Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 373 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en Wet voortgezet onderwijs 2020 in verband met de inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen voor leerplichtige nieuwkomers en het versterken van de regierol van gemeentebesturen bij het aanbod van nieuwkomersonderwijs (Wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs)
Nr. 7
                   NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Ontvangen 23 juni 2023
De regering dankt de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de
                  schriftelijke inbreng bij het wetsvoorstel tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in
                  het onderwijs. Dat geldt in het bijzonder voor de voortvarende wijze waarop de vaste
                  commissie het verslag heeft opgesteld. Zoals eerder met uw Kamer is gecommuniceerd,
                  is een zo spoedig mogelijke behandeling van het wetsvoorstel naar het oordeel van
                  de regering aangewezen om zeker te kunnen stellen dat het onderwijs aan alle leerplichtige
                  nieuwkomers zo snel mogelijk juridisch geborgd is. De regering is de leden van de
                  fracties van VVD, D66, CDA, SP, PvdA, GroenLinks, CU, SGP en BBB erkentelijk voor
                  de gestelde vragen.
               
Hierna reageert de regering op de door de fracties gestelde vragen. De leden van de
                  fracties van VVD onderschrijven het belang van onderwijs voor alle leerlingen en zijn
                  van mening dat het wetsvoorstel hieraan bijdraagt, maar hebben nog een aantal vragen
                  over de gebruikte instrumenten en het flankerend beleid. De leden van de D66-fractie
                  staan in de basis positief tegenover het voorstel van de regering maar hebben enkele
                  vragen over het onbevoegd lesgeven op een tijdelijke onderwijsvoorziening. De leden
                  van de fractie van het CDA zijn voorstander om de maatregelen zoals die genomen zijn
                  voor Oekraïense ontheemden ook voor andere vluchtelingen te nemen, maar zijn verbaasd
                  dat bij het opstellen van het wetsvoorstel de vragen uit de praktijk van gemeenten
                  en schoolbesturen niet als vertrekpunt zijn genomen. De leden van de SP fractie hebben
                  kennisgenomen van het voorstel dat bij hen nog de nodige vragen oproept. De leden
                  van de PvdA-fractie zijn blij dat de regering een poging doet om de schrijnende situaties
                  in het nieuwkomersonderwijs op te lossen, maar hebben kritische kanttekeningen bij
                  de maatregelen die regering nu wenst te treffen. De leden van de GroenLinksfractie
                  zijn positief dat de regering iets doet aan de situatie van vluchtelingenkinderen
                  die verstoken zijn van onderwijs, maar de leden hebben wel nog wel flink wat kritische
                  vragen over de manier waarop de regering dit probleem wil aanpakken. De leden van
                  de ChristenUnie-fractie onderschrijven het doel van het wetsvoorstel en hebben in
                  deze fase van behandeling op een aantal punten nog behoefte aan een nadere toelichting
                  van de regering. De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
                  Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel en heeft nog enkele
                  vragen.
               
De door de leden gestelde vragen zijn zo veel mogelijk samengevoegd om onnodige herhaling
                  in de beantwoording te voorkomen. Daarbij is wel getracht de volgorde van het verslag
                  aan te houden. Voor zover vragen toch op een andere plaats zijn beantwoord is daarvan
                  aan het begin van de paragraaf waarin de vraag oorspronkelijk gesteld was expliciet
                  melding gemaakt. Met deze nota naar aanleiding van het verslag ontvangt uw Kamer ook
                  een nota van wijziging, waarmee een onjuiste verwijzing wordt aangepast.
               
Inhoudsopgave
I
Algemeen deel
2
1.
Inleiding
2
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
11
2.1
Probleembeschrijving
11
2.2
Probleemaanpak en motivering instrumentkeuze
13
3.
Verhouding tot hoger recht
28
4.
Gevolgen
33
4.2
Advies ATR
33
6.
Toezicht en handhaving
33
7.
Consultatie
34
8.
Financiële gevolgen
35
10.
Overgangsrecht, beoogde inwerkingtreding en horizonbepaling
39
II
Artikelsgewijs deel
40
III
Overig
43
De hierboven gehanteerde paragraafindeling volgt uit het verslag en is gelijk aan
                  de memorie van toelichting. Paragrafen waarover geen vragen zijn gesteld zijn geen
                  onderdeel van het verslag en daarmee ook niet van deze nota naar aanleiding van het
                  verslag. De paragraafnummering is hierop – voor de overzichtelijkheid – niet aangepast.
               
I Algemeen deel
               
1. Inleiding
               
De vraag van de fractie van het CDA over de nieuwkomersbekostiging die in deze paragraaf
                  was gesteld, is beantwoord in paragraaf 8 over de financiële gevolgen.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er begin 2024 meer leerplichtige asielzoekers
                        worden verwacht en vragen op welk aantal migranten de prognose voor leerplichtige
                        asielzoekers is gebaseerd? Welke bandbreedte wordt hierbij aangehouden?
De Meerjaren Productie Prognose van 2023-I (hierna: MPP) bevat inzichten in het toekomstbeeld
                     voor de organisaties in de migratieketen, zoals het COA1 en de IND2. De MPP is een periodiek overzicht van ambtelijke prognoses dat onder regie van het
                     Ministerie van Justitie en Veiligheid en de migratieketenpartners wordt opgesteld.
                     Het daarin vervatte toekomstbeeld is gebaseerd op de huidige inzichten, aannames,
                     risico’s en onzekerheden over de asielinstroom. Uit de recentste MPP blijkt dat het
                     verwachte aantal asielzoekers dat eind 2023 door het COA wordt opgevangen ongeveer
                     70.000 bedraagt.3
In aanvulling vragen de leden van de VVD-fractie
                     in hoeverre scholen en gemeenten nu al worden geïnformeerd en voorbereid op het verwachte
                        aantal leerplichtige nieuwkomers?
De regiocoördinatoren nieuwkomersonderwijs van OCW zijn doorlopend in gesprek met
                     scholen en gemeenten over het onderwijs aan nieuwkomers. Ze informeren, adviseren
                     en denken mee met scholen en gemeenten over de uitdagingen in het nieuwkomersonderwijs
                     en passende oplossingen voor die uitdagingen. Het is daarbij niet mogelijk om de prognoses
                     op landelijk niveau te vertalen naar verwachtingen op het lokale niveau van een gemeente.
                     In de advisering wordt echter niet alleen gekeken naar de uitdagingen op korte termijn
                     die bijvoorbeeld ontstaan door de opening van een tijdelijke opvanglocatie, maar ook
                     naar de mogelijke scenario’s op langere termijn. Wat komt er mogelijk nog op een gemeente
                     af en wat betekent dit voor de te maken keuzes. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt
                     dit gesprek te ondersteunen door school- en gemeentebesturen een overlegstructuur
                     en instrumenten te bieden waarmee zij op iedere situatie kunnen reageren.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen waarom is gekozen voor een doorzettingsmacht en
                        de mogelijkheid scholen een verplichting op te leggen en in het uiterste geval zelfs
                        een bekostigingssanctie, terwijl er vanuit de scholen geen onwil is gebleken om mee
                        te werken aan nieuwkomersvoorzieningen. En waarom is gekozen geen internetconsultatie toe te passen en de signalen van zowel
                        de PO-raad, de VO-raad als LOWAN te negeren? Daarnaast vragen de leden om een inhoudelijke
                        reactie op de kritiek van de Raad van State dat hiermee de bestaande samenwerking
                        op lokaal niveau wordt aangetast. Waarom is niet, zoals bij de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen
                        bij massale toestroom van ontheemden, gekozen is voor een meldingsplicht.
                     De leden van de fractie van D66 vroegen de mogelijkheid tot het nemen van een ambtshalve
                        besluit aanvullend te motiveren.
                     Ook de leden van de fractie van de SGP vroegen naar de keuze om af te stappen van
                        de meldplicht en de onderbouwing van de noodzaak om een aanwijzingsbevoegdheid te
                        introduceren
Het onderwijs voor nieuwkomers heeft sinds vorig jaar te maken gekregen met een exponentiële
                     groei van het aantal nieuwkomers. Deze toename begon met de massale toestroom van
                     ontheemden uit Oekraïne in het voorjaar van 2022. Ondanks de inzet van alle betrokkenen
                     was het niet mogelijk om binnen de bestaande juridische kaders aan iedere nieuwkomer
                     een plaats te bieden in het onderwijs. Om die reden is de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen
                     bij massale toestroom van ontheemden (hierna: de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen)
                     in werking getreden. Het huidige wetsvoorstel vertoont in hoge mate gelijkenis met
                     de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen, omdat het de inrichting van tijdelijke voorzieningen
                     voor alle nieuwkomers mogelijk maakt. Dit wetsvoorstel is voortgekomen uit een oproep
                     van wethouders en veldpartijen om tot passende maatregelen te komen die het mogelijk
                     zouden maken aan de fors gestegen vraag naar nieuwkomersonderwijs het hoofd te bieden.4 Bovendien heb ik uw Kamer toegezegd om op korte termijn te verkennen welke aanpassingen
                     in dit kader in het nieuwkomersonderwijs wenselijk zijn en daartoe met een voorstel
                     te komen.5 Daarbij heb ik benadrukt dat ik het belangrijk vind om over dat voorstel met uw Kamer
                     in gesprek te gaan om zo te komen tot een democratisch gedragen voorstel. Hierbij
                     nodig ik de leden van uw Kamer nogmaals expliciet uit om met de regering mee te denken
                     over het oplossen van de maatschappelijke opgave waarvoor het onderwijs zich nu gesteld
                     ziet en de voorwaarden die daaraan verbonden moeten zijn. Ik merk daarbij op dat aan
                     dit wetsvoorstel ingewikkelde keuzes en dilemma’s ten grondslag liggen die betrekking
                     hebben op de moeilijke afweging tussen het garanderen van het recht op zo goed mogelijk
                     onderwijs voor eenieder en het ontwerpen van een instrument dat werkbaar is en tot
                     daadwerkelijke ruimte leidt in de praktijk. De regering ziet het als onderdeel van
                     haar bestuurlijke verantwoordelijkheid om in deze afweging duidelijk richting te kiezen
                     en om de verantwoordelijkheid niet af te schuiven op scholen, gemeenten, onderwijsorganisaties
                     en andere betrokken partijen.
                  
Een belangrijke overeenkomst tussen het Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen en het
                     onderhavige wetsvoorstel is dus dat beide het wetsvoorstellen het in vergelijkbare
                     mate mogelijk maken om in de tijdelijke voorzieningen af te wijken van de onderwijswetgeving.
                     Een belangrijk verschil is echter dat de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen was
                     opgesteld met het oog op de toestroom van ontheemden uit Oekraïne en daarom een horizonbepaling
                     kent: 14 juli 2024 voor het primair onderwijs en 1 augustus 2024 voor het voortgezet
                     onderwijs. Binnen die periode kunnen schoolbesturen volledig zelf bepalen of zij al
                     dan niet overgaan tot het inrichten van een tijdelijke onderwijsvoorziening. Een meldplicht
                     volstond voor de tijdelijke en acute situatie waarvoor het onderwijs zich gesteld
                     zag. In de praktijk heeft dit ertoe geleid dat de grootte van de tijdelijke onderwijsvoorzieningen
                     sterk varieert. Er bestaan bijvoorbeeld enkele tijdelijke onderwijsvoorzieningen met
                     minder dan tien leerlingen. Het is de vraag of voor dergelijke aantallen een andersoortige
                     onderwijsvoorziening met een ander onderwijsaanbod passend en noodzakelijk is. De
                     tijdelijke nieuwkomersvoorziening die wordt mogelijk gemaakt met onderhavig wetsvoorstel
                     moet alleen worden ingezet wanneer de aantallen leerlingen echt een situatie van nood
                     onderschrijven en hier wil ik zicht en sturing op houden.
                  
Het onderhavige wetsvoorstel bevat een structurele regeling voor een noodinstrumentarium
                     dat beoogt schoolbesturen en gemeentebesturen in staat te stellen om de onderwijscapaciteit
                     op te kunnen schalen als in de toekomst blijkt dat dit onverhoopt nodig is. De regering
                     heeft gemeend dat een structurele regeling voor een noodinstrumentarium helderheid
                     en zekerheid geeft over de mogelijkheden die besturen en gemeenten ter beschikking
                     staan indien zij voor zo’n noodsituatie worden geplaatst en dat een dergelijke structurele
                     regeling tevens waarborgt – door de juridische kaders duidelijk aan te geven – dat
                     in de toekomst niet te snel en te makkelijk voor de inrichting van een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening kan worden gekozen. De inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     is altijd een ultimum remedium. Door de Minister een beslissingsbevoegdheid te geven
                     over de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening en daarbij ook de mogelijkheid
                     te bieden om een termijn aan die inrichting te stellen, wordt geborgd dat tijdelijke
                     nieuwkomersvoorzieningen alleen kunnen worden ingezet in geval van nood. Door die
                     bevoegdheid bij de Minister te leggen, zal in de uitoefening ervan gekomen kunnen
                     worden tot uniforme afwegingen, hetgeen de rechtszekerheid bevordert. Daarmee heeft
                     de Minister een instrument in handen om zijn verantwoordelijkheid voor de kwaliteit
                     van het onderwijs van alle leerlingen waar te maken. Overigens wordt dit uitgangspunt
                     door zowel de PO-Raad, de VO-Raad, de VNG6 als LOWAN7 gesteund. Ook zij hechten er belang aan dat tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen slechts
                     onder uitzonderlijke omstandigheden mogelijk zijn en niet langer voortbestaan dan
                     noodzakelijk is. De organisaties hebben gedurende het hele ontwerpproces van het wetsvoorstel
                     ambtelijk advies uitgebracht.
                  
Het uitgangspunt van het huidige wetsvoorstel is evenwel nog altijd dat de verantwoordelijkheid
                     voor de inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen bij de schoolbesturen en
                     het college van burgemeester en wethouders berust. Zij kennen de lokale situatie immers
                     het best. Om deze lokale verantwoordelijkheid te borgen introduceert het wetsvoorstel
                     op de eerste plaats een jaarlijkse overlegplicht tussen alle bevoegde gezagen en het
                     gemeentebestuur waarin afspraken worden gemaakt over de inrichting en de capaciteit
                     van het nieuwkomersonderwijs in die gemeente. Daarmee beoogt het wetsvoorstel te voorzien
                     in een overlegstructuur waarbinnen de besluitvorming over de noodzaak tot inrichting
                     van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening op lokaal niveau in gezamenlijkheid vorm
                     kan krijgen. Dergelijk overleg vindt in veel gemeenten al plaats en in deze gemeenten
                     is ook te zien dat het nieuwkomersonderwijs eenvoudiger opgeschaald kan worden. De
                     betrokken partijen weten elkaar immers makkelijker en sneller te vinden. De wet beoogt
                     op dit punt aan te sluiten bij de bestaande lokale samenwerking en deze samenwerking
                     te bestendigen. Deze samenwerking, die in veel gemeenten reeds gebruikelijk is, wordt
                     dan ook niet doorkruist maar met dit wetsvoorstel ondersteund.
                  
Indien zich een (nood)situatie voordoet waarbij er ondanks alle inspanningen naar
                     verwachting niet genoeg onderwijsplekken beschikbaar zullen zijn voor de nieuwkomers
                     in die gemeente, kan het gemeentebestuur zich tot de Minister wenden en een verzoek
                     indienen om tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen toe te staan in de gemeente. Deze
                     bevoegdheid voor het gemeentebestuur past bij de regiefunctie die het college van
                     burgemeester en wethouders in de praktijk heeft, bijvoorbeeld bij het organiseren
                     van het jaarlijkse overleg. Het zijn de schoolbesturen die uiteindelijk tot de inrichting
                     van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening zullen moeten overgaan. In veruit de meeste
                     gevallen zal een tijdelijke nieuwkomersvoorziening na verlening van de toestemming
                     worden ingericht. Daarbij geldt overigens dat de inwilliging van een verzoek door
                     de Minister veel ruimte laat aan schoolbesturen om vorm te geven aan de inrichting
                     van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening. In zoverre bestaat er weinig verschil met
                     een meldingsplicht. Ook kunnen zij zelf bepalen in welke mate zij van de ruimte die
                     het wetsvoorstel biedt om van de onderwijswetgeving af te wijken gebruikmaken.
                  
De regering is van oordeel dat voor een structureel noodinstrumentarium ook geldt
                     dat het voorbereid moet zijn op alle situaties. En dus ook situaties die naar verwachting
                     slechts zelden, en hopelijk zelfs nooit zullen voorkomen. Om die reden voorziet het
                     wetsvoorstel in een mogelijkheid voor de Minister om ook te besluiten dat in een gemeente
                     door de daar aanwezige bevoegde gezagen een tijdelijke nieuwkomersvoorziening moet
                     worden ingericht. Dit besluit zal enkel in uitzonderlijke situaties worden genomen,
                     waarin duidelijk is dat in een gemeente alleen door de inrichting van een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening in het onderwijs voor alle nieuwkomers kan worden voorzien
                     en er geen verzoek met die strekking wordt gedaan. De regering heeft gemeend dat het
                     verstandig is om ook voor deze situatie een duidelijke bevoegdheids- en verantwoordelijkheidsverdeling
                     in het wetsvoorstel op te nemen. Dit moet ertoe leiden dat ingeval van een patstelling
                     het goede gesprek op lokaal niveau weer op gang kan komen. Om te benadrukken dat deze
                     bevoegdheid alleen kan worden toegepast als er eerst voldoende gelegenheid is geboden
                     om een verzoek te doen, zijn na het advies van de Afdeling advisering van de Raad
                     van State de toepassingsvoorwaarden aangescherpt. In het wetsvoorstel is expliciet
                     opgenomen dat de Minister alleen ambtshalve een besluit kan nemen als vaststaat dat
                     er onvoldoende onderwijscapaciteit voor nieuwkomers zal zijn. Daarnaast is ook de
                     voorwaarde behouden dat de Minister alleen ambtshalve een besluit kan nemen nadat
                     over het voornemen tot dat besluit overleg is gevoerd met het betreffende college
                     van burgemeester en wethouders. Het besluit van de Minister kan dus nooit zonder overleg
                     genomen worden en dus ook niet als verrassing voor het betreffende gemeentebestuur
                     komen.
                  
Nadat de Minister ambtshalve het besluit heeft genomen dat er in een bepaalde gemeente
                     tenminste één tijdelijke nieuwkomersvoorziening moet worden ingericht is het weer
                     aan de gezamenlijke schoolbesturen in die gemeente om onder regie van het college
                     van burgemeester en wetshouders tot afspraken te komen over de concrete inrichting
                     van ene tijdelijke nieuwkomersvoorziening. En alleen als de patstelling in een gemeente
                     compleet is en ook die afspraken niet tot stand komen heeft het college van burgemeester
                     en wethouders een beslissende stem bij het bepalen van het bevoegd gezag dat verantwoordelijk
                     zal zijn voor de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Het gemeentebestuur
                     kan dan besluiten dat een schoolbestuur tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     moet overgaan. Overigens is de mogelijkheid om dat besluit met bekostigingssancties
                     af te dwingen na het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State geschrapt.
                  
De leden van de CDA-fractie hebben gelijk dat de PO-Raad, VO-Raad en LOWAN zich niet
                     in deze bevoegd van het gemeentebestuur kunnen vinden. De regering is evenwel van
                     mening dat het ook tot de stelselverantwoordelijkheid van de Minister behoort om een
                     patstelling te kunnen doorbreken. Overigens was ook de Afdeling advisering van de
                     Raad van State van oordeel dat het nodig kan zijn een interventiebevoegdheid te creëren
                     als blijkt dat scholen en gemeenten onvoldoende bereidheid tonen om de noodzakelijke
                     inspanningen te verrichten, mits nut en noodzaak van de bevoegdheid dan wel worden
                     gemotiveerd in het licht van de vastgestelde problemen en worden afgewogen tegen de
                     bestaande verantwoordelijkheidsverdeling en toezichtmechanismen. Anders dan de Afdeling
                     advisering van de Raad van State lijkt aan te nemen, vindt de regering dat niet met
                     de introductie van een interventiebevoegdheid kan worden gewacht tot de situatie zich
                     voordoet waarin dit instrument nodig is en dat alsdan wettelijk te gaan regelen. Dan
                     is het te laat. Ook heeft het nieuwkomersonderwijs behoefte aan minder ad-hocregelgeving.
                     Het onderhavige wetsvoorstel beoogt een eerste aanzet te geven voor een duurzame regeling
                     van het nieuwkomersonderwijs die voldoende flexibel is om voor alle situaties richting
                     te bieden. Daarmee volgt de regering niet de wens van de PO-raad, VO-raad en LOWAN,
                     maar wordt wel aangesloten bij de ook in artikel 23, eerste lid, van de Grondwet verankerde
                     stelselverantwoordelijkheid. De uitoefening van die stelselverantwoordelijkheid zal
                     uiteindelijk onderdeel uitmaken van de evaluatie van het wetsvoorstel.
                  
De leden van de CDA-fractie vroegen ook naar de reden waarom er niet voor openbare
                     internetconsultatie is gekozen. Dit wetsvoorstel is in een korte tijd opgesteld. Dit
                     alles was ingegeven door de noodzaak (en roep uit het veld) om snel ruimte te kunnen
                     bieden aan het onderwijs en te voorkomen dat leerplichtige nieuwkomers op steeds meer
                     plekken in het land geen onderwijs zouden kunnen krijgen. In dat proces, dat van alle
                     betrokkenen veel heeft gevraagd, was geen reële ruimte om het reguliere proces van
                     een openbare internetconsultatie te volgen. De regering heeft getracht deze tekortkoming
                     te mitigeren door de voorgestelde maatregelen in een vroegtijdig stadium te bespreken
                     met de landelijke vertegenwoordigers van de partijen die dichtbij het nieuwkomersonderwijs
                     staan: LOWAN, de sectorraden, de inspectie en de VNG. De inhoud van het wetsvoorstel
                     is meerdere keren aan bod gekomen in het tweewekelijks overleg met deze partijen,
                     waarbij zij gelegenheid hebben gekregen zowel mondeling als schriftelijk advies en
                     feedback te geven. Ook heb ik enkele gesprekken gevoerd met een gemeenten en schoolbesturen
                     die zich eerder bij mij hadden gemeld met zorgen over de organiseerbaarheid van het
                     nieuwkomersonderwijs.
                  
