Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2021 (Kamerstuk 36100-XIV-1)
36 100 XIV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2021
Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 14 juni 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur
en Stikstof over het Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en het Diergezondheidsfonds 2021 (Kamerstuk 36 100 XIV, nr. 1).
De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2022. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Geurts
De griffier van de commissie, Jansma
1
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de begrotingsreserve visserij?
Antwoord
De stand van de begrotingsreserve visserij per 31 december 2021 is € 29,4 miljoen.
Deze middelen zijn bedoeld voor cofinanciering van het Europese Visserijfonds.
2
Klopt het dat de totale waarde van alle beschikkingen voor exploitatiesubsidies via
de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) en SDE+ voor vergisting (afgegeven
t/m oktober 2019) € 4.060 miljoen was (zoals eerder geantwoord op feitelijke vragen)?
Antwoord
Ja, het antwoord in de brief van de Minister van EZK 15 november 2019 (Kamerstukken
32 813 en 31 239, nr. 404) betrof de totale waarde van alle verplichtingen voor beschikkingen voor alle type
vergisters in beheer. Deze vraag en vraag 3 t/m 6 hebben betrekking op de begroting
van het Ministerie van EZK.
3
Klopt het dat de totale waarde van de afgegeven beschikkingen voor exploitatiesubsidies
voor mestvergisting en co-vergisting in de SDE en SDE+ (tot februari 2021) circa € 2,4 miljard
was (zoals ook eerder geantwoord op feitelijke vragen)?
Antwoord
Ja, het antwoord in de brief van 1 juni 2021 (Kamerstuk 35 730, nr. 3) had betrekking op de totaal verleende subsidie van mestvergisting en co-vergisting
projecten in bedrijf op 1 februari 2021. De totale waarde van alle initieel verleende
beschikkingen is aanzienlijk groter omdat hier ook de niet-gerealiseerde en nog te
realiseren projecten onder vallen.
4
Kunt u aangeven hoe het bij vraag 2 en 3 staande verschil verklaard kan worden? Komt
dat wellicht omdat in het eerstgenoemde bedrag ook andere soorten vergisters dan mestvergisters
zijn meegenomen? Om welke andere soorten van vergisting gaat het daarbij?
Antwoord
Het verschil komt inderdaad grotendeels doordat ook andere soorten vergisters in de
circa € 4 miljard zijn opgenomen. Het gaat dan ook om de volgende categorieën: allesvergisting,
GFT-vergisting, stortgas en vergisters bij afval- en rioolwaterzuiveringen. Verder
zijn bij het antwoord op vraag 2 in tegenstelling tot het antwoord bij vraag 3 ook
beschikkingen opgenomen van projecten die nog niet in bedrijf zijn.
5
Wat is de totale waarde van alle beschikkingen voor (mono- en co-) mestvergisters
die tot op heden onder de SDE, SDE+ en SDE++ exploitatiesubsidies hebben ontvangen
voor de productie van hernieuwbare energie?
Antwoord
De totale waarde van alle beschikkingen afgegeven voor mestvergisters is circa € 4,7 miljard.
Van deze afgegeven beschikkingen is in mei 2022 nog € 2,7 miljard gecommitteerd. De
rest is vrijgevallen door intrekkingen en heeft meestal niet tot kasuitgaven geleid
omdat de projecten niet zijn gerealiseerd. Merk op dat dit gecommitteerde bedrag hoger
is dan de € 2,4 miljard genoemd in vraag 3 omdat het ook projecten betreft die nog
niet gerealiseerd zijn.
De volgende twee tabellen geven een gedetailleerder inzicht in de afgegeven beschikkingen
voor enkel mest/co-vergisting projecten en vergisting in het algemeen. Hierin staat
per SDE-ronde aangegeven: het totale budget aan verplichtingen dat initieel is verleend,
ingetrokken en er nu nog gecommitteerd is. Daarnaast zijn per ronde de totale hoeveelheid
betalingen opgenomen. Het is toegestaan om in de categorie allesvergisting ook (deels)
gebruik te maken van mest als inputstroom. Dat is vaak niet het geval en vooraf ook
niet altijd bekend. Daarom zijn deze projecten niet opgenomen in het overzicht bij
mestvergisting.
Overzicht van alle beschikkingen voor alle mest en co-vergisters in de SDE (mei 2022)
Ronde
Initieel verleend bedrag (€)
Ingetrokken verplichtingen (€)
Totaal bedrag committering (€)
Betalingen 2008–2021 (€)
SDE08
114.785.541
104.852.391
9.933.150
2.977.606
SDE09
571.565.889
457.480.714
114.085.175
83.845.069
SDE10
314.641.740
113.800.005
200.841.736
130.786.117
SDE11
113.066.302
91.863.461
21.202.841
9.391.686
SDE12
41.107.787
20.081.774
21.026.013
21.482.598
SDE13
362.414.620
236.192.275
126.222.345
40.737.730
SDE14
964.719.122
383.547.323
581.171.799
156.126.147
SDE15
39.738.495
21.216.495
18.522.000
288.120
SDE161
514.982.360
48.126.735
466.855.625
74.161.656
SDE162
473.741.340
95.424.313
378.317.027
39.437.554
SDE171
445.267.303
215.204.561
230.062.742
21.679.076
SDE172
226.822.191
63.467.379
163.354.812
4.672.952
SDE181
179.229.689
1.238.294
177.991.395
241.004
SDE182
220.237.848
178.277.793
41.960.055
–
SDE191
151.263.644
–
151.263.644
–
SDE192
9.132.970
–
9.132.970
–
SDE201
7.371.888
2.732.400
4.639.488
–
SDE202
2.764.800
–
2.764.800
–
Eindtotaal
4.752.853.529
2.033.505.913
2.719.347.616
585.827.314
Overzicht van alle beschikkingen voor alle vergisters in de SDE (mei 2022)
Ronde
Initieel verleend bedrag (€)
Ingetrokken verplichtingen (€)
Totaal bedrag committering (€)
Betalingen 2008–2021 (€)
SDE08
170.105.874
147.446.598
22.659.276
12.329.603
SDE09
820.621.530
500.755.999
319.865.531
210.629.699
SDE10
531.367.967
183.643.769
347.724.198
214.100.833
SDE11
1.101.044.991
787.301.637
313.743.354
128.037.372
SDE12
88.301.604
61.931.812
26.369.792
23.829.556
SDE13
416.940.758
263.299.094
153.641.664
52.410.711
SDE14
1.157.736.147
421.643.169
736.092.978
195.686.915
SDE15
78.915.081
21.216.495
57.698.586
7.203.891
SDE161
582.742.478
48.126.735
534.615.743
86.932.321
SDE162
548.341.702
149.930.644
398.411.058
39.663.111
SDE171
453.794.983
223.732.241
230.062.742
21.679.076
SDE172
240.843.087
63.467.379
177.375.708
5.133.011
SDE181
196.603.721
1.238.294
195.365.427
241.004
SDE182
220.237.848
178.277.793
41.960.055
–
SDE191
340.806.394
–
340.806.394
1.432.928
SDE192
138.328.757
–
138.328.757
991.738
SDE201
55.341.681
29.224.944
26.116.737
–
SDE202
89.870.520
–
89.870.520
–
Eindtotaal
7.231.945.124
3.081.236.603
4.150.708.521
1.000.301.769
6
Is er een subsidieplafond voor mestvergisters in de huidige SDE++-subsidie? Zo ja,
op welk bedrag staat dat plafond?
Antwoord
Nee.
7
Klopt het dat de subsidieregeling ter stimulering van mestverwerking van uw ministerie
die liep tussen 2016 en 2021, waaronder 13 projecten een beschikking hebben gehad,
is afgesloten?
Antwoord
Er heeft een subsidieregeling ter stimulering van mestverwerking gelopen van 2016
tot 2019. In totaal hebben 13 collectieven van veehouders aanspraak kunnen doen op
een subsidie vanuit deze regeling. In totaal is € 7.744.660,00 uitgekeerd. Deze regeling
in 2019 afgesloten.
8
Klopt het dat begin 2022 een nieuwe subsidieregeling ter stimulering van mestverwerking
en kunstmestvervanging is opengesteld? Wat is het budget van deze subsidieregeling?
Zijn er nog andere subsidies voor mestverwerking en – vergisting, wellicht van andere
ministeries of middels het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), of zijn daar plannen
voor?
Antwoord
De subsidieregeling hoogwaardige mestverwerking is nog niet opengesteld. Er wordt
op dit moment aan invulling van de regeling gewerkt. De Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit (LNV) zal uw Kamer op korte termijn hierover nader informeren.
Binnen het Ministerie van EZK bestaat de stimulering duurzame energieproductie en
klimaattransitie (SDE++) om productie van hernieuwbare energie te stimuleren. Mestvergisting
komt in aanmerking voor de SDE++. Daarnaast komen bepaalde vormen van mestverwerking
voor op de milieulijst van de milieu-investeringsaftrek en Willekeurige Afschrijving
milieu-investeringen (MIA VAMIL), beheerd door het Ministerie van IenW. Met gebruik
van de MIA VAMIL kan een belastingvoordeel worden gerealiseerd.
9
Gebruiken uw ministerie of uitvoeringsinstanties algoritmen bij de uitvoering van
het werk? Kunt u een limitatieve lijst geven?
Antwoord
Binnen het Ministerie van LNV en bij de uitvoerende organisaties wordt gewerkt met
verschillende algoritmes. Op dit moment beschikken wij niet over een limitatieve lijst
van deze algoritmes. Om de transparantie over algoritmes te vergroten is het Ministerie
van LNV aangesloten bij het initiatief van het Ministerie van BZK zoals geformuleerd
in de brief «Hoofdlijnen beleid voor digitalisering» (Kamerstuk 26 643, nr. 842). Hierin wordt inspiratie geput uit enkele algoritmeregisters die al openbaar zijn
bij een aantal gemeenten.
De NVWA ontwikkelt algoritmen om kennisgedreven en risicogericht te kunnen werken.
Er zijn meerdere algoritmen in ontwikkeling. Op dit moment wordt er in de praktijk
met twee algoritmen geëxperimenteerd om risicogerichte inspecties te plannen en uit
te voeren bij melkvee- en varkensbedrijven. Daarnaast ontwikkelt en gebruikt de RVO
algoritmen ter ondersteuning in haar taak als uitvoeringsdienst in het uitvoeren van
regelingen, waaronder het tijdig toekennen van subsidies aan ondernemers. In alle
gevallen blijft een menselijke beoordeling altijd onderdeel van het RVO besluitvormingsproces.
Binnen het LNV domein worden algoritmen gebruikt voor onder andere het uitvoeren van
gerichte controles voor de uitvoering van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid,
en op de naleving van het fosfaatrechtenstelsel.
10
Zijn er op ICT-systemen en het verwerken van data binnen uw ministerie en/of bij uitvoeringsinstanties
Privacy Impact Analyses (PIA) of Gegevensbeschermingeffectbeoordeling (GEB) uitgevoerd
in 2021? Kunt u deze rapportages naar de Kamer zenden?
Antwoord
Door LNV en haar uitvoeringsorganisatie (NVWA) zijn in 2021 verschillende PIA’s/GEB
uitgevoerd op allerlei ICT-informatiesystemen. We onderzoeken nog of deze PIA’s, met
het oog op de nationale veiligheid, op locatie kunnen worden ingezien.
11
Hoeveel extern advies is er ingewonnen door uw ministerie in 2021?
Antwoord
Er is 506 keer extern advies ingewonnen.
12
Wat is de verhouding fte als het gaat om externe krachten, vaste contracten en tijdelijke
contracten op uw ministerie en bij de diensten?
Antwoord
Concern
Realisatie 2021
Verhouding
Vast
€ 278.258.432
Vast/Totaal
87,53%
Tijdelijk
€ 8.565.129
Extern/Totaal
9,78%
Extern
€ 31.084.198
Tijdelijk/Totaal
2,69%
Totaal
€ 317.907.760
Totaal
100,00%
13
Welke onderzoeken zijn extern uitgevoerd in 2021 en door wie?
Antwoord
We hebben geen uitputtende lijst, maar in het jaarverslag 2021 onder bijlage 2 op
pagina 126 staat een lijst met afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken in 2021.
14
Hoeveel heeft het extern advies uw ministerie en/of haar diensten gekost in 2021?
Antwoord
Er is voor € 10.391.421.
15
Hoe is de Chief Information Officer bij uw ministerie gepositioneerd?
Antwoord
Binnen het Ministerie van LNV wordt de rol van CIO ingevuld door de plaatsvervangend
secretaris generaal. Daarmee is de positie van CIO ingevuld door de op één na hoogste
ambtenaar binnen het departement.
16
Hoe analyseert uw ministerie zogenaamde «burgersignalen» die bij publieksvoorlichting
binnenkomen?
17
Krijgt en bespreekt u de «burgersignalen»?
Antwoord 16 en 17
Wij ontvangen dagelijks vele signalen van burgers via alle denkbare communicatiekanalen.
Dat kan zijn per brief, via sociale media. Ook ontvangen wij signalen telefonisch,
per mail of whatsapp via de rijksbrede publieksvoorlichters (nummer 1400).
