijds ontbreekt een vanzelfsprekend
toezichtsmechanisme. Ten aanzien van de autonome taakuitoefening bestaan geen effectieve
toezichtsinstrumenten. Het vernietigen van een besluit tot het uitroepen van een digitale
vergadering lijkt hooguit een theoretische mogelijkheid. Onduidelijkheid achteraf
over de rechtsgeldigheid van genomen besluiten is evenmin wenselijk. Daarom hecht
de regering er aan eenduidig vast te leggen dat het aan de raad is om te beoordelen
of er sprake is van bijzondere omstandigheden. En dat het ook aan de raad is om te
besluiten of deze omstandigheden zodanig zijn dat deze tot een vergaderingen langs
elektronische weg nopen.
Om die reden heeft de regering gekozen voor een variant die inhoudelijk en procedureel
normeert wanneer digitaal vergadert kan worden, maar waar anderzijds wordt weggebleven
van het formuleren van hypothetische scenario’s waarin van die hoofdregel mag worden
afgeweken. Die keuze blijft aan de decentrale volksvertegenwoordiging. Overwogen is
nog om de bijzondere omstandigheden limitatief bij algemene maatregel van bestuur
te bepalen. Daar is bewust van afgezien. In de eerste plaats omdat de praktische belemmering
die voortvloeit uit de onvoorspelbaarheid van dergelijke situaties zich ook dan voordoet.
Dat zou tot een open formulering leiden waarvoor de gemeenteraad dan nog steeds een
eigen invulling moet geven. Bovendien zou een dergelijke delegatiegrondslag slecht
passen in de systematiek van de Gemeentewet. Op enkele uitzonderingen na bevat deze
wet geen delegatiegrondslagen. Wat van rijkswege wordt voorgeschreven staat in de
wet zelf. De invulling en toepassing hiervan wordt aan de decentrale overheden zelf
overgelaten. Dat past bij de plaats die zij hebben in ons staatsbestel.
Beschrijving «bijzondere omstandigheid»
Wel zal in deze toelichting worden toegelicht wat volgens de regering onder bijzondere
omstandigheden moet worden verstaan. Daarbij wordt onder meer aangesloten bij het
eerder genoemde ongevraagd advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State.
Voor de omschrijving van crises, beschrijft de Afdeling inbreuken op de territoriale
veiligheid, de fysieke veiligheid, de ecologische veiligheid, de economische veiligheid
en de sociale en politieke stabiliteit. Deze crises kunnen zich zowel op lokaal, bovenlokaal
of centraal niveau voordoen. In onderhavig wetsvoorstel wordt echter niet van crises
gesproken. Dat is bewust. De reikwijdte van dit wetsvoorstel is breder. Concreet kan
voor de bijzondere omstandigheden in ieder geval worden gedacht aan overstromingen,
(sneeuw)stormen, een griepgolf of andere infectieziekten, dierziekten, (grote) (natuur)brand,
een chemisch ongeval, een ernstige dreiging van een aanslag of verstoring van de openbare
orde of uitval van de vitale infrastructuur. Samengevat gaat het om situaties die
onvoorspelbaar zijn, die niet beïnvloedbaar zijn door het gemeentebestuur zelf, en
die daadwerkelijk een belemmering vormen voor een vergadering in fysieke vorm. In
het verleden hebben zich verschillende situaties voorgedaan waarin de mogelijkheid
tot digitaal vergaderen wenselijk was geweest. Hoewel het risico is hierbij een anekdotische
en verre van compleet overzicht te geven, zijn hiervoor toch enkele voorbeelden benoemd
ter inkleuring van de norm zoals neergelegd in het wetsvoorstel.
Het hoeft dus niet te gaan om een omstandigheid die door een bepaald gezaghebbend
orgaan het stempel van buitengewoon heeft gekregen.
Er zijn situaties denkbaar waarin de mogelijkheid tot digitaal vergaderen wenselijk
was, maar waarin deze mogelijkheid niet bestond. Bijvoorbeeld in het geval van storm
Poly, die in juli 2023 over Nederland trok. Kort voor aanvang van deze storm werd
de mogelijke impact pas duidelijk. Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
(KNMI) gaf voor verschillende delen van Nederland het weeradvies code oranje toen
de storm feitelijk al begonnen was zelfs code rood af. Dit wetsvoorstel had in dit
geval de mogelijkheid kunnen bieden tot digitaal vergaderen als uitstel van een vergadering
onwenselijk werd geacht. Hoewel dit wetsvoorstel absoluut geen panacée is voor dergelijke
situaties, kan een vergadering langs elektronische weg ook een eenmalige uitkomst
bieden wanneer aangekondigde acties of ordeverstoringen een normale doorgang van een
openbare fysieke vergadering op een gemeente- of provinciehuis bemoeilijken.
Ten aanzien van het bovenstaande is het van belang om nogmaals op te merken dat deze
lijst niet uitputtend van aard is en dat de afweging of sprake is van een bijzondere
omstandigheid wordt gemaakt door de decentrale volksvertegenwoordiging. Indien wordt
gekozen voor een vergadering langs elektronische weg gelden een aantal specifieke
voorschriften die hieronder nader worden uitgewerkt.
Voorafgaand aan de vergadering
Indien sprake is van een bijzondere omstandigheid brengt de voorzitter voorafgaand
aan de opening van de vergadering ter openbare kennis dat de vergadering langs elektronische
weg zal plaatsvinden. Dit doet de burgemeester uiterlijk zes uur voor de aanvang van
de vergadering of zoveel eerder als de omstandigheid bekend wordt. Indien het KNMI
bijvoorbeeld al een of twee dagen voor de vergadering een weeradvies met code rood
afgeeft, kan op dat moment al besloten worden tot een digitale vergadering en dat
besluit kenbaar worden gemaakt. Voor een bijzondere omstandigheid van langere duur
(zoals een infectieziekte), kan de voorzitter de leden schriftelijk oproepen tot de
vergadering en vervolgens de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering (digitaal)
ter openbare kennis brengen.26 Hiervoor geldt hetzelfde als voor de oproeping tot de vergadering en de verspreiding
van de agenda. Het is weliswaar de burgemeester die dit als voorzitter van de raad
doet, maar het is niet de burgemeester die de agenda of de wijze van vergaderen zelfstandig
vaststelt.
Bij de keuze tussen digitaal en fysiek vergaderen wordt de hoofdregel aangehouden:
de meerderheid van de raad bepaalt de vergadermodaliteit. Dit kan de gemeenteraad
doen door hier afspraken over te maken en regels te stellen in het reglement van orde
die vervolgens door de voorzitter worden uitgevoerd en gehandhaafd. In de praktijk
betekent dit dat de voorzitter de oproeping en de openbare kennisgeving doet conform
de mogelijke regels in het reglement van orde en eventueel indachtig het gevoelen
van de raad of een presidium of agendacommissie.
De openbaarmaking van de agenda en vergaderstukken geschiedt in de regel altijd langs
de elektronische weg. Onder «ter inzage gelegd» wordt in artikel 19, tweede lid, van
de Gemeentewet immers ook verstaan een digitale plaats, mits dit een bij de openbare
kennisgeving aan te geven wijze is.
Opening van de vergadering
Voor de digitale vergadering zijn waarborgen, aanvullend op de fysieke vergadering,
opgenomen in de nieuwe artikelen 20, tweede lid, en artikel 23, tweede lid. De permanente
regeling stelt daarbij verschillende eisen die gedurende de hele digitale vergadering
gelden.
1. Toegang tot de elektronische omgeving
Raadsleden moeten toegang hebben tot de elektronische omgeving (het nieuwe artikel
20, tweede lid, onder a). Dit gebeurt op een eigen elektronisch middel (in eigendom
of in bruikleen) en een eigen account. Het is dus niet toegestaan dat twee of meer
raadsleden, de voorzitter of griffier via hetzelfde elektronische middel inloggen.
Dan zou immers strikt genomen sprake zijn van een hybride vergadering.
Dit neemt echter niet weg dat in een reglement van orde regels kunnen worden opgenomen
waarin deelnemers toegestaan worden om zich in eenzelfde ruimte te bevinden, zolang
ze individueel zijn ingelogd op een apparaat. Op de mogelijkheid van technische storingen
en gevolgen daarvan wordt hieronder nader ingegaan.
2. Zichtbaar en hoorbaar
Deelnemers moeten zichtbaar en hoorbaar zijn zodat hun identiteit kan worden vastgesteld
(het nieuwe artikel 20, tweede lid, onder c).
3. Vergaderquorum
Overeenkomstig de fysieke vergadering, kan de digitale vergadering geopend worden
als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is in de digitale
omgeving.27 Dit wordt vastgesteld door de voorzitter na identificatie van de deelnemers. Het
raadslid dat niet voldoet aan de voorwaarden voor een digitale vergadering genoemd
in het nieuwe artikel 20, tweede lid, bijvoorbeeld omdat deze niet hoorbaar of zichtbaar
(identificeerbaar) is, telt niet mee voor het quorum.
Hierbij moet worden vermeld dat de Waterschapswet beschikt over een quorum dat gehaald
moet worden om over te kunnen gaan tot stemming, in plaats van een quorum dat gehaald
moet worden om de vergadering te kunnen openen, zoals de andere organieke wetten bevatten.
Om die reden wordt geen bepaling over het vergaderquorum voorgesteld om toe te voegen
aan de Waterschapswet, omdat artikel 38b geschikt is om toe te passen op de digitale
vergadering.
Technische storingen
Het is mogelijk dat zich in de digitale omgeving technische storingen kunnen voordoen.
De regering maakt een onderscheid tussen technische mankementen bij een raadslid en
bij het vergadersysteem van de gemeente. Het eerste type mankementen komt overeen
met ongemakken die zich voor kunnen doen bij de reis naar een fysieke vergadering,
zoals een openstaande brug, waardoor iemand niet of niet op tijd aan de vergadering
kan deelnemen. Als de technische storing bij de deelnemer plaatsvindt tijdens de vergadering,
dan is dit vergelijkbaar met het (kortstondig) verlaten van de vergadering. Een technische
storing aan de zijde van het raadslid heeft effect op het quorum van de vergadering.