De regering benadrukt graag met uw Kamer in gesprek te gaan over de afwegingen die
                     achter het onderhavige wetsvoorstel schuilgaan en de keuzes die de regering daarbij
                     heeft gemaakt.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen waarom is gekozen voor tijdelijke oplossingen,
                        terwijl de uitdaging met onderwijs aan nieuwkomers structureel is. Wat is de reden
                        dat de mogelijkheden voor de huidige nieuwkomersvoorzieningen niet wat verruimd worden,
                        bijvoorbeeld door de afstand te vergroten? Hoe wordt er gewerkt aan een structurele
                        oplossingen om het onderwijs aan nieuwkomers te garanderen?
Dit wetsvoorstel beoogt een structureel instrumentarium te bieden voor noodsituaties,
                     zodat, als daartoe een noodzaak bestaat, de capaciteit van het nieuwkomersonderwijs
                     snel op kan worden geschaald. De reden om nu eerst deze structurele regeling te introduceren
                     is gelegen in de grote toestroom van nieuwkomers die voor de huidige grote druk op
                     het nieuwkomersonderwijs heeft gezorgd en die ook in de nabije toekomst nog verder
                     op zal lopen. De regering deelt de mening van de CDA-fractie dat in de toekomst ook
                     gekomen moet worden tot een structurele regeling van het reguliere nieuwkomersonderwijs.
                     In 2022 is aan de Kamer toegezegd dat er in 2023 wordt verkend of, en zo ja, op welke
                     wijze, een dergelijk structureel kader vorm zou kunnen krijgen. De vraag of het daarbij
                     zinvol kan zijn af te wijken van de afstandsnormen zal onderdeel uitmaken van die
                     verkenning. Daarbij is het goed in de weging te betrekken dat een afwijking van de
                     afstandsnormen lang niet altijd een oplossing is, omdat, wanneer schoollocaties te
                     ver uit elkaar komen te liggen, er bijvoorbeeld te weinig personeel beschikbaar is
                     om op een andere locatie ingezet te worden, of omdat er met verschillende gemeenten
                     afspraken nodig zijn over randvoorwaarden als huisvesting en leerlingenvervoer.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat dit wetsvoorstel alleen gaat
                        over het primair en voortgezet onderwijs, terwijl er ook jongeren in de leerplichtige
                        leeftijd in het mbo les krijgen.
Dit wetsvoorstel heeft betrekking op het primair en voortgezet onderwijs omdat in
                     deze sectoren op verschillende plekken inmiddels al sprake is van een tekort aan onderwijsplekken.
                     In meerdere gemeenten staan kinderen langere tijd op de wachtlijst voor ze nieuwkomersonderwijs
                     kunnen krijgen en er zijn zelfs scholen die een leerlingenstop hebben. In het middelbaar
                     beroepsonderwijs zijn er op dit moment geen signalen dat er geen plek is voor nieuwkomersstudenten.
                     De aantallen zijn hier ook lager omdat de leerplicht voor een deel van deze studenten
                     niet meer geldt en het deel dat nog wel leer- of kwalificatieplichtig is vaak eerst
                     in het nieuwkomersonderwijs in het voortgezet onderwijs terecht komt. Om deze redenen
                     ziet de regering op dit moment geen noodzaak om het wetsvoorstel uit te breiden naar
                     het mbo.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen of de gemeenteraad een rol heeft met betrekking
                        tot dit wetsvoorstel.
De gemeenteraad controleert op de eerste plaats het functioneren van het college van
                     burgemeester en wethouders. Dat geldt dus ook voor de uitoefening van de bevoegdheden
                     en verantwoordelijkheden die dit wetsvoorstel bij het college van burgemeester en
                     wethouders belegt
                  
De leden van de SP-fractie vragen of een kortere periode nieuwkomersonderwijs, alvorens
                        de overgang naar het regulier onderwijs wordt gemaakt, de druk op het nieuwkomersonderwijs
                        kan verminderen. Hoe heeft de gemiddelde tijd die een leerling doorbrengt in het nieuwkomersonderwijs
                        zich de afgelopen jaren ontwikkeld?
Leerlingen in het nieuwkomersonderwijs stromen zo spoedig mogelijk door naar het reguliere
                     onderwijs. In het primair onderwijs is dit tegenwoordig in de meeste gevallen na een
                     jaar (10–14 maanden), en in het voortgezet onderwijs na twee jaar (14–26 maanden).8 Daarmee ligt de doorstroomsnelheid van nieuwkomersleerlingen in Nederland hoog, want
                     het leerproces van een nieuwe taal duurt gemiddeld vier á vijf jaar.9 Deze snelheid is onder andere toe te schrijven aan de professionalisering van het
                     nieuwkomersaanbod op de scholen, waar expertiseorganisatie LOWAN al jaren een belangrijke
                     rol in vervult. Na de doorstroom blijft in veel gevallen de juiste begeleiding nodig
                     voor nieuwkomersleerlingen. Na de hierboven genoemde periode kan het reguliere onderwijs
                     dat meestal bieden. Ondanks de ambitie om het onderwijsaanbod steeds verder te verbeteren,
                     lijkt een nog snellere doorstroom niet mogelijk en wenselijk. Er zijn geen onderbouwde
                     cijfers van de ontwikkeling van de gemiddelde tijd die een leerling in het nieuwkomersonderwijs
                     doorbrengt.
                  
De leden van de fractie van de SP vragen in hoeverre de capaciteit van het nieuwkomersonderwijs
                        de afgelopen jaren heeft meebewogen met de vraag. Kan de regering over de laatste
                        tien jaar een overzicht van de capaciteit meesturen?
De huidige situatie waarin scholen aangeven steeds meer wachtlijsten te hebben en
                     scholen in het voortgezet onderwijs zelfs aangeven leerlingenstops te hanteren is
                     ongekend en niet eerder voorgekomen in het nieuwkomersonderwijs. Tot dusverre was
                     het algemene beeld dat het nieuwkomersonderwijs kon meebewegen met de vraag. Nu ziet
                     de regering dat de vraag groter wordt dan het aantal plekken dat het nieuwkomersonderwijs,
                     ondanks de vele inspanningen, kan bieden. Exacte cijfers over de ontwikkeling in de
                     capaciteit in de laatste tien jaar zijn niet beschikbaar, omdat klassen of scholen
                     voor specifiek nieuwkomers niet als zodanig worden geregistreerd.
                  
Wel is er inzicht in het aantal nieuwkomers dat ingeschreven is op scholen via de
                     nieuwkomersbekostiging, maar dit inzicht biedt geen volledig beeld van de capaciteit
                     van het nieuwkomersonderwijs. Hier zijn verschillende redenen voor: iedere school
                     kan nieuwkomersbekostiging ontvangen voor leerlingen, ook wanneer ze geen specifieke
                     nieuwkomersklassen of -locaties hebben. Daarnaast is er een groep leerlingen die niet
                     voldoet aan de definitie die voor de bekostiging wordt gehanteerd, maar wel nieuwkomersonderwijs
                     krijgen, zoals leerlingen met een Nederlands paspoort die niet eerder in Nederland
                     hebben gewoond en dus geen Nederlands spreken. Bovendien geldt er een drempel voor
                     de nieuwkomersbekostiging waardoor individuele nieuwkomersleerlingen op scholen niet
                     meetellen. Tot slot wordt de nieuwkomersbekostiging in het primair onderwijs op aanvraag
                     uitgekeerd en kan het zijn dat scholen hier geen gebruik van maken.
                  
De leden van de SP-fractie vragen op welke manier in dit wetsvoorstel wordt geborgd
                        dat wanneer bijvoorbeeld de vraag naar nieuwkomersonderwijs zich niet zo ontwikkelt
                        als verwacht, dat dan niet onnodig lang wordt afgeweken van de kwalificatie-eisen.
                  
Er zijn verschillende waarborgen ingebouwd om er voor te zorgen dat de inzet van tijdelijke
                     nieuwkomersvoorzieningen, en de daarbij behorende ruimte om af te wijken van kwalificatie-eisen,
                     beperkt wordt. Ten eerste biedt het onderhavige wetsvoorstel alleen een mogelijkheid
                     om tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in te richten als er geen plek is in het reguliere
                     (nieuwkomers)onderwijs. Een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan worden gezien als
                     laatste noodgreep nadat daartoe door de Minister toestemming is verleend. Schoolbesturen
                     kunnen dus ook niet vrijelijk beslissen om een tijdelijke nieuwkomersvoorziening te
                     starten. Aan de toestemmingverlening door de Minister wordt ook altijd een termijn
                     verbonden. De duur van die termijn is afhankelijk van de lokale omstandigheden. De
                     Minister is bevoegd de termijn te verlengen. De tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     is daarmee dus geen reguliere onderwijsvorm en kan alleen worden ingezet als het reguliere
                     (nieuwkomers)onderwijs overvraagd wordt. Ten tweede is in het wetsvoorstel ook de
                     duur dat leerlingen onderwijs in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kunnen volgen
                     begrensd op maximaal twee jaar. Ten derde is wettelijk verankerd dat scholen verplicht
                     zijn leerlingen door te laten stromen zodra daartoe gelegenheid bestaat. De wijze
                     waarop zij deze doorstroom borgen moet zijn beschreven in het inrichtingsplan. Ook
                     zullen bij algemene maatregel van bestuur nadere eisen worden gesteld aan het doorstroomperspectief
                     dat voor iedere leerling moet worden opgesteld. Op deze wettelijke voorwaarden houdt
                     de inspectie toezicht.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering het met de leden eens is
                        dat het borgen van een onderwijsaanbod voor alle leerlingen niet alleen een onderwijsprobleem
                        is en onder meer ook ligt aan de spreiding van vluchtelingen in het land? Kan de regering
                        een overzicht geven van de gemeenten waar er wachtlijsten zijn voor vluchtelingenkinderen
                        voor onderwijs?
De problemen in het nieuwkomersonderwijs komen niet alleen voort uit de toegenomen
                     toestroom van vluchtelingen, maar kennen ook andere oorzaken als het lerarentekort.
                     Een evenwichtigere spreiding van vluchtelingen kan wel een bijdrage leveren. Het wetsvoorstel
                     voor de Spreidingswet ziet op het creëren van voldoende duurzame opvangvoorzieningen
                     voor asielzoekers en een evenwichtigere spreiding van de asielopvang over Nederland.
                     Meer rust en voorspelbaarheid helpen bij het realiseren van voorzieningen als onderwijs,
                     maar de Spreidingswet kan de vraagstukken in het onderwijsdomein niet oplossen.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de Spreidingswet (wetsvoorstel Wet gemeentelijke
                        taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen) gaat bijdragen aan de oplossing van
                        het fundamentele probleem van tekortschietende onderwijsvoorzieningen?
Het wetsvoorstel voor de Spreidingswet ziet op het creëren van voldoende en zoveel
                     mogelijk duurzame opvangvoorzieningen voor asielzoekers. Meer rust helpt, maar zoals
                     bij de vorige vraag ook is aangegeven kan de spreidingswet de vraagstukken in het
                     onderwijsdomein niet oplossen. Daarom voorziet de regering met dit wetsvoorstel in
                     een eigenstandig op het onderwijs toegespitst instrumentarium dat het hoofd moet bieden
                     aan de toenemende druk op het nieuwkomersonderwijs.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering herkent dat de bij AZC ’s
                        behorende onderwijsvoorzieningen onbenut blijven, omdat gezinnen met kinderen in crisisnoodopvangvoorzieningen
                        gehuisvest worden. Zo ja, wat gaat de regering hier aan doen? Hoe wordt ervoor gezorgd
                        dat, gelijktijdig met de realisatie van asielopvangvoorzieningen, óók onderwijs aan
                        vluchtelingkinderen wordt gerealiseerd?
De regering herkent het geschetste beeld. Op dit moment stellen veel gemeenten doelgroepbeperkingen,
                     waarbij alleen gezinnen met kinderen op de tijdelijke crisisnoodopvanglocaties geplaatst
                     mogen worden. Dit terwijl het merendeel van de instroom uit alleenstaande mannen bestaat,
                     hetgeen leidt tot meer verhuisbewegingen, maar ook tot leegloop van scholen bij duurzamere
                     opvanglocaties. Daarbij is het organiseren van onderwijs voor gemeenten die juist
                     de kinderen willen maar die (crisis)noodopvanglocatie slechts kortdurend open houden,
                     vaak een forse, zo niet onmogelijke opgave. De regering doet dan ook een dringende
                     oproep aan gemeenten om geen doelgroepbeperkingen te stellen, zodat juist gezinnen
                     met kinderen gebruik kunnen maken van onderwijsvoorzieningen in deze locaties. In
                     het wetsvoorstel is opgenomen dat het COA plaatsingsbevoegd is en dus bepaalt wie
                     er komen te wonen op een opvangvoorziening (zie het in de Spreidingswet voorgestelde
                     artikel 3a, eerste lid, van de Wet COA). Dat impliceert dat doelgroepbeperkingen niet
                     aan de orde zijn. Het is vervolgens aan het COA om geen doelgroepbeperkingen (meer)
                     op te nemen in de bestuursovereenkomsten die zij met gemeenten sluiten.
                  
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de regering kan reageren op de zorg
                        van die leden dat er met dit voorstel een tweedeling in het onderwijs ontstaat en
                        of de regering kan garanderen dat dit géén structureel beleid wordt? Waarom is er
                        bijvoorbeeld niet gekozen voor een horizonbepaling om deze wet tijdelijk te maken?
Bij het ontwerpen van dit voorstel zag de regering zich gesteld voor de noodzaak een
                     balans te vinden tussen het belang van kwalitatief goed en gelijkwaardig onderwijs
                     en het belang van alle nieuwkomerskinderen om altijd onderwijs te kunnen volgen. Het
                     uitgangspunt daarbij was dat voorkomen moet worden dat nieuwkomers zonder onderwijs
                     thuis of in een opvanglocatie zitten. Door in dit wetsvoorstel nadelige effecten zo
                     veel mogelijk te mitigeren, bijvoorbeeld door de ruimte om van de wet af te wijken
                     in te kaderen en op verschillende onderdelen van het wetsvoorstel tot uitdrukking
                     te brengen dat de belangen van de betrokken kinderen altijd leidend zijn, wordt die
                     balans tot uitdrukking gebracht. Zo moet het onderwijs aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     altijd gericht zijn op de zo spoedig mogelijke doorstroom van leerlingen naar het
                     reguliere (nieuwkomers)onderwijs. De tijdelijke nieuwkomersvoorziening biedt dus geen
                     volwaardig alternatief voor regulier (nieuwkomers)onderwijs, maar is wel een goede
                     stap om op een zo kort mogelijke termijn volwaardig deel te kunnen nemen aan het reguliere
                     (nieuwkomers)onderwijs. Om te voorkomen dat een glijdende schaal ontstaat die leidt
                     tot tweedeling is in dit wetsvoorstel voorzien in een toestemmingsprocedure alvorens
                     tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan worden overgegaan. Aan
                     die toestemming wordt ook altijd een termijn verbonden. In zoverre is een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening naar haar aard altijd tijdelijk. Na het verstrijken van die
                     termijn kunnen geen tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen meer bestaan of ontstaan in
                     de gemeente. Overigens zullen aan het verlenen van toestemming in de praktijk altijd
                     de nodige gesprekken vooraf gaan met het gemeentebestuur en de betrokken schoolbesturen.
                     Onderwerp van gesprek zijn de omvang van het probleem, de capaciteit van het onderwijs
                     in de gemeente en eventueel in aangrenzende gemeenten en de vraag in hoeverre bestaande
                     mogelijkheden benut zijn. De tijdelijke nieuwkomersvoorziening is een ultimum remedium
                     als al het andere onvoldoende heeft gewerkt. Bovendien is aan de wet, na de advisering
                     van de Raad van State, een evaluatiebepaling toegevoegd. Op grond van deze evaluatiebepaling
                     zal binnen vijf jaar verslag worden gedaan over de doeltreffendheid en de effecten
                     van deze wet in de praktijk.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering een toekomstperspectief kan
                        geven op een structurele oplossing voor het onderwijs aan nieuwkomers. Verder vragen
                        de leden van de GroenLinks-fractie of de regering kan toelichten welke trajecten in
                        gang worden gezet om het reguliere nieuwkomersonderwijs beter toe te rusten op de
                        toenemende vraag naar onderwijs voor nieuwkomers en hoe deze trajecten zich verhouden
                        tot het wetsvoorstel? De leden van de VVD-fractie lezen dat het adviescollege adviseert
                        een toekomstperspectief te schetsen voor structurele oplossingen. Deze leden vernemen
                        graag de appreciatie van de regering op dit onderdeel.
De tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen zijn bedoeld als noodinstrument. Maar het onderhavige
                     wetsvoorstel introduceert wel een structurele noodoplossing, waarmee de regering haar
                     bestuurlijke verantwoordelijkheid neemt voor de de aanzienlijke toename van het aantal
                     jonge nieuwkomers. Hiermee wordt aan het onderwijs een helder kader geboden dat ook
                     gebruikt kan worden in toekomstige situaties. Juist in noodsituaties waarin moeilijke
                     dilemma’s spelen, zoals hier aan de hand is, vindt de regering heldere kaders die
                     tot stand komen via een democratisch gedragen wetsvoorstel van belang.
                  
Daarnaast geldt dat ook op een tijdelijke nieukomersvoorziening zo snel mogelijk wordt
                     toegewerkt naar een regulier onderwijsaanbod voor alle leerlingen. De regering wil
                     ook voor die reguliere aanbod aan nieuwkomersonderwijs zo snel als mogelijk tot een
                     structurele regeling komen om onder alle omstandigheden goed onderwijs aan nieuwkomers
                     te kunnen waarborgen.
                  
Na de zomer wil ik aan de slag met een verkenning en visietraject voor de bestendiging
                     van het nieuwkomersonderwijs. Met dit traject breng ik in kaart wat de stand van zaken
                     is en waar ik naartoe wil werken. Ik wil met onder meer leraren, schoolleiders, schoolbestuurders,
                     gemeenten en landelijke vertegenwoordigers het gesprek voeren hoe we het beste kunnen
                     komen tot een toekomstbestendig model voor het nieuwkomersonderwijs. Met de betrokken
                     partijen op nationaal niveau zijn de afgelopen periode op ambtelijk niveau al gesprekken
                     gevoerd over de inrichting van dit model voor het nieuwkomersonderwijs. In deze gesprekken
                     zijn voorstellen gedaan om het nieuwkomersonderwijs bestendiger te maken, door het
                     bijvoorbeeld zodanig in te richten dat de expertise behouden blijft, ook in tijden
                     van minder leerlingen. Dat kan bijvoorbeeld door het nieuwkomersonderwijs regionaal
                     te organiseren. Ik ben optimistisch over de goede ideeën die al zijn geopperd, maar
                     gezien de complexiteit van het vraagstuk kan ik op dit moment niet aangeven hoe lang
                     het traject gaat duren. We zullen immers een antwoord moeten vinden op vele thema’s
                     die raken aan het vraagstuk. Het gaat dan bijvoorbeeld over de wijze waarop het onderwijs
                     bestendiger gemaakt kan worden voor wisselingen in de instroom van nieuwkomers, die
                     gepaard gaat met pieken en dalen, maar ook over het tekort aan personeel met de juiste
                     expertise.
                  
Aangezien er ook een juridisch kader voor het (reguliere) nieuwkomersonderwijs moet
                     worden vastgelegd zal dit traject in ieder geval niet op korte termijn kunnen worden
                     afgerond. Een gemiddeld wetstraject bestrijkt immers twee jaar. In de tussentijd is
                     daarom voorliggend wetvoorstel belangrijk om het onderwijs nu de ruimte geven om in
                     geval van nood te kunnen handelen en nieuwkomersleerlingen onderwijs te kunnen bieden.
                  
2. Hoofdlijnen van het voorstel
               
2.1 Probleembeschrijving
               
De vraag van de fractie van de SGP over de keuze om af te stappen van de meldplicht
                  en de onderbouwing van de noodzaak om een aanwijzingsbevoegdheid te introduceren die
                  in deze paragraaf was gesteld, is in de vorige paragraaf tezamen met een gelijksoortige
                  vraag van het CDA beantwoord.
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat niet inzichtelijk is hoeveel nieuwkomers
                        er precies zijn ingeschreven op scholen of nog geen onderwijs volgen. Wat gaat de
                        regering doen om concreet en actueel zicht te krijgen op de actuele situatie?
Op dit moment is er inzicht in het aantal nieuwkomers dat ingeschreven is op scholen
                     via de nieuwkomersbekostiging. De nieuwkomersbekostiging wordt ieder kwartaal aan
                     scholen uitgekeerd op basis van het aantal leerlingen dat binnen de voorwaarden van
                     de nieuwkomersbekostiging valt. Er is helaas nog geen zicht op nieuwkomers die niet
                     zijn ingeschreven op scholen. Met de VVD-fractie deelt de regering de overtuiging
                     dat het van belang is dat een dergelijk inzicht wel verkregen wordt. Dit helpt ook
                     bij het doel om te zorgen dat alle nieuwkomerskinderen onderwijs volgen. Daarom ben
                     ik met het COA en DUO10 in gesprek om de bestaande gegevens beter te benutten. Het is van belang dat dit
                     zeer zorgvuldig gebeurt. Bij de vormgeving van een structurele inbedding van het nieuwkomersonderwijs
                     zal een van de doelstelling zijn om het zicht op de nieuwkomerskinderen die geen onderwijs
                     volgen te verbeteren.
                  