Deze signalen zijn zeer belangrijk om te inventariseren wat er leeft in de samenleving
en of het beleid de beoogde uitkomsten heeft. Vragen die aan ons gesteld worden, beantwoorden
wij via het kanaal waarlangs de vraag is binnengekomen. Dit gebeurt binnen vastgestelde
termijnen per kanaal.
Over de beantwoording vindt overleg plaats als een vraag complex is en nog niet eerder
is beantwoord bijvoorbeeld. Of als er specifieke beleidsinhoudelijk deskundigheid
voor de beantwoording wordt gevraagd.
Ook analyseren wij doorlopend op basis van burgersignalen of en hoe wij onze informatievoorziening
kunnen verbeteren. Als er bijvoorbeeld veel vragen over een onderwerp binnenkomen
dan inventariseren hoe de informatie op rijksoverheid.nl aangepast kan worden. Ook
kan het reden zijn om te kijken naar de beleidsinhoud, mochten de signalen daartoe
aanleiding geven. Wij nemen bij deze periodieke analyses de privacywetgeving in acht.
18
Hoe bepaalt uw ministerie welke contacten en afspraken van de bewindspersonen publiek
worden gemaakt? Welke handreiking ligt daarvoor bij de communicatie-afdeling?
Antwoord
Over het openbaar maken van contacten en afspraken zijn rijksbreed afspraken gemaakt
en vastgelegd, zie ook de Uitvoeringsrichtlijn openbare agenda’s bewindslieden. Deze
afspraken worden door de directie communicatie uitgevoerd.
19
Welke kosten heeft uw ministerie gemaakt aan juridische procedures?
Antwoord
Als uitgangspunt geldt dat de Staat en zijn bestuursorganen ervoor zorg dragen dat
voldoende juridische deskundigheid aanwezig is binnen de rijksoverheid, zodat gepaste
terughoudendheid kan worden betracht bij het inschakelen van de landsadvocaat en andere
externe juridische bijstandsverleners in zaken waarin bijstand niet in de wet is voorgeschreven.
Vertegenwoordiging in bestuursrechtelijke procedures of in civiele procedures waarvoor
geen verplichte vertegenwoordiging geldt, wordt dan ook meestal door eigen ambtenaren
uitgevoerd. Het kerndepartement LNV heeft, in aanvulling op de juridische functie
binnen de eigen organisatie, in 2021 een bedrag van € 190.000 uitgegeven aan het kantoor
van de landsadvocaat in verband met juridische procedures. Dit bedrag bestaat uit
honoraria, BTW, kantoorkosten, verschotten en griffierechten.
20
Wat heeft de inzet van de Landsadvocaat namens uw ministerie gekost?
Antwoord
Het kerndepartement LNV heeft in 2021 € 238.000 betaald aan het kantoor van de landsadvocaat
voor het voeren van juridische procedures alsmede (specialistisch) juridisch advies.
Dit bedrag bestaat uit honoraria, BTW, kantoorkosten, verschotten en griffierechten.
In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 16 mei jl. aan uw Kamer
is aangegeven dat de kosten die door de Staat worden gemaakt voor de inzet van de
landsadvocaat voor de verschillende adviezen en juridische procedures jaarlijks gepubliceerd
zullen worden. In de herziene overeenkomst met de landsadvocaat is daartoe opgenomen
dat de landsadvocaat jaarlijks een overzicht aanlevert van het totaalbedrag dat de
Staat in verband met de advocatuurlijke dienstverlening aan zijn kantoor heeft voldaan.
21
Hoeveel geld heeft uw ministerie uitgegeven aan extern juridisch advies in zijn algemeenheid?
Antwoord
Het kerndepartement LNV heeft in 2021 € 264.000 uitgegeven aan het kantoor van de
landsadvocaat en andere advocatenkantoren met wie een raamovereenkomst is gesloten.
Dit bedrag betreft kosten voor het voeren van juridische procedures alsmede (specialistisch)
juridisch advies. Dit bedrag bestaat uit honoraria, BTW, kantoorkosten, verschotten
en griffierechten.
22
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie van het lid
Bisschop over meerjarige cofinanciering van praktijkproeven in het kader van het Uitvoeringsprogramma
Gewasbescherming 2030 (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 75)?
Antwoord
In december 2021 is Tweede Kamer gemeld dat er twee meerjarige subsidies zijn verstrekt
voor het praktijkprogramma plantgezondheid «Weerbaarheid in de praktijk» en voor het
programma «Duurzame bollenteelt in Drenthe» (Kamerstuk 27 858, nr. 569). Er wordt inmiddels gewerkt aan het afwikkelen van nieuwe verzoeken tot cofinanciering.
23
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de motie van het lid Bisschop c.s. waarin
de regering verzocht is bij de handhaving van het fosfaatrechtenstelsel recht te doen
aan de juridische situatie van knelgevallen (Kamerstuk 33 835, nr. 191)?
Antwoord
In lijn met de motie van het lid Bisschop c.s. van 20 april 2021 (Kamerstuk 33 835, nr. 191) en de eerdere motie van het lid Lodders c.s. van 19 december 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 339) treedt de NVWA zolang er nog procedures lopen tegen het aantal toegekende fosfaatrechten
op het punt van fosfaatrechten niet handhavend op. Indien er echter wel een definitieve
gerechtelijke uitspraak is gedaan over het aantal toegekende fosfaatrechten, zullen
alle bij het onderzoek geconstateerde feiten en omstandigheden in het proces-verbaal
meegenomen worden. Het horen van de ondernemer maakt standaard onderdeel uit van het
onderzoek. De afgelegde verklaring van de ondernemer wordt opgenomen in het proces-verbaal.
In het verdere traject kan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk de rechtelijke
macht rekening houden met die feiten en (bijzondere) omstandigheden. Het OM (vervolging)
en de rechter (weging en uitspraak) hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid ten
opzichte van de NVWA (handhaving). Zie ook de brief aan uw Kamer van 4 november 2021
(Kamerstuk 25 334, nr. 166).
24
Op welke wijze heeft u zich inmiddels uitgesproken tegen de ambitie in de Van-boer-tot-bordstrategie
om het mestgebruik met 20% omlaag te brengen, zoals gevraagd via de motie van het
lid Bisschop (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 65)?
Antwoord
Op 13 april 2021 (Kamerstuk 33 037, nr. 374) en op 9 juni 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1305) is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de motie
Bisschop die de regering verzoekt zich uit te spreken tegen de ambitie om het mestgebruik
met 20% omlaag te brengen (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 65). Uit de aanbevelingen van de Europese Commissie op het Nationaal Strategisch Plan
blijkt dat de Europese Commissie wil kijken naar het stikstof- en fosfaatoverschot
op landbouwgrond (Gross Nutrient Balance) en naar vermindering van het percentage
grondwaterstations boven de 50 mg nitraat per liter (Commissiemededeling COM(2020)846)
als indicatoren voor nutriëntenverliezen. In gesprekken met de Europese Commissie
over de ambities en acties, die voorvloeien uit de «Van boer tot bord»-strategie is
voor Nederland het doel over nutriëntenverliezen leidend. Nederland staat op het standpunt
dat de aanpassing van gebruiksnormen in de toekomst noodzakelijk kan zijn om de verliezen
naar het milieu te beperken, maar het beperken van de input van nutriënten is geen
doel op zich. Verder streeft Nederland naar een geharmoniseerde berekeningswijze van
nutriëntenverliezen, die aansluit op indicatoren (voor bodem-, lucht- en waterkwaliteit)
en heeft zich hier in de diverse Nitraat Expert groep bijeenkomsten over uitgesproken.
Daarnaast zet Nederland zich in voor het mogelijk maken van hergebruik van hoogwaardige
meststoffen zodat producten van dierlijke mest als kunstmestvervanger ingezet kunnen
worden. Hiertoe heeft Nederland recent een verzoek voor een landenspecifieke oplossing
bij de Europese Commissie ingediend (Kamerstukken 33 037, nr. 439). Hierdoor wordt de nutriëntenkringloop verder gesloten en nemen de emissies naar
het milieu verder af. Op deze wijze wordt uitvoering gegeven aan deze motie.
25
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan de motie van het lid Bisschop over betere
prioriteitsstelling in het Natura 2000 beleid (Kamerstuk 32 670, nr. 188)?
Antwoord
In 2020 is onderzoek gedaan naar de Natura 2000-gebieden. Daarbij zijn alle aanwijzingsbesluiten
nagelopen op doelen die niet direct voortvloeien uit de Vogel- en Habitatrichtlijn.
In oktober 2020 is de Kamer geïnformeerd over de resultaten met de brief over Onderzoek
Natura 2000 (Kamerstuk 32 670, nr. 200). Uit het onderzoek bleek dat de aanwijzingsbesluiten niet meer instandhoudingsdoelstellingen
bevatten dan voortvloeien uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dat beperkt de mogelijkheden
voor een prioriteitsstelling gericht op een minder strikt beschermingsregime zoals
de motie vraagt. De behoefte aan meer flexibiliteit in de Natura 2000-doelen, met
name het kunnen aanpassen van de bestaande doelen, wordt wel betrokken bij de actualisatie
van de doelensystematiek. Hiervoor wordt het Beleidskader doelwijziging ontwikkeld
dat aangeeft welke mogelijkheden er zijn om – binnen de strikte Europese kaders –
tot doelaanpassing te komen.
26
Hoeveel geld is er uit het provinciefonds naar natuur gegaan?
Antwoord
In het Natuurpact (2013) zijn met provincies afspraken gemaakt over de uitvoering
en de financiering van de gedecentraliseerde onderdelen van het natuurbeleid (Kamerstuk
33 576, nr. 6). Op pagina 9 van het Natuurpact staat het financiële overzicht. Via de algemene
uitkering wordt jaarlijks € 350 mln. uit het Provinciefonds aan rijksmiddelen beschikbaar
gesteld, aangevuld met ministens € 65 mln. aan eigen bijdragen van provincies.
Aanvullend op het Natuurpact zijn in 2020 afspraken met provincies gemaakt over het
Programma Natuur (Kamerstuk 35 334, nr. 131). Dit betreft extra maatregelen op het gebied van natuurherstel en -ontwikkeling,
als onderdeel van de stikstofaanpak van het kabinet (in totaal € 2,85 miljard in de
periode 2020–2030). Een van deze maatregelen betreft de verhoging van de beheervergoeding
vanuit het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) van 75% naar 84%. Hiervoor is
in 2021 € 18,0 mln. via het Provinciefonds aan de provincies uitgekeerd.
27
Aan welke internationale organisaties is er in 2021 contributie betaald en hoeveel?
Antwoord
De in 2021 betaalde contributie aan internationale organisaties bedroeg € 10,9 mln. euro.
Hiervan is de contributie van € 5,6 mln. aan de Landbouw- en Voedselorganisatie van
de Verenigde Naties (FAO) de grootste. Ook droeg LNV € 0,2 mln. bij aan de Nederlandse
bijdrage van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) en € 0,1 mln. aan
het werkprogramma van de OESO/OECD. Daarnaast worden kleinere contributies betaald
voor het lidmaatschap van Nederland van een aantal internationale organisaties op
het vlak van dier- en plantgezondheid, visserij en genetische bronnen.
28
Hoeveel geld is er in 2021 gegaan naar gecertificeerde agrarische collectieven, uitgesplitst
per collectief en met vermelding van doel?
Antwoord
Het geld dat in 2021 naar de agrarische collectieven is gegaan heeft betrekking op
het Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb). Het ANLb onderscheidt vijf doelen
gerelateerd aan de leefgebieden: open grasland, open akkerland, groene dooradering.
blauwe dooradering en water. In onderstaand overzicht zijn de uitgaven in 2021 aan
de 40 agrarische collectieven aangegeven alsmede de verdeling over de vijf doelen.