Zolang het quorum echter wordt gehaald, heeft de afwezigheid van een raadslid geen
effect op de vraag of de vergadering mag starten of doorgaan. Het wordt wel aanbevolen
om in dat geval eerst contact op te nemen met het raadslid en eventueel de vergadering
te schorsen. Het tweede type, storing van het vergadersysteem, komt voor rekening
van de gemeente. Een voorbeeld is een fout in het vergadersysteem. De vergadering
wordt dan geschorst of niet geopend totdat de fout is opgelost. Als een digitale vergadering
niet kan starten of hervatten zal een nieuwe vergadering moeten worden uitgeschreven.
Er kan dus niet worden besloten de vergadering dan maar fysiek te laten plaatsvinden.
Dit vanwege de toegankelijkheid en duidelijkheid richting derden die de vergadering
zouden willen volgen of gebruik willen maken van de mogelijkheid tot inspreken.
Openbaarheid van de vergadering
Tot slot worden ook eisen gesteld aan de digitale vergadering ten behoeve van de openbare
toegankelijkheid voor het publiek (het nieuwe artikel 23, tweede lid). De vergadering
dient live uitgezonden te worden. Dit betekent dat er een video-verbinding met geluid
vereist is. Alleen een audio-verbinding voor het publiek is onvoldoende. De vergadering
kan niet aanvangen of continueren als de verbinding wegvalt bij het uitzenden hiervan.
Dit is een uitwerking van het Grondwettelijk vereiste dat vergaderingen van de raad
in het openbaar dienen te worden gehouden (artikel 125 Grondwet). Het wetsvoorstel
moet ook nadrukkelijk niet worden gezien als een uitwerking van de mogelijkheid die
artikel 125 Grondwet biedt om de openbaarheid van vergaderingen bij wet te beperken.
Digitale vergaderingen zijn voor het publiek openbaar, als zij live voor eenieder
die dat wil te volgen zijn. Het kan altijd gebeuren dat tijdens een vergadering de
verbinding wegvalt. Het kan gebeuren dat de deelnemers aan de vergadering dit niet
in de gaten hebben. Mocht hiervan sprake zijn, dan heeft dit niet als gevolg dat de
genomen besluiten onrechtmatig zijn. Als hiervan sprake is, is het van belang dat
de verslaglegging snel en goed plaatsvindt. Een gevolg van dit vereiste is bovendien
dat een besloten vergadering langs elektronische weg is uitgesloten.
Toegankelijkheid van de vergadering
Toegankelijkheid van de vergadering is niet enkel van belang voor de deelnemende raadsleden,
maar ook voor het publiek. Openbaarheid van de vergadering betekent immers dat inwoners,
belanghebbenden en andere geïnteresseerden de vergadering moeten kunnen volgen. Het
volgen van een digitale vergadering dient, evenals een fysieke vergadering, daarom
zo laagdrempelig mogelijk te zijn. In zijn algemeenheid betekent dit dat de vergadering
op een vaste en gemakkelijk vindbare plek uitgezonden wordt. De regering gaat ervan
uit dat de meeste inwoners beschikken over digitale middelen. Mocht dit niet het geval
zijn of mochten inwoners niet digitaal vaardig zijn, dan is het voor gemeenten nastrevenswaardig
het volgen van de vergadering te faciliteren. Bijvoorbeeld door publiek de digitale
vergadering in dat geval ook op het gemeentehuis te laten volgen. Hierbij dient wel
in acht te worden genomen dat een bijzondere omstandigheid maakt dat lokaal wordt
besloten een vergadering digitaal te houden in plaats van fysiek. Deze bijzondere
omstandigheden kunnen uiteraard ook de mogelijkheid om ondersteuning te bieden beperken.
Praktisch zal het voor sommige mensen die minder digitaal vaardig zijn dan niet mogelijk
zijn om de vergadering te volgen. De openbaarheid van de vergadering gaat, zeker onder
bijzondere omstandigheden, niet zo ver dat de gemeente verplicht is iedere burger
hier in iedere situatie te faciliteren.
Om ook toegankelijk te zijn voor mensen met een beperking dient de uitzending van
de digitale vergadering na afloop ook te worden voorzien van ondertiteling of een
transcript. Dit volgt uit het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid.
De regering hecht eraan te benadrukken dat deze verplichting ook al geldt voor (beeld)opnamen
van fysieke vergaderingen die online worden geplaatst. Evenals voor de vergaderstukken
en de websites van decentrale overheden. Digitale toegankelijkheid maakt het ook voor
burgers (met een beperking) die beperkingen ondervinden bij het deelnemen aan fysieke
vergaderingen mogelijk om (live) vergaderingen te volgen.
Vergaderorde
Aangezien vereist is dat de voorzitter in staat moet zijn de orde te kunnen handhaven,
moet hij of zij de mogelijkheid hebben om sprekers het woord te geven en het woord
te ontnemen, door hen te kunnen dempen en indien nodig te verwijderen. Artikel 26,
eerste lid van de Gemeentewet is ook van toepassing op vergaderingen die in een digitale
omgeving plaatsvinden. Volgens dit artikel is de voorzitter bevoegd maatregelen te
treffen jegens toehoorders en raadsleden als zij de orde verstoren. Bijzondere aandacht
verdient hierbij de mogelijkheid die digitale vergadersystemen bieden om parallel
discussies te voeren via een chatfunctie. Zoals bij een fysieke vergadering gebruikelijk
is, maakt ook bij een digitale vergadering enkel het mondeling gewisselde deel uit
van de vergadering en het verslag, omdat dit het enige is dat openbaar te volgen is
voor publiek. Het gebruik van de chatfunctie wordt om die reden afgeraden ter voorkoming
van het ontstaan van parallelle discussies tijdens de vergadering die niet door het
publiek kunnen worden gevolgd.
Het indienen van amendementen en moties tijdens de vergadering is niet wettelijk geregeld,
net zoals dit bij een fysieke vergadering niet geregeld is. Het is daarom aan gemeenteraden
zelf om te bepalen hoe hiermee wordt omgegaan in een digitale omgeving.
Inspraak
Artikel 150 van de Gemeentewet bepaalt dat de gemeenteraad een verordening vaststelt
waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden
bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. De inspraakverordening
bepaalt – vaak in samenhang met het reglement van orde – de manier waarop personen
kunnen inspreken in de vergadering van de gemeenteraad en zijn commissies. Net als
onder de Tijdelijke wet zal de inspraak na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel ook
voor een digitale vergadering moeten worden geregeld.
Stemming
Stemming geschiedt door middel van een openbare wilsuitdrukking waarmee het raadslid
kenbaar maakt of hij voor of tegen het voorstel stemt. Bij zowel een fysieke als digitale
vergadering kan een hoofdelijke stemming mondeling per oproeping of, indien de leden
in beeld zijn, via handopsteken (artikel 32, eerste lid van de Gemeentewet). Wanneer
het vergadersysteem niet alle leden van de gemeenteraad tegelijk kan laten zien, zou
stemming via handopsteking in het videobeeld ook kunnen plaatsvinden in cohorten waarbij
steeds een aantal leden zichtbaar zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van een digitale
stemapplicatie, dient men terug te kunnen zien hoe het raadslid heeft gestemd en dient
ieder raadslid de eigen stem te kunnen controleren voordat de voorzitter een besluit
vaststelt.
Een stemming over personen dient geheim te zijn. Voor de Gemeentewet, Provinciewet
en WolBES is de geheime stemming blijkens de parlementaire geschiedenis techniekneutraal
geformuleerd om elektronisch te stemmen mogelijk te maken.28 Dit geldt eveneens voor de Wgr waarin artikel 28, tweede lid Gemeentewet van overeenkomstige
toepassing is verklaard (zie artikel 22 Wgr). De Waterschapswet geeft tot slot ook
blijk van een techniekneutrale formulering (zie artikel 41, tweede lid, Waterschapswet).
Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat bij totstandkoming van deze
techniekneutrale bepalingen, geen rekening is gehouden met een stemming op afstand.
Het betreft daarmee uitsluitend een technisch gefaciliteerde stemming in de raadzaal
tijdens een openbare of besloten vergadering via een gesloten systeem. In deze vergadering
kan zowel worden verzekerd dat enkel raadsleden meestemmen als worden geborgd dat
wát deze leden stemmen, geheim blijft. Dit is anders in een digitale vergadering waarbij
leden vanuit huis deelnemen. Op dit moment kan niet verzekerd worden dat zowel de
authenticiteit als de anonimiteit van een geheime stem op afstand geborgd zijn. Daarom
maakt de regering een geheime stemming in een digitale vergadering niet mogelijk.
Onder de Tijdelijke wet is een afzonderlijke regeling opgenomen voor briefstemmen,
omdat deze wet is geschreven in een situatie waarin mensen zo veel mogelijk thuis
moesten blijven. Onder de Tijdelijke wet kan na afloop van de digitale beraadslaging
het stembriefje per post, per koerier dan wel in persoon bij de griffie worden ingeleverd.
In tegenstelling tot de Tijdelijke wet wordt in dit wetsvoorstel het briefstemmen
niet mogelijk gemaakt, omdat wordt uitgegaan van een situatie waarin gekozen kan worden
voor een fysieke samenkomst. Het uitgangspunt van de permanente regeling is immers
dat fysieke vergaderingen doorgang kunnen vinden, omdat er geen omstandigheden zijn
die nopen tot afwijking van bepaalde regelgeving. Het behouden van het briefstemmen
is daarmee onnodig. Mocht zich in de toekomst een situatie voordoen waarin fysiek
vergaderen om welke reden dan ook voor een langere periode niet mogelijk is, zal hiervoor
een bijzondere wettelijke voorziening moeten worden getroffen.
Verslaglegging en toegankelijkheid
Uit artikel 23, vijfde en zesde lid, Gemeentewet volgt dat van vergaderingen een verslag
en een besluitenlijst wordt opgesteld. Deze wordt op de in de gemeente gebruikelijke
wijze openbaar gemaakt. De bedoeling is daarmee duidelijk, maar de wijze waarop dit
gebeurt, is aan de raad zelf. Hoewel voor de verslaglegging van openbare vergaderingen
in de Gemeentewet geen wettelijke regeling is getroffen, kan worden gesteld dat de
eis van een afzonderlijk verslag voor besloten raadsvergaderingen impliceert dat er
ook voor openbare vergaderingen een verslag dient te worden gemaakt. Het is bij fysieke
vergaderingen gebruikelijk dat in het schriftelijk verslag de namen van de aanwezige
leden en tenminste de genomen besluiten worden vastgelegd. Een dergelijk verslag en
een besluitenlijst zijn officiële documenten voor de Archiefwet 1995 als archiefbescheiden
moeten worden aangemerkt en in overeenstemming met die wet dienen te worden beheerd
en bewaard.