De leden van de D66-fractie denken dat bevoegde docenten uit het land van herkomst
                        bij heterogene groepen zeer geschikt kunnen zijn om lessen te bieden op tijdelijke
                        nieuwkomersvoorzieningen. Hoe ziet de regering dit? Welke stappen worden er nu gezet
                        om deze docenten te begeleiden en daarbij in te zetten voor tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen?
Leerlingen hebben recht op onderwijs van goede kwaliteit. Daarom is het streven altijd
                     om bevoegde leraren het onderwijs te laten verzorgen. Dat kan ook een leraar uit het
                     land van herkomst zijn. Voor leraren met een buitenlandse lerarenopleiding van aantoonbaar
                     vergelijkbaar niveau, bestaat immers de mogelijkheid om een erkenning van de lesbevoegdheid
                     aan te vragen bij DUO. Met deze erkenning kunnen zij zowel op reguliere scholen als
                     op tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen zelfstandig voor de klas staan.
                  
Waar leraren (nog) niet voldoen aan de bevoegdheidseisen, bijvoorbeeld omdat het diploma
                     niet gelijkwaardig is, kan een schoolbestuur ervoor kiezen de leraar als onderwijsassistent
                     of leraar-ondersteuner in dienst te nemen. Dat heeft als voordeel dat deze buitenlandse
                     leraren de mogelijkheid krijgen om vertrouwd te raken met het Nederlandse onderwijs
                     en zich verder te professionaliseren. Sinds enkele jaren worden in Nederland verschillende
                     initiatieven ontplooid om bijvoorbeeld statushouders – met een onderwijsachtergrond
                     of relevante opleiding uit het land van herkomst – te begeleiden naar een onderwijsgevende
                     functie in het Nederlandse onderwijs.
                  
In de Kamerbrief Lerarenstrategie van juli 2022 is aangekondigd te «starten met een
                  programma voor statushouders met een bevoegdheid als leraar in eigen land zodat zij
                  ook in Nederland aan de slag kunnen als bevoegde leraar». Daarnaast is bij het tweeminutendebat
                  Onderwijs aan vluchtelingen de motie-Van Meenen aangenomen over een coördinerende
                  rol van de overheid in het bevoegd en bekwaam maken van statushouders die in het bezit
                  zijn van een bevoegdheid in het land van herkomst.11 Over de uitwerking van deze motie zal uw Kamer geïnformeerd worden middels een brief
                  over het lerarenbeleid die ik nog voor de zomer met uw Kamer zal delen. Door een ondersteunend
                  programma te bieden voor statushouders met potentie om in Nederland voor de klas te
                  staan, vergemakkelijken we de stap naar het (nieuwkomers)onderwijs.
               
De leden van de D66-fractie merken op dat er in de memorie van toelichting herhaaldelijk
                        gesproken wordt over leerplichtigen, terwijl het wetsvoorstel ook kwalificatieplichtigen
                        van 18 jaar of ouder betreft. Heeft de regering een beeld van deze groep? 
                     Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat er een structureel aanbod is voor deze doelgroep?
Het wetsvoorstel is alleen van toepassing op het primair en voortgezet onderwijs.
                     Het is inderdaad mogelijk dat een jongere niet meer leerplichtig is maar nog wel voortgezet
                     onderwijs volgt en ook nog kwalificatieplichtig is. De kwalificatieplicht eindigt
                     als de leerling de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Om die reden is in het wetsvoorstel
                     de doelgroep van de tijdelijke nieuwkomersvoorziening gedefinieerd als een jongere
                     in de zin van de Leerplichtwet. Er hoeft voor de kwalificatieplichtigen die naar het
                     voortgezet onderwijs gaan dan ook geen ander aanbod gecreëerd te worden. Kwalificatieplichtige
                     jongeren kunnen ook in het mbo onderwijs volgen en er zijn geen signalen dat de daar
                     grootte van het reguliere aanbod niet voldoet aan de vraag. Zoals in de vorige paragraaf
                     is aangegeven op een vraag van de CDA-fractie over het mbo, ziet de regering op dit
                     moment geen noodzaak om het wetsvoorstel uit te breiden naar het mbo.
                  
De leden van de SP-fractie vragen hoe het aantal kinderen van arbeidsmigranten in
                        het nieuwkomersonderwijs zich verhoudt tot het aantal door oorlog ontheemde leerlingen.
De regering heeft geen inzicht in deze verhouding. Onderwijsplekken voor nieuwkomers
                     worden niet als zodanig geregistreerd, hetgeen ook geldt voor bijzondere aanduidingen
                     binnen de groep nieuwkomers, zoals: arbeidsmigrant, ontheemde, of vluchteling. Er
                     is uitsluitend inzicht in het aantal onderwijsplekken voor nieuwkomers waarvoor nieuwkomersbekostiging
                     wordt uitgekeerd.
                  
De leden van de SGP-fractie vinden het opvallend dat in de probleembeschrijving juist
                        niet die problemen uitgebreid beschreven worden waar scholen en gemeenten in de uitvoering
                        het meeste last van hebben, zoals beperkingen in de gegevenslevering bij het maken
                        van prognoses en de financiële beperkingen in de bekostiging. Deze leden vragen waarom
                        de regering niet veel duidelijker voorstellen en toezeggingen doet om deze problemen
                        aan te pakken in plaats van de volstaan met opmerkingen dat deze problemen verder
                        verkend worden.
Het onderwijs en gemeenten hebben de regering gevraagd om duidelijke kaders die het
                     mogelijk maken om ook onder deze omstandigheden toch voor elke nieuwkomer te kunnen
                     voorzien in een plek in het onderwijs en deze kaders zo snel mogelijk vast te stellen.
                     Dit wetsvoorstel neemt de problemen die de SGP-fractie beschrijft niet weg.
                  
In algemene zin geldt dat het zeer lastig is om de asielstroom goed te voorspellen.
                     Dat werkt door in het opstellen van prognoses. Ook vertroebelen de vele verplaatsingen
                     van leerlingen het zicht op kinderen binnen deze groep. Dat laat overigens onverlet
                     dat de regering de onuitgesproken stelling van de leden van de SGP-fractie deelt dat
                     het essentieel is zicht te hebben op alle leerplichtige nieuwkomers. Daarom ben ik
                     met het COA en DUO in gesprek om in ieder geval de bestaande gegevens beter te benutten.
                     Met betrekking tot de financiële beperkingen in de bekostigingssystematiek, die onder
                     andere samenhangen met de gehanteerde peildatum, is de regering voornemens aanpassingen
                     in de bekostigingssystematiek door te voeren. Over de precieze invulling van dit voornemen
                     zal ik uw Kamer na de zomer informeren.
                  
2.2 Probleemaanpak en motivering instrumentkeuze
               
De vraag van de leden van de D66-fractie om de mogelijkheid tot het nemen van een
                  ambtshalve besluit aanvullend te motiveren die in deze paragraaf was gesteld, is in
                  de eerste paragraaf tezamen met een gelijksoortige vraag van de leden van de fractie
                  van het CDA reeds beantwoord.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister op verzoek van het gemeentebestuur
                        het besluit kan nemen tot oprichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening. De
                        Raad van State spreekt van een aanwijzing met sanctie. Is dit een correcte duiding?
                        Zijn in de voorbereiding van dit wetsvoorstel andere instrumenten onderzocht?
Het onderhavige wetsvoorstel bevat twee routes waarlangs tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen
                     kunnen worden ingericht. Die routes zijn naar aanleiding van het advies van de Afdeling
                     advisering van de Raad van State nadrukkelijker in het wetsvoorstel geëxpliciteerd.
                     Het uitgangspunt is dat de Minister in veruit de meeste gevallen op verzoek van het
                     college van burgemeester en wetshouders besluit om aan de schoolbesturen in de betreffende
                     gemeente toestemming te verlenen voor de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
                     Nadat de Minister het verzoek van het college van burgemeester en wethouders heeft
                     ontvangen om toestemming te verlenen dat in de gemeente een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     wordt ingericht, zal de Minister in gesprek gaan met het gemeentebestuur en de betreffende
                     schoolbesturen. Vervolgens zal de Minister de inschatting maken van de vraag of het
                     dienstbaar is om in de gemeente een tijdelijke nieuwkomersvoorziening op te richten.
                     Als de Minister positief besluit, hebben de schoolbesturen in de betreffende gemeente
                     acht weken de tijd om een tijdelijke nieuwkomersvoorziening op te richten. Doen zij
                     dat niet – en zij zijn daartoe niet verplicht – dan vervalt de toestemming. Hiervoor
                     is gekozen om te verzekeren dat een tijdelijke nieuwkomersvoorziening niet lichtzinnig
                     wordt opgericht.
                  
Daarnaast is in het onderhavige wetsvoorstel ook een bevoegdheid voor de Minister
                     opgenomen om ambtshalve te bepalen dat de schoolbesturen in een specifieke gemeente
                     verplicht zijn om in onderling overleg een tijdelijke nieuwkomersvoorziening in te
                     richten. Deze bevoegdheid wordt alleen toegepast wanneer het gesprek dat gewoonlijk
                     al tussen de schoolbesturen in een gemeente en het college van burgemeester en wethouders
                     van die gemeente plaatsvindt, er niet toe leidt dat er een verzoek om toestemming
                     voor de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening wordt gedaan. Het gaat
                     om uitzonderlijke situaties waarin vaststaat dat er in de betreffende gemeente onvoldoende
                     onderwijsplekken voor alle leerplichtige nieuwkomers zijn. In die situatie heeft de
                     Minister op grond van zijn stelselverantwoordelijkheid een taak om de patstelling
                     te doorbreken. Dat kan evenwel nooit, zo is expliciet in het wetsvoorstel verankerd,
                     zonder eerst het college van burgermeester en wethouders te raadplegen. Het college
                     van burgemeester en wethouders kent de lokale situatie immers het best en kan daarnaast
                     de context en overwegingen schetsen die ertoe hebben geleid dat er geen verzoek is
                     gedaan. Na het ambtshalve besluit van de Minister is het wederom op de eerste plaats
                     aan alle schoolbesturen samen om, onder regie van het college van burgemeester en
                     wethouders, te bepalen welke school tot de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     overgaat. Het belangrijkste verschil met het proces van toestemmingverlening is dat
                     bij het ambtshalve besluit vaststaat dat er binnen vier weken ten minste een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening in de gemeente moet zijn ingericht. Wanneer het de betrokken
                     schoolbesturen in onderling overleg niet lukt om gezamenlijk te bepalen welke school
                     tot de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening overgaat kan het college
                     van burgemeester en wethouders in die gemeente besluiten dat een schoolbestuur daartoe
                     verplicht wordt. In het wetsvoorstel dat ter advisering aan de Afdeling advisering
                     van de Raad van State is voorgelegd was dit besluit ook nog handhaafbaar middels onder
                     andere een bekostigingssanctie. Die mogelijkheid is naar aanleiding van het advies
                     van de Afdeling advisering van de Raad van State evenwel geschrapt en maakt geen onderdeel
                     meer uit van het wetsvoorstel dat bij uw Kamer is ingediend. Het wetsvoorstel bevat
                     dus geen eigen sanctie-instrumentarium meer.
                  
Bij het ontwerp van het onderhavige wetsvoorstel is ook overwogen om, evenals bij
                     de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen, de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     te koppelen aan een meldplicht. Een meldplicht volstond voor de acute situatie waarvoor
                     het onderwijs zich begin 2020 door de toestroom van Oekraïense ontheemden gesteld
                     zag. Die meldplicht was daarnaast mogelijk omdat de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen
                     ook na twee jaar kwam te vervallen. Het onderhavige wetsvoorstel bevat evenwel een
                     structureel noodinstrumentarium dat beoogt schoolbesturen en gemeentebesturen in staat
                     te stellen om de onderwijscapaciteit op te kunnen schalen als in de toekomst blijkt
                     dat dit onverhoopt nodig is. De regering heeft gemeend dat een structureel noodinstrumentarium
                     ook moet waarborgen dat in de toekomst niet te snel en te makkelijk voor de inrichting
                     van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan worden gekozen. Een meldplicht als enige
                     voorwaarde voor de oprichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening zou onvoldoende
                     aan dit doel bijdragen.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen hoe een ambtshalve besluit zich verhoudt tot de
                        urgentie waarin deze maatregel genomen wordt. Hoe lang zou zo'n proces duren wanneer
                        schoolbesturen tegen een ambtshalve besluit in bezwaar zouden gaan? Welke andere juridische
                        middelen staan nog open voor de school?
Schoolbesturen kunnen tegen een ambtshalve besluit in bezwaar en beroep. De reguliere
                     termijnen voor de bezwaarprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
                     Het maken van bezwaar of beroep heeft echter geen schorsende werking. Dit betekent
                     dat de schoolbesturen in een gemeente ook gedurende de bezwaarprocedure de plicht
                     behouden om binnen vier weken te voorzien in de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
                     Schoolbesturen kunnen om dit te voorkomen een voorlopige voorziening indienen bij
                     de bestuursrechter. Het wetsvoorstel is er evenwel zo veel mogelijk op gericht om
                     een juridisch geschil te voorkomen. De voortvarende inrichting van een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening is gebaat bij een goede en efficiënte samenwerking tussen schoolbesturen,
                     gemeenten en de Minister. Uitgangspunt is dat zij altijd eerst gelegenheid krijgen
                     om een verzoek tot toestemming aan de Minister te doen. En ook als zij dat niet doen
                     en de Minister een ambtshalve besluit neemt, is het daarna op de eerste plaats aan
                     de schoolbesturen in de betreffende gemeente om samen, onder regie van het college
                     van burgemeester en wethouders, te bepalen door welk schoolbestuur en op welke wijze
                     uitvoering wordt gegeven aan de verplichting om een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     in te richten. Ook zal de Minister voordat het ambtshalve besluit wordt genomen altijd
                     eerst in overleg treden met het gemeentebestuur om naar oplossingen te zoeken. Het
                     doel van deze overlegplicht is ook om zo veel mogelijk in onderling overleg tot een
                     oplossing te komen.
                  
De leden van de VVD-fractie vernemen daarnaast dat in het wetsvoorstel een bepaling
                        is opgenomen waardoor, behalve in enkele gespecificeerde uitzonderingsgevallen, leerlingen
                        niet mogen terugstromen naar een tijdelijke voorziening vanuit het reguliere (nieuwkomers)onderwijs.
                        Zijn er echter geen gevallen denkbaar waar dit wel wenselijk zou zijn? Ontstaat hierdoor
                        juist niet het risico dat scholen zich terughoudend opstellen om nieuwe leerlingen
                        toe te laten?
De tijdelijke nieuwkomersvoorziening is bedoeld om nieuwkomers een overbruggingsperiode
                     aan te bieden als er in een gemeente nog geen plek is in het (nieuwkomers)onderwijs.
                     Het onderwijs is dus altijd tijdelijk en niet bedoeld als volwaardig alternatief voor
                     het (nieuwkomers)onderwijs. Om dit uitgangspunt te benadrukken zijn in de wet waarborgen
                     gesteld aan de maximumduur waarvoor een leerling onderwijs aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     kan volgen. Onderdeel van de wens om nieuwkomers zo veel mogelijk regulier (nieuwkomers)onderwijs
                     te laten volgen is het verbod om terug te stromen naar een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
                     Een nieuwkomer is altijd beter af in het reguliere (nieuwkomers)onderwijs. Mocht een
                     nieuwkomer aanvankelijk een plek kunnen krijgen op een reguliere school en bij nader
                     inzien beter af zijn in het reguliere nieuwkomersonderwijs, dan kunnen de betreffende
                     besturen afspraken met elkaar maken. In de tussentijd krijgt de nieuwkomer les op
                     de reguliere school. Een tijdelijke nieuwkomersvoorziening is dus slechts bedoeld
                     om jongeren op te vangen die anders helemaal geen onderwijs krijgen en niet om ingeschreven
                     nieuwkomers te verplaatsen. Als de besturen in een gemeente van mening zijn dat het
                     onderwijs voor nieuwkomers anders moet worden georganiseerd, kunnen zij nadenken over
                     het starten van een nieuwkomersschool of internationale schakelklas (isk), conform
                     de reguliere voorschriften. Ter ondersteuning van dit proces verplicht het onderhavige
                     wetsvoorstel om tenminste een keer per jaar met alle betrokkenen afspraken te maken
                     over de inrichting en organisatie van het reguliere nieuwkomersonderwijs.
                  
De uitzondering op het terugstroomverbod, die ook onderdeel uitmaakt van het wetsvoorstel,
                     is bedoeld om te voorkomen dat de regel die beoogt nieuwkomers te beschermen zich
                     tegen hen keert, namelijk als een jongere als gevolg van de (crisis)noodopvang moet
                     verhuizen van de ene naar de andere gemeente en in de nieuwe gemeente evenmin genoeg
                     plek is in het onderwijs.
                  
De leden van de VVD-fractie lezen tot slot dat de gebruikelijke interventiemogelijkheden
                        uit de WVO 2020 en de WPO gelden. Betreft dit ook de interventiemogelijkheden die
                        de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs biedt?
Ja. De Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium verruimt de bevoegdheid van de
                     Minister om het bevoegd gezag een aanwijzing te geven tot het nemen van een of meer
                     maatregelen indien sprake is van wanbeheer. Het wetsvoorstel specificeert een groot
                     aantal gronden waarop wanbeheer kan worden aangenomen. Wanbeheer wordt bijvoorbeeld
                     aangenomen wanneer wordt gehandeld in strijd met de zorgplicht voor de veiligheid
                     en dat handelen leidt of dreigt te leiden tot het toebrengen van ernstige sociale,
                     psychische of fysieke schade aan een of meer leerlingen. Ook als een dergelijke situatie
                     zich voor zou doen op een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan de Minister gebruikmaken
                     van de aanwijzingsbevoegdheid die de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium hem
                     biedt.
                  
De voorwaarden die het onderhavige wetsvoorstel aan de inrichting van een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening verbindt gelden daarnaast ook als bekostigingsvoorwaarden.
                     Wanneer scholen niet aan de uit dit wetsvoorstel voortvloeiende wettelijke verplichtingen
                     zouden voldoen, dan kan ook worden teruggevallen op de reguliere handhavingsinstrumenten
                     van opschorting of inhouding van de bekostiging.
                  
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de beperking van de inzet van onbevoegde
                        docenten ten aanzien van de kernvakken, maar zijn van mening dat de inzet van onbevoegde
                        docenten op structurele basis zo veel mogelijk beperkt moet worden en een tijdelijke
                        mogelijkheid moet zijn. Hoe ziet de regering dat structurele karakter? Is de regering
                        het met de leden eens dat een tijdelijk karakter voor de mogelijkheid om onbevoegde
                        docenten in te zetten passender is?
De regering deelt de opvatting van de leden van de D66-fractie dat de inzet van onbevoegd
                     personeel nooit een structureel karakter zou moeten hebben. Hoewel het onderhavige
                     wetsvoorstel een structureel karakter heeft – in de zin dat er geen horizonbepaling
                     in het wetsvoorstel is opgenomen – zijn de tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen evenwel
                     altijd van tijdelijke aard. Ook kunnen zij niet lichtvaardig worden ingericht. Alvorens
                     gebruik kan worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden die het wetsvoorstel biedt,
                     bijvoorbeeld ten aanzien van de inzet van onbevoegde docenten, zal immers altijd eerst
                     toestemming van de Minister moeten zijn verkregen om een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     in te richten. Daarbij geldt dat de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     altijd een noodmaatregel is die alleen als ultimum remedium ingezet zal worden en
                     ook altijd tijdelijk van aard is doordat de Minister aan het bestaan van een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening altijd een termijn verbindt. De tijdelijkheid wordt verder
                     onderstreept doordat leerlingen in beginsel nooit langer dan twee jaar onderwijs mogen
                     volgen aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Verder zijn, ingegeven door de wens
                     om de inzet van onbevoegd personeel tot het minimum te beperken, de mogelijkheden
                     om onbevoegd personeel in te zetten in de wet verder ingekaderd. Zo mag onbevoegd
                     personeel alleen worden ingezet als duidelijk is dat er geen bevoegd personeel beschikbaar
                     is. En mag de inzet van het onbevoegde personeel ook nooit langer dan onder de gegeven
                     omstandigheden noodzakelijk is. Het bevoegd gezag kan dus ook niet berusten in de
                     inzet van onbevoegd personeel. Ook mag, zoals de leden van de fractie van D66 terecht
                     opmerken, onbevoegd onderwijspersoneel nooit worden ingezet voor de kernvakken. Verder
                     voorziet het wetsvoorstel in een zorgplicht voor het bevoegd gezag van een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening om schriftelijke afspraken te maken met de onbevoegd docent
                     over de wijze waarop het bevoegd gezag de onbevoegde leraar zal ondersteunen bij het
                     alsnog halen van de benodigde bevoegdheid. Met deze plicht heeft de regering beoogd
                     een onbevoegde leraar later als bevoegd docent blijvend voor het onderwijs te behouden.
                     Overigens wijst de regering erop dat de mogelijkheid om gebruik te maken onbevoegde
                     docenten in het voortgezet onderwijs reeds mogelijk is en ook in de WVO 2020 juridisch
                     is geborgd.
                  
Daarbij vragen de leden van de D66-fractie wanneer en hoe lang een onbevoegde docent
                        ingezet mag worden. In het wetsvoorstel wordt gesproken over het niet kunnen vervullen
                        van een vacature. Wanneer is daar volgens de regering sprake van en welke termijn
                        zit daaraan gekoppeld?
Het uitgangspunt is en blijft in het funderend onderwijs, zoals hiervoor reeds werd
                     opgemerkt, dat er bevoegd onderwijspersoneel voor de klas staat. Schoolbesturen zien
                     zich echter voor grote uitdagingen gesteld om voldoende bevoegd en bekwaam personeel
                     te vinden. In de situatie dat de personeelstekorten in het funderend onderwijs het
                     onmogelijk maken om voldoende bevoegde leraren aan te stellen in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening,
                     kan tijdelijk of gedeeltelijk ook ander onderwijspersoneel worden ingezet om onderwijs
                     te verzorgen.
                  