ANLb2016: Betaling 2021 naar collectief (Bedragen x 1.000)
Collectief
Totaal
EU-deel
Provinciaal deel
1
€ 848
€ 650
€ 198
2
€ 1.181
€ 885
€ 295
3
€ 1.297
€ 973
€ 324
4
€ 615
€ 462
€ 154
5
€ 1.867
€ 1.400
€ 467
6
€ 1.324
€ 993
€ 331
7
€ 1.713
€ 1.285
€ 428
8
€ 943
€ 750
€ 193
9
€ 3.412
€ 2.567
€ 845
10
€ 1.094
€ 831
€ 263
11
€ 3.109
€ 2.332
€ 777
12
€ 2.890
€ 2.168
€ 723
13
€ 532
€ 400
€ 132
14
€ 2.072
€ 1.650
€ 422
15
€ 4.015
€ 3.080
€ 935
16
€ 2.192
€ 1.644
€ 548
17
€ 494
€ 370
€ 123
18
€ 734
€ 568
€ 166
19
€ 704
€ 553
€ 151
20
€ 1.111
€ 834
€ 278
21
€ 6.920
€ 5.190
€ 1.730
22
€ 773
€ 593
€ 181
23
€ 272
€ 204
€ 68
24
€ 4.477
€ 3.358
€ 1.119
25
€ 1.100
€ 908
€ 192
26
€ 1.841
€ 1.414
€ 427
27
€ 1.947
€ 1.495
€ 451
28
€ 1.712
€ 1.284
€ 428
29
€ 2.869
€ 2.152
€ 717
30
€ 3.148
€ 2.361
€ 787
31
€ 210
€ 157
€ 52
32
€ 1.931
€ 1.449
€ 483
33
€ 1.962
€ 1.471
€ 490
34
€ 1.421
€ 1.066
€ 355
35
€ 2.108
€ 1.581
€ 527
36
€ 809
€ 607
€ 202
37
€ 1.730
€ 1.370
€ 360
38
€ 3.905
€ 2.929
€ 976
39
€ 3.380
€ 2.535
€ 845
40
€ 2.399
€ 1.799
€ 600
Totaal
€ 77.061
€ 58.318
€ 18.743
ANLb2016: Betaling 2021 naar doel (Bedragen x 1.000)
Doel
Totaal
EU-deel
Provinciaal deel
Droge dooradering
€ 20.533
€ 15.389
€ 5.144
Natte dooradering
€ 3.890
€ 2.917
€ 972
Open Akkerland
€ 12.632
€ 9.474
€ 3.158
Open grasland
€ 34.799
€ 26.099
€ 8.700
Water
€ 5.208
€ 4.437
€ 772
Totaal
€ 77.061
€ 58.315
€ 18.746
ANLb2016: Betaling 2021 naar collectief (Bedragen x 1.000)
Collectief
Totaal
EU-deel
Provinciaal deel
1
€ 848
€ 650
€ 198
2
€ 1.181
€ 885
€ 295
3
€ 1.297
€ 973
€ 324
4
€ 615
€ 462
€ 154
5
€ 1.867
€ 1.400
€ 467
6
€ 1.324
€ 993
€ 331
7
€ 1.713
€ 1.285
€ 428
8
€ 943
€ 750
€ 193
9
€ 3.412
€ 2.567
€ 845
10
€ 1.094
€ 831
€ 263
11
€ 3.109
€ 2.332
€ 777
12
€ 2.890
€ 2.168
€ 723
13
€ 532
€ 400
€ 132
14
€ 2.072
€ 1.650
€ 422
15
€ 4.015
€ 3.080
€ 935
16
€ 2.192
€ 1.644
€ 548
17
€ 494
€ 370
€ 123
18
€ 734
€ 568
€ 166
19
€ 704
€ 553
€ 151
20
€ 1.111
€ 834
€ 278
21
€ 6.920
€ 5.190
€ 1.730
22
€ 773
€ 593
€ 181
23
€ 272
€ 204
€ 68
24
€ 4.477
€ 3.358
€ 1.119
25
€ 1.100
€ 908
€ 192
26
€ 1.841
€ 1.414
€ 427
27
€ 1.947
€ 1.495
€ 451
28
€ 1.712
€ 1.284
€ 428
29
€ 2.869
€ 2.152
€ 717
30
€ 3.148
€ 2.361
€ 787
31
€ 210
€ 157
€ 52
32
€ 1.931
€ 1.449
€ 483
33
€ 1.962
€ 1.471
€ 490
34
€ 1.421
€ 1.066
€ 355
35
€ 2.108
€ 1.581
€ 527
36
€ 809
€ 607
€ 202
37
€ 1.730
€ 1.370
€ 360
38
€ 3.905
€ 2.929
€ 976
39
€ 3.380
€ 2.535
€ 845
40
€ 2.399
€ 1.799
€ 600
Totaal
€ 77.061
€ 58.318
€ 18.743
ANLb2016: Betaling 2021 naar doel (Bedragen x 1.000)
Doel
Totaal
EU-deel
Provinciaal deel
Droge dooradering
€ 20.533
€ 15.389
€ 5.144
Natte dooradering
€ 3.890
€ 2.917
€ 972
Open Akkerland
€ 12.632
€ 9.474
€ 3.158
Open grasland
€ 34.799
€ 26.099
€ 8.700
Water
€ 5.208
€ 4.437
€ 772
Totaal
€ 77.061
€ 58.315
€ 18.746
29
Hoeveel geld is er in 2021 gegaan naar specifieke uitkering voor gemeenten (SPUK)?
Antwoord
In 2021 is er in totaal voor € 94.453.156 aan SPUK middelen naar de gemeenten gegaan.
30
Kunt u een lijst sturen met top 10 meest gebruikte gewasbeschermingsmiddelen in Nederland?
Antwoord
U treft hieronder een lijst aan met de meeste gebruikte werkzame stoffen, uitgedrukt
in de hoeveelheid kilogram werkzame stof, in gewasbeschermingsmiddelen in Nederland
in 2020.
• captan
• dimethenamide-P
• glyfosaat
• maleïnehydrazide
• mancozeb
• metamitron
• paraffineolie
• pendimethalin
• propamocarb
• prosulfocarb1
31
Wat zijn de top 10 meest gebruikte gewasbeschermingsmiddelen in de wereld?
Antwoord
Hierover zijn geen gegevens gevonden.
32
Hoeveel bedrijven zijn er in Nederland actief op het gebied van veredeling van gewassen?
Antwoord
Er bestaat geen aparte registratieplicht voor bedrijven op het gebied van veredeling.
Naar schatting zijn er anno 2022 circa 250 bedrijven actief op het gebied van plantenveredeling.
33
Is er een lijst voorhanden met maximum residuwaarden die op ons voedsel mag worden
aangetroffen na bewerking met gewasbeschermingsmiddelen?
Antwoord
Alle geldende maximum residuwaarden (MRL’s) zijn openbaar beschikbaar binnen de «Pesticide
Database» van de Europese Commissie: https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/mrls/…
34
Is er inzicht in de mate van droogte van agrarische gebieden in Nederland door het
jaar heen? Kunt u deze gegevens delen?
Antwoord
Het Water Management Centrum Nederland (WMCN) van Rijkswaterstaat, waaronder de Landelijke
Commissie Waterverdeling (LCW) ressorteert, voorziet met de online-droogtemonitor
in deze informatie. Zie https://waterberichtgeving.rws.nl/owb/droogtemonitor In de droogtemonitor wordt van 1 april t/m 30 september een aantal gegevens m.b.t.
weer (verdeling neerslagtekort over Nederland), grondwaterstanden en de wateraanvoer
via Rijn en Maas dagelijks geüpdatet. Onder het kopje «Effecten voor gebruikers» levert
het Ministerie van LNV vanuit het sectoroverleg droogte met medewerking van landbouworganisaties
en terreinbeherende organisaties periodiek informatie over de droogtesituatie voor
de landbouw en voor de natuur, waarin ook de regionale verschillen aan de orde komen.
In z’n algemeenheid kent Nederland in relatie tot droogte, dat wil zeggen bij het
uitblijven van neerslag, drie regio’s:
1. de hoog gelegen gebieden, waar geen watertoevoer mogelijk is – die tijdens een droogteperiode
dus volledig afhankelijk zijn van de hoeveelheid water die in herfst en winter is
vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewatersysteem. Dit zijn de zandgronden-gebieden
in Zuidoost- en Oost-Nederland, Veluwe en Utrechtse Heuvelrug.
2. de laag gelegen gebieden in West, Noord en Midden-Nederland, waarbinnen het oppervlaktewater
tijdens droogte lange tijd op peil kan worden gehouden met water vanuit de grote rivieren
3. de Zuidwestelijke Delta (Zeeland en Zuid-Hollandse eilanden) waar maar op een beperkt
aantal plaatsen en in beperkte hoeveelheden toevoer van zoetwater mogelijk is. Ook
dit gebied is voor het grootste deel afhankelijk van het water dat in herfst en winter
in de bodem is vastgehouden.
In de gehele kuststrook is droogte direct verbonden aan de problematiek van verzilting.
Zeewater dat door kwel en het schutten in zeesluizen binnen dringt kan dan veel minder
met zoetwater worden doorgespoeld naar de zee.
35
Welke methoden bestaan er om grond droog te maken of juist te vernatten en het grondwaterpeil
op te hogen of te verlagen?
Antwoord
Om grond droog te maken of juist te vernatten en het grondwaterpeil te verhogen of
verlagen kunnen waterschappen en agrarisch ondernemers verschillende water- en bodemmaatregelen
toepassen. Om grond droog te maken en/of het grondwaterpeil te verlagen kan water
via drainagesystemen en onder meer sloten, beken en rivieren worden afgevoerd. Om
grond te vernatten en het grondwaterpeil te verhogen kan door de waterschappen water
worden aangevoerd vanuit het watersysteem. Daarnaast kan neerslag worden vastgehouden
in natuurgebieden en landbouwbodems via waterbuffers, het plaatsen van stuwtjes in
sloten en het (tijdelijk) afsluiten van duikers en waterlopen. In bemaalde polders
doen de waterschappen het peilbeheer in de sloten, waarmee zowel de ontwatering alsook
de bufferruimte voor grote neerslaghoeveelheden bepaald wordt. Door de bodemstructuur
te verbeteren (door het organische stofgehalte in de bodem te verhogen, gewassen te
telen die dieper wortelen en de inzet van lichtere machines en niet kerende grondbewerking)
kan het watervasthoudend vermogen van landbouwbodems verbeterd worden. Agrarisch ondernemers
en waterschappen passen dergelijke maatregelen reeds toe om beter met weersextremen,
zoals droogte en wateroverlast, en verzilting te kunnen omgaan. Deze methoden en technieken
worden indien noodzakelijk doorontwikkeld, zodat deze effectief blijven in veranderende
(klimaat)omstandigheden. Op deze manier wordt bijgedragen aan het verbeteren van het
bodem- en watersysteem op perceels- en regionaal niveau en daarmee aan de klimaatweerbaarheid
en het perspectief van regio’s en agrarische bedrijven.
36
Hoeveel gewasbeschermingsmiddelen gebruikt Nederland relatief ten opzichte van andere
EU-landen, bijvoorbeeld uitgesplitst per vierkante meter agrarische grond?
Antwoord
Er zijn op dit moment geen bruikbare gegevens over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
om de verschillende lidstaten in de Europese Unie goed met elkaar te kunnen vergelijken.
Er ligt een voorstel voor een verordening betreffende statistieken over de landbouwinput
en -output. Dit voorstel is gericht op stroomlijning en verbetering van het Europees
systeem van landbouwstatistieken. Verordening (EG) 1185/2009 betreffende statistieken
over pesticiden wordt in dit proces meegenomen (Kamerstuk 22 122, nr. 3080).
37
Hoeveel geld voor onderzoek naar het afbouwen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
is er? Zowel binnen de EU als binnen uw ministerie? Hoe wordt dit geld op dit moment
besteed?
Antwoord
Vanuit het ministerie wordt jaarlijks circa € 22,6 miljoen aan onderzoek besteedt
dat zich richt op de beschikbaarheid van (alternatieve) laag risico gewasbeschermingsmiddelen,
het ontwikkelen van innovatieve technieken en het realiseren van weerbare planten
en teeltsystemen (zoals precisielandbouw en veredeling). Binnen de EU wordt hier ook
aan gewerkt, bijvoorbeeld in partnerschappen. Er is momenteel geen overzicht beschikbaar
van deze bedragen.
38
Kunt u een overzicht sturen van de belangrijkste huidige wet- en regelgeving rondom
gewasbescherming, plantveredeling en voedselveiligheid en wet- en regelgeving die
in de maak is, zowel Nederlands als Europees?
Antwoord
De belangrijkste wet- en regelgeving op de terreinen gewasbescherming en, plantveredeling
en voedselveiligheid zijn, uitgesplitst naar thema als volgt:
Gewasbescherming
De belangrijkste wet- en regelgeving op het terrein van gewasbeschermingsmiddelen
zijn:
• Verordening (EG) 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
• Verordening (EG) 1185/2009 betreffende statistieken over pesticiden. Er ligt een voorstel
voor een verordening betreffende statistieken over de landbouwinput en -output en
tot intrekking o.a. Verordening (EG) nr. 1185/2009.
• Richtlijn 2009/128/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter
verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden. De Europese Commissie werkt
aan een voorstel voor herziening van deze richtlijn. Dit voorstel wordt in juni 2022
verwacht.
• Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Er ligt voorstel tot wijziging van deze
wet in de Tweede Kamer (Kamerstuk 35 756). Er is voorzien in een wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
en van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
• Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit milieubeheer). Deze wet en dit besluit gaan
op in de Omgevingswet, waarvan de inwerkingtreding voorzien is op 1 januari 2023.
Er is voorzien in een wijziging van deze regelgeving voor wat betreft de regelgeving
over de teeltvrije zones conform de daartoe strekkende maatregel in het 7e actieprogramma
Nitraatrichtlijn vast te leggen. Deze zones gelden voor zowel mest als gewasbeschermingsmiddelen.
Plantenveredeling
Het kwekersrecht is georganiseerd in de UPOV-conventie: de internationale Unie voor
de bescherming van plantenrassen. De UPOV-conventie geeft aan waar de wetgeving van
landen minimaal aan moet voldoen indien dat land lid van de UPOV-conventie wil worden
(Nederland was één van de medeoprichters).