Ten behoeve van de duurzame en openbare toegankelijkheid is het bij digitale vergaderingen
eveneens van belang dat een schriftelijk verslag en besluitenlijst worden opgesteld.
Ook wanneer het verslag een opname is (geluid dan wel geluid en beeld) moet dit in
overeenstemming met de Archiefwet 1995 worden beheerd en bewaard. Indien beeldverslagen
van een vergadering op een website worden geplaatst, dienen deze toegankelijk te zijn
conform de eisen van het Tijdelijk besluit digitale toegankelijke overheid. Het is
hierbij denkbaar dat de uitgezonden digitale vergaderingen opgenomen worden en dat
er transcripties worden gemaakt zodat de toegankelijkheid voor mensen met een auditieve
(of andere) beperking wordt gewaarborgd. Nadere regels acht de regering hiervoor niet
noodzakelijk. Voor onderhavig wetsvoorstel is aangesloten bij de ruimte die de Gemeentewet
tot nu toe laat voor de wijze waarop verslag wordt gedaan van vergaderingen en de
wijze waarop besluitenlijsten openbaar worden gemaakt.
Bijzondere aandacht verdient de archivering van chatberichten. Opmerkingen die via
een chatfunctie in het kader van een vergadering worden gemaakt en die verband houden
met de publieke taak van het overheidsorgaan, moeten voor de Archiefwet 1995 als archiefbescheiden
worden aangemerkt. Dit betekent dat deze chatberichten op grond van de Archiefwet
1995 beheerd moeten worden en moeten worden bewaard gedurende de in een selectielijst
vastgelegde termijn. Een dergelijke selectielijst wordt opgesteld door de zorgdrager
(i.c. het college van burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten) en wordt
i.c. door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgesteld (zie ook artikel
5 van de Archiefwet 1995). Voor gemeenten en provincies wordt in de meeste gevallen
een modelselectielijst gevolgd die is opgesteld door de VNG, onderscheidenlijk het
IPO.29 In die selectielijsten zou voor deze chatberichten een toegespitste bewaartermijn
kunnen worden opgenomen.
Een aandachtspunt is nog dat in het algemeen wordt aangenomen dat privécorrespondentie
en partijpolitieke correspondentie niet onder de definitie van archiefbescheiden valt.
Het is voorstelbaar dat- als het mogelijk zou zijn dat raadsleden via de chatfunctie
onderling corresponderen over interne partijpolitieke kwesties – een deel van de chats
niet onder de Archiefwet 1995 valt.30
2.3.2 Uitzonderingen
In de verkenningen in paragraaf 2.2 en in paragraaf 2.3 is beschreven dat in dit wetsvoorstel
bepaalde vergaderingen en handelingen, namelijk de besloten vergaderingen, de eedaflegging
en de (her)benoemingsprocedure van de burgemeester, de commissaris van de Koning,
de gezaghebber en de voorzitter van het waterschap, zijn uitgezonderd van de mogelijkheid
tot digitaal vergaderen. Ook bijzondere omstandigheden kunnen er dus niet toe leiden
dat hier van wordt afgeweken. Hieronder worden deze uitzonderingen per categorie onderbouwd.
Besloten vergaderingen
Een besloten vergadering is een uitzondering op de hoofdregel van openbaarheid. Artikel
125 Grondwet biedt de mogelijk om bij de wet uitzonderingen op de openbaarheid te
regelen. Artikel 23 van de Gemeentewet voorziet in dit wettelijke voorschrift. De
wet regelt zowel procedurele waarborgen voor het sluiten van de deuren als de gevolgen
van deze beslotenheid. Met name het gevolg dat automatisch geheimhouding zal gelden
voor hetgeen is besproken wanneer de deuren worden gesloten, speelt in het licht van
dit voorstel een belangrijke rol.31 Hoewel het technisch mogelijk is om een besloten vergadering digitaal te laten plaatsvinden,
is de ratio achter deze bepalingen, dat wat besproken wordt in een besloten vergadering,
ook écht geheim is. In een besloten raadsvergadering is direct zichtbaar wie er aanwezig
zijn, en is geen publiek toegestaan. In een thuissituatie kunnen de raad en de griffie
zich er niet van verzekeren dat deze absolute beslotenheid geborgd is. Dit kan ook
vragen oproepen over de verantwoordelijkheid van individuele leden. Nu opzettelijke
schending van de geheimhoudingsplicht bestraft kan worden met een gevangenisstraf
van maximaal een jaar of een boete van de vierde categorie (artikel 272 Wetboek van
Strafrecht) kiest de regering er voor de besloten vergaderingen niet toe te staan
langs de elektronische weg. Vergissingen en ongelukken zijn voorstelbaar, terwijl
de gevolgen en belangen hierbij groot kunnen zijn. De regering wil de verantwoordelijkheid
niet bij de gebruikers leggen, maar kan evenmin de waarborgen bieden die hier noodzakelijk
zouden zijn. Daarom kan alleen een openbare vergadering digitaal plaatsvinden.
Eedaflegging
In de permanente regeling wordt voorgesteld om het afleggen van de eed of belofte
uit te sluiten van de mogelijkheid om deze in een digitale vergadering plaats te laten
vinden. In een digitale vergaderomgeving kan namelijk onvoldoende eer worden gedaan
aan de ceremoniële waarden, waardoor belangrijke onderdelen van het raadswerk aan
kracht inboeten. Dit is een afwijking van het regime onder de Tijdelijke wet. De reden
hiervoor is dat de Tijdelijke wet als doel had om gemeenteraden de mogelijkheid te
geven te blijven functioneren tijdens de pandemie. Daar hoort ook het toelaten van
nieuwe leden bij. Deze permanente regeling is gemaakt voor de situatie na de pandemie
waarin fysieke bijeenkomsten weer mogelijk zijn. De continuïteit van het bestuur hoeft
daarom niet meer meegewogen te worden bij deze afweging.
Deze keuze volgt ten eerste uit het advies over de beslisregels volgens welke de digitale
vergaderwijze zich (nog) onvoldoende leent voor ceremonie, decorum, gebruiken en gewoonten.
Het afleggen van de eed of belofte bij de installatie als raadslid, commissielid,
wethouder, burgemeester, griffier, ombudsman of lid van de rekenkamer is bij uitstek
een activiteit die ceremoniële waarden in zich heeft.32
Ten tweede is de eed of belofte van belang in het kader van integriteit. De eed of
belofte bestaat uit twee delen. De zuiveringseed waarmee de geïnstalleerde verklaart
rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift
of gunst te hebben gegeven of beloofd en dat hij om iets te doen of te laten, rechtstreeks
noch middellijk enig geschenk of enige belofte heeft aangenomen of zal aannemen. Het
daarop volgende deel is de ambtseed waarmee de geïnstalleerde trouw zweert (belooft)
aan de Grondwet, en zweert (belooft) dat hij de wetten zal nakomen en zijn plichten
als lid van de raad naar eer en geweten zal vervullen. Door de eed of belofte uit
te spreken, bevestigt de betrokkene integer te zullen handelen.
Behalve tijdens de installatie van de gemeenteraad na de verkiezingen zijn er in de
vierjarige raadscyclus verder geen vaste momenten aan te wijzen waar het ceremoniële
aspect van beëdiging aan de orde komt, behalve tijdens de installatie van de gemeenteraad
na de verkiezingen. Elke installatie van een individu tot één van de organen van de
gemeente dient dezelfde waarde te hebben. Om die reden kiest de regering ervoor alle
installatiemomenten die zich in een raadscyclus kunnen voordoen, en waarbij het afleggen
van de eed of verklaringen belofte wettelijk is voorgeschreven, uit te sluiten van
de digitale vergadering.
Het laten afleggen van de eed of belofte door commissieleden die niet tevens raadslid33 zijn, is een keuze die aan gemeenteraden zelf is, zoals ook het instellen van deze
commissies dat is. Het afleggen van een eed of belofte voor commissieleden die niet
tevens raadslid zijn, is daarom niet wettelijke vastgelegd. Indien gemeenten hiervoor
kiezen, verdient het de voorkeur dat ook hun installatie in een fysieke vergadering
plaatsvindt, om dezelfde redenen als voor raadsleden en andere ambtsdragers waarvan
de beëdiging wel wettelijk is geregeld.
(Her)benoemingsprocedure burgemeester, commissaris van de Koning, gezaghebber, voorzitter
waterschap
Bij de (her)benoemingsprocedure van de burgemeester, de commissaris van de Koning,
de gezaghebber en de voorzitter van het waterschap komen de elementen van geheimhouding,
zoals bij de besloten vergadering, en de symboliek, zoals bij de eedaflegging, samen.
De uitzondering geldt niet voor de eedaflegging door een waarnemend burgemeester,
omdat de Gemeentewet niet voorschrijft dat dit in een raadsvergadering moet gebeuren.
De aanbieding van een profielschets, de voordracht en de installatie zijn wel uitgezonderd.
Dit zijn bijzondere vergadermomenten die vragen om een persoonlijke discussie tussen
raadsleden. Ook rust op het grootste deel van de procedure een wettelijke plicht tot
geheimhouding die feitelijk handhaafbaar moet zijn. Daarnaast is aan dit traject een
ceremoniële waarde verbonden. Gelet op het voorgaande blijft, net als onder de Tijdelijke
wet, de (her)benoemingsprocedure uitgesloten van digitaal vergaderen.
2.4 Hybride vergaderingen
Voorgesteld wordt om hybride vergaderingen nog niet permanent toe te staan, maar eerst
te experimenteren met deze vergadermodaliteit. Onder hybride vergaderen wordt verstaan
een vergadering waarbij een deel van de leden gezamenlijk fysiek aanwezig is, terwijl
gelijktijdig een ander deel online deelneemt aan dezelfde vergadering. Hieronder valt
niet het houden van een fysieke vergadering voor beraadslaging en een zelfstandige
digitale vergadering voor besluitvorming (en vice versa), omdat in dat geval steeds
een nieuwe vergadering wordt geopend. Ook wanneer een raadslid dat niet meetelt voor
het quorum en derhalve niet formeel deelneemt aan een fysieke vergadering, maar wel
digitaal een inbreng levert, wordt dit niet opgevat als een hybride vergadering. In
elk geval dienen de regels die gelden voor het uitschrijven van een vergadering in
acht te worden genomen (zie ook paragraaf 2.3.1).