Voor de inzet van onbevoegd personeel geldt dat altijd eerst een vacature voor een
                     bevoegde leraar moet zijn uitgeschreven die niet tot de aanstelling van een bevoegde
                     leraar heeft geleid. Het schoolbestuur zal dus altijd eerst op zoek moeten gaan naar
                     bevoegd onderwijspersoneel. Daarnaast moet het schoolbestuur kunnen uitleggen waarom
                     niet met het onderwijspersoneel dat reeds bij het bevoegd gezag in dienst is kon worden
                     voorzien in het onderwijsaanbod op een tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Die uitleg
                     krijgt vorm in het inrichtingsplan. Het schoolbestuur is verplicht in het inrichtingsplan
                     op te schrijven hoe het voor een tijdelijke nieuwkomersvoorziening afwijkt van de
                     voorschriften van het reguliere onderwijs, waaronder de voorschriften over het onderwijspersoneel.
                     Het inrichtingsplan vormt vervolgens de basis voor het toezicht op en de evaluatie
                     van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen.
                  
Daarnaast merken de leden van de fractie van D66 op dat als het gaat om de duur van
                        de onbevoegde inzet, het wetsvoorstel spreekt over «niet langer dan strikt noodzakelijk».
                        Aan welke termijn denkt de regering hierbij? Welke eisen van (bij)scholing en ondersteuning
                        worden aan deze onbevoegde docenten gesteld? Welke rol is weggelegd voor de onderwijsinstellingen
                        of -besturen die de nieuwkomersvoorziening vormgeven?
Die termijn is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Zo is in sommige regio’s
                     het aanbod onderwijspersoneel krapper dan in andere regio’s. Ook kan het zo zijn dat
                     er in een bepaalde regio meer tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen worden ingericht
                     en er daardoor een grotere vraag naar onderwijspersoneel ontstaat dan dat er op dat
                     moment beschikbaar is. Het uitgangspunt is dat het bevoegd gezag er altijd alles aan
                     doet om bevoegd personeel in te zetten. Het is niet mogelijk om die (zorg)plicht in
                     een wettelijke termijn te vatten. Anders zou dat er weer toe kunnen leiden dat sommige
                     kinderen geen onderwijs kunnen krijgen. Het wetsvoorstel is ingegeven door de wens
                     die situaties juist te voorkomen.
                  
Het wetsvoorstel bepaalt dat schoolbesturen het onbevoegde onderwijspersoneel altijd
                     ondersteunen bij het alsnog halen van de juiste bevoegdheid.
                  
De leden van de fractie van D66 vragen verder hoe de regering kijkt naar de inzet
                        van onbevoegde docenten in verhouding tot traumasensitief onderwijs?
Onbevoegd personeel is niet hetzelfde als onbekwaam personeel. Zeker waar het nieuwkomers
                     betreft kan het juist meerwaarde hebben om personeel aan te trekken dat misschien
                     niet over de juiste bevoegdheid beschikt, maar wel andere deskundigheid heeft, zoals
                     psychologen of pedagogen die kunnen helpen bij het traumasensitief onderwijs. Zij
                     kunnen zeker in het onderwijs dat aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening wordt
                     gegeven een waardevolle bijdrage leveren.
                  
De leden van de D66-fractie vragen de regering of het een idee is om aan de inzet
                        van onbevoegd personeel een meldplicht te verbinden, bijvoorbeeld als een onbevoegde
                        docent langer dan een aantal maanden wordt ingezet. Ziet de regering mogelijkheden
                        om lessen van onbevoegde docenten in tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen te monitoren?
De regering acht het niet wenselijk een meldplicht in te voeren voor de inzet van
                     onbevoegd personeel in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Een meldplicht brengt
                     administratieve lasten met zich die hun doel in dit geval voorbijschieten. De inzet
                     van onbevoegd personeel wordt door het wetsvoorstel ook al op verschillende wijzen
                     geconditioneerd. Omdat tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen zijn verbonden aan bestaande
                     scholen, zijn ze verder onderdeel van de jaarlijkse integrale personeelstelling onderwijs
                     (IPTO) voor het lesgevend personeel in het voortgezet onderwijs. Het is daarbij wel
                     belangrijk op te merken dat het personeel in dienst is van een schoolbestuur en daarom
                     niet te onderscheiden zijn als personeel verbonden aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
                  
De leden van de D66-fractie maken zich daarnaast zorgen over de doorstroom van leerlingen
                        van de tijdelijke nieuwkomersvoorziening naar het reguliere onderwijs. Wat doet de
                        regering om deze doorstroom te verbeteren?
De regering deelt deze zorgen. Die doorstroom zal om voortdurende aandacht vragen.
                     Afhankelijk van de situatie in de regio en het beschikbare aanbod kan doorstroom van
                     de leerlingen een grote opgave zijn. Om schoolbesturen, ouders en leerlingen meer
                     houvast te geven bij het voorbereiden van een zo soepel mogelijke doorstroom, zal
                     bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat voor elke leerling binnen zes
                     weken een doorstroomperspectief moet worden opgesteld. Dit document vormt de basis
                     voor het gesprek tussen de tijdelijke nieuwkomersvoorziening, de leerling en de ouders
                     en de «ontvangende» school om de route naar vervolgonderwijs passend in te vullen.
                     In het wetsvoorstel is ook een maximale termijn van twee jaar bepaald waarna leerlingen
                     doorstromen naar vervolgonderwijs. Als onderdeel van de overlegplicht die dit wetsvoorstel
                     introduceert wordt van gemeente- en schoolbesturen ook verwacht dat zij afspraken
                     maken over de wijze waarop de doorstroom van alle kinderen die onderwijs volgen aan
                     een tijdelijke nieuwkomersvoorziening naar het reguliere (nieuwkomers)onderwijs vorm
                     zal krijgen.
                  
Daarbij vragen deze leden ook aandacht voor het rondreizen en verhuizen van kinderen
                        tussen verschillende centra en de invloed daarvan op hun ontwikkeling. Wat gaat de
                        regering doen om dit te beperken? De leden van de D66-fractie ontvangen daarnaast
                        signalen dat er onvoldoende afstemming is tussen het COA en gemeenten, waarbij gemeenten
                        pas laat te horen krijgen dat een leerling komt. Hoe gaat de regering, naast het overleg
                        tussen schoolbesturen en gemeenten, ook het overleg met het COA verbeteren?
                     De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet ernaar streeft om de verhuisbewegingen
                        van jongeren in de asielopvang zo veel mogelijk te voorkomen. Kan de regering toelichten
                        welke stappen er momenteel genomen worden om veelvuldige verhuizingen te voorkomen?
Hoewel in het asielproces enkele verhuizingen onvermijdelijk zijn, is de inzet van
                     het COA erop gericht om waar mogelijk het aantal verhuisbewegingen van kinderen, zoals
                     in gezinnen of alleenstaande minderjarige vreemdelingen, te minimaliseren. Deze doelstelling
                     wordt, naast de huidige druk op de opvangcapaciteit, verder gecompliceerd doordat
                     gemeenten doelgroepbeperkingen stellen, waarbij alleen gezinnen met kinderen op de
                     tijdelijke crisisnoodopvanglocatie geplaatst mogen worden. Dit terwijl het merendeel
                     van de instroom uit alleenstaande mannen bestaat, hetgeen leidt tot meer verhuisbewegingen.
                     Het kabinet doet dan ook een dringende oproep aan gemeenten om geen doelgroepbeperkingen
                     meer te stellen.
                  
Wanneer locaties sluiten, worden verhuizingen waar mogelijk gepland in de schoolvakantie.
                     In gevallen waarin gezinnen met minderjarige kinderen moeten verhuizen wordt, mits
                     haalbaar in de tijd, altijd gebruik gemaakt van een verhuischecklist door het COA.
                     De verhuischecklist helpt om een goede afweging te maken bij besluitvorming rond het
                     verhuizen van gezinnen met kinderen. Eén van de belangrijke acties bij het inzetten
                     van deze checklist betreft: contact onderhouden en afstemmen met betrokken instanties
                     inzake de voorgenomen verhuizing (zoals contact met IND, DT&V, GCA, de school van
                     het kind, de medische professionals rond het gezin, en andere hulpverleners). Voorts
                     is ook een stappenplan uitgewerkt voor medewerkers als een verhuizing onvermijdelijk
                     is. Binnen het COA wordt de verhuischecklist periodiek ook onder de aandacht gebracht
                     bij de contactpersonen kind op locaties.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de termijn wordt bepaald waarop de tijdelijke
                        nieuwkomersvoorzieningen kunnen bestaan.
Die termijn zal worden bepaald aan de hand van de lokale omstandigheden. Dat kan per
                     gemeente verschillen. Een omstandigheid die daarbij bijvoorbeeld een rol zal spelen
                     is de vraag hoe lang nieuwkomers in de gemeente zullen verblijven bijvoorbeeld omdat
                     een crisisnoodopvang voor langere of juist kortere tijd in de gemeente gevestigd zal
                     zijn. Het stellen van een passende termijn zal altijd in samenspraak tussen de Minister,
                     het gemeentebestuur en de betrokken schoolbesturen gaan. Duidelijk is ook dat de termijn
                     waarvoor een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan worden ingericht ook niet te kort
                     kan zijn, omdat het inrichten van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening ook een grote
                     inspanning vraagt. Die inspanning moet wel in verhouding staan tot de verwachte vraag
                     naar extra nieuwkomersonderwijs. Overigens biedt het wetsvoorstel ook een bevoegdheid
                     aan de Minister om de termijn bij besluit te verlengen wanneer de omstandigheden daar
                     aanleiding toe geven.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of er al regiocoördinatoren bestaan,
                        die zich bezighouden met onderwijs aan vluchtelingen of dat dit een nieuwe functie
                        is.
Na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne heeft het Ministerie van OCW een team regiocoördinatoren
                     ingericht, dat gemeenten en schoolbesturen ondersteunt en adviseert bij de inrichting
                     van het onderwijs voor nieuwkomers en ontheemden. Initieel richtte dit team zich specifiek
                     op de Oekraïense ontheemden. Vanwege de grote waarde die de betrokken actoren hechten
                     aan de aanwezigheid van de regiocoördinatoren, en de waarde die de inbreng van de
                     regiocoördinatoren voor de beleidsontwikkeling had, is de reikwijdte van het team
                     met ingang van het huidige schooljaar uitgebreid naar alle leerplichtige nieuwkomers.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen wat de onderbouwing is dat een ambtshalve besluit
                        van de Minister ook betrekking kan hebben op de schoolbesturen van scholen in aangrenzende
                        gemeenten, terwijl de verplichting voor overleg zich wel aan gemeentegrenzen houdt.
Het wetsvoorstel gaat uit van de bestaande verantwoordelijkheden en taken ten aanzien
                     van het verzorgen van onderwijs aan leerplichtige jongere binnen een gemeente. Dit
                     betekent dat in de eerste plaats het gemeentebestuur in overleg dient te treden met
                     de schoolbesturen in de gemeente om te kijken hoe kan worden voorzien in voldoende
                     onderwijsplaatsen voor nieuwkomers. School- en gemeentebesturen kunnen niet zonder
                     elkaar. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de inhoud van het aangeboden
                     onderwijs, terwijl het gemeentebestuur een belangrijke rol vervult bij de organisatie
                     van de onderwijshuisvesting, het leerlingenvervoer, de handhaving van de leerplicht,
                     en de opvang van nieuwkomers in de gemeente. In beginsel geldt zowel voor het basis-
                     als het voortgezet onderwijs dat de organisatie van het nieuwkomersonderwijs een gemeentelijke
                     aangelegenheid is. Tegelijkertijd is goed denkbaar dat het soms efficiënter is om
                     het onderwijs net buiten de gemeentegrenzen te organiseren. Bijvoorbeeld als de dichtstbijzijnde
                     internationale schakelklas daar is gevestigd, of omdat de school in de andere gemeente
                     beter is toegerust voor de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening. In
                     een dergelijke situaties kan in de eerste plaats door het gemeentebestuur van de aangrenzende
                     gemeente worden verzocht om de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     in die gemeente mogelijk te maken. Ook voor het ambtshalve besluit geldt dat de Minister
                     de bevoegde gezagen in een aangrenzende gemeente kan betrekken in de beslissing om
                     daar – in die aangrenzende gemeente – de tijdelijke nieuwkomersvoorziening in te richten
                     als dat – in lijn met de hiervoor genoemde omstandigheden – doelmatiger is. Als daartoe
                     ambtshalve wordt besloten ontstaat er ook een verplichting voor alle betrokken scholen
                     en gemeentebesturen om met elkaar in overleg te treden en afspraken te maken over
                     de verdeling van leerlingen.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen bovendien of het, gezien de verstrekkende bevoegdheid
                        die de Minister krijgt met dit wetsvoorstel, niet beter zou zijn om de uitwerking
                        bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met een voorhangprocedure te behandelen.
De bevoegdheid van de Minister om op verzoek of ambtshalve een besluit te nemen over
                     de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening is op wetsniveau vastgelegd.
                     Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het starten en
                     opheffen van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening, over de doorstroom van leerlingen
                     en over de onderwijstijd. De meeste van deze bepalingen zijn administratief van aard
                     en zien bijvoorbeeld op de gegevens die na het starten van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     bij DUO moeten worden ingediend. Ook bevat de algemene maatregel van bestuur regels
                     over de onderwijstijd. De inhoud van het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur,
                     zoals deze op dit moment ter advisering bij de Afdeling advisering van de Raad van
                     State voorlicht, is bij Kamerbrief met uw Kamer gedeeld omdat ik dat nodig achtte
                     voor de appreciatie van uw Kamer van het wetsvoorstel.12
De leden van de SP-fractie vragen op wie de regering doelt wanneer zij stelt dat de
                        vraag om deze wet voortkomt uit de onderwijspraktijk.
In verschillende gesprekken en brieven hebben gemeente- en schoolbesturen mij verzocht
                     om ruimte in het organiseren van het onderwijs aan nieuwkomers.13 Dit wetsvoorstel strekt daartoe. Het wetsvoorstel is in nauwe afstemming met LOWAN,
                     PO-raad, VO-Raad en de VNG ontworpen.
                  
Snapt de Minister de zorgen van de leden van de SP-fractie, nu meerdere jaren op rij
                        eerst een onbevoegde als noodmaatregel voor de klas werd toegestaan in de grote steden,
                        dat vervolgens de eisen versoepeld werden voor het onderwijs aan Oekraïense kinderen
                        en nu in al het nieuwkomersonderwijs? Herkent de regering de glijdende schaal waar
                        hier zomaar sprake van kan zijn? Op welke manier wil de regering de kwaliteitseisen
                        voor het beroep bewaken, wanneer er steeds meer uitzonderingen komen? Wanneer wordt
                        een noodmaatregel het nieuwe normaal?
De regering heeft hiervoor in antwoord op vragen van de leden van de fractie van D66
                     reeds opgemerkt dat ook zij van oordeel is dat lessen in beginsel verzorgd moeten
                     worden door bevoegde leraren. Ook is in die antwoorden reeds beschreven welke waarborgen
                     het wetsvoorstel bevat om te voorkomen dat al te snel naar onbevoegde docenten wordt
                     gegrepen. Op deze plek zij naar die antwoorden verwezen.
                  
De leden van de SP-fractie vragen wat de reactie van de regering is op de kritiek
                        van onder meer VOS/ABB dat het gemeentebestuur nu een aanwijzingsbevoegdheid krijgt
                        in plaats van de gemeenteraad. Deze leden zouden tevens een uitgebreidere uitleg over
                        waarom überhaupt gekozen is voor een aanwijzingsbevoegdheid wensen.
Deelt de regering de analyse van de leden van de SP-fractie dat de mogelijkheid voor
                        gemeentebesturen om een school van een openbaar schoolbestuur over te nemen een ongewenste
                        ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs introduceert?
In paragraaf 1 is in antwoord op vragen van de leden van het CDA, D66 en de SGP beschreven
                     langs welke routes een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan worden ingericht. In
                     veruit de meeste gevallen zal dat geschieden op basis van een door het gemeentebestuur
                     ingediend verzoek. Slechts wanneer dat verzoek niet wordt gedaan en vaststaat dat
                     er in een gemeente onvoldoende onderwijsplaatsen beschikbaar zijn voor alle nieuwkomers
                     kan de Minister vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid ambtshalve besluiten dat er
                     in een gemeente een tijdelijke nieuwkomersvoorziening moet komen. Daartoe voert hij
                     altijd eerst overleg met het college van burgemeester en wethouders van die gemeente.
                     Na dat besluit staat vast dat de schoolbesturen in die gemeente tot de inrichting
                     van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening moeten overgaan. Welk schoolbestuur dat
                     doet en op welke wijze aan die verplichting wordt vormgegeven is aan de schoolbesturen.
                     Zij moeten daar onderling en onder regie van het college van burgemeester en wethouders
                     afspraken over maken. En als ook dat niet lukt en duidelijk is dat de schoolbesturen
                     niet tot de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening zouden willen overgaan
                     – als het een kwestie is van niet kunnen dan zal er ook nooit een ambtshalve besluit
                     worden genomen – kan het college van burgemeester en wethouders besluiten dat een
                     schoolbestuur daartoe verplicht wordt. In het wetsvoorstel dat ter advisering aan
                     de Afdeling advisering van de Raad van State is voorgelegd waren sanctiemogelijkheden
                     opgenomen om dit besluit af te dwingen. Die mogelijkheden zijn na het advies van de
                     Afdeling advisering van de Raad van State geschrapt. Het besluit tot inrichting van
                     een tijdelijke nieuwkomersvoorziening genomen door het college van burgemeester en
                     wethouders is vooral bedoeld als instrument om een eventuele (totale) patstelling
                     te doorbreken en voor die situaties een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling
                     vast te leggen. Anders dan de fractie van de SP aanneemt bevat het wetsvoorstel dat
                     bij uw Kamer is ingediend dus ook geen mogelijkheid voor het gemeentebestuur om het
                     bestuur van een openbare school over te nemen.
                  
Het klopt overigens dat de gemeenteraad vooral ten aanzien van het openbaar onderwijs
                     een belangrijke verantwoordelijkheid heeft in het borgen van de continuïteit van het
                     openbaar onderwijs. Tegelijkertijd heeft de regering gemeend de beslissende stem over
                     waar een tijdelijke nieuwkomersvoorziening uiteindelijk moet worden ingericht op grond
                     van dit wetsvoorstel bij het college van burgemeester en wethouders te moeten beleggen,
                     omdat het gemeentebestuur op grond van dit wetsvoorstel de regie voert over het aanbod
                     aan nieuwkomersonderwijs. Daarnaast hangt de inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen
                     nauw samen met andere (uitvoerings-)verantwoordelijkheden die bij het college van
                     burgemeester en wethouders berusten, zoals de opvang van nieuwkomers, het leerlingenvervoer,
                     de handhaving van de leerplicht, en de onderwijshuisvesting. Het voorgaande laat onverlet
                     dat de gemeenteraad op grond van de normale verhoudingen binnen de gemeente een belangrijke
                     taak heeft in het controle van de taakuitoefening door het college van burgemeester
                     en wethouders.
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering de kritiek van de Raad van
                        State naast zich neerlegt, doelend op de bevinding dat de geschetste problemen in
                        het nieuwkomersonderwijs vooral zien op het gebrek aan capaciteit bij het onderwijs
                        en de ongelijke spreiding van nieuwkomers in Nederland en de noodzaak van een dwingende
                        aanwijzing vooralsnog niet is aangetoond.
Het organiseren van onderwijs voor alle nieuwkomers is geen eenvoudige opgave, zeker
                     niet binnen de context van het lerarentekort en de grote toestroom van nieuwkomers.
                     Tegelijkertijd kan het bij die constatering niet blijven. Het onderhavige wetsvoorstel
                     beoogt school- en gemeentebesturen op de korte termijn handelingsperspectief te bieden,
                     zonder dat daarmee is gezegd dat andere problemen niet ook moeten worden aangepakt.
                  
Daarnaast vragen de leden van de PvdA-fractie waar de regering de termijn voor leerlingen
                        om maximaal twee jaar in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening onderwijs te krijgen
                        op heeft gebaseerd. Is de regering het met de leden eens dat twee jaar verstoken blijven
                        van kwalitatief goed onderwijs uiterst onwenselijk is? Welke gevolgen denkt de regering
                        dat dit heeft voor de kansen voor nieuwkomers om binnen twee jaar door te stromen
                        naar het reguliere onderwijs?
Een leerling dient zo kort mogelijk onderwijs te volgen in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
                     Een tijdelijke nieuwkomersvoorziening is altijd een ultimum remedium en biedt vooral
                     een overbruggingsperiode totdat in het reguliere (nieuwkomers)onderwijs voldoende
                     plek beschikbaar is. De regering heeft bij de totstandkoming van het wetsvoorstel
                     gezocht naar een balans tussen het belang van de nieuwkomer om goed onderwijs te krijgen
                     en het belang om ook daadwerkelijk voldoende onderwijsplaatsen te kunnen creëren.
                     Daarbij heeft de regering keuzen moeten maken. Hoewel iedereen het erover eens is
                     dat iedere nieuwkomer zo snel mogelijk recht heeft op zo goed mogelijk onderwijs,
                     is de vrees dat als de wettelijke termijn waarbinnen onderwijs aan een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening kan worden gevolgd te kort is, nieuwkomers alsnog niet op school
                     terecht komen. En een centrale doelstelling van dit wetsvoorstel is dat altijd voor
                     alle nieuwkomers een onderwijsplek beschikbaar is. Dit laat onverlet dat het onwenselijk
                     is als een nieuwkomer langer dan noodzakelijk onderwijs krijgt in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
                     Voor het bevoegd gezag geldt dus ook altijd de verplichting om nieuwkomers zo snel
                     mogelijk door te laten stromen naar het reguliere (nieuwkomers)onderwijs.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd op basis van welke criteria de Minister
                        ambtshalve een school zal toewijzen? En geldt een gesloten toelatingsbeleid (bijvoorbeeld
                        bij bijzondere scholen) als een geldig excuus voor scholen? Kan de regering ook uitleggen
                        waarom bij een toewijzing vanuit de Minister een gemeente vier weken de tijd krijgt
                        om tot de oprichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening over te gaan en een
                        schoolbestuur bij een toewijzing van de gemeente acht weken heeft? Waarom dit onderscheid
                        in tijd?
Anders dan de leden van de fractie van GroenLinks aannemen, bepaalt het wetsvoorstel
                     niet dat individuele scholen door de Minister worden aangewezen. In plaats daarvan
                     kan de Minister bepalen dat alle scholen in een bepaalde gemeente gezamenlijk moeten
                     vaststellen welke school of scholen tot de oprichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     overgaan. Het criterium op basis waarvan dat besluit wordt genomen is ook in het wetsvoorstel
                     opgenomen. Vast moet staan dat in de betreffende gemeente niet voor alle nieuwkomers
                     in onderwijs kan worden voorzien. Op het moment dat het ambtshalve besluit wordt genomen
                     is dus sprake van een situatie waarin sommige kinderen daadwerkelijk geen onderwijs
                     ontvangen terwijl ze daar wel recht op hebben. Mocht het vervolgens nodig zijn kan
                     het gemeentebestuur daarna en in het uiterste geval besluit dat één specifiek schoolbestuur
                     de tijdelijke nieuwkomersvoorziening moet oprichten.
                  