Europees vormt Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het
communautaire kwekersrecht de basis voor de regels rondom kwekersrecht (daarnaast
zijn meerdere uitvoeringsverordeningen/besluiten vastgesteld).De Europese Commissie
zal deze basisverordening evalueren. Naar verwachting zal deze evaluatie in 2023 beginnen.
Of en wanneer deze evaluatie zal leiden tot nieuwe wetgevingsvoorstellen is nog niet
bekend.
Daarnaast is de Europese Commissie momenteel na een uitgebreide evaluatie bezig met
het formuleren van nieuwe wet- en regelgeving in het kader van de Green Deal en van
de Farm tot Fork
Voedselveiligheid
De regels voor de voedselveiligheid liggen grotendeels vast in Europese verordeningen.
Daarnaast is er nationale wetgeving, die deels de nationale invulling vormt van Europese
wetgeving.
De verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheidswetgeving is verdeeld tussen LNV
en VWS.
De Minister van LNV is beleidsverantwoordelijk voor de voedselveiligheid van het keuren,
uitsnijden en opslag van net uitgesneden vlees (de vleeskeuring), de diervoederveiligheid,
diergeneesmiddelen en dierlijke bijproducten. De voedselveiligheid van levensmiddelen
(zowel dierlijk als plantaardig) is de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS
(de Europese algemene levensmiddelenverordening, aanpalende specifieke Europese verordeningen
en richtlijnen en de Warenwet op nationale niveau)
De voedselveiligheidsonderwerpen waarvoor LNV verantwoordelijk, zijn ondergebracht
in de Europese regelgeving voor diervoeder, diergeneesmiddelen en dierlijke bijproducten
en in de Officiële Controle Verordening. Daar waar binnen deze verordeningen sprake
is van nationale bevoegdheden, zijn deze ondergebracht in de Wet dieren en de onderliggende
Besluiten en Regelingen.
Diervoeder
Europees:
– Verordening (EG) Nr. 178/2002 (Algemene levensmiddelenverordening)
– Verordening (EG) Nr. 183/2005 (Diervoeder hygiëne)
– Verordening (EG) Nr. 767/2009 (Handel en gebruik diervoeders)
– Verordening (EG) nr. 68/2013 (Diervoeder catalogus)2
– Verordening (EG) Nr. 1831/2003 (Toevoegingsmiddelen in diervoeder)3
– Richtlijn 2002/32/EG (Ongewenste stoffen in diervoeders)
– Verordening (EG) Nr. 396/2005 (Bestrijdingsmiddelen, residuen van bestrijdingsmiddelen
in of op levensmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong)
Nederlands:
– Wet dieren
– Regeling Diervoeders4
– Regeling Handhaving5
Diergeneesmiddelen
Europees:
– Verordening (EU) nr. 2019/4 (Diergeneesmiddelen)
– Verordening (EU) nr. 2019/6 (Gemedicineerd diervoeder)
Nederlands:
– Wet dieren
– Besluit diergeneesmiddelen 2022
– Regeling diergeneesmiddelen 2022
Dierlijke bijproducten
Europees:
– Verordening (EG) nr. 1069/2009 (gezondheidsvoorschriften DBP niet voor menselijke
consumptie)
– Verordening (EU) nr. 142/2011 (uitvoeringsverordening van 1069/2009)
Nederlands:
– Wet Dieren
– Besluit Dierlijke Producten
– Regeling Dierlijke Producten
Aanpalende regelgeving o.m.:
– Meststoffenwet
– Wet Natuurbescherming
– Verordening (EG) nr. 853/2004 (hygiënevoorschriften levensmiddelen dierlijke oorsprong)
– Verordening (EG) nr. 178/2002 (Algemene Levensmiddelenverordening)
– Verordening (EG) nr. 183/2005 (Diervoeder Hygiëne Verordening)
– Verordening (EG) nr. 999/2001 (Dierlijke eiwitten; BSE/TSE)
– Verordening (EG) nr. 56/2013 (Dierlijke eiwitten; wijziging bijlagen van 999/2001)
Algemene hygiëne en controles in voedselketen (keuren, slachterijen, residuen etc)
– Verordening (EU) nr. 2017/625 Officiële controle verordening
– Verordening (EG) nr. 853/2004 (hygiënevoorschriften levensmiddelen dierlijke oorsprong)
39
Waar bestaan de transitievrijstellingen uit bij het uitvoeringsprogramma Toekomstvisie
Gewasbescherming 2030?
Antwoord
Een transitievrijstelling is een tijdelijke vrijstelling waarbij, mits het plan van
aanpak goed wordt doorlopen, de vrijstelling iedere 3 maanden wordt verlengd met een
maximum van 5 jaar. Belangrijk hierbij is dat het plan van aanpak gericht is op een
oplossing voor het landbouwkundige probleem in het kader van de transitie naar weerbare
plant- en teeltsystemen zoals in de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 is opgenomen.
De NVWA en het Ctgb adviseren mij, net als bij een eenmalige vrijstelling, over de
landbouwkundige noodzaak en de risico’s van het gebruik.
40
Wat is de reikwijdte van de in te zetten middelen die vrijkomen als gevolg van onderuitputting
van de Subsidieregeling sanering varkenshouderij (Srv); waar valt hierbij aan te denken?
Antwoord
Als gevolg van de opgetreden onderuitputting bij de Srv is het budget van de Srv in
2021 met € 168,4 miljoen verlaagd. De middelen zijn toegevoegd aan de budgetten van
andere stikstof bronmaatregelen, te weten de eerste tranche van de Maatregel Gerichte
Aankoop (€ 133,4 miljoen), de maatregelen voor walstroom (€ 20 miljoen) en MIRT (€ 15 miljoen).
41
Hoeveel PAS-melders zijn inmiddels gelegaliseerd, kunt u hiervan een tijdlijn geven?
Antwoord
Tot en met 9-5-2022 hebben 2.241 melders hun gegevens aangeleverd om in aanmerking
te komen voor het legaliseren van de PAS-melding via het legalisatieprogramma. Op
dit moment zijn 435 dossiers geverifieerd. Inmiddels zijn 23 PAS-melders door het
bevoegd gezag geïnformeerd dat de aangemelde activiteit op basis van intern salderen
legaal is. Voor de meldingen waarvoor wel stikstofruimte nodig is, voert het kabinet
uiterlijk februari 2025 mitigerende (bron)maatregelen uit. Voor de meer gedetailleerde
tijdlijn verwijst de Minister naar het legalisatieprogramma6 (pagina 7).
42
Acht u het systeem van interne saldering ten behoeve van PAS-melders specifiek en
als instrument in zijn algemeenheid juridisch houdbaar, zijn er juridische risico’s
en zo ja welke?
Antwoord
Ja, intern salderen acht de Minister houdbaar. Tegelijkertijd heeft de Minister in
de brief van 1 april 2022 (Kamerstukken 33 576 en 35 334, nr. 265) aangegeven dat de Minister de komende tijd inzet op het aanscherpen en verduidelijken
van het beleid en instrumentarium van toestemmingverlening. Hierover stuurt de Minister
voor de zomer een brief aan de Tweede Kamer. In die brief wordt ingaan op verschillende
instrumenten van toestemmingverlening, waaronder intern salderen.
43
Welke bijstellingen van berekeningen met AERIUS-Calculator hebben plaatsgevonden zowel
in meetwijze, als in toepassing sinds het rapport en de aanbevelingen van de commissie-Hordijk?
Antwoord
De aanbevelingen van de commissie-Hordijk en de vervolgacties hierop zijn uitgebreid
beschreven in de kabinetsreactie (Kamerstuk 35 334, nr. 132) en in de brief «Vervolgacties naar aanleiding van het eindrapport van het Adviescollege
Meten en Berekenen Stikstof» (Kamerstuk 35 334, nr. 158).
Met het invoeren van de maximale rekenafstand van 25km voor individuele emissiebronnen
zijn een aantal van de belangrijkste aanbevelingen uit het adviesrapport reeds opgevolgd
en verwerkt in AERIUS-Calculator.
44
Hoeveel stikstofdepositie is er via extern salderen ingetrokken ten behoeve van de
natuur in 2021? Hoeveel procent is dit?
Antwoord
Afgeroomde stikstofruimte wordt niet in beeld gebracht. Dit is ook geen verplichting
die volgt uit de Wsn. Bij extern salderen kan de initiatiefnemer 70% van de stikstofruimte
inzetten voor nieuwe activiteiten. Het afromingspercentage van 30% is bedoeld om het
risico op feitelijke depositiestijging op stikstofgevoelige N2000-gebieden, als gevolg
van ingebruikname van latente ruimte, zo veel mogelijk te beperken. Dit percentage
is gebaseerd op de gemiddelde latente ruimte in vergunningen.
45
Klopt het dat u met de woorden «met name glastuinbouw» bedoelt dat het gros van de
gereserveerde middelen (uit de 6,8 miljard euro) voor de klimaatopgave voor de landbouw,
ten dele vallen voor de glastuinbouw?
Antwoord
De genoemde middelen zijn extra klimaatgeld dat het kabinet vorige jaar met de Miljoenennota
heeft gereserveerd. Deze middelen waren voor klimaatmaatregelen in brede zin7. Daarvan gaan indirect middelen naar glastuinbouw via SDE++ en gaat een klein deel
direct naar glastuinbouwmaatregelen (bijvoorbeeld de reservering op de aanvullende
post voor CO2-levering aan de glastuinbouw). Bezien vanuit «landbouw- en landgebruik» gaat het
gros van deze middelen naar glastuinbouw.
46
Hoeveel ondernemers zijn tegemoetgekomen in het kader van de Wet tegemoetkoming schade
bij rampen, welke voorwaarden golden hier?
Antwoord
De extreme wateroverlast in Limburg is een ramp als bedoeld in artikel 1 van de Wet
veiligheidsregio’s. Daarom heeft het kabinet de Wet tegemoetkoming schade bij rampen
(Wts) ingezet. De Wts geeft een aanspraak op een tegemoetkoming in schade die niet
verzekerbaar, niet verhaalbaar en niet vermijdbaar is. Op 9 september 2021 is de «Regeling
tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant
in juli 2021» in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2021, nr. 40211) waarin de voorwaarden voor een tegemoetkoming zijn opgenomen. Op de website van
RVO staan de voorwaarden verder toegelicht (Regeling WTS juli 2021 (waterschade Limburg) (rvo.nl)). De Minister van Justitie en Veiligheid, die verantwoordelijk is voor de Wts, informeert
de Kamer hierover, meest recent in de Kamerbrief van 21 maart 2022 (Kamerstuk 29 517, nr. 211). De meest actuele informatie over schademeldingen en het aantal tegemoetgekomen
aan particulieren en bedrijven wordt bijgehouden op de website van RVO (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/waterschaderegelingen-juli-20…).
47
Hoeveel geld is er gereserveerd voor het Subsidiestelsel Natuur en Landschap?
Antwoord
In het Natuurpact (2013) zijn met provincies afspraken gemaakt over de uitvoering
en de financiering van de gedecentraliseerde onderdelen van het natuurbeleid (Kamerstuk
33 576, nr. 6). Op pagina 9 van het Natuurpact staat het financiële overzicht. Daaruit blijkt dat
voor beheer € 315 mln. beschikbaar is. Hieruit kunnen provincies de kosten voor het
Subsidiestelsel Natuur en Landschap financieren. De Natuurpactmiddelen zijn via de
algemene uitkering van het Provinciefonds aan de provincies ter beschikking gesteld.
48
Hoeveel hectare op de Noordzee is gevrijwaard van bodemberoering door visserij? Hoeveel
is daar in 2021 bijgekomen? Indien er niets is bijgekomen: wanneer is de verwachting
dat meer gebieden worden gevrijwaard?
Antwoord
In onderstaande overzicht staan oppervlakten van de Nederlandse Noordzee die de afgelopen
jaren zijn gevrijwaard van bodemberoerende visserij ter bescherming van natuurwaarden:
Noordzeekustzone:
(zie voor de zones en voorwaarden het toegangsbeperkingsbesluit en Beheerplan Natura2000 Noordzeekustzone 2016–2022)
– Zone I, ca. 14.500 hectare, is gesloten voor alle visserij.
– Zone II, ca. 21.600 hectare, is gesloten voor bodemberoerende visserij met uitzondering
van garnalenvisserij.
Voordelta:
– Een bodembeschermingsgebied van 29.836 hectare is gesloten voor zware boomkorvisserij
(>260 pk).