Blijkens de evaluatie van de Tijdelijke wet hebben gemeenten en hun griffiers gezocht
naar vormen tussen volledig digitale en volledig fysieke vergaderingen. De hybride
vergaderwijze komt hieraan tegemoet doordat het de mogelijkheid biedt om deel te kunnen
nemen aan de vergadering ongeacht beperkende omstandigheden. Mensen die bijvoorbeeld
een lichamelijke, psychische of energetische beperking hebben en het lastig vinden
om naar een fysieke vergadering te reizen kunnen dan alsnog digitaal deelnemen. Uiteraard
dient er ten principale alles voor deze groepen gedaan te worden om een fysieke vergadering
toegankelijk te laten zijn. Ondanks dat in een dergelijk geval alle mogelijke maatregelen
getroffen moeten worden, kan om bijvoorbeeld energetische of andere -al dan niet tijdelijke-
beperkende redenen bij de persoon zelf de voorkeur bestaan om ervoor te kiezen vanuit
huis deel te nemen. Groepen mensen met beperkende omstandigheden kunnen hierdoor tevens
verder politiek actief worden. Dit bevordert de diversiteit en inclusiviteit van gemeenteraden
en bevordert de democratie. De voordelen maken dat er vraag is naar deze vergaderwijze.
Gelet hierop en de aanbeveling van de Evaluatiecommissie om nader onderzoek te doen
naar de effecten van deze vergadermodaliteit, heeft de Minister in de tweede voortgangsbrief
van 16 september 2021 te kennen gegeven experimenten met hybride vergaderingen te
willen uitvoeren.
Respondenten geven in de evaluatie met betrekking tot hybride vergaderingen aan zich
echter ook zorgen te maken, vooral over het waarborgen van een gelijk speelveld tussen
fysieke en digitale deelnemers van een vergadering. Dit risico wordt tevens bevestigd
in de Argumentenkaart34 over hybride vergaderen en de discussienotitie van het Rathenau Instituut.35 De reden hiervoor is het gegeven dat de Tijdelijke wet niet voorzag in de mogelijkheid
tot hybride vergaderen, waardoor hier geen ervaring mee is opgedaan. Onduidelijk is
op welke wijze dit risico weggenomen kan worden en hoe openbaarheid en toegankelijkheid
kunnen worden gewaarborgd. Om te onderzoeken welke uitdagingen de hybride vergadering
met zich meebrengt, is ervoor gekozen experimenten met de hybride vergadering mogelijk
te kunnen maken. Bij de experimenten staat dan ook de vraag centraal hoe bij deze
wijze van vergaderen de openbaarheid van de vergadering, de orde van de vergadering
en het verloop van stemmingen kunnen worden gehandhaafd. Hieronder valt onder andere
het waarborgen van een gelijk speelveld. De tweede vraag die centraal staat is met
welke waarborgen de procedure van de hybride vergadering omkleed moet worden.
De verhouding van het experiment tot de wettelijke bepalingen voor fysiek en digitaal
vergaderen wordt nader uiteengezet in de algemene maatregel van bestuur. Duidelijk
is wel dat het beperken van de experimenten met hybride vergaderen tot uitzonderlijke
gevallen onvoldoende ervaring zal opleveren om conclusies te kunnen trekken over hybride
vergaderingen. De regering acht het om die reden kansrijker een experiment uit te
voeren waarbij een beperkt aantal decentrale volksvertegenwoordigingen van verschillende
niveaus en groottes verspreid over het land voor een beperkte tijd hybride kunnen
vergaderen. Hierdoor kan betere ervaring worden opgedaan en kunnen meer algemene conclusies
worden getrokken. Juist ook met betrekking de complicerende factoren die bij hybride
vergaderen komen kijken.
In artikel 19b wordt daarom een wettelijke grondslag voorgesteld om bij algemene maatregel
van bestuur door de Minister aangewezen gemeenteraden, provinciale staten, algemene
besturen van waterschappen, algemene besturen van openbare lichamen op grond van de
Wgr en de eilandsraden in Caribisch Nederland tijdelijk, namelijk voor maximaal drie
jaar, toe te staan ook hybride te vergaderen. Hierdoor wordt dus geregeld dat deelnemende
decentrale volksvertegenwoordigingen gedurende het experiment ook op een hybride wijze
rechtmatige besluiten kunnen nemen.
Het wordt daarnaast wenselijk geacht om te voorzien in parlementaire betrokkenheid
bij de concrete uitwerking van dit experiment. Daarom wordt voorgesteld dat de algemene
maatregel van bestuur, waarbij bepaalde gemeenteraden de mogelijkheid wordt geboden
om hybride te vergaderen, gedurende vier weken moet worden voorgelegd aan beide kamers
van de Staten-Generaal, alvorens deze kan worden vastgesteld. Ook wordt geregeld dat
de Minister een verslag van het experiment aan beide kamers zendt, tenzij voor het
einde van experiment een voorstel van wet is voorgedragen. De evaluatie zal dan immers
worden opgenomen in de toelichting bij het voorstel van wet, dus is daarvoor geen
separate verzending van de evaluatie vereist. Dit neemt uiteraard niet weg dat het
experiment geëvalueerd moet worden.
3. Verhouding tot hoger recht
Dit voorstel past binnen de bepalingen omtrent de inrichting en werking van decentrale
overheden in de Grondwet. De Grondwet is op dit punt sober geformuleerd. Vergaderingen
van de raad dienen openbaar te zijn. Wat precies onder een vergadering en onder openbaar
wordt verstaan, wordt niet door de Grondwet zelf beschreven. Verder bepaalt de Grondwet
dat de wet de inrichting van gemeenten en provincies regelt, alsmede de samenstelling
en bevoegdheden van de besturen. Deze rol voor de wetgever betekent overigens niet
dat decentrale overheden per definitie geen vrijheid hebben bij hun eigen inrichting
en functioneren. De bepaling impliceert in de eerste plaats dat wanneer het rijk hierover
instructies wenst te geven, dit aan de wetgever en dus niet aan de regering of aan
een Minister is, tenzij de wetgever dat mogelijk heeft gemaakt. De Grondwet schrijft
dus zeker niet voor dat de wet in alles moet voorzien. Het overlaten van een zekere
ruimte voor eigen invulling past juist erg goed bij hetgeen de Grondwet over decentrale
overheden bepaalt.
De Grondwet bepaalt ook dat bij of krachtens de wet de uitzonderingen op de openbaarheid
kunnen worden geregeld. Onderhavig voorstel nadrukkelijk geen uitzondering op de openbaarheid.
Nu de Grondwet de wetgever op dit punt vrij heeft gelaten, bestaan er geen constitutionele
belemmeringen tegen onderhavig voorstel.
Het voorstel vergroot de ruimte van de raad om als vertegenwoordigend lichaam in bijzondere
omstandigheden zelf te bepalen op welke wijze het wenst te vergaderen. Op deze wijze
faciliteert de wet beter de ruimte die volksvertegenwoordigingen moeten hebben om
altijd te vergaderen, ook wanneer omstandigheden een fysieke bijeenkomst belemmeren.
Hierbij zal altijd recht moeten worden gedaan aan de vereiste openbaarheid van de
vergaderingen, zoals neergelegd in artikel 125, eerste lid, van de Grondwet. Onderhavig
wetsvoorstel beoogt geen beperkingen aan te brengen aan het vereiste van openbaarheid.
Zoals ook de Raad van State heeft onderkend in de voorlichting uit 2020, vormt het
grondwettelijk vereiste van openbaarheid op zichzelf geen beletsel voor digitale vergaderingen.36 Wel acht de Afdeling Advisering dit enkel in bijzondere omstandigheden toegestaan,
en verwijst daarbij naar zowel artikel 66, als de artikelen 67 en 69 van de Grondwet.
Dit standpunt heeft de Afdeling Advisering in zijn advies over voorliggend wetsvoorstel
herhaald. Echter, anders dan bij vergaderingen van de Staten-Generaal, wordt de vergaderorde
van decentrale volksvertegenwoordigingen nauwelijks door de Grondwet genormeerd. Artikel
67 en 69 van de Grondwet zien op beide Kamers der Staten-Generaal maar kennen geen
Grondwettelijke evenknie ten aanzien van decentrale overheden. Of en in hoeverre vergelijkbare
bepalingen voor decentrale overheden gelden, is aan de wetgever overgelaten. Zowel
in de voorlichting van de afdeling als in het eerder genoemde advies van Munneke wordt
gememoreerd dat de Grondwetgever nooit voor de vraag heeft gestaan of vergaderingen
langs elektronische weg aan het vereiste van openbaarheid voldoen.37 Die vraag is daarmee in geval van decentrale overheden aan de wetgever om te beantwoorden.
De regering acht een vergadering langs elektronische weg die zonder beperkingen live
te volgen is voor eenieder openbaar in de zin van artikel 125 van de Grondwet.
Op grond van artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet geldt dit vereiste van openbaarheid
ook voor de openbare lichamen. Artikel 133, tweede lid, van de Grondwet bepaalt dat
onder andere de openbaarheid van de vergaderingen van de besturen van de waterschappen
bij wet worden geregeld, waar artikel 35, eerste lid, van de Waterschapswet invulling
aan geeft. Zoals in paragraaf 2.2.2 reeds is beschreven, dwingt artikel 125 van de
Grondwet niet tot een fysieke vergadering. Een digitale vergadering kan immers ook
openbaar plaatsvinden door middel van een livestream van de vergadering. Het voorgestelde
tweede lid van artikel 23 verankert dit grondwettelijke vereiste in de decentrale
organieke wetten voor digitale vergaderingen, zoals dat ook is gebeurd voor de fysieke
vergaderingen in het eerste lid van artikel 23.