Terecht merken de leden van de fractie van GroenLinks op dat na het ambtshalve besluit
                     van de Minister een kortere termijn geldt dan na het besluit op verzoek. De reden
                     daarvoor is vooral gelegen in het feit dat als het verzoek wordt gedaan nog geen sprake
                     hoeft te zijn van een situatie waarin sommige nieuwkomers daadwerkelijk geen onderwijs
                     krijgen. Een verzoek tot toestemming tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     kan worden ingediend als aannemelijk is dat er niet genoeg onderwijsplekken zullen
                     zijn, bijvoorbeeld omdat aangekondigd is dat op korte termijn een opvanglocatie in
                     de gemeente zal worden geopend.
                  
Deze leden van GroenLinks vragen of de regering kan toelichten hoe dit wetsvoorstel
                        voorziet in een snelle doorstroom van leerlingen binnen tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen?
De regering heeft in het wetsvoorstel een aantal stappen genomen om doorstroom van
                     leerlingen naar het reguliere (nieuwkomers)onderwijs te bevorderen. Ten eerste legt
                     het wetsvoorstel een overlegplicht vast voor het gemeentebestuur en schoolbesturen
                     in de gemeente. Als onderdeel daarvan moeten de besturen mede afspraken maken over
                     de doorlopende leerlijn voor nieuwkomers. Dat betekent dat op gemeentelijk niveau,
                     eventueel in samenwerking met aangrenzende gemeenten, moet worden nagedacht over de
                     manieren waarop nieuwkomers binnen het onderwijs kunnen doorstromen. Onderdeel van
                     die opdracht is dat bij het maken van plannen zo veel mogelijk rekening wordt gehouden
                     met de fluctuerende instroom van nieuwkomersleerlingen. Ten tweede voorziet het wetsvoorstel
                     in een maximumtermijn die een leerling in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan
                     doorbrengen. Ook wordt aan de tijdelijke nieuwkomersvoorziening als zodanig altijd
                     een maximumtermijn verbonden. De termijn per leerling is maximaal twee jaar; de termijn
                     voor een tijdelijke nieuwkomersvoorziening wordt door de Minister vastgesteld. Ten
                     derde dient het schoolbestuur voor iedere leerling in de tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     een doorstroomperspectief op te stellen. Dit document dient ten minste eenmaal per
                     jaar in overleg met de ouders en leerling te worden geëvalueerd. Tot slot geldt als
                     algemene regel dat het bevoegd gezag een leerling zo snel mogelijk moet laten doorstromen
                     naar het reguliere (nieuwkomers)onderwijs. Tezamen moeten deze voorschriften voorkomen
                     dat kinderen langer dan strikt noodzakelijk onderwijs volgen aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het uitgangspunt is dat leerlingen
                        zo kort mogelijk onderwijs krijgen in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Hierbij
                        is niet uitgesloten dat de leerlingen doorstromen naar een reguliere nieuwkomersvoorziening,
                        voordat ze doorstromen naar het reguliere onderwijs. Deze leden achten het onwenselijk
                        dat dit leidt tot een extra schoolwisseling van de leerlingen en stellen dat de leerlingen
                        dan beter iets langer in de tijdelijke nieuwkomersvoorziening onderwijs kunnen krijgen.
                        Hoe kijkt de regering hiernaar?
Een tijdelijke nieuwkomersvoorziening is bedoeld als tijdelijke opvangvoorziening,
                     waarin nieuwkomers voor het eerst naar school gaan Het is de verwachting dat een leerling
                     na een periode in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening nog niet altijd toe zal zijn
                     aan het reguliere onderwijs, maar beter op zijn plaats is in het reguliere nieuwkomersonderwijs.
                     Het reguliere nieuwkomersonderwijs kan de leerling vervolgens voorbereiden op doorstroom
                     naar het reguliere onderwijs. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben gelijk dat
                     dit dus voor een extra schoolwisseling kan zorgen, maar is naar het oordeel van de
                     regering te verkiezen boven het alternatief dat een leerling langer in een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening met mogelijk een afgeschaald onderwijsaanbod zal verblijven.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of ze in het verplichte jaarlijks
                        overleg ook nadrukkelijk de doorlopende leerlijn van het primair naar het voortgezet
                        onderwijs wil meenemen, zodat ook hierbinnen een warme overdracht plaatsvindt. Ook
                        vragen deze leden de regering of ze de begeleiding van doorstroom wil beschrijven,
                        als de leerlingen doorstromen naar het reguliere onderwijs. Hoe wordt geborgd dat
                        er geen hapering ontstaat in het ontwikkelproces?
Dit wetsvoorstel verplicht schoolbesturen en het gemeentebestuur om jaarlijks te overleggen
                     en afspraken te maken over de inrichting van het nieuwkomersonderwijs in de gemeente.
                     Onderdeel van die spraken is de inrichting van een doorlopende leerlijn. Terecht merken
                     de leden van de fractie van de ChristenUnie op dat die doorlopende leerlijn ook betrekking
                     moet hebben op de wijze waarop de doorstroom van het primair naar het voortgezet onderwijs
                     wordt vormgegeven. Dit onderwerp maakt reeds onderdeel uit van de bestaande verplichting.
                     In algemene zin geldt dat de doorstroom van nieuwkomers naar het reguliere (nieuwkomers)onderwijs
                     bij het ontwerp van het wetsvoorstel een belangrijk thema is geweest. De doorstroom
                     van nieuwkomers komt dan ook op verschillende plekken in het wetsvoorstel terug. Zoals
                     hiervoor reeds werd opgemerkt in antwoord op vragen van leden van de fractie van GroenLinks
                     heeft het schoolbestuur van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening de algemene (zorg)plicht
                     om nieuwkomers zo snel mogelijk te laten doorstromen. Om dat te benadrukken moet het
                     schoolbestuur voor iedere leerling een doorstroomperspectief opstellen. Dit doorstroomperspectief,
                     dat zal worden uitgewerkt in de algemene maatregel van bestuur die op het onderhavige
                     wetsvoorstel is gebaseerd, is geïnspireerd door de huidige intakeprocedure die plaatsvindt
                     in het nieuwkomersonderwijs en beoogt het belang van de individuele leerling zoveel
                     mogelijk te beschermen. De school evalueert het doorstroomperspectief ten minste eenmaal
                     per jaar in overleg met de ouders en de leerling en past het doorstroomperspectief
                     waar nodig aan.
                  
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering niet heeft besloten te voorzien
                        in een enkele, tijdelijke of structurele, regeling die inhoudelijk zoveel mogelijk
                        aansluit bij de huidige tijdelijke wet waarmee onderwijsvoorzieningen voor ontheemde
                        Oekraïners mogelijk zijn gemaakt, zodat de evaluatie ongehinderd doorgang kan vinden
                        en een overzichtelijk geheel bestaat. Naar de indruk van deze leden zijn de verschillen
                        tussen de voorzieningen en de behoeften in de praktijk te marginaal om afzonderlijke
                        regelingen te legitimeren.
Met de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden
                     is er in het funderend onderwijs de mogelijkheid gecreëerd om tijdelijke onderwijsvoorzieningen
                     voor Oekraïense leerlingen in te richten. Die regeling lijkt inderdaad in grote mate
                     op het huidige wetsvoorstel. Toch bestaan er ook belangrijke verschillen, die maken
                     dat een afzonderlijk en nieuw wetsvoorstel volgens de regering aangewezen was. Die
                     verschillen zijn op de eerste plaats van procedurele aard. In de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen
                     was de oprichting van een tijdelijke onderwijsvoorziening gebonden aan een melding.
                     In het onderhavige wetsvoorstel is voor de oprichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     altijd een besluit van de Minister vereist. Deze keuze is ingegeven door de ervaringen
                     met de tijdelijke onderwijsvoorzieningen en de wens om nadrukkelijker te kunnen sturen
                     op de inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen. Op deze manier moet geborgd
                     blijven dat de tijdelijke nieuwkomersvoorziening alleen in noodgevallen wordt gebruikt
                     en altijd als ultimum remedium wordt ingezet. Ook ten aanzien van de inhoudelijke
                     normering van het onderwijs op tijdelijke onderwijsvoorzieningen en tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen
                     bestaan er belangrijke verschillen. Er worden bijvoorbeeld andere eisen gesteld aan
                     de onderwijsinhoud en ook is de mogelijkheid van afstandsonderwijs vanuit het buitenland
                     in dit wetsvoorstel niet opgenomen.
                  
De leden van de SGP-fractie stellen dat niet wordt geregeld noch toegelicht hoe uitvoering
                        wordt gegeven aan de onbepaalde stelling dat alle partijen meewerken aan de totstandkoming
                        van afspraken en de uitwerking ervan. Ten aanzien van de vergelijking met andere overlegplichten
                        tussen gemeenten en schoolbesturen, zoals het op overeenstemming gericht overleg in
                        het kader van achterstandenbeleid, merken deze leden op dat die wel voorzien in een
                        geschillenregeling. Zij vragen de regering meer duidelijkheid te bieden. Hoe voorkomt
                        de regering dat de onduidelijkheid in de praktijk een bron van frustratie gaat worden?
In het afgelopen jaar is gebleken dat gemeenten waar sprake is van een nauwe samenwerking
                     tussen gemeentebestuur en schoolbesturen effectief zijn bij het organiseren van het
                     onderwijs voor nieuwkomers. In gesprekken met de onderwijsorganisaties is de samenwerking
                     tussen partijen bovendien naar voren gekomen als belangrijke inzet om dit onderwijs
                     op de rails te krijgen. De overlegplicht beoogt dus op de eerste plaats deze bestaande
                     praktijk te ondersteunen en in de gemeente waar deze praktijk niet bestaat van de
                     grond te krijgen. Om duidelijk te maken dat alle bevoegde gezagen aan het overleg
                     moeten deelnemen en bij moeten dragen aan de totstandkoming van afspraken is dit uitgangspunt
                     in de wetgeving opgenomen. Daarbij is aansluiting gezocht bij de regeling over de
                     voor- en vroegschoolse educatie. De leden van de fractie van de SGP hebben gelijk
                     dat ten aanzien van de afspraken die in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid
                     moeten worden gemaakt ook is voorzien in een geschillenregeling. Voor die keuze zijn
                     een aantal argumenten te geven. Daartoe behoort onder andere het feit dat de afspraken
                     bindend zijn en dat de inspectie toezicht houdt op het nakomen van de afspraken. Dat
                     is een belangrijk verschil met de in dit wetsvoorstel voorgestelde overlegplicht.
                     Het ontbreken van een geschilbeslechtingsregeling betekent niet dat het betrokkenen
                     vrijstaat om niet mee te werken, er is immers een plicht geformuleerd en die verplichting
                     staat.
                  
In paragraaf 6 over het toezicht is op een vraag van de leden van de fractie van het
                     CDA nader ingegaan op de rol die de inspectie bij de reguliere overlegplicht speelt.
                  
Het valt de leden van de SGP-fractie op dat het wetsvoorstel geen adequate weergave
                        lijkt van hetgeen de regering ter toelichting in het nader rapport beschrijft onder
                        punt 3a. Kennelijk is het volgens de regering zo dat de bevoegdheid van de Minister
                        slechts ingezet mag worden indien het overleg tussen gemeenten en scholen niet leidt
                        tot een verzoek om inrichting van een tijdelijke voorziening. Deze voorwaarde ontbreekt
                        echter in het wetsvoorstel. Het ambtshalve besluit kan reeds worden genomen indien
                        de bedoelde noodzaak aanwezig blijkt en daarover met de gemeente is overlegd, zonder
                        dat van een overleg tussen de gemeenten en scholen sprake is geweest. Zij vragen of
                        de regering deze cruciale voorwaarde alsnog wil verankeren.
Het ambtshalve besluit door de Minister kan alleen worden genomen indien vaststaat
                     dat de gemeente niet voor iedere nieuwkomer in regulier (nieuwkomers)onderwijs kan
                     worden voorzien. Dat betekent dat er op dat moment daadwerkelijk nieuwkomerskinderen
                     in de gemeente zijn die geen onderwijs ontvangen. Een verzoek tot toestemming voor
                     de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan al worden gedaan als aannemelijk
                     is dat in een gemeente niet zal kunnen worden voorzien in voldoende onderwijsplaatsen.
                     Er kan dus veel eerder een verzoek om toestemming worden gedaan, dan dat de Minister
                     een ambtshalve besluit kan nemen.
                  
De regering is van mening dat met de geïntroduceerde overlegstructuur voldoende waarborgen
                     zijn ingebouwd dat het gemeentebestuur eerst in gesprek gaat met de schoolbesturen
                     alvorens een ambtshalve besluit wordt genomen. En over een voornemen tot het nemen
                     van het ambtshalve besluit wordt het gemeentebestuur ook altijd eerst gehoord. Overigens
                     geldt dat, nadat het ambtshalve besluit is genomen altijd eerst weer de schoolbesturen
                     onder regie van het gemeentebestuur aan zet zijn om te bepalen op welke wijze uitvoering
                     wordt gegeven aan het ambtshalve besluit. Wanneer men hier niet uitkomt, heeft het
                     gemeentebestuur een schoolbestuur een beslissende stem in de vaststelling van welk
                     schoolbestuur die tijdelijke nieuwkomersvoorziening moet oprichten. De Minister wijst
                     dus nooit individuele schoolbesturen aan die een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     moeten inrichten. In het kader van de duidelijkheid en de slagvaardigheid is deze
                     overlegplicht na het nemen van het ambtshalve besluit te verkiezen boven de situatie
                     waarin het ambtshalve besluit alleen kan worden genomen nadat schoolbesturen onder
                     regie van het gemeentebestuur met elkaar hebben overlegd.
                  
De leden van de SGP-fractie vragen waarom er niet voor gekozen is om de bevoegdheid
                        tot aanwijzing van een school meteen aan de gemeente toe te kennen indien het overleg
                        niet tot resultaat leidt. Bovendien vragen zij hoe de Minister waarborgt dat hij tijdig
                        op de hoogte is van situaties waarin het overleg geen resultaat oplevert en een aanwijzing
                        nodig is. Het wetsvoorstel lijkt er volledig op te vertrouwen dat de regiocoaches
                        deze leemte in de systematiek ondervangen.
Het wetsvoorstel is gebaseerd op het uitgangpunt dat schoolbesturen en gemeentebesturen
                     het best in staat zijn om te bepalen op welke wijze in de gemeente uitvoering wordt
                     gegeven aan de opgave om te zorgen dat er altijd voor alle kinderen een onderwijsplek
                     beschikbaar is. Tot op heden zijn er ook geen signalen dat dit niet gebeurt. Het wetsvoorstel
                     probeert de school- en gemeentebesturen dan ook in de eerste plaats handelingsperspectief
                     te bieden in situaties waarin het niet langer mogelijk is om binnen de bestaande juridische
                     kaders vorm te gegeven aan het onderwijs voor nieuwkomers. Daarnaast worden in dit
                     wetsvoorstel de bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij de vormgeving van het onderwijs
                     aan nieuwkomers verder verduidelijkt. Aan het einde van die wettelijke verantwoordelijkheidsverdeling
                     is de mogelijkheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om een
                     bevoegd gezag aan te wijzen dat een tijdelijke nieuwkomersvoorziening moet inrichten.
                     Alles is er evenwel op gericht om die situatie te voorkomen en eraan bij te dragen
                     dat het gesprek in de gemeente tot de gewenste uitkomsten leidt.
                  
De monitoring van de verantwoordelijkheidsverdeling die in het wetsvoorstel is vastgelegd
                     geschiedt inderdaad door middel van de regiocoördinatoren. Zij functioneren als vraagbaak
                     in de regio en staan met hun expertise gemeentebesturen en schoolbesturen ter zijde
                     bij de vormgeving van het nieuwkomersonderwijs. In de handhaving van de maatregelen
                     uit het onderhavige wetsvoorstel speelt uiteraard ook de inspectie een belangrijke
                     rol.
                  
Het is de leden van de SGP-fractie niet duidelijk geworden welk voordeel de regering
                        erin ziet om te aanwijzing direct te richten aan de bevoegde gezagen in de gemeenten.
                        Hoe stelt de regering zich juridisch gezien de situatie voor waarin tien bevoegde
                        gezagen in een gemeente gezamenlijk een brief met een aanwijzing ontvangen? Hoe kan
                        in een dergelijke situatie bijvoorbeeld sprake zijn van een bekostigingssanctie als
                        (nog) onvoldoende concreet is welke school verantwoordelijkheid zou moeten dragen,
                        aangezien dat pas duidelijk kan zijn na aanwijzing door de gemeente? Wat is de waarde
                        van een besluit gericht aan gezamenlijke gevoegde gezagen, indien pas na aanwijzing
                        van een school door de gemeenten gehandhaafd kan worden? Zou het niet veel meer voor
                        de hand liggen om de aanwijzing aan de gemeenten te richten, gezien de speciale verantwoordelijkheid
                        van de gemeente en de onmisbare rol in de effectuering van de aanwijzing?
Het ambtshalve besluit tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening wordt
                     door de leden van de fractie van de SGP voorgesteld als een aanwijzing. Dat is het
                     evenwel niet. Het ambtshalve besluit heeft als consequentie dat de schoolbesturen
                     in een gemeente onder regie van het college van burgemeester en wethouders met elkaar
                     om tafel moeten. Het ambtshalve besluit is bedoeld om een patstelling in een specifieke
                     gemeente of een regio te doorbreken. Tegelijkertijd is het expliciet niet de bedoeling
                     dat met het ambtshalve besluit de lokale verantwoordelijkheid door de Minister wordt
                     overgenomen. Eerder moet het ambtshalve besluit worden gezien als een stevige waarschuwing
                     dat er snel tot actie moet worden overgegaan. Als dat niet gebeurt is het uiteindelijk
                     aan het college van burgemeester en wethouders om de verantwoordelijkheid tot oprichting
                     van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening door middel van een besluit dat geldt als
                     beslissende stem bij een concreet schoolbestuur te beleggen. Alles is erop gericht
                     die situatie te voorkomen en het wetsvoorstel beoogt dan ook op de eerste plaats duidelijk
                     te maken welke verantwoordelijkheden een ieder die betrokken is bij het nieuwkomersonderwijs
                     in welke fase van het proces heeft.
                  
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering omgaat met het feit dat in de onderwijswetgeving
                        juist een bijzondere rol is weggelegd voor de gemeenteraad als het gaat om het openbaar
                        onderwijs. Deze leden constateren dat in het wetsvoorstel een centrale rol is weggelegd
                        voor het college van burgemeester en wethouders. Zij vragen hoe de regering oog houdt
                        voor een consistente toekenning en uitoefening van bevoegdheden voor de verschillende
                        organen.
In het wetsvoorstel is bij de toekenning van bevoegdheden zo veel mogelijk aangesloten
                     bij de bestaande bevoegdhedenverdeling in de onderwijswetgeving. Tegelijkertijd moet
                     worden geconstateerd dat die bevoegdheidsverdeling niet eenduidig is. De leden van
                     de fractie van de SGP hebben bijvoorbeeld gelijk dat voor de gemeenteraad een bijzondere
                     rol is weggelegd in de borging van het aanbod aan openbaar onderwijs en in het verzekeren
                     van de kwaliteit van dit onderwijs. Maar ook het college van burgemeester en wethouders
                     heeft in de onderwijswetgeving allerlei (uitvoerings)verantwoordelijkheden die juist
                     bij de vormgeving van het nieuwkomersonderwijs een belangrijke rol spelen. Denk aan
                     bevoegdheden op het terrein van het leerlingenvervoer, de huisvesting en de handhaving
                     van de leerplicht. Daarnaast vervult het gemeentebestuur ook een centrale rol bij
                     de opvang van nieuwkomers in de gemeente. Daarom is ervoor gekozen om de bevoegdheden
                     toe te delen aan het college van burgemeester en wethouders en niet aan de gemeenteraad.
                  