– Vijf rustgebieden vrijwel geheel binnen het bodembeschermingsgebied (zie voor de voorwaarden
voor de uitzonderingen de relevante toegangsbeperkingsbesluiten en het Natura 2000 Beheerplan Voordelta 2015–2021):
o Slikken van Voorne: het jaarrond geldt in ca. 700 hectare een toegangsverbod. Wat
betreft visserij is er een uitzondering voor bepaalde zegenvisserij.
o Hinderplaat: het jaarrond is ca. 1.250 hectare gesloten voor enige activiteit. Wat
betreft visserij is er een uitzondering van 1 september tot 1 mei voor bepaalde sleepnet
visserij kleiner dan 260 pk. Daarnaast is staand wantvisserij (met kieuwnetten of
warnetten) onder voorwaarden het jaarrond toegestaan.
o Bollen van de Ooster: het jaarrond geldt er een absoluut toegangsverbod in het zomerrustgebied,
dat beslaat ca. 1.550 hectare. In het winterrustgebied, ca. 2.740 hectare, geldt van
1 november tot 1 april een absoluut toegangsverbod. Wat betreft visserij is er onder
voorwaarden een uitzondering voor garnalenvisserij in het winterrustgebied van 1 november
tot 15 december.
o Middelplaat: het jaarrond geldt een verbod om activiteiten te verrichten in een gebied
van ca. 340 hectare. Van 1 november tot 1 april is het verboden om in het winterrustgebied
van ca. 870 hectare activiteiten te verrichten. Voor visserij geldt een uitzondering
voor garnalenvisserij in de periode 1 november tot 15 december.
o Bollen van het Nieuwe zand: van 1 november tot 15 mei geldt voor ca. 2.504 hectare
een absoluut toegangsverbod. Van 15 mei tot 1 november is in ca. 1.634 hectare elke
vorm van bodemberoerende activiteiten niet toegestaan.
– In een onderzoeksgebied van ca. 40 hectare is het verboden om te vissen met uitzondering van bepaalde hengel-
en zegenvisserij.
Vlakte van de Raan:
– Ca. 2.200 hectare is gesloten voor bodemberoerende visserij.
In 2021 zijn er geen verdere sluitingen bij gekomen. Wel wordt er gewerkt aan voorstellen
voor instandhoudingsmaatregelen in de vorm van visserijbeperkingen in de Exclusieve
Economische Zone volgens de artikel 11 procedure van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
(GVB) om te voldoen aan de Habitat-en Vogelrichtlijn (HR en VR) en de Kaderrichtlijn
Mariene Strategie (KRM). Nederland heeft in juli 2021 definitieve voorstellen ingediend
voor de Klaverbank (HR), Centrale Oestergronden (KRM) en het Friese Front (zowel voor
het VR- als het KRM-gebied). De voorstellen worden door de Europese Commissie omgezet
in wetgeving. De verwachting is dat als er geen bezwaar wordt gemaakt, door het Europees
Parlement en de Raad, deze maatregelen in 2022 in werking treden.
Ook ligt er een voorstel voor de Doggersbank klaar. Dit voorstel is, op verzoek van
de Europese Commissie, tijdelijk aangehouden, maar inzet is om dit voorstel in 2022
verder te brengen in de artikel 11 procedure van het GVB.
Tot slot wordt er gewerkt aan de uitvoering van de afspraken uit het Noordzeeakkoord
voor aanvullende instandhoudingsmaatregelen in de vorm van visserijbeperkende maatregelen
in beschermde gebieden. Ook hiervoor wordt een artikel 11 procedure doorlopen. Verwacht
wordt dat deze procedure voor de zomer start. Ambitie is om deze voorstellen in 2023
in te dienen bij de Europese Commissie. Daarbij merkt de Minister van LNV op dat dit
proces zeer gevoelig is voor vertraging vanwege de overeenstemming die bereikt moet
worden met betreffende lidstaten en het feit dat de Europese Commissie exclusief bevoegd
is ten aanzien van het GVB en dus voorstellen moet omzetten in Europese wetgeving.
Met inbegrip van de uitwerking van de afspraken uit het Noordzeeakkoord zal 13,7%
van de Nederlandse Noordzee gevrijwaard zijn van bodemberoerende visserij, waarvan
2,8% van de Nederlandse Noordzee wordt gesloten voor alle vormen van visserij. In
2030 zal 15% van de Nederlandse Noordzee gesloten zijn voor bodemberoerende visserij.
In aanvulling op de vrijwaring van bodemberoering door visserij ter bescherming van
natuurwaarden zijn windparken ook gesloten voor bodemberoerende visserij, zoals ook
vastgelegd in het Noordzeeakkoord. Dit kan veranderen wanneer technische innovatie
in vistechnieken en parkbeheer dit in de toekomst wel mogelijk maken. Vormen van passieve
visserij en aquacultuur kunnen onder voorwaarden wel in windparken worden toegestaan.
Dat is ook in het Programma Noordzee 2022–2027 opgenomen en daarmee staand beleid.
In onderstaande overzicht staan de oppervlakten van de Nederlandse Noordzee die de
afgelopen jaren zijn gevrijwaard van bodemberoerende visserij als gevolg van de bouw
van windparken (inclusief de internationaal verplichte veiligheidszone):
• Offshore Windpark Egmond aan Zee: ca. 3.800 hectare
• Prinses Amaliawindpark: ca. 3.100 hectare
• Eneco Luchterduinen: ca. 2.600 hectare
• Gemini: ca. 9.400 hectare
• Borssele: ca. 35.600 hectare
• Hollandse Kust zuid: ca. 33.900 hectare (dat in aanbouw is en waarvan in 2021 2 kavels
– van in totaal 4 – gesloten waren behalve voor bouwverkeer en vanaf begin 2022 de
andere 2 kavels ook gesloten zijn)
In totaal betreft dit een oppervlakte van 88.400 hectare.
De bouw van de volgende windparken zijn voor 2030 voorzien en zullen ook gevrijwaard
worden van bodemberoerende visserij:
• Hollandse Kust noord (V): ca. 12.500 hectare
• Hollandse Kust west (VI en VII): ca. 17.600 hectare
• Ten noorden van de Waddeneilanden: ca. 10.160 hectare
• IJmuiden Ver (I t/m IV): ca. 40.000 hectare
Voorzien wordt dat er meer gebieden gevrijwaard zullen worden van bodemberoerende
visserij als gevolg van de bouw van extra (onderdelen van) windparken voor 2030 (en
na 2030). De omvang hiervan is nog niet bekend omdat de verkaveling van deze gebieden
nog moet plaatsvinden.
49
Hoe wordt de doelmatigheid van de inzet van vouchers vanuit de Subsidiemodule agrarische
bedrijfsadvisering en educatie (Sabe) beoordeeld?
Antwoord
Uitgangspunt bij het aanvragen van een voucher voor bijvoorbeeld advies of een bedrijfsplan
is de specifieke behoefte van de agrarische ondernemer. Bij de aanvraag van een adviesvoucher
dient de agrarische ondernemer aan te geven wat zijn adviesbehoefte is en op welke
aandachtsgebied dit betrekking heeft. Bij de toekenning van een voucher wordt op basis
van deze informatie getoetst of de subsidie ook in overeenstemming met de doelen uit
de Sabe regeling kan worden verstrekt.
Bij de bedrijfsplanvoucher is overigens ook sprake van een verplichte eigen bijdrage
door de agrarische ondernemer van 20%. Het instrument van vouchers is ook doelmatig
in de opzet hiervan, uitvoering en gebruik. Tegen relatief lage kosten kan een grote
groep agrarische ondernemers op een snelle en toegankelijke wijze kennis ontvangen
op basis van een voucher en vervolgens hiermee aan de slag gaan in de eigen landbouwpraktijk.
Steekproefsgewijs worden adviesrapporten, die met een adviesvoucher zijn betaald,
opgevraagd om te bezien of deze voldoende kwaliteit hebben en ook aansluiten op de
adviesvraag van de agrarische ondernemer.
Ook wordt tussentijds gemeten hoe de agrarische ondernemers de vouchers waarderen
en wat zij hiermee hebben gedaan in de praktijk. De doeltreffendheid hiervan is positief.
Uit de eerste meting van begin dit jaar is gebleken dat de agrarische ondernemers
in ruim driekwart van de gevallen aangeven dat:
– het eigen kennisniveau, over het onderwerp waarover advies is gevraagd, is toegenomen;
– het advies ook is overgenomen en heeft geleid tot bedrijfsaanpassingen, danwel dat
de intentie er is om dit nog te doen;
– de bruikbaarheid van het advies als goed wordt gewaardeerd.
50
Wat zijn de consequenties van het niet halen van de realisatiedoelen voor de uitbreiding
van het Natuurnetwerk Nederland; wat is de trend van de jaarlijkse toename ten opzichte
van de realisatiedoelen?
Antwoord
De consequentie van het niet tijdig realiseren van de overeengekomen uitbreiding van
het Natuurnetwerk Nederland, is dat het beoogde natuurherstel en de afgesproken natuurontwikkeling
later dan voorzien gerealiseerd worden. De gewenste verbetering in het doelbereik
in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn loopt hiermee eveneens vertraging
op. Voor de trend ten opzichte van de realisatiedoelen verwijst de Minister u naar
de meest recente, zevende Voortgangsrapportage Natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 253, paragraaf 2.1).
51
Valt de beoogde uitbreiding van bosareaal onder de beoogde doelstelling om 80.000
hectare te realiseren in 2027?
Antwoord
Van de beoogde uitbreiding van bosareaal in Nederland van ruim 37.000 ha, valt 15.000
ha binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en 19.000 ha buiten het NNN. Bovendien
moet er 3.400 ha compensatiebos worden aangelegd als gevolg van bos dat is gekapt
voor Natura 2000 doelen, dit laatste bij voorkeur buiten het NNN. De bosuitbreiding
binnen het NNN kan plaats vinden op zowel gronden die al zijn ingericht als natuurgebied,
als op gronden die al wel zijn begrensd als NNN maar nog in agrarisch gebruik zijn
en nog niet afgewaardeerd. Dit laatste deel valt onder de te realiseren 80.000 ha
in 2027.
52
Welke activiteiten zijn er ondernomen vanuit de Agenda natuurinclusief en wat zijn
de resultaten en hoeveel heeft dit gekost?
Antwoord
In 2021 is het proces opgestart te komen tot een eerste versie van da Agenda Natuurinclusief.
Deze Agenda zal op de natuurtop op 17 juni worden gepresenteerd. Hiervoor is in 2021
€ 127.000 aan proceskosten en uitgaven ten behoeve van communicatie gemaakt.
53
Hoeveel hectare bos is er aangelegd in 2021? Waar is het bos geplant en wat was er
voor het bos werd aangeplant?
Antwoord
In 2021 is tussen de 500 en 750 ha nieuw bos aangelegd. Het grootste deel van deze
bossen is door Staatsbosbeheer aangeplant. Maar ook andere beheerders zoals het Drents
Landschap hebben bos aangelegd. Bij een onlangs aan u toegezonden brief (Kamerstuk
33 576, nr. 270) over de bossenstrategie was een bijlage gevoegd met een terugblik op 2021.
54
Hoeveel geld is er in 2021 extra gegaan naar het Subsidiestelsel Natuur en Landschap?
Antwoord
Vanuit de middelen van het Programma Natuur is met ingang van 2021 het beschikbare
bedrag voor natuurbeheer conform het Subsidiestel Natuur en Landschap structureel
verhoogd (van 75% naar 84% van de standaardkostprijs). In 2021 was met deze verhoging
€ 18 mln. gemoeid.
55
Bent u bekend met de GMO-verordening (1308/2013, art. 210 bis) en hoe kijkt u aan
tegen de GMO-verordening; ziet u in deze verordening kansen voor versterking van agrarisch
ondernemerschap en verbetering van het verdienvermogen voor agrariërs; zo ja welke?
Antwoord
Verordening (EU) 1308/2013 voor de gemeenschappelijke marktordening (GMO) vormt het
kader voor de marktmaatregelen binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Bij de recente hervorming van het GLB is artikel 210bis toegevoegd aan de GMO-verordening.
Met dit artikel wordt het mogelijk gemaakt om afspraken tussen en/of met producenten
van landbouwproducten te maken over bovenwettelijke duurzaamheidsnormen. Deze afspraken
mogen onder voorwaarden afwijken van mededingingsbeperkingen en mogen niet verder
gaan dan nodig. Wel moeten de afspraken voorgelegd worden aan de Commissie voor advies.
De voorwaarden voor de toepassing van dit nieuwe artikel zijn nog niet bekendgemaakt,
maar de Commissie zal daarover uiterlijk op 8 december richtsnoeren voor uitvaardigen.
Pas na publicatie daarvan zal meer duidelijk worden over de mogelijkheden die het
nieuwe artikel ondernemers daadwerkelijk kan bieden en hoe het hun verdienvermogen
kan ondersteunen.
56
Op welke wijze bepaalt u het succes van het beleid gericht op het verdienmodel van
de agrarisch ondernemer?
Antwoord
Het is de verantwoordelijkheid van de Minister van LNV om zorg te dragen voor een
goed ondernemerschapsklimaat voor de agrarische ondernemers. Uiteindelijk wordt het
verdienmodel van de individuele agrarische ondernemer echter bepaald door verschillende
factoren die deels buiten de directe invloedsfeer liggen, zoals bijvoorbeeld het weer,
marktomstandigheden en de individuele keuzes van ondernemers. Hoewel we veel cijfers
hebben over de aard en omvang van de deelsectoren, de productie, de handel en de hoogte
en ontwikkeling van de landbouwinkomens, is het door alle verschillende relevante
factoren niet eenvoudig om het succes van het beleid daaraan af te meten. Individuele
beleidsinstrumenten worden echter ook altijd geëvalueerd – dus dat is de meest directe
vorm om succes en effectiviteit van beleid te meten.