4. Gevolgen voor burgers, bedrijven en medeoverheden
Bijna alle gemeenten, provincies en waterschappen hebben onder de Tijdelijke wet al
eens of structureel digitaal vergaderd. Onderhavig wetsvoorstel heeft geen ingrijpende
gevolgen voor medeoverheden die deze ervaring reeds hebben opgedaan.38 De technische voorzieningen zijn veelal reeds aanwezig, en het wetsvoorstel stelt
hieraan geen nadere of andere eisen dan de Tijdelijke wet. Nu de mogelijkheid tot
digitaal vergaderen beperkt is tot bijzondere omstandigheden en daarmee incidenteel
zal plaatsvinden, zullen ook voor de Caribische openbare lichamen en de samenwerkingsverbanden
in het kader van de Wet gemeenschappelijke regelingen de gevolgen in de uitvoering
beperkt blijven. Wel kunnen gemeenteraden, provinciale staten en algemeen besturen
van waterschappen of eilandsraden in hun reglementen van orde de kaders voor digitaal
vergaderen vaststellen voor de situaties waarin zij van deze mogelijkheid gebruik
willen maken. Daarbij kan gedacht worden aan het opnemen van situaties of termijnen
waarin wordt besloten tot een vergadering langs elektronische weg. Overigens is dat
niet noodzakelijk. Ook indien geen algemene regels worden gesteld, kan in een bijzondere
situatie gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid uit dit wetsvoorstel.
Voor burgers zijn de gevolgen minimaal. Zij hebben onder de Tijdelijke wet digitale
vergaderingen kunnen volgen en gebruik kunnen maken van de mogelijkheid tot digitale
inspraak. Voor bedrijven zijn er geen gevolgen.
Experiment hybride vergaderen
Er kunnen wel uitvoeringsgevolgen verbonden zijn aan de algemene maatregel van bestuur
waarin bij wege van experiment regels worden gesteld waarmee tijdelijk wordt toegestaan
dat ook is toegestaan dat de raad vergadert als niet alle leden in dezelfde omgeving
deelnemen. In de algemene maatregel van bestuur waarin eisen worden gesteld aan het
experiment zal aandacht worden besteed aan de gevolgen voor de uitvoering voor gemeenten.
Gemeenten, provincies en waterschappen zullen hierbij overigens enkel op eigen verzoek
worden aangewezen om deel te nemen aan een experiment.
5. Uitvoering
Techniek
In de argumentenkaarten over digitaal vergaderen wordt gewezen op de praktische nadelen
van digitaal vergaderen die vooral zien op het gebruik van bepaalde software, technische
storingen, opstartproblemen en internettoegang.
Vooropgesteld wordt dat net als onder de Tijdelijke wet het aan gemeenten is om vergadersoftware,
alsmede eventuele systemen voor het nemen van besluiten (stemapps), te kiezen die
voldoen aan de wettelijke eisen. Daarvoor kunnen gemeenten technische eisen opstellen
voor de inkoop. Volgens de evaluatie blijkt dat de huidige vergadersystemen voldoen
aan de wettelijke voorwaarden van de Tijdelijke wet. Aangezien deze voorwaarden worden
overgenomen in de permanente regeling, voldoen de huidige vergadersystemen ook aan
de eisen in deze permanente regeling. Bovendien hebben zich volgens de Evaluatiecommissie
weinig en zeker geen grote cyberincidenten voorgedaan onder de Tijdelijke wet. Dit
wetsvoorstel is daarom net als de Tijdelijke wet techniekneutraal geformuleerd. Mochten
in de toekomst technische ontwikkelingen hiertoe nopen, dan bevat de permanente regeling
de mogelijkheid voor de Minister om technische eisen te kunnen stellen in de situatie
dat dit noodzakelijk blijkt (het voorgestelde artikel 19a, tweede lid). Deze mogelijkheid
bestond ook onder de Tijdelijke wet, maar het is tot nu toe niet nodig gebleken hiervan
gebruik te maken.
Wat betreft de toegang tot het internet en de beschikking over technische middelen
ziet de regering hierin geen reden om van digitaal vergaderen af te zien. Raadsleden
kunnen door hun griffie en de gemeentelijke organisatie ondersteund worden.
Voor burgers is het gevolg dat zij voor digitale vergaderingen tevens over digitale
middelen dienen te beschikken om de vergadering die op deze wijze worden gehouden
te kunnen volgen en eventueel gebruik te maken van hun recht op inspraak. Gemeenten
kunnen daar op inspelen door er voor te zorgen dat de digitale vergadering ook op
het gemeentehuis te volgen is. Ten aanzien van het vanuit huis volgen van een digitale
vergadering zijn de gevolgen naar verwachting minimaal, omdat geen specifieke eisen
worden gesteld aan de technische voorzieningen die hiervoor gebruikt kunnen worden
en decentrale overheden geen drempels mogen opwerpen ten aanzien van het volgen van
de vergadering. Dit kan dus met behulp van de eigen pc, laptop, telefoon of tablet
met internetverbinding. Reeds bestaande informatiepunten digitale overheid kunnen
burgers ondersteuning bieden bij alle vormen van digitale overheidszaken. Hier kunnen
inwoners ook uitleg krijgen over de wijze waarop zij een digitale raadsvergadering
kunnen volgen.
Communicatie
De regering is zich ervan bewust dat, blijkens de argumentenkaarten over digitaal
vergaderen en het onderzoek van de Evaluatiecommissie, informele communicatie en interactie
als een gemis kunnen worden ervaren bij digitaal vergaderen. Sommige raadsleden vinden
het bovendien lastig om zich in een digitale setting goed uit te drukken. Hiervoor
kan op lokaal niveau een oplossing worden gezocht. Zo kunnen cursussen worden aangeboden
waarbij raadsleden hun online presentatievaardigheden kunnen ontwikkelen. Daarbij
moet benadrukt worden dat het digitaal vergaderen een volwaardig alternatief is; de
gemeenteraad kan, indien dat haar voorkeur is, ervoor kiezen om in plaats daarvan
of afwisselend fysiek te vergaderen. De verwachting is dan ook dat geen enkele raad
volledig digitaal gaat vergaderen. Als digitale en fysieke vergaderingen afgewisseld
worden, is de inschatting dat het gemis aan informele contacten minder zal zijn dan
onder de Tijdelijke wet.
Experiment hybride vergaderen
Er kunnen uitvoeringslasten voortvloeien uit de algemene maatregel van bestuur waarin
bij wege van experiment hybride vergaderen wordt toegestaan. Mogelijk is bijvoorbeeld
dat meer of andere ondersteuning nodig is door de griffie bij de hybride vergaderingen.
Deze gevolgen zullen worden benoemd in de algemene maatregelen van bestuur waarin
eisen worden gesteld aan het experiment.
6. Financiële gevolgen
In overleg met VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen is conform artikel 2 van
de Financiële-verhoudingswet onderzocht welke financiële gevolgen het wetsvoorstel
heeft. Daarbij dient vooropgesteld te worden dat het wetsvoorstel geen enkele rechtstreekse
verplichting oplegt. Het biedt mogelijkheden waarvan gebruik gemaakt kan worden. De
financiële gevolgen die in kaart zijn gebracht, zijn beperkt en zien met name op de
operationele aspecten. Om digitaal te kunnen vergaderen, moeten technische voorzieningen
beschikbaar zijn. Hiervoor moeten middelen worden aangeschaft zoals (de licenties
van) een of meerdere digitale vergadersystemen dan wel stemapps. Uit contact met de
VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen blijkt dat de meeste decentrale overheden
deze middelen reeds hebben aangeschaft, om digitaal te kunnen vergaderen tijdens de
COVID-19 crisis. De kosten van implementatie zijn om die reden naar verwachting verwaarloosbaar.
Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor burgers of bedrijven.
Experiment hybride vergaderen
Er kunnen financiële gevolgen voortvloeien uit de algemene maatregel van bestuur waarin
bij wege van experiment regels worden toegestaan dat ook is toegestaan dat de raad
vergadert als niet alle leden in dezelfde omgeving deelnemen. Mogelijk is bijvoorbeeld
andere vergadersoftware nodig om ervoor te zorgen dat de raadsleden die digitaal deelnemen
aan de vergadering op dezelfde manier hoorbaar en zichtbaar zijn als de raadsleden
die fysiek deelnemen. Deze gevolgen zullen worden benoemd in de algemene maatregel
van bestuur waarin eisen worden gesteld aan het experiment. Vanzelfsprekend zullen
de financiële gevolgen in overleg met de deelnemende decentrale overheden worden bepaald.
7. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit
tijdstip kan voor verschillende onderdelen of artikelen verschillend worden vastgesteld.
8. Advies en consultatie
Een eerdere versie van het ontwerp van dit wetsvoorstel is voorgelegd aan de VNG,
het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW), de openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de beroeps- en belangenverenigingen (de Nederlandse
Vereniging voor Raadsleden (NVvR), Statenlid.NU, de Vereniging van Griffiers (VvG)
en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB)) en de Kring van commissarissen
van de Koning (Kring). Met uitzondering van de openbare lichamen hebben alle aangeschreven
instanties een reactie uitgebracht39. De bestuurlijke consultatie heeft gelopen tot eind augustus, in verband met de zomerperiode
zijn er na het aflopen van de termijn nog reacties ontvangen. Deze reacties zijn meegenomen
in de procedure. Gelijktijdig is het conceptwetsvoorstel van 29 juni tot 27 juli 2022
opengestel voor internetconsultatie. Daarbij zijn 7 reacties binnengekomen (waarvan
6 openbare en 1 niet-openbare reacties). De regering spreekt haar dank uit aan hen
die de moeite hebben genomen te reageren.
Tot slot is op 4 augustus 2022 een advies ontvangen van het Adviescollege toetsing
regeldruk waar hieronder eerst op in zal worden gegaan (8.1). Vervolgens volgt een
weergave van de reacties van de koepels en de Kring (8.2), de beroeps- en belangenverenigingen
(8.3) en de reacties uit de internetconsultatie (8.4).