3. Verhouding tot hoger recht
               
De leden van de D66-fractie waarderen de inzet van de regering om het recht op onderwijs
                        te garanderen voor iedereen, ook voor nieuwkomers. Wat deze leden betreft gaat dit
                        om het recht op kwalitatief goed en bevoegd gegeven onderwijs. Hoe ziet de regering
                        dit recht op onderwijs als dit door onbevoegden wordt gegeven?
Een centrale doelstelling van het wetsvoorstel is het recht op toegang tot onderwijs
                     voor iedereen, ook voor nieuwkomers, te waarborgen. De regering is het eens met de
                     leden van de D66-fractie dat toegang tot onderwijsvoorzieningen alleen niet voldoende
                     is om het recht op onderwijs te verwezenlijken. Het recht op onderwijs kan uitsluitend
                     worden gerealiseerd als leerlingen ook profijt hebben van het onderwijs dat voor hen
                     toegankelijk is en als dit onderwijs van voldoende kwaliteit is. Dit betekent bijvoorbeeld
                     dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft om ervoor te zorgen dat nieuwkomers
                     de Nederlandse taal kunnen leren om daarna door te stromen naar het reguliere onderwijs.
                     De kernvakken moeten om die reden ook op een tijdelijke nieuwkomersvoorziening altijd
                     door een bevoegde docent worden gegeven. Ook voor het overige is de mogelijkheid om
                     onbevoegde docenten in te zetten sterk geclausuleerd. In aanvulling op het voorgaande
                     is het natuurlijk niet zo dat onderwijzend personeel dat onbevoegd is ook altijd onbekwaam
                     moet worden geacht om bij te dragen aan het onderwijs. In het nieuwkomersonderwijs
                     kan bijvoorbeeld personeel zonder bevoegdheid maar met specifieke kennis over traumaverwerking
                     bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen. Ook als hun expertise vorm krijgt binnen
                     onderdelen van het curriculum.
                  
De leden van de D66-fractie bemerken daarbij geen reflectie van de regering op de
                        verhouding van dit wetsvoorstel ten aanzien van het VN-verdrag inzake de rechten van
                        personen met een handicap. Hoe gaat de regering passend onderwijs borgen op tijdelijke
                        nieuwkomersvoorzieningen? Welke rol ziet de regering voor samenwerkingsverbanden hierbij?
Een tijdelijke nieuwkomersvoorziening is altijd een onderdeel van een bestaande school
                     en de leerlingen worden dan ook op die school als leerling ingeschreven. Een leerling
                     valt dus altijd onder verantwoordelijkheid van een bestaand schoolbestuur en dus ook
                     onder de verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband waar dat schoolbestuur
                     onderdeel van uitmaakt. De zorgplicht passend onderwijs is onverkort op de tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening van toepassing.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen of dit wetsvoorstel, gezien de rol die het gemeentebestuur
                        heeft ten opzichte van het openbaar onderwijs, ook volledig van toepassing is op het
                        bijzonder onderwijs.
Het onderhavige wetsvoorstel raakt in gelijke mate het openbaar en bijzonder onderwijs
                     in een gemeente.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen dat Nederlandse kinderen, kinderen van
                        arbeidsmigranten en kinderen van nieuwkomers allemaal leerplichtig zijn en op grond
                        van internationale verdragen en de Grondwet allemaal recht op onderwijs hebben. Toch
                        maakt dit wetsvoorstel onderscheid tussen verschillende groepen kinderen. Deze leden
                        vragen wat dit onderscheid rechtvaardigt. Wat betekent dit wetsvoorstel in de praktijk,
                        bijvoorbeeld in een gemeente als Den Haag? Kunnen in Den Haag een kind in de basisschoolleeftijd
                        dat hier (tijdelijk) is als kind van arbeidsmigranten, een kind in de basisschoolleeftijd
                        dat hier is als kind van asielzoekers en een kind met de Nederlandse nationaliteit
                        aanspraak maken op hetzelfde onderwijs? Zo nee, waarom niet?
Het antwoord wordt door de regering volmondig positief beantwoord. Tegelijkertijd
                     hebben de kinderen die door de leden van de fractie van de ChristenUnie worden genoemd
                     wel allemaal verschillende onderwijsbehoeften en die onderwijsbehoeften maken dat
                     zij in de praktijk mogelijk toch ander onderwijs volgens. Daar komt bij dat de groep
                     nieuwkomers en kinderen van arbeidsmigranten ook niet homogeen is. Kinderen uit de
                     drie door de fractie van de ChristenUnie genoemde groepen die de leeftijd van vier
                     jaar hebben en beginnen aan het basisonderwijs kunnen in beginsel allemaal instromen
                     in het reguliere basisonderwijs. Naarmate nieuwkomers op latere leeftijd in Nederland
                     arriveren, blijkt de instroom in het reguliere onderwijs echter steeds lastiger. Dat
                     heeft te maken met de bijzondere onderwijsbehoeften van nieuwkomers. De Onderwijsraad
                     schreef daarover in 2017 dat nieuwkomers in de eerste plaats de Nederlandse taal nog
                     niet machtig zijn.14 Zij krijgen daarom het vak Nederlands als tweede taal (NT2), dat is aangepast aan
                     de doelgroep. Daarbij vinden instructies en begeleiding vaak niet alleen plaats in
                     het Nederlands, maar ook in de taal van herkomst van een leerling. Het doel van het
                     nieuwkomersonderwijs is er juist voor te zorgen dat deze kinderen zo snel mogelijk
                     in het reguliere onderwijs kunnen instromen. Dat geldt ook voor de tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen
                     die met dit wetsvoorstel worden gecreëerd. In de tweede plaats is een belangrijk onderdeel
                     van en een belangrijke rechtvaardiging voor het tijdelijk volgen van nieuwkomersonderwijs
                     het bevorderen van het sociaal en emotioneel welbevinden van nieuwkomers een bijzondere
                     rol. Bekend zijn de voorbeelden van vluchtelingen uit onrustige of zelfs gevaarlijke
                     gebieden, maar ook andere nieuwkomers hebben aandacht nodig om te kunnen aarden. Daarvoor
                     is specifieke kennis nodig bij leraren, die bovendien moeten kunnen omgaan met een
                     klas vol leerlingen met andere nationaliteiten, talen en culturele en sociale achtergronden.
                     Om deze reden speelt het nieuwkomersonderwijs traditiegetrouw een belangrijke rol.
                     Daarnaast spelen ook factoren buiten het onderwijs een rol, zoals het tijdelijk verblijf
                     van sommige nieuwkomers en de verhuizingen tussen (crisis)noodopvanglocaties. Al deze
                     factoren maken dat het nodig is om nieuwkomers als specifieke doelgroep voor beleid
                     aan te merken.
                  
Daarbij moet wel worden opgemerkt dat leerlingen die niet nieuw zijn in Nederland,
                     niet toelaatbaar zijn voor een tijdelijke nieuwkomersvoorziening. De tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen
                     zijn bedoeld om een snel toenemende vraag naar nieuwkomersonderwijs te accommoderen.
                     Kinderen die al langer in Nederland verblijven behoren dat niet toe. Bij het ontwerpen
                     van het onderhavige wetsvoorstel zag de regering zich gesteld voor de noodzaak een
                     balans te vinden tussen het belang van kwalitatief goed en gelijkwaardig onderwijs
                     en het belang om te voorkomen dat nieuwkomers zonder onderwijs thuis of in een opvanglocatie
                     zitten. In het wetsvoorstel zijn verschillende waarborgen ingebouwd die een tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening naar haar aard altijd tijdelijk en een ultimum remedium laten
                     zijn. Zo wordt beoogd dat een leerling van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening altijd
                     zo snel mogelijk doorstroomt naar regulier (nieuwkomers)onderwijs. Overigens blijft
                     de vrijheid voor ouders om zelf te kiezen voor een school altijd bestaan.
                  
De leden van de SGP-fractie merken op dat met het creëren van een doorzettingsmacht
                        van de gemeente richting bijzondere scholen om te moeten voorzien in onderwijsaanbod
                        duidelijk een in artikel 23 Grondwet verankerde grens wordt overschreden. Zij vragen
                        de regering hierop te reflecteren. Op welke literatuur baseert de regering haar lezing
                        van het vierde lid en het voorstel om de voorgestelde doorzettingsmacht in te kunnen
                        voeren? De leden van de SGP-fractie vragen de regering om toelichting op de consequenties
                        van de doorzettingsmacht van gemeenten voor de vrijheid van het bijzonder onderwijs.
Het antwoord op deze vraag kan niet los worden gezien van het gelaagde besluitvormingsproces
                     dat het onderhavige wetsvoorstel introduceert om in geval van nood de capaciteit van
                     het nieuwkomersonderwijs op te kunnen schalen door de inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen.
                     De inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening is altijd een ultimum remedium.
                     Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de verantwoordelijkheid voor de inrichting
                     van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen op de eerste plaats bij de schoolbesturen
                     en het college van burgemeester en wethouders berust. Zij kunnen een verzoek bij de
                     Minister indienen om tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening over
                     te kunnen gaan. Zoals in paragraaf 1 op een vraag van de leden van de fracties van
                     CDA, D66 en de SGP reeds is geantwoord heeft de regering daarnaast gemeend dat de
                     wettelijke verankering van een structureel noodinstrumentarium ook betekent dat dit
                     wetsvoorstel een duidelijke bevoegdheids- en verantwoordelijkheidsverdeling moet bevatten
                     voor situaties die zich slechts zeer zelden, en hopelijk zelfs nooit zullen voorkomen.
                     Om die reden voorziet het wetsvoorstel in een mogelijkheid voor de Minister om te
                     besluiten dat in een gemeente door de daar aanwezige bevoegde gezagen tenminste één
                     tijdelijke nieuwkomersvoorziening moet worden ingericht. Dit ambtshalve besluit is
                     bedoeld om ingeval van een patstelling het goede gesprek op lokaal niveau weer op
                     gang te brengen. Nadat de Minister ambtshalve het besluit heeft genomen is het weer
                     aan de gezamenlijke schoolbesturen in die gemeente om onder regie van het college
                     van burgemeester en wetshouders tot afspraken te komen over de concrete inrichting
                     van ene tijdelijke nieuwkomersvoorziening. En alleen als de patstelling in een betreffende
                     gemeente compleet is en ook die afspraken niet tot stand komen heeft het college van
                     burgemeester en wethouders een beslissende stem bij het bepalen van het bevoegd gezag
                     dat verantwoordelijk zal zijn voor de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
                     Op grond van het onderhavige wetsvoorstel heeft het gemeentebestuur dan een beslissende
                     stem in de vaststelling welk schoolbestuur tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     zal moeten overgaan. Overigens is de mogelijkheid om dat besluit met bekostigingssancties
                     af te dwingen na het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State geschrapt.
                  
De regering hoopt dat de hiervoor beschreven situatie zich niet voordoet. Als dat
                     wel zo is, dan is het belangrijk te beseffen dat er in de betreffende gemeente dus
                     leerplichtige nieuwkomers wonen, die op dat moment daadwerkelijk geen onderwijs krijgen,
                     terwijl zij daar wel recht op hebben. Ook heeft het gelaagde besluitvormingsproces
                     dat het onderhavige wetsvoorstel biedt, met alle steun die daarbij ook zal worden
                     geleverd door bijvoorbeeld de regiocoördinatoren, niet tot resultaat geleid. De regering
                     heeft gemeend dat het belangrijk is dat duidelijk is wie dan de beslissende stem heeft.
                     Op grond van dit wetsvoorstel is dat – voor de hiervoor beschreven ultieme situatie
                     – het gemeentebestuur dat de lokale situatie goed kent.
                  
Als het gemeentebestuur aan het einde van de rit moet besluiten welk schoolbestuur
                     tot de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening moet overgaan, dan zal
                     het dat besluit voldoende en zorgvuldig moeten motiveren. Het zal met kracht van argumenten
                     moeten uitleggen waarom de aangewezen school, van alle scholen in de gemeente, het
                     best in staat is de capaciteit op te schalen. Daarnaast moet ook duidelijk zijn dat
                     dat doenbaar is.
                  
Als het bijzonder onderwijs bij de werking van het onderhavige wetsvoorstel zou moeten
                     worden ontzien, dan zou dat betekenen dat de verantwoordelijkheid voor de opschaling
                     van de onderwijscapaciteit voor nieuwkomers volledig bij het openbaar onderwijs zou
                     worden belegd. Vaak zal dan evenwel niet zondermeer doelmatig zijn. Het organiseren
                     van nieuwkomersonderwijs vraagt om specifieke expertise. Expertise die ook vaak bij
                     bijzondere scholen aanwezig is. In veel gevallen is het dan ook logisch dat de scholen
                     die reeds nieuwkomersonderwijs aanbieden tot de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     zullen overgaan. Daarbij mogelijk ondersteund door de andere scholen in de gemeente.
                  
Daarnaast is de vraag naar nieuwkomersonderwijs dermate volatiel en kan die vraag
                     ook dermate snel toenemen dat het eenvoudigweg vaak ook niet mogelijk zal zijn om
                     capaciteit buiten de structuren die geboden worden door de bestaande scholen om uit
                     te breiden, denk bijvoorbeeld aan de stichting van een nieuwe openbare school. Dat
                     betekent dus dat de bestaande schoolbesturen zullen de verantwoordelijkheid moeten
                     dragen voor de inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen. Deze conclusie
                     geldt in gelijke mate voor het openbaar en het bijzonder onderwijs. De introductie
                     van een beslissende stem voor het college van burgemeester en wethouders aan het einde
                     van het proces waarbij in een gemeente wordt gezocht naar mogelijkheden om de onderwijscapaciteit
                     uit te breiden moet zich dan ook tot het bijzonder onderwijs uitstrekken. Als het
                     tot een daadwerkelijk besluit tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     komt beperkt een dergelijk besluit de vrijheid van schoolbesturen om zelf over de
                     inrichting van hun school te beslissen. Die uit artikel 23 voortvloeiende vrijheid
                     is evenwel ook niet absoluut. Dat geldt in het bijzonder voor het bekostigd onderwijs
                     dat een verantwoordelijkheid draagt om aan de taakstelling waarvoor het onderwijs
                     als zodanig zich gesteld ziet een bijdrage te leveren.
                  
De regering benadrukt evenwel dat het hier gaat om een uiterst redmiddel waarvan wordt
                     verwacht dat deze in de praktijk niet zal worden ingezet. Voordat het gemeentebestuur
                     een beslissende stem krijgt in de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     hebben de betrokken schoolbesturen ook alle gelegenheid gehad om in onderling overleg
                     een oplossing te vinden voor de toegenomen vraag naar nieuwkomersonderwijs in de gemeente.
                     De regering verwacht, zoals tot op heden altijd is gebleken, dat school- en gemeentebesturen
                     die verantwoordelijkheid met dezelfde toewijding blijven nemen als zij dat tot nu
                     hebben gedaan.
                  
De leden van de SGP-fractie vragen aan welke kaders gemeenten gebonden zijn bij het
                        aanwijzen van een school en waarom het wetsvoorstel hieromtrent geen voorwaarden bevat.
                        Zij vragen of de regering ook nu kan bevestigen, wat in de wetsbehandeling over de
                        Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden voor Oekraïners
                        reeds gebeurde, dat het toelatings- en personeelsbeleid van het bevoegd gezag van
                        de bijzondere school ongemoeid gelaten wordt. Eveneens vragen zij of de regering kan
                        bevestigen dat bijvoorbeeld een christelijke school uit volle overtuiging de boodschap
                        van het Evangelie naar voren kan blijven brengen als zij verantwoordelijk zou worden
                        voor het onderwijs aan een grote populatie nieuwkomers met een islamitische achtergrond.
                        Kan de regering toelichten hoe de gemeenten met zulke situaties moet omgaan?
Hiervoor werd reeds opgemerkt dat een besluit tot het besluit tot inrichting van een
                     tijdelijke nieuwkomersvoorziening altijd zorgvuldig en voldoende gemotiveerd moet
                     zijn. Dat betekent dat het gemeentebestuur dus niet kan besluiten dat willekeurig
                     gekozen school tot de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening moet overgaan.
                     Het college van burgemeester en wethouders zal altijd moeten kunnen uitleggen waarom
                     een aangewezen school in staat is om de capaciteit uit te breiden en daartoe, ook
                     in relatie tot de andere scholen in de gemeente, het best geëquipeerd is.
                  
Verder bevestigt de regering dat dit wetsvoorstel de vrijheid van schoolbesturen om
                     toelatingsbeleid en personeelsbeleid te voeren onaangetast laat. Dat betekent dat
                     als een bevoegd gezag identiteitsbeleid voert en leerlingen of ouders vraagt de grondslag
                     van de school te respecteren of te onderschrijven, dat identiteitsbeleid zich ook
                     uit zal strekken tot het door die school verzorgde onderwijs aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
                     Een bevoegd gezag kan nooit worden gedwongen leerlingen, of docenten in strijd met
                     het identiteitsbeleid aan te nemen. Hetzelfde geldt voor eisen die vanuit de grondslag
                     van de school aan het personeel wordt gesteld. Dit wetsvoorstel beperkt die vrijheid
                     niet.
                  
De leden van de SGP-fractie zouden het zeker in het kader van een structurele regeling
                        voor onderwijs aan nieuwkomers voor de hand liggend gevonden hebben om de bijzondere
                        verantwoordelijkheid van de gemeente om te voorzien in voldoende openbaar onderwijs
                        opnieuw te doordenken. Deze leden vinden het opmerkelijk dat de regering vooral volstaat
                        met het regelen van de regierol en dat de onvervreemdbare verantwoordelijkheid van
                        de gemeente om in openbaar onderwijs te voorzien, al dan niet verzelfstandigd, eigenlijk
                        niet aan bod komt. Sterker nog, het wetsvoorstel verbiedt zelfs dat het college bij
                        het aanwijzen van een school zelf de verantwoordelijkheid als bevoegd gezag gaat vervullen.
                        Waarom is die inperking van de gemeentelijke verantwoordelijkheid gekozen en toelaatbaar?
Deze keuze is uitsluitend ingegeven door logica. Het is een vreemde figuur als het
                     gemeentebestuur zichzelf de opdracht kan geven een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     in te richten. Overigens valt nog slechts een klein deel van de openbare scholen onder
                     rechtstreeks bestuur van het college van burgemeester en wethouders. Het voorgaande
                     laat evenwel onverlet dat als het gemeentebestuur meent dat het zelf, met de eigen
                     school, het best in staat is de capaciteit uit te breiden het college van burgemeester
                     en wethouders daartoe natuurlijk altijd kan beslissen, hier is echter geen aanvullende
                     wettelijke bevoegdheid voor nodig.
                  
Deze leden vragen de regering bovendien breder in te gaan op de vraag waarom niet
                        juist veel meer ruimte geboden wordt om als gemeente op eenvoudiger wijze onderwijsvoorzieningen
                        voor nieuwkomers in te richten. De leden van de SGP-fractie vragen er aandacht voor
                        dat de regering in de wetsbehandeling inzake de Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen
                        bij massale toestroom van ontheemden heeft aangegeven dat gemeenten wel degelijk scholen
                        voor nieuwkomers kunnen oprichten, maar dat daarvoor de reguliere procedure voor schoolstichting
                        doorlopen moet worden. Deze leden vinden die benadering erg beperkt in het licht van
                        de uitdagingen waar scholen en gemeenten voor staan. Waarom zou niet veel sterker
                        ingezet moeten worden op het bieden van mogelijkheden voor gemeenten die op een snelle
                        manier nieuwe, tijdelijke scholen willen inrichten die enkel voor nieuwkomers bedoeld
                        zijn. Daarvoor zouden in de sfeer van stichtingsnormen, bekostiging en BRIN-nummers
                        speciale voorzieningen getroffen kunnen worden.
De regering verwijst ter beantwoording van deze vraag naar de antwoorden op de voorgaande
                     vragen. In algemene zin geldt dat het vaak niet doelmatig is en gezien de benodigde
                     expertise overigens ook niet mogelijk is om nieuwe scholen op te richten.
                  
De leden van de SGP-fractie vragen om een toelichting op de stelling van de regering
                        dat artikel 23 Grondwet de gemeente enkel als territoriale eenheid in beschouwing
                        neemt. Deze leden vragen hoe de regering rekenschap geeft van het criterium dat het
                        voldoende onderwijs in de geografische gemeenten wel degelijk van overheidswege gegeven
                        moet worden en dat die aanduiding altijd gelezen is als de lokale overheid.
De regering is het met de leden van de SGP-fractie eens. Artikel 23, vierde lid, eerste
                     volzin van de Grondwet luid: «In elke gemeente en in elk van de openbare lichamen,
                     bedoeld in artikel 132a, wordt van overheidswege voldoende openbaar algemeen vormend
                     lager onderwijs gegeven in een genoegzaam aantal openbare scholen.» Met de term «gemeente»
                     in deze zin is de territoriale aanduiding van het openbare lichaam gemeente bedoeld.
                     De term «van overheidswege» duidt op de publiekrechtelijke beheersstructuur van het
                     openbaar onderwijs.
                  
4. Gevolgen
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de school van inschrijving verantwoordelijk
                     blijft voor het onderwijs aan de leerling en rekening moet houden met de specifieke
                     onderwijsbehoeften van nieuwkomerskinderen. Deze leden vragen hoe scholen hierbij
                     door de Minister ondersteund worden.
In de onderwijspraktijk is op verschillende plekken expertise aanwezig over het onderwijs
                  voor nieuwkomers. De Minister verstrekt in het bijzonder subsidie aan LOWAN po, dat
                  onderdeel is van de PO-Raad, en LOWAN vo om deze expertise te verzamelen en delen.
                  Scholen kunnen altijd contact opnemen met LOWAN. LOWAN is laagdrempelig toegankelijk
                  voor vragen en advies. Daarnaast hebben samenwerkingsverbanden passend onderwijs bijzondere
                  expertise over de ondersteuning van leerlingen met een specifieke behoefte aan ondersteuning.
                  Een tijdelijke nieuwkomersvoorziening is altijd een uitbreiding van een bestaande
                  school en behoort op die wijze dan ook tot de verantwoordelijkheid van een bestaand
                  samenwerkingsverband.
               
4.2 Advies ATR
               
De vraag van de fractie van de VVD die in deze paragraaf was gesteld is in paragraaf
                  1 bij een gelijksoortige vraag van de fractie van GroenLinks beantwoord.
               
6. Toezicht en handhaving
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de inspectie ook voornemens is op de scholen
                        zelf te kijken en, zo ja, of de inspectie hiervoor voldoende capaciteit heeft.
De inspectie tracht bij haar toezichthoudende taak zoveel mogelijk dezelfde aanpak
                     te hanteren als voor het toezicht op reguliere scholen. Die aanpak is beschreven in
                     het Onderzoekskader 2021. In het eerste jaar voert de inspectie een oriënterend gesprek
                     met het schoolbestuur en de schoolleiding van de locatie, op basis waarvan ze het
                     vervolgtoezicht bepaalt. Indien een tijdelijke nieuwkomersvoorziening niet al binnen
                     een jaar is opgeheven, volgt in het tweede jaar in de regel een kwaliteitsonderzoek.
                     De inspectie neemt de regelgeving voor tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen daarbij
                     in acht.
                  