57
Wanneer wordt de eerste evaluatie van de werking van Identificatie & Registratie (I&R)-Hond
verwacht?
Antwoord
Het is nog te vroeg om de werking van het nieuwe I&R vast te stellen. Eerst zal de
database van I&R hond voldoende gevuld moeten zijn om de werking van I&R hond te bepalen.
Voor het vullen van een nieuw systeem is tijd nodig. Op dit moment houdt RVO bij of
de gegevens volledig ingevuld worden. De handhaving hierop wordt ingeregeld.
58
Indien de inwerkingtreding van de I&R-Hond als een succes gezien wordt, wordt er dan
ook een I&R-systeem geïmplementeerd voor katten?
Antwoord
Momenteel wordt het gesprek gevoerd met dierenwelzijnsorganisaties, natuurorganisaties,
onderzoekers en andere stakeholders. Doel hiervan is om te komen tot een verkenning
en nadere analyse van de problematiek ten aanzien van (zwerf)katten en mogelijke oplossingsrichtingen.
De Minister van LNV heeft tijdens het commissiedebat van 20 april jl. toegezegd deze
verkenning na afronding te delen met de Kamer. Welke instrumenten ingezet worden wordt
mede bepaald naar aanleiding van de analyse.
59
Welke problemen heeft de I&R-Hond opgeleverd voor zwerfhondenstichtingen? Is hier
contact over met dergelijke stichtingen?
Antwoord
Er waren wat onduidelijkheden hoe de zwerfdierhondenstichtingen de import van honden
in het nieuwe I&R hond moesten laten registreren. LNV heeft een overleg gehad met
de zwerfdierstichtingen, waarin afspraken zijn gemaakt hoe de importregistratie van
honden gedaan moet worden.
60
Heeft er al handhaving plaatsgevonden op basis van het op 1 november 2021 in werking
getreden programma I&R-Hond?
Antwoord
De regels rondom I&R Hond worden gecontroleerd tijdens vrijwel alle reguliere controles
van de inspecteurs. De inspecteurs wijzen particuliere en bedrijfsmatige houders van
honden erop als er overtredingen zijn van de I&R regels. Omdat er veel is veranderd
ten opzichte van het vorige I&R worden er in eerste instantie waarschuwingen gegeven.
61
Wat is de stand van zaken van de naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad
voor Veiligheid (OVV) over stalbranden gestarte verstevigde aanpak van stalbranden?
Antwoord
Zoals ook aan uw Kamer gemeld in de brief van 21 april jl. (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 149) wordt op dit moment hard gewerkt aan de uitwerking van de aanbevelingen van de OvV
en de verstevigde aanpak van stalbranden. De inzet is en blijft om in 2022 nieuwe
regelgeving in procedure te brengen. Zoals aangekondigd wordt u op korte termijn,
voor de zomer, over de voortgang geïnformeerd.
62
Hoeveel van de melkveebedrijven, pluimveebedrijven en varkensbedrijven is op dit moment
grondgebonden en wat verstaat u per deelsector onder grondgebondenheid?
Antwoord
In de Meststoffenwet (Verantwoorde en grondgebonden groei melkveehouderij) is opgenomen
dat een melkveebedrijf grondgebonden is als de volledige mestproductie van melkvee,
uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, geplaatst kan worden op eigen grond binnen de geldende
gebruiksnormen. Uit het rapport Monitoring grondgebondenheid Melkveehouderij (Silvis et al., 2020) komt naar voren dat 53,8% van de bedrijven geen fosfaatoverschot
had in 2019. De pluimveehouderij en varkenshouderij zijn niet opgenomen in deze studie.
Al zijn exacte cijfers hierover niet beschikbaar, bekend is dat een fractie van de
bedrijven die met als hoofddoel pluimvee of varkens houden alle geproduceerde fosfaat
op eigen grond kan afzetten. Met de contouren voor het toekomstig mestbeleid (Kamerstuk33 037, nr. 374) en vervolgens ook opgenomen in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en het bijbehorende addendum is aangekondigd dat
de melkveehouderij binnen 10 jaar volledig grondgebonden moet zijn en het stelsel
van Verantwoorde en grondgebonden groei melkveehouderij ingetrokken gaat worden. Momenteel
wordt er gewerkt aan de nadere uitwerking van grondgebondenheid. Eerder heeft de Minister
van LNV aangegeven dat uw Kamer in juni van dit jaar geïnformeerd zal worden over
de uitwerking hiervan.
63
Wat is het tijdpad van het wetsvoorstel grondgebonden melkveehouderij?
Antwoord
In het addendum bij het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstukken 33 037, nr. 437) is aangekondigd dat er toegewerkt gaat worden naar een volledig grondgebonden melk-
en rundveehouderij in 2032. De Minister van LNV zal uw Kamer voor het zomerreces informeren
over de wijze waarop grondgebondenheid gedefinieerd wordt en het wetstraject dat hiervoor
in de tweede helft van dit jaar zal starten.
64
Waarom wordt er alleen LED-subsidie verstrekt aan tuinders die de assimilatielampen
en -rails verwijderen, terwijl tuinders nu gevraagd wordt om diezelfde lampen aan
te zetten als er een piek op het elektriciteitsnet is?
Antwoord
Het is mogelijk dat tuinders door de netbeheerder gevraagd kunnen worden om bij pieken
van het aanbod van elektriciteit op het elektriciteitsnet meer stroom te verbruiken
en lampen aan te zetten. Dit voorbeeld laat zien dat de energietransitie vraagt om
de aanpak van meerdere uitdagingen tegelijk. Door het gebruik van fossiele brandstof
terug te dringen en de vraag naar energie daar waar mogelijk te beperken draagt de
toepassing van zuinigere belichting in de glastuinbouw bij aan de energietransitie.
Tegelijkertijd is het van belang dat er oplossingen gevonden worden om zo goed mogelijk
gebruik te maken van elektriciteit wanneer het aanbod hoog is. Het kabinet vindt dergelijke
oplossingen belangrijk en ontwikkelt daarom bijvoorbeeld het Nationaal Plan Energiesysteem,
waarvan de Minister voor Klimaat en Energie uw Kamer een dezer dagen over de contouren
informeert.
65
Hoe waarborgt u de samenwerking die tussen de regio’s en het Rijk is ontstaan in het
kader van de Regio Deals?
Antwoord
Met een Regio Deal gaan Rijk en Regio een duurzaam partnerschap aan om de opgave die
in de regio speelt gezamenlijk aan te pakken. De Regio Deals die tussen 2018 en 2020
zijn gesloten vallen sinds januari 2022 onder de verantwoordelijkheid van de Minister
van BZK. Vanaf dat moment is gewerkt aan een naadloze overdracht van deze partnerschappen
aan het Ministerie van BZK. Daarmee zijn de partnerschappen tussen regio en Rijk geborgd,
waarvan de einddata variëren van 2022 tot eind 2024. Het Ministerie van LNV blijft
als partner in het merendeel van de Regio Deals betrokken, de rol verandert van coördinerend
naar inzet vanuit het vakdepartement.
66
Kunt u bevestigen dat in het programma waarin overheid en bedrijfsleven samen bouwen
aan een nieuw kostprijsmodel en retributiestelsel voor de Nederlandse Voedsel- en
Warenautoriteit (NVWA) – naast transparantie, meerjarige stabiliteit en voorspelbaarheid
van de tarieven – ook differentiatie en beloning naar gedrag centraal staan?
Antwoord
Dit kan bevestigd worden. Vanwege het coalitieakkoord is de scope van het programma
verbreed: De scope van het programma omvat daarmee ook de doelstelling uit het coalitieakkoord
dat het tarievenstelsel wordt hervormd tot arrangementen en abonnementen die differentiëren
naar bedrijfsgrootte en die goed gedrag en naleving belonen.
67
Hoeveel nertsenhouderijen zijn gestopt naar aanleiding van de stoppersregeling en
zijn hiermee alle zaken gesloten; wat is de reden dat voor een aantal dossiers extra
controles worden uitgevoerd?
Antwoord
De Wet verbod pelsdierhouderij (hierna: de wet) is in januari 2013 in werking getreden
en voorzag oorspronkelijk in een overgangstermijn van 11 jaar (2024). Als gevolg van
SARS-CoV-2 besmettingen bij nertsen is het verbod bij een wetswijziging vervroegd
met drie jaar; sinds 8 januari 2021 is de pelsdierhouderij verboden. Alle pelsdierhouders
zijn dan ook gestopt.
De regeling voor pelsdierhouders is geen stoppersregeling. Het gaat om een compensatieregeling.
Met de Beleidsregel compensatie vervroegde beëindiging pelsdierhouderij wordt namelijk
voorzien in een compensatie voor het drie jaar niet in gebruik nemen van de beschikbare
productiecapaciteit (nadeelcompensatie). Er zijn door 147 ondernemingen aanvragen
ingediend voor nadeelcompensatie voor in totaal 180 locaties. Door de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn op 30 mei 2022 137 aanvragen definitief vastgesteld,
6 aanvragen bevinden zich in de beslisfase en 4 aanvragen zijn afgewezen. Eén van
de elementen van nadeelcompensatie betreft een compensatie voor de overbruggingsperiode
voor het vinden van vervangende arbeid. Voor de hoogte van de compensatie van dit
element wordt gekeken naar het aantal meewerkende ondernemers. Er zijn 39 aanvragen
ingediend waarbij voor het vaststellen van het aantal meewerkende ondernemers extra
controles uitgevoerd zijn door externe deskundigen. Redenen hiervoor zijn onder andere:
complexe bedrijfsstructuren, een afwijkend aantal arbeidskrachten ten opzichte van
de KWIN (Kwalitatieve Informatie Veehouderij) normen, een aanvraag voor vergoeding
voor overbruggende arbeid voor meewerkende ondernemers die de pensioengerechtigde
leeftijd bereikt hebben of een aanvraag waarbij meewerkende ondernemers niet aanwezig
zijn in het vennootschapscontract of het aandeelhoudersregister. De extra controles
zijn noodzakelijk om tot een goede en nauwkeurige besluitvorming te komen.
68
Wat verklaart de daling van opdrachten in het kader van mestbeleid in 2020 ten opzichte
van 2019; wat verklaart de grote stijging in ontvangsten in het kader van mestbeleid
in de karen 2018/2019/2020?
Antwoord
De oorzaak van de daling van opdrachten in het kader van mestbeleid staat toegelicht
in het LNV jaarverslag (Kamerstuk 36 100 XIV, nr. 1, pagina 48). In essentie is deze verklaring ook op eerdere jaren van toepassing.
Dat wil zeggen dat voor mestbeleid bij aanvang van een begrotingsjaar de uitgaven
worden geraamd, maar uitvoering van deze projecten inclusief de geraamde uitgaven
grotendeels plaatsvinden op onderdelen van de LNV begroting waarvoor weer aparte begrotingsinstrumenten
zijn ingericht (zoals NVWA, RVO, RIVM en Wageningen University & Research (onderzoeksuitgaven).
Lopende het jaar worden daarom vanuit mestbeleid begrotingsoverhevelingen naar deze
organisaties met daarbij behorende begrotingsinstrumenten aan uw Kamer voorgelegd.
Om deze reden is in jaarverslagen de realisatie bij mest in de regel lager dan oorspronkelijk
begroot.
Voor meer specifieke toelichting inzake de daling van mestuitgaven per jaargang, verwijst
de Minister uw Kamer graag naar:
– 2020, Kamerstuk 35 830 XIV, nr. 1, pagina 39.
– 2019, Kamerstuk 35 470 XIV, nr. 1, pagina 28 en 29.
De stijging in ontvangsten in het kader van het mestbeleid in de jaren 2018/2019/2020
is te verklaren door de derogatie-inkomsten. De derogatie-inkomsten waren in 2018
relatief laag omdat het pas later bekend werd dat er derogatie aan Nederland werd
verleend, alsmede vanwege ICT-aanpassingen bij RVO. Daardoor kon slechts een klein
deel van de geraamde inkomsten nog in 2018 worden geïnd. Deze vertraging is in 2020
volledig ingehaald. Dat is ook meteen de belangrijkste reden voor de relatief hoge
inkomsten in 2020.
69
Hoe zijn de uitgaven voor Staatsbosbeheer onderverdeeld?
Antwoord
Staatsbosbeheer ontving in 2021 € 29,865 miljoen als Rijksbijdrage. De onderverdeling
is als volgt:
Bijdrage voor
Bedrag
Uitleg
Organisatiekosten
€ 25.818.000,–
Lumpsum bijdrage in organisatiekosten van zelfstandig bestuursorgaan SBB (overhead)
Beheer Rijksmonumenten
€ 1.270.000,–
Onderhoud van Rijksmonumenten
Boomfeestdag
€ 250.000,–
Organisatie jaarlijkse landelijke Boomfeestdag
Scholing BOA’s
€ 100.000,–
Extra scholing en uitrusting van BOA’s
Genenbank en zaadgaarden
€ 250.000,–
Instandhouding van boom- en struiksoorten in de landelijke Genenbank.