8.1 Advies van het Adviescollege toetsing regeldruk
Op 4 juli 2022 is het conceptwetsvoorstel toegezonden aan het Adviescollege toetsing
regeldruk (ATR). Het ATR heeft het conceptwetsvoorstel beoordeeld en geconcludeerd
dat het nut van en de noodzaak voor het wetsvoorstel voldoende zijn onderbouwd. Er
zijn volgens het ATR geen minder belastende alternatieven om digitaal vergaderen mogelijk
te maken. In het advies wordt aandacht gevraagd voor de waarborging van de toegankelijkheid
tot de vergadering, in het bijzonder voor mensen die niet beschikken over de voorzieningen
of vaardigheden om digitale vergaderingen te volgen of daaraan bij te dragen. Het
ATR oordeelt dat het wetsvoorstel ingediend kan worden nadat met het adviespunt rekening
is gehouden.
Als gevolg van dit advies en enkele inspraakreacties is de paragraaf «Toegankelijkheid van de vergadering» opgenomen onder 2.3.1 waarin wordt toegelicht wat er wordt verstaan onder toegankelijkheid
in verhouding tot digitaal vergaderen. Op deze wijze is het voor gemeenteraden en
griffies duidelijk wat van hen wordt verwacht op dit vlak.
8.2 VNG, IPO, UvW en Kring
De VNG is positief over de mogelijkheden die met dit wetsvoorstel worden gecreëerd
waarbij met fysieke en digitale vergaderingen kan worden afgewisseld. Dit sluit volgens
de VNG aan op een behoefte van gemeenteraden. In de memorie van toelichting staat
volgens de VNG een evenwichtige weergave van de voor- en nadelen en de koepel is het
er mee eens dat de gemeenteraad het beste zelf kan bepalen wanneer een fysieke of
digitale vergadering gewenst is, behoudens de in het wetsvoorstel gemaakte uitzonderingen.
De gemaakte uitzonderingen worden door de VNG ondersteund.
In haar reactie draagt de VNG drie vraagpunten voor. Ten eerste over het wettelijk
regelen van de mogelijkheid van bestuurscommissies als bedoeld artikel 83 van de Gemeentewet
om ook digitaal te gaan vergaderen. Dit stond al in het algemeen deel van de memorie
van toelichting, maar nog niet in de wettekst. Nu zijn in de artikelen 83 van de Gemeentewet
en 81 van de Provinciewet de bepalingen over digitaal vergaderen van overeenkomstige
toepassing verklaard. De artikelsgewijze toelichting is op dit punt aangevuld. Het
tweede vraagpunt ziet op het experimenteren met hybride vergaderen. De VNG vraagt
hoe gemeenteraden die aan het experiment deelnemen rechtsgeldige besluiten als bedoeld
in de Gemeentewet kunnen nemen. In paragraaf 2.4 wordt dit verduidelijkt.
Tot slot hebben zowel de VNG als de VvG aandacht gevraagd voor de toepassing van het
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verschillen die kunnen
ontstaan in de informatie- en communicatiemiddelen die aan raadsleden ter beschikking
worden gesteld. In artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke
ambtsdragers is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders aan alle gemeentelijke
politieke ambtsdragers voor de duur van hun ambt informatie- en communicatievoorzieningen
ter beschikking stelt, daarbij inbegrepen de abonnementen, die noodzakelijk zijn voor
de uitoefening van het ambt. In de Circulaire Introductie bij gemeenten van het Rechtspositiebesluit
decentrale politieke ambtsdragers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 28 november 201840 is toegelicht dat er fiscaal sprake is van «digitaal gereedschap» waarvoor een belastingvrijstelling
kan worden verkregen als de werkgever kan aantonen dat dit gereedschap noodzakelijk
is voor het vervullen van het werk.
De motivering voor extra apparatuur kan dus liggen in het feit dat dit nodig is om
digitaal te kunnen vergaderen. De keuze wat nodig is voor de vervulling van het ambt
is aan het college. De regering vertrouwt erop dat colleges de benodigde middelen
zullen verstrekken indien een raad besluit digitaal te willen vergaderen.
Het IPO is voorstander voor digitaal vergaderen. De regering is het met het IPO eens
en de keuze van het gebruik van dit middel bij de provinciale staten dient te liggen.
Voor het verdere standpunt, verwijst het IPO naar het position paper dat het samen
met de VNG en de UvW in mei 2022 naar de Eerste Kamer heeft gezonden.
De UvW is ook positief over het wetsvoorstel en geeft daarbij twee aandachtpunten
en enkele wetstechnische punten mee. De wetstechnische punten zijn voor zover nodig
is gebleken, verwerkt. Als eerste aandachtspunt geeft de UvW te kennen dat zij behoefte
heeft aan een algemene maatregel van bestuur waarin praktische uitvoeringszaken worden
geregeld. Met betrekking tot technische vereisten geeft het wetsvoorstel slechts de
mogelijkheid om bij ministeriële regeling regels te stellen voor de elektronische
omgeving. Tevens is de regering van mening dat de zaken die worden voorgesteld door
de UvW thuishoren in een reglement van orde dat zelf door de decentrale volksvertegenwoordigingen
opgesteld en vastgesteld zou moeten worden. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties kan hierbij ondersteuning verlenen, ook bij het opstellen van
modelverordeningen. Normering in wet- of regelgeving op landelijk niveau wordt op
dit moment echter niet noodzakelijk geacht. Het tweede aandachtspunt dat de UvW aandraagt,
is de vraag of de chat in een vergadersysteem onderdeel moet zijn van het verslag.
In de paragraaf «Verslaglegging en toegankelijkheid» onder 3.2.1 zijn naar aanleiding van de reactie van de UvW hierover verduidelijkende
alinea’s opgenomen.
Tot slot is ook de Kring positief over digitaal vergaderen en daarmee over het wetsvoorstel.
De Kring verzoek om de uitzonderingsgronden te herzien. Ook doet de Kring het verzoek
om fractiegewijze stemming in de wet toe te staan. Het toestaan van fractiegewijze
stemming of blokstemming is een fundamentele wijziging van de bestaande stemmingsprocedures
die strijdigheid op kan leveren met het verbod van stemmen onder last. Het wettelijk
verankeren van mogelijkheden van fractiestemmen vergt een fundamentele herbezinning
van de verhouding tussen gekozene en politieke partij. Het stemmen per fractie of
middels mandaat stemmen namens een fractie raakt aan het vrij mandaat (lastverbod)
van raadsleden. Ideeën in deze richting gaan de reikwijdte van dit wetsvoorstel te
buiten. Onderhavig wetsvoorstel beoogt uitsluitend een technische mogelijkheid wettelijk
te verankeren zonder in te grijpen op constitutionele uitgangspunten en verhoudingen.
Op dit moment ziet de regering geen aanleiding een dergelijk fundamentele wijziging
van het organiek stelsel te overwegen.
Met betrekking tot het verzoek om de uitzonderingsgronden te herzien moet worden opgemerkt
dat ook andere consultatiereacties daarover spreken, waaronder Statenlid.NU, het NGB
en de VvG. De argumenten die naar voren worden gebracht hebben echter niet geleid
tot een wijziging van het voorstel. Zo mag van voltijdbestuurders als burgemeesters,
wethouder of Ministers een grotere zorgvuldigheid worden verwacht als het gaat om
het waarborgen van de beslotenheid van een digitale vergadering. Met betrekking tot
de overhandiging van de profielschets aan de commissaris van de Koning was al opgemerkt
dat dit een bijzondere vergadering is die vraagt om een persoonlijke discussie tussen
raadsleden. Tot slot bestaat de wens om politieke ambtsdragers wél digitaal te kunnen
beëdigen, met het oog op eventuele noodsituaties zoals Covid-19. Het wetsvoorstel
biedt een mogelijkheid die onmiddellijk kan worden toegepast in onvoorziene situaties.
In een situatie waarin om welke reden ook langdurig geen enkele vorm van een fysieke
vergadering mogelijk is, ontstaan naast de beëdiging van nieuwe politiek ambtsdragers
ook andere problemen waarop onderhavig wetsvoorstel geen antwoord biedt. In die situatie
zal opnieuw moeten worden bezien welke (wettelijke) oplossing daarvoor geboden kan
worden.
8.3 Beroeps- en belangenverenigingen
Met uitzondering van de NVvR en Statenlid.NU zijn de overige, geconsulteerde beroeps-
en belangenverenigingen voorstander van het wetsvoorstel. De NVvR en Statenlid.NU
zijn van mening dat digitaal vergaderen enkel in crisissituaties mogelijk zou moeten
zijn. De NVvR spreekt echter wel steun uit voor digitale commissievergaderingen en
onderkent de potentiële meerwaarde van hybride vergaderingen. Verder vraagt de NVvR
aandacht voor de participatie van inwoners tijdens digitale vergaderingen en is zij
bezorgd om de politisering van de besluitvorming over de vergadervorm en de positie
van raadsminderheden daarin.
De zorg over politisering, die wordt gedeeld door het NGB en de VvG, is naar het oordeel
van de regering te voorkomen met goede spelregels die lokaal in de reglementen van
orde neergelegd dienen te worden. Gebruik van de elektronische vergadermogelijkheid
is een lokale afweging die elke raad voor zich dient te maken. Om die afweging goed
te maken, kan lokaal gesproken worden of digitaal vergaderen wenselijk is, en zo ja,
wanneer deze vergadervorm wel of niet wordt ingezet. Zoals hierboven in paragraaf
8.2 in reactie op de UvW al is bevestigd, is het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties bereid om de koepels te ondersteunen bij modelverordeningen
die verschillende opties in kaart brengen en dit lokale gesprek kunnen faciliteren.
In dit proces zullen desgewenst ook de beroeps- en belangenverenigingen worden betrokken.
De NVvR maakt een terecht punt met betrekking tot participatie van inwoners tijdens
digitale vergaderingen. De regering hecht er grote waarde aan te bevestigen dat tijdens
digitale vergaderingen niets verandert aan de uitgangspunten met betrekking tot participatie
van inwoners. Op grond van artikel 150 van de Gemeentewet zijn gemeenteraden verplicht
een verordening vast te stellen met regels over de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden
bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. Zij dienen ook in een
digitale omgeving de mogelijkheid tot inspreken te hebben. Daartoe behoort tevens
ondersteuning of facilitering indien ingezetenen of belanghebbenden minder digitaalvaardig
zijn.
Het NGB, de VvG en Statenlid.NU verzoeken tot herziening van de uitzonderingsgronden.
Zoals echter in bovenstaande paragraaf in reactie op de Kring reeds uiteengezet is,
ziet de regering in de aangevoerde gronden geen redenen om de uitzonderingsgronden
voor digitaal vergaderen te herzien.