De leden van de D66-fractie vinden het een risico om onbevoegden voor de klas te zetten.
                        Ziet de regering mogelijkheden om hierop toezicht te houden en te handhaven bij langer
                        dan strikt noodzakelijke inzet van onbevoegden?
In principe staat er in het primair en voortgezet onderwijs altijd een bevoegde leraar
                     voor de klas. Er bestaat op grond van de huidige onderwijswetgeving een beperkt aantal
                     uitzonderingen op dit uitgangspunt. Het wetsvoorstel voegt daar voor het primair onderwijs
                     in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening een uitzondering aan toe, namelijk dat onbevoegd
                     personeel kan worden ingezet voor niet-kernvakken als er een vacature is die niet
                     kan worden vervuld. Daarbij merkt de regering op dat onbevoegd personeel niet altijd
                     ook onbekwaam is. Zeker waar het nieuwkomers betreft kan het grote meerwaarde hebben
                     personeel aan te trekken met specifieke deskundigheid, zoals psychologen of pedagogen.
                  
Scholen moeten altijd kunnen aantonen welke stappen zij hebben gezet om tot hun keuzen
                     te komen. Ook moeten zij blijven zoeken naar structurele oplossingen. Daarbij zal
                     het inrichtingsplan als een belangrijk verantwoordingsdocument dienen. Mocht de inzet
                     van onbevoegd personeel naar het oordeel van de inspectie te lang voortduren, dan
                     kan de inspectie naar een plan van aanpak vragen waarin het schoolbestuur uiteen zet
                     hoe het de situatie zal verbeteren.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen hoe toezicht wordt gehouden op de verplichting
                        van
                     gemeentebesturen en scholen om afspraken te maken. Wie kan er handhaven indien dit
                        niet plaatsvindt? Welke sancties worden door welke partijen aan wie opgelegd?
De Inspectie van het onderwijs houdt interbestuurlijk toezicht op enkele taken van
                     de gemeente. Daaronder valt bijvoorbeeld de jaarlijkse overlegplicht van gemeentebesturen
                     met schoolbesturen over het onderwijsachterstandenbeleid, gericht op het bevorderen
                     van integratie, het voorkomen van segregatie en het bestrijden van onderwijsachterstanden.
                     Sinds 2023 zijn deze toezichtstaken in samenhang ingericht, waarbij de inspectie naast
                     het nalevingstoezicht ook inzet op de zogenaamde lerende dialoog, dat wil zeggen dat
                     ze met gemeenten in gesprek gaat over de doelen van de gemeentelijke taken en de kwaliteitscyclus
                     om die goed uit te voeren.
                  
7. Consultatie
               
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat onderwijs op locatie vrijwel altijd
                        de voorkeur verdient boven digitaal onderwijs, maar dat digitaal onderwijs een rol
                        kan hebben om te voorkomen dat leerlingen helemaal geen onderwijs ontvangen en dat
                        voor sommige kinderen en jongeren (met specifieke behoeften) digitaal (prikkelarm,
                        maatwerk) onderwijs juist soelaas kan bieden. Kan de regering hierop reflecteren?
De regering volgt hierbij het advies van LOWAN: ervaringen tijdens de coronapandemie,
                     waarbij op grote schaal afstandsonderwijs is ingezet, hebben geleerd dat afstandsonderwijs
                     vooral voor de doelgroep nieuwkomers slecht uitpakt. Zo zorgt de taalbarrière voor
                     grote uitdagingen bij afstandsonderwijs. Nieuwkomersonderwijs kan het best vorm krijgen
                     binnen een sociale context en draait in de woorden van de experts van LOWAN om «relatie
                     en interactie». Dat laat onverlet dat sommige kinderen behoefte kunnen hebben aan
                     afwijkende vormen van onderwijs, als vorm van passend onderwijs. Voor zover de onderwijswetgeving
                     dergelijke onderwijsvormen toestaat kunnen zij ook in het nieuwkomersonderwijs worden
                     toegepast. Digitaal aanbod in de vorm van leermiddelen is net als in het reguliere
                     onderwijs mogelijk.
                  
De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij kan uitleggen waarom de onderwijsvakbonden
                        niet geraadpleegd zijn. Deelt de regering de mening van deze leden dat dat een voor
                        de hand liggende en relevante gesprekspartner is, zeker in relatie tot het wettelijk
                        verankeren van verlaagde eisen om voor de klas te gaan staan?
Scholen en gemeenten hebben zich duidelijk uitgesproken over de noodzaak om snel maatregelen
                     te nemen en mij daarom gevraagd. Het wetsvoorstel beantwoordt de gevraagde urgentie
                     en is in zeer kort tijdsbestek tot stand gekomen. Het onderwijs krijgt de benodigde
                     juridische ruimte om het nieuwkomersonderwijs op te kunnen schalen en te voorkomen
                     dat nieuwkomersleerlingen op steeds meer plekken in het land geen onderwijs kunnen
                     krijgen. Daardoor was er geen reële ruimte om het reguliere proces van openbare consultatie
                     te volgen. Tegelijkertijd heb ik deze tekortkoming proberen te compenseren door de
                     wet zo veel mogelijk afgestemd met de landelijke vertegenwoordigers van de partijen
                     die dichtbij het nieuwkomersonderwijs staan (de PO-Raad en VO-raad, LOWAN, de inspectie
                     en de VNG). De onderwijsvakbonden heb ik hierbij inderdaad niet geraadpleegd. Ik deel
                     de mening van de leden van de SP-fractie dat zij een relevante gesprekspartners zijn.
                     en bij nader inzien was het beter geweest de betreffende bonden wel te raadplegen.
                     De regering wil benadrukken dat de tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen een ultieme
                     noodoplossing zijn en het is niet de bedoeling een precedent te scheppen voor de verlaging
                     van eisen voor onderwijspersoneel.
                  
8. Financiële gevolgen
               
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat, omdat bekostiging van nieuwkomersleerlingen
                        ingaat op de dag van aankomst in Nederland en geldt voor een periode van twee jaar,
                        en veel kinderen niet vanaf dag één op een school zit, er in de praktijk veelal geen
                        bekostiging is voor twee jaar, zeker niet wanneer er door vele verhuizingen gaten
                        vallen in de onderwijsloopbaan. Wat doet de regering eraan om ervoor te zorgen dat
                        de bekostiging ingaat vanaf de eerste schooldag en door loopt totdat effectief twee
                        jaar onderwijs genoten is? De leden van de D66-fractie vragen of de regering mogelijkheden
                        ziet om te bekostigen op basis van effectief gevolgde onderwijstijd? De leden van
                        de PvdA-fractie vragen hoe ver de regering is met de verkenning van de mogelijkheden
                        om de bekostigingssystematiek aan te passen. Erkent de regering dat de oplossing eigenlijk
                        al wordt aangedragen door belangenorganisaties, namelijk door de bekostiging te laten
                        starten op de eerste schooldag en niet op de aankomstdatum van nieuwkomers?
                     De leden van de GroenLinks-fractie vragen aan welke mogelijkheden de regering denkt
                        bij het aanpassen van de bekostigingssystematiek? Is het niet gewoon mogelijk om de
                        aanvullende bekostiging te starten op de eerste schooldag? Ook willen zij weten wat
                        de huidige stand van zaken van de verkenning en is dit terug te koppelen aan de Kamer?
                        Waarom is dit niet gelijk gedaan met dit wetsvoorstel? Wanneer komt de regering met
                        een aanpassing van deze systematiek? En is het tot die tijd niet passend om schoolbesturen
                        hiervoor te compenseren?
Op dit moment werkt de systematiek van de nieuwkomersbekostiging zo dat er voor nieuwkomers
                     in zowel het po als het vo twee jaar nieuwkomersbekostiging beschikbaar is. De twee
                     jaar waarvoor de nieuwkomersbekostiging kan worden ontvangen, gaan lopen vanaf de
                     datum dat een kind aankomt in Nederland (po) of eerste datum verblijfsrecht (vo).
                     Het klopt dat dit er in de praktijk toe kan leiden dat een schoolbestuur voor minder
                     dan twee jaar nieuwkomersbekostiging ontvangt voor een leerling, bijvoorbeeld doordat
                     een leerling op een wachtlijst heeft gestaan. De nieuwkomersbekostiging bestaat sinds
                     2016 in haar huidige vorm en heeft lang goed gefunctioneerd. De huidige situatie van
                     een hoge migratie-instroom gecombineerd met de capaciteitsproblemen in het onderwijs
                     heeft ertoe geleid dat leerlingen soms voor langere tijd geen onderwijs krijgen. Die
                     situatie leidt vervolgens tot knelpunten in de bekostiging. Dit vind ik onwenselijk
                     en niet in lijn met de bedoeling van de nieuwkomersregelingen, namelijk twee jaar
                     extra ondersteuning en bekostiging. Daarom ben ik voornemens om de systematiek aan
                     te passen zodat ik het beleid om iedere nieuwkomer twee jaar nieuwkomersbekostiging
                     te bieden beter kan uitvoeren.
                  
De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks vragen hoe ik dit voorstel precies
                     wil invullen en of ik het voorstel van de belangenorganisaties wil uitvoeren, namelijk
                     om de startdatum van de nieuwkomersbekostiging aan te passen van de «aankomstdatum
                     in Nederland (po) dan wel «datum binnenkomst in Nederland» (vo) naar «datum eerste
                     schooldag». Dit is inderdaad de aanpassing die ik heb verkend en voornemens ben om
                     uit te voeren. Dit zal in de praktijk dan geen «datum eerste schooldag» gaan heten,
                     maar «datum eerste inschrijving» omdat dit de controleerbare gegevens zijn die ik
                     vanuit het register onderwijsdeelnemers ontvang.
                  
De leden van de GroenLinksfractie vragen wanneer ik deze aanpassing zou kunnen doen.
                     Uit de eerste verkenning blijkt dat dit op zijn vroegst mogelijk is met ingang van
                     kalenderjaar 2025. Dit heeft ermee te maken dat ik de aanpassing zorgvuldig wil doen
                     zodat later geen problemen in de uitvoering ontstaan. Deze periode is nodig, omdat
                     er verschillende knelpunten zijn waar een oplossing voor gezocht moet worden. Zo komt
                     het juist in het nieuwkomersonderwijs vaak voor dat scholen niet helemaal bekend zijn
                     met de voorgeschiedenis van de leerling op andere scholen, door bijvoorbeeld onverwachte
                     verhuizingen. Dit kan er voor zorgen dat een school zelf niet goed in beeld heeft
                     wanneer de datum van eerste inschrijving van een leerling is geweest. In het voortgezet
                     onderwijs vindt de bekostiging bovendien geautomatiseerd plaats en wordt er een koppeling
                     gemaakt met bijvoorbeeld gegevens uit de Basisregistratie Personen: de wijziging van
                     datum vergt daar dus ook een wijziging van de systemen en van de gegevensuitwisselingen.
                     Daarom kies ik er ook niet voor om dit tegelijkertijd met de wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen
                     te regelen zoals de leden van de PvdA en GroenLinks fracties suggereren. De leden
                     van de GroenLinksfractie vragen of het in de tussentijd niet passend is om schoolbesturen
                     te compenseren. Ik heb uitvoerig gekeken naar tussenoplossingen. Hierbij heb ik een
                     afweging moeten maken tussen enerzijds uitvoerbaarheid en betrouwbaarheid van het
                     beleid en uitvoering en anderzijds de mogelijkheid om nu extra middelen aan het veld
                     te geven. Ik kies voor het eerste, daarom kan ik nu geen tussenoplossing bieden.
                  
De leden van de fractie van D66 hebben vernomen dat de bekostiging van het tweede
                        jaar minder is dan het eerste jaar. Kan de regering erop toezien, door bijvoorbeeld
                        te werken met effectief onderwijsbekostiging, dat de instellingen en besturen en gemeenten
                        deze voorzieningen op basis van volwaardige bekostiging kunnen treffen?
Het klopt dat de nieuwkomersbekostiging lager is in het tweede jaar. Dat geldt voor
                     het basisonderwijs en voor de leerlingen in het voortgezet onderwijs die één tot twee
                     jaar in Nederland zijn (dus niet: korter dan één jaar). Voor beide groepen leerlingen
                     ontvangen scholen in de regel basisbekostiging, dit is niet het geval voor eerstejaars
                     leerlingen in het basisonderwijs of leerlingen in het voortgezet onderwijs die korter
                     dan een jaar in Nederland zijn. In beide gevallen ontvangen besturen naar het oordeel
                     van de regering voldoende middelen om het onderwijs vorm te geven.
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering ervoor gekozen heeft om de
                        dekking voor de tijdelijke voorzieningen uit de bestaande aanvullende bekostiging
                        te laten komen. Acht de regering het niet onwenselijk dat er dan op een later moment
                        minder aanvullende bekostiging is voor deze leerlingen, wat de kansenongelijkheid
                        voor hen alleen maar verder vergroot? Zo nee, waarom niet? Is de regering bereid om
                        de bekostiging minimaal te verlengen met de periode waarin een nieuwkomer is aangewezen
                        op een tijdelijke voorziening, zodat er genoeg bekostiging overblijft voor volwaardig
                        kwalitatief onderwijs? Zo nee, waarom niet?
                     De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de PO-Raad, VO-raad en LOWAN in zowel
                        de eerste als de tweede consultatieronde hebben aangegeven dat er behoefte is aan
                        aanvullende financiering. De regering gaat hier bij het kopje consultatie niet op
                        in. Kan de regering alsnog een reactie geven hierop? De voornoemde leden lijken uit
                        de financiële paragraaf op te maken dat er geen extra financiële middelen zullen komen
                        en dat de dekking voor de tijdelijke voorzieningen uit de bestaande aanvullende bekostiging
                        moet komen, klopt dat? En klopt het dat dit bij een langer verblijf van nieuwkomers
                        in een tijdelijke voorziening tot gevolg heeft dat er vervolgens geen aanvullende
                        bekostiging meer over is voor extra hulp en ondersteuning in een reguliere nieuwkomersklas
                        of het reguliere onderwijs? Is dit niet heel wrang, omdat juist deze groep eerder
                        geen toegang heeft gehad tot een volwaardige vorm van nieuwkomersonderwijs? Hoe kijkt
                        de regering hiernaar? Zou het een mogelijkheid zijn om de aanvullende bekostiging
                        minimaal te verlengen met de periode waarin een nieuwkomer is aangewezen op een tijdelijke
                        voorziening?
Zoals de regering in de memorie van toelichting uiteen heeft gezet, heeft het onderhavige
                     wetsvoorstel geen financiële gevolgen omdat er niet wordt afgeweken van de bestaande
                     bekostigingssystematiek. Scholen met tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen komen op
                     dezelfde wijze als andere scholen, zoals scholen met reguliere nieuwkomersvoorzieningen,
                     aanmerking voor bekostiging. De nieuwkomersbekostiging in het eerste jaar is ook relatief
                     hoog. Daarom zullen er geen aanvullende financiële middelen beschikbaar komen voor
                     de tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen zoals de leden van de GroenLinksfractie vragen.
                     De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks vragen of het klopt dat een langer
                     verblijf van nieuwkomers in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening tot gevolg heeft
                     dat er vervolgens geen aanvullende bekostiging meer over is voor extra hulp en ondersteuning
                     in een reguliere nieuwkomersklas of het reguliere onderwijs. De nieuwkomersbekostiging
                     geldt voor twee jaar en start op dit moment nog vanaf het moment dat een nieuwkomer
                     in Nederland aankomt. Wanneer een nieuwkomer die korter dan twee jaar in Nederland
                     is onderwijs volgt in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening ontvangt de school op
                     reguliere wijze daarvoor nieuwkomersbekostiging. Het onderwijs in de tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen
                     is geen volwaardig alternatief voor het nieuwkomersonderwijs dat bij de nieuwkomersbekostiging
                     hoort. De verwachting is dan ook dat een tijdelijke nieuwkomersvoorziening de nieuwkomersbekostiging
                     niet geheel hoeft in te zetten. Besturen kunnen deze middelen inzetten wanneer de
                     leerling wel volwaardig nieuwkomersonderwijs ontvangt. De regering is dan ook niet
                     voornemens om de nieuwkomersbekostiging te verlengen zoals de leden van de fracties
                     van PvdA en GroenLinks mij vragen.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering in gesprek is met de VNG
                        over de financiering van nieuwkomersonderwijs. De regering stelt hierbij dat de kosten
                        niet door deze wet komen, maar door de huidige situatie. Deze leden stellen dat gemeente
                        en schoolbesturen weinig hebben aan dit antwoord, omdat zij uiteindelijk degenen zijn
                        die binnen deze huidige situatie het onderwijs voor nieuwkomers moeten organiseren.
                        Daarnaast is de regering ook verantwoordelijk voor de huidige situatie. Hoe gaat de
                        regering de gemeenten en schoolbesturen hiervoor financieel ondersteunen?
Zoals ik in de memorie van toelichting beschrijf, heeft het onderhavige wetsvoorstel
                     geen financiële gevolgen, omdat er niet wordt afgeweken van de bestaande bekostigingssystematiek.
                     Op dit moment is het beeld van de kosten, verantwoordelijkheid en hoogte van de financiering
                     voor gemeenten diffuus. De VNG heeft een eerste verkenning gedaan waaruit blijkt dat
                     de financiering voor gemeenten in sommige gemeenten als knellend wordt ervaren, maar
                     in andere gemeenten is dit niet het geval. Waar deze verschillen door komen, is nog
                     niet inzichtelijk. De VNG heeft mij laten weten dat zij nadenken over een onderzoek
                     naar de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten rondom het nieuwkomersonderwijs
                     en de financieringsstromen zodat zij beter kunnen begrijpen waarom het beeld zo diffuus
                     is. Over dit onderzoek ben ik verder met de VNG in gesprek.
                  
Tot slot zijn de leden van de GroenLinks-fractie benieuwd wat dit wetsvoorstel doet
                        met de geïsoleerde scholentoeslag bij kleine scholen. Nieuwkomersvoorzieningen zijn
                        dislocaties van reguliere scholen, hierdoor worden telcijfers waarop de bekostiging
                        wordt verstrekt gemixt, terwijl scholen dubbele kosten hebben voor materieel en personeel.
                        Kunnen kleine scholen hierdoor hun geïsoleerde scholentoeslag verliezen? Is duidelijk
                        voor welke scholen dit gaat gelden? Is het eventueel een mogelijkheid om locaties
                        los van de huidige scholen (BRIN-nummers) op te zetten?
De school waar nieuwkomers worden ingeschreven ontvangt daarvoor bekostiging. Onderdeel
                     van de bekostiging in het basisonderwijs is dat scholen tot 150 leerlingen extra bekostiging
                     ontvangen: de kleinescholentoeslag. Door het inschrijven van nieuwkomers op een school
                     kan het zijn dan een school boven de grens van 150 leerlingen uitkomt en (een deel
                     van) de kleinescholentoeslag verliest. De basisbekostiging neemt wel toe voor deze
                     school. Of leerlingen op de hoofdvestiging, een nevenvestiging of de nieuwkomersvoorziening
                     staan ingeschreven maakt voor de bekostiging van de kleinescholentoeslag niet uit,
                     alle leerlingen worden bij elkaar opgeteld. Omdat de instroom van nieuwkomers niet
                     te voorspellen is, is nu ook niet duidelijk bij welke scholen dit zal optreden.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering aangeeft dat de huidige
                        gedefinieerde startdatum voor de extra nieuwkomersbekostiging (de datum van binnenkomst
                        in Nederland) in combinatie met de wachtlijsten in het onderwijs ervoor zorgt dat
                        schoolbesturen minder lang aanspraak kunnen maken op de aanvullende nieuwkomersbekostiging
                        dan wanneer een leerling direct na aankomst in Nederland in het onderwijs kan starten.
                        De regering verkent de mogelijkheden om deze systematiek aan te passen. Daarnaast
                        wijzen de PO-Raad en LOWAN in hun reactie op het wetsvoorstel op het belang van het
                        uitbreiden van aanvullende bekostiging voor alle nieuwkomers in het basisonderwijs
                        naar twee jaar, zodat nieuwkomers ook in het tweede jaar in Nederland de hulp krijgen
                        die ze nodig hebben. Deze leden vragen of de regering bereid is dit mee te nemen in
                        de verkenning naar de mogelijkheden om de systematiek aan te passen.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen dat de nieuwkomersbekostiging niet voor
                     alle nieuwkomersleerlingen geldt in het tweede jaar. In het po is dit inderdaad het
                     geval, daar bestaat er geen nieuwkomersbekostiging voor tweedejaars leerlingen die
                     in de categorie overige vreemdelingen vallen. De regering heeft op dit moment geen
                     plannen om dit aan te passen.
                  
10. Overgangsrecht, beoogde inwerkingtreding en horizonbepaling
               
De leden van de D66-fractie constateren dat het hier gaat om een permanente oplossing
                        in plaats van een tijdelijke wet. Hoe reflecteert de regering op deze keuze en de
                        kritiek van de Raad van State hierop?
De regering heeft gekozen met het onderhavige wetsvoorstel een structurele oplossing
                     voor de sterk fluctuerende vraag naar nieuwkomersonderwijs te introduceren en daarmee
                     te voorzien in een behoefte bij scholen en gemeenten om een duidelijk kader hiervoor.
                     Daarmee wil de regering voorkomen dat telkens op ad-hoc basis moet worden gereageerd
                     en proactief een kader neer te zetten. Gepoogd is een duidelijke structuur te bieden
                     aan alle betrokkenen in het nieuwkomersonderwijs waar zij in geval van nood, ook in
                     de toekomst, op terug kunnen vallen. De afgelopen maanden is gebleken dat het ook
                     in de toekomst nodig zal zijn om de capaciteit van het nieuwkomersonderwijs flexibel
                     op te kunnen schalen. Dit wordt ondersteund door de verwachting dat de toestroom van
                     nieuwkomers hoog en onvoorspelbaar zal blijven en zich in het bijzonder in specifieke
                     regio’s in het land zal concentreren. De regering achtte het daarom wenselijk een
                     structurele mogelijkheid te creëren voor toekomstige noodsituaties.
                  