Programma Transparantie In Informatie (TII)
€ 197.000,–
Naar aanleiding van het rapport van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
(POK) heeft de rijksoverheid een programma opgesteld om de informatiehuishouding te
versterken.
Schade Leersum en Limburg
€ 1.375.000,–
In verband met de grote schade als gevolg van de valwind in Leersum en de overstromingen
in Limburg heeft LNV eenmalig de niet-gedekte schade vergoed.
Loon- en Prijsbijstelling
€ 605.000,–
Toegekende loon- en prijsbijstelling voor de Rijksbijdrage aan Staatsbosbeheer voor
het jaar 2021.
Totaal
€ 29.865.000,–
70
Waar gaat de overige 89% van het volume aan geïmporteerde soja naartoe; waar wordt
dit in verwerkt?
Antwoord
Deze soja wordt grotendeels in de vorm van bonen, meel of olie doorgevoerd naar andere
landen, of verwerkt in met name diervoeders om «embedded» in dierlijke eindproducten
(vlees, zuivel, eieren) uitgevoerd te worden.
71
Hoe is het verschil (van minus 2.166.000 euro) tussen de vastgestelde begroting en
de realisatie op de post Centrale Commissie Dierproeven te verklaren?
Antwoord
De reden hiervoor is dat de CCD de bijdrage niet direct van LNV krijgt. De bijdrage
gaat van LNV naar RVO en via de RVO weer door naar de CCD. Deze middelen worden daarmee
ook verantwoord bij de post bijdrage RVO.
72
Wordt het begrotingsverschil op de bijdrage aan de Centrale Commissie Dierproeven
ingezet voor proefdiervrije innovatie?
Antwoord
Er is geen sprake van een begrotingsverschil. De CCD krijgt deze bijdrage volledig.
Zie ook het antwoord bij vraag 71.
73
Wat verklaart de tegenvallende deelname aan de Srv?
Antwoord
Per brief van 30 juni 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking
tot het aantal deelnemers aan de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Kamerstukken
28 973 en 35 334, nr. 244). In die brief is ook ingegaan op mogelijke redenen waarom varkenshouders hebben
afgezien van deelname. Varkenshouders die afzagen van deelname is gevraagd naar hun
overwegingen om van deelname af te zien, maar waren niet verplicht hierop te antwoorden.
De belangrijkste overweging die genoemd werden waren een ontoereikend subsidiebedrag
en het ontbreken van een nieuw economisch perspectief voor de productielocatie waar
de varkenshouderij zou worden beëindigd.
74
Welke belemmerende factoren zijn in beeld gebracht bij de tussentijdse evaluatie Maatregel
gerichte opkoop en hoe is hier in de nieuwe tranches mee omgegaan?
Antwoord
Bij de tussentijdse evaluatie van de eerste tranche van de Maatregel gerichte aankoop
zijn onder meer de volgende belemmerende factoren in beeld gebracht: de verplichte
stoppersverklaring, de gehanteerde drempelwaarde in de regeling en wijze van toetsing
aan de drempelwaarde waardoor slechts een kleine pool aan bedrijven kan deelnemen,
de passieve benadering van een aantal provincies waarmee bedrijven worden benaderd
voor deelname aan de regeling, de verschillende kosteneffectiviteitsplafonds in de
regeling die de uitvoering door provincies ingewikkeld maken en fiscale aspecten en
niet subsidiabele kosten die ertoe leiden dat het bod op basis van marktwaarde door
diverse ondernemers als niet aantrekkelijk genoeg wordt ervaren.
Mede op basis van deze ervaringen is de ontwerpregeling voor de tweede tranche van
de Maatregel gerichte aankoop opgesteld met als insteek om deze belemmeringen zoveel
als mogelijk is weg te nemen. Op 10 mei jl. is de internetconsultatie gestart over
de ontwerpregeling voor deze tweede tranche. De consultatie loopt tot 13 juni.
75
Betreft het hier de Natuurbank waarop u in het kader van de zogenaamde ADC-toets een
beroep wilt doen en waarvan het onderliggende wetsvoorstel inmiddels in behandeling
is bij de Tweede Kamer?
Antwoord
Ja.
76
Welke gerichte maatregelen voor natuurherstel en -verbetering ten behoeve van het
bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen van stikstofgevoelige habitats zijn
reeds genomen, door wie zijn deze maatregelen genomen en hoe monitort u het doelbereik
van de doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) hierbij?
Antwoord
Het bevoegd gezag voor het beheer van Natura 2000-gebieden is verantwoordelijk voor
de maatregelen ten behoeve van de instandhoudingsdoelstellingen. Afhankelijk van het
gebied is dit de provincie, het Ministerie van IenW of het Ministerie van Defensie.
De uitvoering van concrete maatregelen wordt vaak uitbesteed bijvoorbeeld aan terreinbeheerders.
De Natura 2000-beheerplannen geven aan om welke maatregelen het gaat en geven de monitoring
aan. Voor stikstofgevoelige habitats staan deze maatregelen uitgewerkt in de PAS-gebiedsanalyses.
Jaarlijks wordt de voortgang van de uitvoering van deze stikstofherstelmaatregelen
gerapporteerd in de Landelijke monitoringsrapportage Natura 2000 en Stikstof. De rapportage over het jaar 2021 wordt in 2022 gepubliceerd.
De wijze van monitoring van de instandhoudingsdoelstellingen per gebied staat voor
de provinciale gebieden generiek beschreven in de «Werkwijze Monitoring en beoordeling
Natuurnetwerk Nederland -Natura 2000/PAS» Monitoring en Natuurinformatie – BIJ12. Daarnaast wordt 6 jaarlijks de landelijke staat van instandhouding beoordeeld en
gerapporteerd aan de Europese Commissie. Hiervoor zijn gegevens uit het landelijke
Netwerk Ecologische Monitoring een belangrijke informatiebron.
77
Wat is er gefinancierd van de eerste tranche van de Regeling versneld natuurherstel?
Antwoord
Er zijn verschillende maatregelen gefinancierd voor stikstofgevoelige habitats. Het
grootste gedeelte van deze maatregelen bestaat uit het verwijderen van opslag; toevoegen
van steenmeel; hydrologische maatregelen; begrazing en plaggen en chopperen. De maatregelen
zijn gebaseerd op herstelstrategieën hebben binnen deze regeling tot doel natuurherstel
en natuurverbetering ten behoeve van het bereiken van de instandhoudingsdoelen van
stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. In 2021 is in totaal € 7,6 mln.
uit hoofde van de regeling uitgefinancierd.
78
Hoeveel vissers zijn er in 2021 gesaneerd? Hoeveel geld is hier naartoe gegaan?
Antwoord
In 2021 is er geen saneringsregeling geweest. Er zijn derhalve geen vissersvaartuigen
gesaneerd.
79
Met betrekking tot het Agroprogramma: betreft het hier ook agrarische bedrijven in
Groningen die door aardbevingen te maken hebben gehad met gescheurde mestkelders;
zo ja, hoeveel bedrijven betreft het hier?
Antwoord
Ja. Onder de 62 agrarische bedrijven in Groningen die op dit moment door consulenten
van het Agroprogramma Groningen begeleid worden, zijn er 37 melkveebedrijven. Daarvan
hebben 17 bedrijven te maken met een gescheurde mestkelder.
80
Hoeveel van de specifieke uitkering impuls veenweiden is in 2021 uitgegeven en waaraan?
Antwoord
In 2021 is een bedrag van € 42,5 mln. als specifieke uitkering impuls veenweiden uitgekeerd
aan provincies. Provincies gebruiken deze middelen om beweging te brengen in gebiedsprocessen
en eerste maatregelen te nemen voor de aanpak van de veenweideopgaven, met als centrale
doel het realiseren van 1 Mton CO2-equivalent broeikasgasreductie in 2030.
81
Op basis van welke mogelijkheden is het wél mogelijk de Brexit Adjustment Reserve
(BAR) -gelden aan te wenden voor sanering (155 miljoen euro uit de saneringsregeling)?
Antwoord
De saneringsregeling is conform de staatssteunregels voorgelegd aan de Europese Commissie
ter notificatie. De Commissie heeft hierover vragen gesteld. Deze worden momenteel
beantwoord. Als de notificatie positief is beoordeeld door de Commissie zal de regeling
worden opengesteld. Hoewel er alles aan wordt gedaan deze openstelling zo spoedig
mogelijk plaats te laten vinden, wordt er, gezien de geldende doorlooptijden bij de
Europese Commissie, rekening mee gehouden dat openstelling pas na de zomer plaats
kan vinden. Middels deze regeling zullen de BAR-gelden worden ingezet voor sanering
in de visserijvloot.
82
Hoeveel van de gereserveerde middelen van de stilligregeling (33 miljoen euro) zijn
inmiddels aangewend en ingezet ten behoeve van de visserijsector?
Antwoord
Op dit moment zijn nog geen middelen ingezet ten behoeve van de visserijsector die
zijn gereserveerd voor de stilligregeling. De stilligregeling is ter prenotificatie
aangeboden aan de Europese Commissie. Na afronding van de prenotificatie zal de regeling
ter notificatie worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Na goedkeuring zal de
regeling vervolgens worden opengesteld, waarna de gereserveerde middelen kunnen worden
benut. De regeling zal naar verwachting in het najaar kunnen worden opengesteld.
83
Hoeveel van de beschikbare BAR-gelden (200 miljoen euro) zijn inmiddels ingezet voor
de visserijsector?
Antwoord
De BAR-gelden zullen worden uitbetaald via een stilligregeling, een liquiditeitsregeling
en een saneringsregeling. Deze regelingen zijn nog in de procedure die vooraf gaat
aan de openstelling. Er is dan ook nog geen geld uitgekeerd op basis van deze regelingen.
84
Hoeveel geld is er gegaan naar het oplossen van vismigratieproblemen? Wordt er nog
steeds gevist rondom deze nieuwe migratieroutes? Zo ja, waar en op wat?
Antwoord
In de afgelopen twee planperiodes van de Kaderrichtlijn Water (2010–2021) zijn 811
vispassages gerealiseerd door waterbeheerders. Waterbeheerders zoeken bij uitvoering
van projecten naar synergie. Bijvoorbeeld de aanleg van een vispassage wanneer een
doorlaatmiddel gerenoveerd/aangepast wordt. Er worden zowel directe als indirecte
kosten gemaakt en daarom is het moeilijk een overzicht te geven van de totale kosten.
In de KRW Stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 zijn aanvullende maatregelen opgenomen,
hierin is voorzien om nog eens 643 kunstwerken vispasseerbaar te maken. Over het proces
en de planning voor de instelling van visserijvrije zones (VVZ’s) op deze locaties
wordt uw Kamer op korte termijn geïnformeerd.
85
Hoe komt het dat monitoring van de effecten van genomen maatregelen voor natuurherstel
en tegen verdroging momenteel nog ontbreekt en bent u van plan deze monitoring alsnog
te gaan doen?
Antwoord
De monitoring ten behoeve van natuurherstel vallend onder structurele aanpak stikstof
is nog in ontwikkeling. Naar verwachting is de aanpak hiervoor eind van het jaar gereed
voor uitvoering.
86
Hoeveel bedraagt de Visserijreserve inclusief de 6,6 miljoen euro die wordt overgeheveld
uit het subsidiebudget van Duurzame Visserij?
Antwoord
De stand van de begrotingsreserve visserij per 31 december 2021 is € 29,4 mln. Dit
is inclusief het deel van de € 6,6 mln. dat wordt overgeheveld uit het subsidiebudget
van Duurzame Visserij.
87
Kan de Visserijreserve ingezet worden voor de uitkoop van bijvoorbeeld kottervissers
die geen toekomst meer zien in de visserij?
Antwoord
De middelen uit de Visserijreserve zijn vooral bestemd voor cofinanciering van de
Europese Visserijfondsen. Momenteel wordt ingezet op een sanering in kader van de
effecten van de Brexit. Hiervoor zal € 155 miljoen uit de BAR-middelen worden ingezet.
88
Hoeveel veehouderijlocaties rondom Natura 2000-gebieden zijn in 2021 uitgekocht en
hoeveel mol stikstofwinst heeft dit opgeleverd?
Antwoord
In 2021 zijn nog geen veehouderijlocaties opgekocht. Dit heeft dus ook nog geen stikstofwinst
opgeleverd.
89
Waarom is geen inzage te geven in het «Percentage innoverende agrarische bedrijven»
ten opzichte van de peildatum?
Antwoord
De gegevens voor de indicator voor 2020 waren nog niet beschikbaar tijdens het opstelling
van dit jaarverslag. Daarmee betroffen de meest recente data het jaar 2019. In 2019
was het percentage innoverende agrarische bedrijven 8%, zoals blijkt uit de publicatie
Innovatie in de land- en tuinbouw 20208. De data over 2020 worden in de publicatie Innovatie in de land- en tuinbouw 2021
gepresenteerd. Deze publicatie zal op korte termijn door WEcR worden gepubliceerd.