8.4 Reacties internetconsultatie
De internetconsultatie heeft zeven reacties opgeleverd. Vijf reacties zijn van inwoners,
waarvan drie zich tegen het wetsvoorstel uitspreken. Tevens zijn er reacties van Ieder(in)
en het Nederlands Juristen Comité voor de mensenrechten (NJCM).
In een van de reacties wordt verzocht om ook de openbaarheid van de besturen van bedrijfsvoeringsorganisaties
als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen te regelen. Bedrijfsvoeringsorganisaties
zijn zogenoemde collegeregelingen. Ze worden ingesteld door colleges van b en w. Daarbij
moet ook meegenomen worden dat collegevergaderingen ook niet openbaar zijn. Het staat
colleges en samenwerkingsverbanden van colleges daarmee ook zonder nadere wettelijke
regeling vrij te kiezen voor een vergadering in een digitale omgeving. Het voorliggend
wetsvoorstel regelt niets met betrekking tot collegevergaderingen. Zo men de openbaarheid
van de bestuursvergaderingen van bedrijfsvoeringsorganisaties zou willen regelen,
is het voorliggende wetsvoorstel niet het geëigende middel.
De reactie van het NJCM richt zich op drie punten. Ten eerste vestigt de reactie de
aandacht op de verhouding tussen het wetsvoorstel en de bestaande grondwettelijke
normen. Naar aanleiding van deze reactie zijn de paragraaf over openbaarheid en de
paragraaf over verhouding tot hoger recht aangevuld. Daarnaast vraagt de NJCM aandacht
voor een certificatieplicht voor het borgen van veilige vergadersystemen en de voorkoming
van identiteitsfraude. De mogelijkheid zulke regels te stellen is opgenomen in het
wetsvoorstel. Voor nu lijkt dit echter nog niet nodig, omdat de ervaringen onder de
Tijdelijke wet uit hebben gewezen dat er geen incidenten zijn geweest op het gebied
van cyberveiligheid. De opmerking over de toegankelijkheid bij digitaal vergaderen
is gebundeld verwerkt in een extra paragraaf over dit onderwerp.
Ieder(in) richt zich als belangenorganisatie van mensen met een beperking of chronische
ziekte op de toegankelijkheid van digitaal vergaderen. De organisatie is positief,
omdat het bij kan dragen aan een grotere politieke participatie van mensen met een
beperking of chronische ziekte. Gebruikte technieken dienen dan echter wel toegankelijke
en gebruiksvriendelijk te zijn. Ter ondersteuning doet Ieder(in) de suggestie een
heldere paragraaf op te nemen over toegankelijkheid. Als gevolg van het advies van
de ATR, de reactie van Ieder(in) en overige reacties is een extra toegankelijkheidsparagraaf
geschreven.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I, onderdeel A, artikel II, onderdeel A, artikel V, onderdeel A (Artikelen
19a Gemeentewet, 19a Provinciewet en 20a WolBES)
De voorgestelde artikelen 19a van de Gemeentewet en de Provinciewet en artikel 20a
WolBES beogen provinciale staten, gemeenteraden en de eilandsraden van de openbare
lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba toe te staan om onder bijzondere omstandigheden
langs de elektronische weg te vergaderen. Deze mogelijkheid is zowel inhoudelijk als
procedureel genormeerd.
Artikelen 19a, eerste lid, Gemeentewet, 19a, eerste lid, Provinciewet en 20a, eerste
lid, WolBES
Het eerste lid schrijft voor dat een vergadering onder bijzondere omstandigheden langs
elektronische weg kan plaatsvinden. De afweging of er gesproken kan worden van een
bijzondere omstandigheid dient te worden gemaakt door de decentrale volksvertegenwoordiging.
Van een bijzondere omstandigheid zou bijvoorbeeld kunnen worden gesproken in het geval
van overstromingen, (sneeuw)stormen, een griepgolf, andere infectieziekten, dierziekten,
een (grote) brand, een chemisch ongeval, ernstige openbareordeverstoringen, (de dreiging
van) een terroristische aanslag of verstoring of uitval van de vitale infrastructuur.
Deze voorbeelden zijn niet uitputtend van aard. De afweging of sprake is van een bijzondere
omstandigheid wordt gemaakt door de decentrale volksvertegenwoordiging en vraagt steeds
een bijzondere beslissing. Die beslissing heeft overigens geen rechtsgevolg en komt
daarmee niet voor rechterlijke toetsing of vernietiging door de Kroon in aanmerking.
Tweede lid artikelen 19a Gemeentewet en Provinciewet
Op basis van artikel 19a lid 2 brengt de burgemeester, dan wel commissaris uiterlijk
zes uur voor aanvang van de vergadering ter openbare kennis dat de vergadering via
elektronische weg plaatsvindt. Dit artikel biedt een mogelijkheid om af te wijken
van artikel 19 lid 2, op basis waarvan de burgemeester, dan wel commissaris tegelijkertijd
met de oproeping de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare
kennis brengt. Hierbij is van belang dat de meerderheid van de raad de vergadermodaliteit
bepaalt. Dit kan de gemeenteraad op basis van artikel 16 Gemeentewet doen door afspraken
te maken en regels te stellen in het reglement van orde die vervolgens door de voorzitter
worden uitgevoerd en gehandhaafd. In situaties waarin een reglement van orde daar
niet in voorziet, zal de burgemeester op andere wijze moeten nagaan of het vergaderen
langs elektronische weg wordt gesteund door een meerderheid van de raad. Dit kan vervolgens
bij aanvang van de vergadering, waarvoor een vergaderquorum geldt, openbaar worden
geverifieerd.
Derde lid artikelen 19a Gemeentewet en Provinciewet
Het voorgestelde in de artikelen 19a, derde lid, Gemeentewet en 19a, derde lid, Provinciewet,
35, tweede lid, Waterschapswet en 20a, tweede lid WolBES en het vierde lid van artikel
22 Wet gemeenschappelijke regelingen beoogt te waarborgen dat vergaderingen die langs
de elektronische weg plaatsvinden ook openbaar toegankelijk zijn voor publiek. Aan
dit vereiste kan bijvoorbeeld worden voldaan door het tot stand brengen van een live
verbinding die voor het publiek te volgen is, wordt geplaatst op de website van de
gemeenteraad, provinciale staten, algemeen besturen en openbare lichamen. Een vergadering
langs elektronische weg dient live te volgen te zijn voor het publiek via een video-
en audioverbinding. Een besloten vergadering langs elektrische weg is daarom niet
mogelijk. Hoewel het technisch mogelijk is om een besloten vergadering digitaal te
laten plaatsvinden, is de ratio achter deze beperking dat wat besproken wordt in een
besloten vergadering, ook écht geheim dient te zijn. In een besloten raadsvergadering
is direct zichtbaar wie er aanwezig zijn, en is geen publiek toegestaan. In een thuissituatie
kunnen de raad en de griffie zich er niet van verzekeren dat deze absolute beslotenheid
geborgd is. Een besloten vergadering langs elektronische weg is daarom niet mogelijk.
Dit zou een specifieke wettelijke regeling behoeven waarin dit wetsvoorstel bewust
niet voorziet. Dit is expliciet uitgesloten door te bepalen dat artikel 23, tweede
en derde lid, op een vergadering langs elektronische weg niet van toepassing zijn.
Vierde lid artikelen 19a Gemeentewet en Provinciewet en artikel 20a lid 2 WolBES
In paragraaf 2.3.2 van het algemeen deel van de toelichting is uitgelegd waarom ervoor
is gekozen om bepaalde vergaderingen uit te sluiten van de mogelijkheid tot vergaderen
langs de elektronische weg. Daarbij is toegelicht waarom niet enkel de besloten vergaderingen
in het kader van de benoeming, herbenoeming en ontslag van de burgemeester, commissaris
van de Koning, voorzitter van het waterschap of gezaghebber, maar de gehele procedure
rond de aanbeveling uit te sluiten van de mogelijkheid tot het houden van een digitale
vergadering over deze onderwerpen. Dit hangt samen met zowel de beslotenheid als de
ceremoniële functie van deze procedure. Verder kunnen vergaderingen van decentrale
volksvertegenwoordigingen waarin de eed of belofte wordt afgelegd bij benoemingen
niet digitaal plaatsvinden. Het betreft hier niet alleen de benoeming van de burgemeester,
commissaris van de Koning, voorzitter van de waterschap en gezaghebber. Het gaat ook
om de toelating en de benoeming van decentrale volksvertegenwoordigers, wethouders,
gedeputeerden, eilandgedeputeerden, leden van de rekenkamer, leden van de gezamenlijke
rekenkamer, de ombudsman en de gezamenlijke ombudsman.
Vijfde lid artikelen 19a Gemeentewet en Provinciewet en vierde lid artikel 20a WolBES
In het vierde lid wordt een grondslag voorgesteld om bij ministeriële regeling technische
eisen te kunnen stellen aan de elektronische omgeving van digitale vergaderingen.
Als in de toekomst blijkt dat de technische ontwikkelingen hiertoe nopen, dan kan
ervoor worden gekozen technische eisen te stellen. Op dit moment is dat nog niet aan
de orde.
Aangezien de bestaande regeling in de Waterschapswet afwijkt van de andere wetten
is de bepaling in de Waterschapswet anders vormgegeven. Om die reden wordt artikel
37 van de Waterschapswet afzonderlijk behandeld in deze artikelsgewijze toelichting.
Artikel III, onderdeel B (Artikel 37 Waterschapswet)
Eerste en vierde lid
Het eerste en het derde lid van artikel 37 komen overeen met de leden 1, 4 en 5 van
de voorgestelde artikelen 19a van de Gemeentewet en 19a van de Provinciewet en 1,3
en 4 van artikel 20a van de WolBES. Voor de toelichting wordt verwezen naar de toelichting
bij deze artikelen.
Tweede lid
Het tweede lid bepaalt dat de voorzitter uiterlijk zes uur voor aanvang van een vergadering
ter openbare kennis brengt dat een vergadering langs elektronische weg plaatsvindt.