De leden van de SP-fractie vragen of dit wetsvoorstel iets aan de samenwerking verandert
                        tussen zorg en onderwijs die, zeker wanneer het psychische zorg betreft, bovengemiddeld
                        vaak nodig zal zijn bij nieuwkomersonderwijs. Deze leden verwijzen naar een recent
                        rapport van Pharos en Save the Children, waar nu al gewezen wordt op onderbenutting
                        van psychosociale hulp bij nieuwkomers.
De regering onderkent dat voor kinderen die net uit een oorlog komen en soms al langere
                     tijd ontheemd zijn, vaker sprake kan zijn van psychosociale problematiek en trauma’s.
                     Het wetsvoorstel voorziet niet in nieuwe vormen van samenwerking of afspraken over
                     het verlenen van deze zorg. In de praktijk kan deze hulp op verschillende wijze geboden
                     worden. Voor vroegsignalering van problematiek kan een leraar of de school, maar bijvoorbeeld
                     ook een intern begeleider of maatschappelijk werker een belangrijke rol spelen. In
                     het nieuwkomersonderwijs is ook aandacht voor traumasensitief lesgeven aan kinderen.
                     Het is wenselijk dat deze expertise ook beschikbaar is op tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen.
                  
Tegelijkertijd moet worden onderkend dat vroegsignalering en symptoombestrijding het
                     trauma van een kind niet oplossen. Vaak zijn professionele hulp en jeugdzorg noodzakelijk.
                     Het schoolbestuur dat een tijdelijke nieuwkomersvoorziening in stand houdt is aangesloten
                     bij een samenwerkingsverband en betrokken bij het op overeenstemming gerichte overleg
                     (oogo) over het jeugdplan dat op regionaal niveau wordt gevoerd. In het belang van
                     de leerlingen en de kwetsbare doelgroep beveelt de regering aan om bij het starten
                     van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening vooraf goede afspraken te maken tussen gemeente,
                     jeugdhulpinstellingen en bestuur van de tijdelijke nieuwkomersvoorziening over de
                     inzet van multidisciplinaire zorg en de vroegsignalering en route naar behandeling
                     van (ernstige) trauma’s.
                  
De leden van de SP-fractie vragen daarnaast wat het effect van een eventuele Spreidingswet
                        (wetsvoorstel Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen) zou
                        zijn op de noodzaak van dit wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel voor de Spreidingswet ziet op het creëren van voldoende en zo mogelijk
                     duurzame opvangvoorzieningen voor asielzoekers en een evenredige spreiding van asielopvang
                     over de gemeenten. Meer rust en voorspelbaarheid helpen bij het realiseren van voorzieningen
                     als onderwijs, maar de Spreidingswet kan de vraagstukken in het onderwijs domein niet
                     oplossen.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat, anders dan de Wet tijdelijke
                        onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden, dit wetsvoorstel geen
                        horizonbepaling bevat. Die keuze is ingegeven doordat het ook in de toekomst nodig
                        zal zijn om de capaciteit van het nieuwkomersonderwijs flexibel op te kunnen schalen.
                        Dit wordt ondersteund door de verwachting dat de toestroom van nieuwkomers hoog en
                        onvoorspelbaar zal blijven en zich in het bijzonder in specifieke regio’s in het land
                        zal concentreren, zo stelt de regering. Waar baseert de regering deze verwachting
                        op? Deze leden stellen vast dat de regering met het wetsvoorstel Wet gemeentelijke
                        taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (Spreidingswet) wil komen tot een evenwichtigere
                        verdeling van asielzoekers over gemeenten. Deze leden verzoeken de regering nader
                        toe te lichten hoe beide wetsvoorstellen zich tot elkaar verhouden. Is de regering
                        bereid alsnog een horizonbepaling toe te voegen? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij de voorgaande vraag van de SP-fractie is aangegeven ziet het wetsvoorstel
                     voor de Spreidingswet op het creëren van voldoende duurzame opvangvoorzieningen voor
                     asielzoekers. Dit zal het onderwijs helpen, maar niet alle uitdagingen wegnemen. Wanneer
                     in de toelichting wordt gesproken over de onvoorspelbaarheid van de toestroom gaat
                     het niet alleen over de toestroom naar Nederland, maar ook over de toestroom naar
                     specifieke gemeenten waar het onderwijs uiteindelijk concreet vorm moet krijgen. Om
                     die reden heeft de regering ervoor gekozen nu een structurele regeling voor te stellen
                     die het mogelijk maakt om in gevallen van nood, ook in de toekomst, de capaciteit
                     aan nieukomersonderwijs op te schalen. Daarmee wordt voor schoolbesturen en gemeentebesturen
                     voor de langere termijn een voorspelbaar kader gecreëerd waaruit tevens een duidelijke
                     bevoegdheidsverdeling voortvloeit. Om te verzekeren dat tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen
                     alleen als ultimum remedium worden gebruikt – ook in de toekomst – kunnen deze tijdelijke
                     voorzieningen alleen worden opgericht nadat de Minister een besluit van die strekking
                     heeft genomen.
                  
II Artikelsgewijs deel
               
Artikel 193c. Overlegplicht voldoende onderwijs voor nieuwkomers
Het lid van de BBB-fractie constateert dat er soms door gemeenten en/of schoolbesturen
                        op het laatste moment voorzieningen gemaakt moeten worden, maar dat de benodigde grootte
                        ook vaak op het laatste moment wijzigt. Kosten zijn gemaakt, maar de bekostiging blijft
                        uit. Organisaties missen hierbij de rol van de regering en moeten vaak maar wachten
                        wat eruit komt. Het lid vraagt hoe de regering ernaar kijkt om zichzelf termijnen
                        te stellen om duidelijkheid te bieden aan het veld, zodat het veld op basis van voorspelbare
                        en duidelijke informatie kan sturen en gerichter de voorzieningen kunnen inrichten.
Ik zie dat het onderwijs worstelt met de hoge instroom van nieuwkomers, het verhuizen
                     van nieuwkomers van de ene opvanglocatie naar de andere, de tijdelijkheid van (crisis)noodopvanglocaties,
                     en het plaatsen van grote groepen nieuwkomers op één locatie, onder wie in het bijzonder
                     alleenstaande minderjarige vluchtelingen. De inzet van de regering is erop gericht
                     om te komen tot voldoende en zoveel mogelijk duurzame asielopvang, daartoe dient ook
                     de het wetsvoorstel voor de Spreidingswet. Dit zal zorgen voor meer stabiliteit en
                     bijdragen aan meer voorspelbare informatie op lokaal niveau.
                  
Artikel 193d. Verzoek inrichting tijdelijke nieuwkomersvoorziening
Het lid van de BBB-fractie leest dat de Minister op eigen initiatief kan overgaan
                        tot het besluit als schoolbesturen en de gemeente samen geen mogelijkheden zien voor
                        het inrichten van een nieuwkomersvoorziening. De Raad van State omschrijft het duidelijk:
                        dit doorkruist de bestaande goede samenwerking tussen scholen, gemeenten en Rijk.
                        De Raad van State ziet hiertoe geen noodzaak. Het lid vraagt hoe de regering het nut
                        en/of de noodzaak van dit ingrijpen kan verantwoorden.
De mogelijkheid tot het nemen van een ambtshalve besluit is gekoppeld aan gevallen
                     waarin, in een specifieke gemeente nieuwkomers woonachtig zijn die op dat moment geen
                     onderwijs ontvangen en waarvoor ook binnen afzienbare termijn geen onderwijs beschikbaar
                     is. In beginsel zullen alle betrokkenen bij het onderwijs die situatie altijd willen
                     voorkomen. Voor zover een gebrek aan onderwijsplaatsen voortkomt uit een niet-kunnen,
                     zoals het lid van de BBB-fractie opmerkt, zal een ambtshalve besluit niet in de rede
                     liggen. Maar het is ook denkbaar dat er in een gemeente, met behulp van de ruimte
                     die dit wetsvoorstel biedt, wel kan worden gewerkt aan de opschaling van de onderwijscapaciteit
                     en dat toch niet gebeurt. De regering heeft gemeend dat ook voor die situatie een
                     duidelijke bevoegdheids- en verantwoordelijkheidsverdeling moest zijn opgenomen in
                     het wetsvoorstel.
                  
Wanneer de Minister een ambtshalve besluit neemt ontstaan voor de gezamenlijke schoolbesturen
                     in de gemeente twee verplichtingen. Ten eerste moeten zijn met elkaar het gesprek
                     aan gaat over de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening, onder regie
                     van het college van burgemeester en wethouders. Ten tweede moeten zijn ook altijd
                     een tijdelijke nieuwkomersvoorziening inrichten. Zij mogen evenwel onderling bepalen
                     welk schoolbestuur daartoe het best geëquipeerd is. Schoolbesturen behouden de verantwoordelijkheid
                     voor het onderwijs. Het college van burgemeester en wethouders begeleid het proces
                     mede vanuit zijn rol als hoeder van de leerplicht, organisator van het leerlingenvervoer
                     en de onderwijshuisvesting. Het ambtshalve besluit kan pas in beeld komen nadat er
                     tijd is geweest om een verzoek tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
                     te doen en nadat overleg is gevoerd met het college van burgemeester en wethouders
                     over de redenen van het uitblijven van dat verzoek. Het ambtshalve besluit boogt dan
                     vooral de verhoudingen weer vlot te trekken en de patstelling te doorbreken. Daarmee
                     wordt de goede samenwerking dus veeleer ondersteunt dan doorkruist.
                  
Artikel 193e WPO en artikel 9.3e WVO 2020 Ambtshalve besluit van de Minister tot inrichting
                     van tijdelijke nieuwkomers-voorzieningen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kan voorkomen dat aangrenzende gemeenten
                        doelmatiger kunnen voorzien in het onderwijs aan nieuwkomers. Deze leden zouden graag
                        meer inzicht willen in hoe deze doelmatigheid in de praktijk getoetst wordt. Kan de
                        regering een duidelijke definitie hiervan geven?
Voor zowel het besluit tot verlening van toestemming, als voor het ambtshalve besluit
                     geldt dat zij ook genomen kunnen worden ten aanzien van de schoolbesturen in een gemeente
                     waarin de nieuwkomers niet woonachtig zijn. Dat kan evenwel alleen als met de inrichting
                     van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening in die aangrenzende gemeente op doelmatiger,
                     of efficiëntere wijze in het onderwijs kan worden voorzien. Of daarvan sprake is hangt
                     af van de omstandigheden van het geval. Voorbeelden van situaties waarin het onderwijs
                     doelmatiger kan worden georganiseerd in de aangrenzende gemeente is bijvoorbeeld als
                     daar een reguliere nieuwkomersvoorziening is gevestigd en een dergelijke voorziening
                     niet ook beschikbaar is in de gemeente waar de nieuwkomers worden gehuisvest. Of als
                     de nieuwkomers aan de rand van de gemeente woonachtig zijn en vlak over de gemeentegrens
                     een school is gevestigd die in staat zou zijn aan de nieuwkomersleerlingen onderwijs
                     te verzorgen.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen om een duidelijk toetsingskader ten aanzien van
                     het begrip doelmatigheid. Dat is evenwel niet in abstracto te geven. Bij de operationalisering
                     van het begrip doelmatigheid gaat het om de vraag in hoeverre de last die het besluit
                     bij een schoolbestuur in een aangrenzende gemeente belegt, opweegt tegen het organiseren
                     van het onderwijs in de gemeente waar de nieuwkomers zijn gehuisvest. Financiële argumenten,
                     onderwijsinhoudelijke argumenten ten aanzien van de beschikbare expertise, maar ook
                     praktische aspecten zoals reistijd moeten in die afweging betrokken worden en worden
                     afgezet tegen de mogelijk alternatieven. Over deze afweging zal altijd met alle betrokkenen
                     ook het gesprek worden gevoerd.
                  
Artikel 193f WPO en artikel 9.3f WVO 2020 Regierol en taak van het college van burgemeester
                     en wethouders
De leden van de VVD-fractie lezen dat in het vierde lid staat dat zeer zwakke scholen
                        geen tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen mogen inrichten. Deze leden vragen of het
                        vijfde lid bedoeld wordt.
Dat is juist. Per abuis werd in het artikelsgewijs deel van de toelichting verwezen
                     naar het vierde lid van de artikelen 193f WPO en 9.3f WVO 2020. Deze verwijzing wordt
                     aangepast middels de bij dit nader rapport gevoegde nota van wijziging.
                  
Artikel 193h. Inrichting en melding van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het bevoegd gezag binnen acht weken
                        na de melding van de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening een inrichtingsplan
                        aan de Minister stuurt. Deze leden vragen waarom de regering deze termijn van acht
                        weken stelt. Ervaring leert dat in deze acht weken de schoolleider alle tijd nodig
                        heeft voor het inrichten van de voorziening. Waarom heeft de regering voor deze termijn
                        gekozen en is de regering bereid deze te verlengen?
De bepaling over de termijn voor het indienen van een inrichtingsplan is overgenomen
                     van de regelgeving voor tijdelijke onderwijsvoorzieningen voor leerlingen uit Oekraïne.
                     De achtwekentermijn is het resultaat van een afweging tussen het belang van scholen
                     om snel aan de slag te kunnen zonder eerst te moeten voldoen aan formele eisen en
                     anderzijds het belang van controle op de toepassing van de afwijkingsmogelijkheden
                     die het onderhavige wetsvoorstel aan scholen biedt. Het inrichtingsplan is zowel belangrijk
                     voor leerlingen, ouders en leraren als voor de Minister (beleidsvorming) en de inspectie
                     (toezicht). Het inrichtingsplan is als document de basis voor gesprekken met het schoolbestuur
                     en de schoolleiding over wat zich in de dagelijkse praktijk afspeelt in de tijdelijke
                     nieuwkomersvoorziening. In wezen worden in het inrichtingsplan de stappen die het
                     bevoegd gezag bij het inrichten van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening heeft doorlopen
                     en de gedachten en overwegingen die het schoolbestuur daarbij had op schrift gesteld.
                     Bij de tijdelijke onderwijsvoorzieningen voor leerlingen uit Oekraïne is de termijn
                     van acht weken niet onredelijk gebleken. Daarbij speelt een rol dat de eisen aan het
                     plan laagdrempelig zijn, dat het mogelijk is het inrichtingsplan eenvoudig online
                     in te dienen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs en dat wijzigingen ook later mogen
                     worden doorgegeven.
                  
III Overig
               
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering ook heeft overwogen om iets te
                        doen aan de vele tijdelijke opvang van nieuwkomers, waarvan belangenorganisaties zeggen
                        dat dit een van de grootste oorzaken is dat nieuwkomersonderwijs moeilijk is vorm
                        te geven. Zo nee, waarom niet? Heeft de regering ook overwogen om iets te doen aan
                        de grootschalige opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen op één plek,
                        waarvan belangenorganisaties zeggen dat dit een van de grootste oorzaken is dat nieuwkomersonderwijs
                        moeilijk is vorm te geven? Zo nee, waarom niet?
De inzet van het kabinet is erop gericht om te komen tot voldoende en zoveel mogelijk
                     duurzame asielopvang, daartoe dient ook de het wetsvoorstel voor de Spreidingswet.
                  
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) worden door het COA in kleinschalige
                     voorzieningen opgevangen, we spreken hierbij over 50 amv (maximum van 80 amv) op één
                     locatie. Er is bij amv dan ook nooit sprake van grootschalige opvang, zoals dit wel
                     met volwassen asielzoekers het geval is. In het verleden zijn de aantallen amv voor
                     gemeenten niet of nauwelijks aanleiding geweest voor problemen met het inregelen van
                     nieuwkomersonderwijs. De huidige uitdagingen met het inregelen van nieuwkomersonderwijs
                     voor amv spelen voornamelijk rondom noodopvanglocaties met meer dan 50 amv op één
                     locatie, en worden versterkt door de hoge absolute aantallen nieuwkomers en het tekort
                     aan leraren.
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen eveneens hoe de regering oog blijft houden voor
                     het langetermijnperspectief voor nieuwkomers. Heeft de regering naast deze tijdelijke
                     wet een structurele oplossing voor ogen? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze verwachten?
                     Zo nee, waarom niet?
Een structurele oplossing is van groot belang. Ik ga hier vol op inzetten en ben optimistisch
                  over de goede ideeën die er nu reeds zijn bij de partijen met wie ik samenwerk. In
                  het laatste antwoord dat ik in paragraaf 1 heb gegeven, ben ik uitgebreid ingegaan
                  op de wijze waarop ik het nieuwkomersonderwijs wil bestendigen.
               
De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe de regering alles op alles zet om de
                        kansenongelijkheid op te heffen die er nu wordt gecreëerd, namelijk dat het voor je
                        kansen op volwaardig onderwijs uitmaakt of je een nieuwkomer bent of niet?
Het onderwijs voor nieuwkomers is in Nederland vooral belegd bij scholen met specifieke
                     deskundigheid. Deze scholen staan wel bekend als nieuwkomersscholen of taalklassen
                     in het basisonderwijs of internationale schakelklassen in het voortgezet onderwijs.
                     Het onderwijspersoneel werkt hier met grote toewijding en kennis voor een bijzondere
                     doelgroep. Kinderen die onderwijs volgen aan een (tijdelijke) nieuwkomersvoorziening
                     hebben ook bijzondere onderwijsbehoeften die vragen om onderwijs op maat. De Onderwijsraad
                     schreef in 2017 dat het daarbij vooral gaat om het leren van het Nederlands als tweede
                     taal (NT2) en om aandacht voor het sociaal en emotioneel welbevinden van nieuwkomers.
                  
Het creëren van gelijke kansen betekent ook rekening houden met de specifieke onderwijsbehoeften.
                     Met dit wetsvoorstel beoogt de regering zo goed mogelijk aan die specifieke onderwijsbehoeften
                     tegemoet te komen. Tegelijkertijd is er ook behoefte aan een meer structurele regeling
                     van het reguliere nieuwkomersonderwijs. Na de zomer wil ik daarom een begin maken
                     om samen met de betrokken onderwijsorganisaties te bezien hoe we het onderwijs voor
                     nieuwkomers beter kunnen positioneren in de wet.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie dringen al langer aan op het beperken van het
                        aantal verhuisbewegingen van kinderen in asielzoekerscentra. Ook de organisaties die
                        alles in het werk stellen om onderwijs te geven aan nieuwkomers, geven aan dat door
                        de korte verblijfsduur soms het onmogelijke wordt gevraagd van het onderwijs en haar
                        partners, waarbij de onzekerheid van verblijfsduur en de vele verhuizingen een zeer
                        negatief effect hebben op de kinderen. In het belang van de kinderen vragen deze leden
                        de regering de kinderen daarom te spreiden over het land en ze een vaste plek te bieden,
                        zodat er geen verhuisbewegingen nodig zijn.
In de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen, vastgesteld op 14 mei 2020, is
                     uitgewerkt hoe het vernieuwde asielsysteem er moet komen uit te zien. De asielzoeker
                     start daarbij op een locatie met aanmeldfaciliteiten en blijft of daar of verhuist
                     naar een andere opvanglocatie. Reden dat er alsnog een verhuizing plaats moet vinden,
                     is dat het niet mogelijk is om op alle opvanglocaties faciliteiten voor aanmelding
                     en asielproces in te richten. Essentieel voor het kunnen inrichten van dit opvanglandschap
                     is ook dat er voldoende opvangcapaciteit en personele capaciteit voor het asielproces
                     aanwezig is, iets dat in de huidige praktijk ontbreekt. Het streven blijft desalniettemin
                     om de verhuizingen tot deze verhuizing te beperken, los van eventuele verhuizingen
                     vanwege redenen als veiligheid, zorgbehoefte, op eigen verzoek.
                  
Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie aandacht voor de positie van kinderen
                        die bijzondere ondersteuning nodig hebben en in het speciaal onderwijs op hun plek
                        zouden zijn. Op welke manier wordt in het aanbod van onderwijs voor deze kinderen
                        voorzien?
De school van inschrijving moet voor elke leerling met een extra ondersteuningsbehoefte
                     in zo passend mogelijk onderwijs voorzien. Dat uitgangspunt is in de onderwijswetgeving
                     verankerd en geldt ook voor de tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Voor zover kinderen
                     behoefte hebben aan speciaal onderwijs kan het bevoegd gezag eventuele toelaatbaarheid
                     tot speciale voorzieningen aanvragen gelijk dat zou geschieden voor andere leerlingen
                     in het samenwerkingsverband. Ook kan het samenwerkingsverband om onafhankelijk advies
                     worden gevraagd over een passend aanbod voor een individuele leerling.
                  
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
| Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen | Vergissing | 
|---|---|---|---|---|
| VVD | 34 | Voor | ||
| D66 | 23 | Voor | ||
| PVV | 17 | Tegen | ||
| CDA | 14 | Tegen | Vergissing | |
| PvdA | 9 | Voor | ||
| SP | 9 | Voor | ||
| GroenLinks | 8 | Voor | ||
| PvdD | 6 | Voor | ||
| ChristenUnie | 5 | Voor | ||
| FVD | 5 | Tegen | ||
| DENK | 3 | Voor | ||
| Groep Van Haga | 3 | Tegen | ||
| JA21 | 3 | Tegen | ||
| SGP | 3 | Tegen | ||
| Volt | 2 | Voor | ||
| BBB | 1 | Voor | ||
| BIJ1 | 1 | Niet deelgenomen | ||
| Fractie Den Haan | 1 | Voor | ||
| Gündogan | 1 | Voor | ||
| Omtzigt | 1 | Voor | 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