Derde lid
Het tweede lid schrijft voor wanneer de digitale vergadering geopend kan worden. De
drie voorwaarden die in dit lid staan komen overeen met de voorwaarden genoemd in
het tweede lid van artikelen 20 van de Gemeentewet en Provinciewet, en 21 van de WolBES.
Voor de toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij deze artikelen, met dien
verstande dat voor de griffier wordt gelezen de secretaris van het algemeen bestuur.
Aangezien de Waterschapswet geen quorum kent voor het openen van de fysieke vergadering,
geldt ook geen quorum voor het openen van de digitale vergadering. In artikel 38b
van de Waterschapswet is wel een quorum voorgeschreven voor een geldige stemming.
Aangezien dit quorum op gelijke wijze geldt voor een stemming tijdens een digitale
vergadering is het niet nodig op andere wijze een quorum voor de digitale vergadering
op te nemen in de Waterschapswet; de huidige regeling volstaat en is van toepassing.
Artikel I, onderdeel A, artikel II, onderdeel A, artikel III, onderdeel B, artikel
V, onderdeel A (Artikelen 19b Gemeentewet, 19b Provinciewet, 37a Waterschapswet en
20b WolBES)
De voorgestelde artikelen 19b van de Gemeentewet en Provinciewet, 37a van de Waterschapswet
en 20b van de WolBES beogen het mogelijk te maken om experimenten uit te voeren om
te onderzoeken of de hybride vergadering van de decentrale volksvertegenwoordigers
kan worden toegestaan als alternatieve vergadermodaliteit en met welke waarborgen
een hybride vergadering omkleed zou moeten zijn om recht te doen aan de vergadering
als democratisch instituut.
Eerste lid
Het eerste lid biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur toe te
staan aan, bij besluit van de Minister aangewezen, gemeenteraden, provinciale staten,
algemeen besturen en openbare lichamen om te experimenteren met de hybride vergadering.
Het doel van het experiment is onderzoeken of de hybride vergadering kan voldoen aan
de (grond)wettelijke vereisten en zo ja, met welke waarborgen de hybride vergadering
omkleed moet worden. In paragraaf 2.4 van het algemeen deel is nader ingegaan op het
doel van het experiment.
Tweede lid
Het tweede lid schrijft voor dat in de algemene maatregel van bestuur in ieder geval
moet worden bepaald op welke manier de doeltreffendheid en de effecten van het experiment
worden bepaald en wanneer de Minister van BZK kan besluiten tot het voortijdig beëindigen
van het experiment. Doelmatigheid en doeltreffendheid zijn gebruikelijke evaluatiecriteria,
maar moeten in dit verband worden gelezen in de context van vergaderingen van een
volksvertegenwoordiging. Hoeveel tijd een onderwerp nodig heeft en hoe veel besluiten
er in een bepaalde periode worden genomen, is aan de volksvertegenwoordiging zelf.
Het feit dat hierover bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld, betekent
met name dat het proces zodanig wordt ingericht dat een reële vergelijking mogelijk
is tussen fysieke, digitale en hybride vergaderingen. Daarbij zal in ieder geval aandacht
worden geschonken aan het aantal vergaderingen dat hybride plaats zal vinden om uitspraken
te kunnen doen over de wijze waarop dat door deelnemers en publiek wordt ervaren.
Derde lid
In het derde lid wordt geregeld dat in de algemene maatregel van bestuur regels kunnen
worden gesteld over de openbaarheid en toegankelijkheid van de vergadering. Het is
niet verplicht dit in de algemene maatregel van bestuur te regelen, omdat de verplichting
tot openbaarheid reeds volgt uit de artikelen 125, 132a en 133 van de Grondwet, zoals
is beschreven onder paragraaf 3. De regering acht het echter wenselijk dat waarborgen
kunnen worden gesteld om de openbaarheid en toegankelijkheid ook bij deze vergadervorm
te garanderen.
Vierde lid
De algemene maatregel van bestuur wordt, op grond van het vierde lid, vier weken aan
beide kamers van de Staten-Generaal voorgelegd, voordat deze wordt voorgedragen.
Vijfde lid
Ook zendt de Minister van BZK ten minste drie maanden voorafgaand aan het einde van
het experiment een verslag naar beide kamers van de Staten-Generaal over de doeltreffendheid
en de effecten van het experiment in de praktijk op grond van het vijfde lid. Uit
het verslag blijkt ten minste of bij deze wijze van vergaderen de openbaarheid van
de vergadering, de orde van de vergadering en het verloop van de stemmingen kunnen
worden gehandhaafd en met welke waarborgen de hybride vergadering omkleed moet worden.
Ook de subjectieve ervaring van de deelnemers en het publiek, zal worden meegewogen
bij de overwegingen deze experimenten een permanent vervolg te geven.
Zesde lid
Als voor het einde van het experiment reeds een voordracht is gedaan van een voorstel
van wet waarin de hybride vergadering permanent als alternatieve vergaderwijze is
opgenomen, kan het verslag achterwege blijven, ingevolge het zesde lid. De evaluatie
van het experiment zal dan immers worden betrokken en toegelicht bij het voorstel
van wet.
Artikel I, onderdeel B, artikel II, onderdeel B, artikel V, onderdeel B (artikel 20
Gemeentewet, artikel 20 Provinciewet en artikel 21 WolBES)
Op grond van het voorgestelde tweede lid kan een digitale vergadering pas worden geopend
als aan drie vereisten is voldaan. Ten eerste moet ieder lid, de voorzitter en de
griffier toegang hebben tot de elektronische omgeving. Dit betreft een technisch vereiste.
Voor toegang tot de elektronische omgeving mogen zich geen technische mankementen
voordoen, zowel bij het raadslid als bij het vergadersysteem. Als door bijvoorbeeld
een storing in het systeem van de gemeente niet alle leden toegang hebben tot de omgeving,
kan de vergadering niet aanvangen. Ten tweede moet meer dan de helft van het aantal
zitting hebbende leden, alsmede de voorzitter en de griffier, in een afzonderlijke
elektronische omgeving deelnemen aan de vergadering voordat de vergadering kan worden
geopend. Dit betreft een verduidelijking van hoe het quorum wordt vastgesteld in een
elektronische omgeving. Concreet houdt dit in dat elk lid, de voorzitter en de griffier
met een eigen elektronisch middel en een eigen account deel moet nemen aan de vergadering.
Het is niet toegestaan dat leden, de voorzitter en de griffier gezamenlijk op een
account en technisch middel deelnemen. Ten derde moeten de leden, de voorzitter en
de griffier op zodanige wijze zichtbaar en hoorbaar zijn dat hun identiteit kan worden
vastgesteld. Zij moeten dus duidelijk in beeld zijn en moeten verstaanbaar zijn als
zij spreken. Het nieuwe tweede lid komt overeen met artikelen 1.2, 1.3, tweede lid,
onderdelen a en b, 2.2, 2.3, tweede lid, onderdelen a en b, 5.2 en 5.3, tweede lid,
onderdelen a en b, van de Tijdelijke wet. Dat betekent dus ook dat de werkwijze van
gemeenten onder de Tijdelijke wet, onder dit wetsvoorstel kan worden gecontinueerd.
Bijzondere aandacht verdient nog de situatie waarin het quorum niet wordt gehaald
en er een nieuwe vergadering wordt uitgeschreven. Op grond van het huidige artikel
20, derde lid, Gemeentewet geldt in dat geval geen quorum en kan de vergadering dus
ook worden geopend als minder dan de helft van het aantal leden aanwezig is. Ingevolge
het nieuwe vierde lid van artikel 20 geldt dit ook voor een nieuw uitgeschreven vergadering
langs elektronische weg. Aan de andere twee vereisten, omschreven in het tweede lid,
om de vergadering te openen moet wel worden voldaan voordat de op grond van dit artikel
nieuw uitgeschreven digitale vergadering geopend kan worden. Dit neemt niet weg dat
de nieuw uitgeschreven vergadering ook fysiek plaats kan vinden als de oorspronkelijke
vergadering digitaal gehouden zou worden.
Artikel I, onderdelen C, D en E, artikel II, onderdelen C, D en E, en artikel V, onderdelen
C en D (artikelen 29, 82 en 83 Gemeentewet, 29, 80 en 81 Provinciewet en 30 en 117
WolBES)
Door wijziging van de artikel 20 van de Gemeentewet en de Provinciewet en artikel
21 van de WolBES is het noodzakelijk de verwijzingen in de artikelen 29, 82 en 83
van de Gemeentewet, de artikelen 29, 80 en 81 van de Provinciewet en de artikelen
30 en 117 van de WolBES aan te passen. Deze wijzigingen zijn technisch van aard.
De raadscommissies en de bestuurscommissies met besluitvormende bevoegdheden als bedoeld
in artikelen 82 en 83 van de Gemeentewet en 80 en 81 van de Provinciewet, kunnen met
dit wetsvoorstel ook digitaal vergaderen. Daarom worden voor raadscommissies de artikelen
19 tot en met 19b en 21 tot en met 23 van de Gemeentewet en de Provinciewet van overeenkomstige
toepassing verklaard. Voor bestuurscommissies betreft dit de artikelen 19, tweede
lid, 19a, 19b, 20, tweede lid, 22 en 23, eerste tot en met vijfde lid van de Gemeentewet
en de Provinciewet.De quorum-eis uit artikel 20, tweede lid, onderdeel b, Gemeentewet
en Provinciewet geldt niet voor vergaderingen van de raadscommissies en bestuurscommissies.
Deze eis geldt dus niet indien de vergadering langs elektronische weg plaatsvindt.
Wel dienen de voorzitter en leden afzonderlijk in een elektronische omgeving deel
te nemen aan de vergadering. Artikelen 83, vierde lid, van de Gemeentewet en 81, vierde
lid, van de Provinciewet sluiten daarmee aan op artikelen 1.6 en 2.6 van de Tijdelijke
wet.
Artikel IV (Wijziging Wet gemeenschappelijke regelingen)
Door het wijzigen en invoegen van de artikelen 19a en 19b in de Gemeentewet en de
Provinciewet moeten verschillende artikelen uit de Wet gemeenschappelijke regelingen
aangepast worden. Dit betreft een technische wijziging.
Zie verder de paragrafen 2.3.1 en 2.4 van het algemeen deel van de toelichting en
het artikelsgewijze commentaar bij de artikelen 19a en 19b van de Gemeentewet en Provinciewet.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.