90
Hoeveel en welke dierentuinvergunningen heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) in de afgelopen vijf jaar afgestaan?
Antwoord
RVO heeft de afgelopen vijf jaar 12 dierentuinvergunningen afgegeven, waarvan twee
maal een tijdelijke vergunning.
Centerparcs Nederland NV – Het Heijderbos (2017)
Botanische Tuinen Universiteit Utrecht (2017)
Klein Costa Rica Tropische Vlindertuin (2017)
Aeres MBO Barneveld (2017)
Vlindersafari / Friendly & Fair (2017)
Vlindertuin De Kas (2017)
Omnium Goes/Tropisch bos (2017)
Stichting Naturalis Biodiversity Center (tijdelijke vergunning 2017 tot 28-10-2018)
Faunapark Flakkee (De Flierefluiter) (2018)
Stichting Fries Natuurhistorisch Museum (tijdelijke vergunning 2020 tot 1-2-2022)
Stichting Das & Boom (2020)
Hof van Eckberge B.V. (2020)
91
Hoeveel en welke dierentuinvergunningen zijn door de RVO verlengd in de afgelopen
vijf jaar?
Antwoord
Dierentuinvergunningen worden afgegeven voor onbepaalde tijd en kennen daardoor doorgaans
geen verlenging. Indien een vergunde dierentuin besluit tot een wijziging aan o.a.
de verblijven of de collectie dan dient dit gemeld te worden aan RVO ter beoordeling.
Enkel voor tijdelijke tentoonstellingen wordt een tijdelijke dierentuinvergunning
afgegeven. In de afgelopen vijf jaar is de, inmiddels verlopen, tijdelijke vergunning
van Stichting Fries Natuurhistorisch Museum tweemaal verlengd.
92
Hoeveel dierentuinvergunningen heeft de RVO geweigerd in de afgelopen vijf jaar?
Antwoord
RVO heeft de afgelopen vijf jaar vier vergunningaanvragen afgewezen. Daarbovenop heeft
een viertal aanvragers zelf gekozen hun vergunningaanvraag in te trekken.
93
Hoeveel en welke dierentuinvergunning zijn ingetrokken in de afgelopen vijf jaar?
Antwoord
RVO heeft de afgelopen vijf jaar niet actief dierentuinvergunningen ingetrokken. Een
tweetal vergunninghouders hebben zelf hun dierentuinvergunning ingeleverd, te weten
Schildpaddencentrum Nederland en Fazanterie De Rooie Hoeve.
94
Voor welke onderwerpen is het noodzakelijk om specialistische kennis in te huren?
Antwoord
Specialistische kennis wordt ingehuurd voor onderwerpen op het gebied van automatiserings-,
beleids- en juridische vraagstukken en waarvoor inzet van structureel personeel niet
doelmatig is. Betreffende beleidsvraagstukken vindt het plaats op onder andere het
gebied van natuur en biodiversiteit, duurzaam perspectief landbouw, tuinbouw en visserij,
brede welvaart landelijk gebied, stikstof en klimaat.
95
Wat is de reden dat het ministerie de specialistische kennis niet zelf in huis heeft?
Antwoord
Specialisten zijn niet structureel nodig, waardoor het niet doelmatig is om hiervoor
vaste medewerkers aan te nemen. Daarnaast is specialistische kennis schaars. Met de
huidige arbeidsmarkt is het lastig deze kennis in huis te halen. Hiertoe wordt tijdelijk
externe inhuur aangetrokken en de kennis geborgd in de organisatie.
96
Wat verklaart de verminderde apparaatsuitgave voor het College voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en voor de Stichting Nederlandse Algemene
Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen?
Antwoord
Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door COVID en de krapte op de arbeidsmarkt.
Hierdoor zijn minder kosten gemaakt aan salarissen en sociale lasten, minder uitbesteed
werk.
97
Wat wordt bedoeld met «sinds 2021 hanteert de NVWA een integrale kostprijs, waarin
een opslag voor bedrijfsvoering-kosten is opgenomen»? Kunt u hierop een toelichting
geven, ook op de vraag waarom het ontbreken hiervan zorgde voor een substantieel verlies?
Antwoord
Tot en met 2020 hanteerde de NVWA een kostprijs waarin niet alle bedrijfskosten waren
meegenomen (in 2020 € 40,1 mln.). LNV financierde tot en met 2020 deze kosten buiten
het tarief om en dit leidde tot omzet bij de NVWA. Reeds bij het opstellen van jaarrekening
2019 heeft de NVWA in overleg met LNV besloten om vooruitlopend op aanscherpingen
in de instructie van de regeling agentschappen de rechtstreekse vergoeding voor bedrijfsvoeringskosten
niet meer tot de omzet te rekenen.
Het hierdoor ontstane substantiële verlies is technisch van aard: De bijdrage van
LNV voor de bedrijfsvoeringskosten is in de jaarrekening 2019 en 2020 geboekt als
een storting op het eigen vermogen van de NVWA en niet als omzet, waardoor het verlies
ontstond. Vanaf 2021 heeft de NVWA een kostprijs waarin ook de bedrijfsvoeringskosten
zijn verwerkt. Hierdoor wordt weer de volledige financiering van uren x kostprijs
boekhoudkundig gezien als omzet.
98
Waarom vallen de kosten voor fte zoveel hoger uit dan begroot?
Antwoord
De salariskosten uit de begroting 2021 zijn € 84.435 per FTE en de gerealiseerde kosten
voor 2021 zijn € 85.685 per FTE. Dit wordt veroorzaakt door een stijging van de salarissen
in CAO-rijk van 2,0% per 1 juli 2021 en door de eenmalige uitkering van € 300,– per
medewerker in december 2021.
99
Welk bedrag wordt er door de NVWA uitgegeven aan externe inhuur?
Antwoord
De NVWA heeft in 2021 voor € 20,2 mln. uitgegeven aan externe inhuur.
100
Kunt u een nadere specificatie geven van de tabel «deelplafondbedragen per sector»:
waarom loopt de kolom «uitgaven aan bestrijdingskosten» opgeteld niet op tot 100%
en welke sector/sectoren valt/vallen onder «overige dierziekten»; waarom is die laatste
post tweemaal in de tabel opgenomen?
Antwoord
Met de percentages in de kolom «uitgaven aan bestrijdingskosten» wordt de voortgang
van de gerealiseerde uitputting weergegeven ten opzichte van het afgesproken plafond
van de betreffende sector.
Voor zowel de varkenssector als de pluimveesector is er in het convenant financiering
bestrijding besmettelijk dierziekten 2020–2024 een onderverdeling gemaakt in het plafond
naar dierziekten. Bij de varkenssector is een apart plafond afgesproken voor uitgaven
ten behoeve van de bestrijding van Afrikaanse Varkenspest (AVP). Bij de pluimveesector
is dit gedaan voor de dierziekte Newcastle Disease (NCD). Onder overige dierziekten
wordt in beide gevallen alle andere bij de sector voorkomende bestrijdingsplichtige
dierziektes anders dan AVP of NCD bedoeld.
101
Wat is de reden dat voor nertsen geen diergezondheidsheffing werd geheven en zijn
nog potentieel andere risicovolle sectoren te identificeren waarvoor op dit moment
nog geen heffing wordt geheven; waarom is er toch voor gekozen 6,2 miljoen euro ten
laste van het Diergezondheidsfond (DGF) te brengen?
Antwoord
Het Diergezondheidsfonds (DGF) heeft ten doel het betalen van kosten en uitgaven in
verband met de bestrijding, bewaking en preventie van en onderzoek naar dierziekten,
zoönosen, ziekteverschijnselen en resistentie in brede zin (Wet dieren artikel 9.2
derde lid). De betalingen uit het DGF worden verder uitgesplitst in artikel 9.4. In
deze wet wordt ook bepaald dat eigenaren een tegemoetkoming in schade ontvangen uit
het Diergezondheidsfonds als op last van de Minister en ter bestrijding van een besmettelijke
dierziekte een dier wordt gedood en producten en voorwerpen onschadelijk worden gemaakt.
Ook eigenaren die geen diergezondheidsheffing betalen komen voor deze tegemoetkoming
in aanmerking. In deze wet wordt ook geregeld dat houders van diersoorten die nog
niet bijdragen aan het DGF kunnen worden aangewezen voor betaling van diergezondheidsheffing.
Bij het nemen van een dergelijk besluit zal een afweging worden gemaakt van alle relevante
factoren. Omdat er bij de nertsen gelijktijdig met de dierziektebestrijding gewerkt
werd aan een beëindigingsregeling, heeft mijn ambtsvoorganger bij deze sector geen
gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Er zijn op dit moment geen andere sectoren
als risicovol geïdentificeerd.
102
Hoeveel met vogelgriep besmette locaties zijn in heel 2021 geruimd en hoeveel geld
is hiervoor ten laste gebracht van het DGF?
Antwoord
Het Diergezondheidsfonds is een begrotingsfonds. Dat betekent dat de kosten geboekt
worden op de datum dat het geld is overgemaakt, en niet op het moment dat de ruimingen
worden gedaan. In 2021 is € 5.8 mln. uitgegeven aan bestrijdingskosten van vogelgriep
en € 0,7 mln. aan verdenkingen. Een deel van deze kosten is gemaakt naar aanleiding
van ruimingen in 2020. In 2021 zijn de dieren van 18 pluimveehouders (professioneel
en hobbymatig) geruimd vanwege vogelgriep. Een deel van deze kosten komt terug in
de het DGF-jaarverslag van 2022.
103
Wanneer verwacht u het Toekomstperspectief Garnalenvisserij gereed te hebben?
Antwoord
Momenteel wordt nog gewerkt aan de het Toekomstperspectief Garnalenvisserij. Om tot
een wetenschappelijk goed onderbouwde visie te komen is op een aantal punten input
gevraagd aan Wur/Wecr. De Minister van LNV verwacht de input van Wur/Wecr in het najaar
te ontvangen, op basis van deze input zal een aantal scenario’s nog nader worden uitgewerkt
met betrokken partijen (de garnalenvisserij en de Natuurorganisatie). Er wordt verwacht
het stuk rond de jaarwisseling aan de Kamer aangeboden kan worden.
104
Is de veronderstelling juist dat bijna de helft van de beschikbare middelen vanuit
het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) nog niet is uitgegeven?
Waarom niet?
Antwoord
95% van de middelen zijn toegekend aan lopende projecten. Meer dan de helft van de
kosten zijn gemaakt en betaald aan begunstigden. Veel kosten zijn echter nog niet
gedeclareerd door begunstigden, en dus nog niet betaald. Doordat projecten een lange
aanlooptijd hebben gehad en covid-19 voor vertraging heeft gezorgd is nog niet een
groter deel van het gecommitteerde budget betaald.
105
Kunt u nader inzicht geven in de besteding van de nog niet uitgegeven beschikbare
middelen vanuit het EFMZV (2014–2020)? Welk deel van deze middelen is nog niet belegd?
Antwoord
95% van het programmabudget van het EFMZV is gecommitteerd (circa 124,9 miljoen euro).
56% van het totale programma budget is tot dusver betaald aan begunstigden (circa
71,5 miljoen euro).
106
Welke beschikbare middelen vanuit de EFMZV en de begrotingsreserve visserij zijn nog
niet juridisch verplicht ingeboekt en zijn derhalve eventueel beschikbaar voor compensatie
van visserijbedrijven, gelet op de door de Europese Unie geboden ruimte hiervoor?
Antwoord
De committering van circa € 6 miljoen binnen het EFMZV is in voorbereiding, deze middelen
zijn nog niet juridisch verplicht ingeboekt. De inzet van deze middelen uit het EFMZV
voor compensatie van visserijbedrijven is op grond van de door de Europese Commissie
voorwaarden slechts mogelijk als het Operationeel Programma van het fonds hierop wordt
aangepast en vervolgens wordt goedgekeurd. Van de begrotingsreserve is circa 13% juridisch
verplicht. De overige middelen zijn bestemd voor het middels co-financiering uitnutten
van het EFMZV of hierover zijn bestuurlijke toezeggingen gedaan. Daarmee zijn er vrijwel
geen middelen beschikbaar uit de begrotingsreserve voor compensatie van de visserijbedrijven.
107
Op welke wijze worden de uitgegeven en gedeclareerde middelen uit pijler 1: Europees
Landbouwgarantiefonds (ELGF) en pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
(ELFPO) geëvalueerd op grond van rechtmatigheid en doelmatigheid?
Antwoord
Het betaalorgaan (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, RVO) toetst de ingediende
aanvragen conform de Europese wet- en regelgeving op subsidiabiliteitsvoorwaarden.
De Auditdienst Rijk (ADR) voert jaarlijks aan de hand van een certificerende audit
een rechtmatigheidstoets uit op de besteding van de middelen van het ELGF en het ELFPO.
Voor de besteding van de middelen vanuit het ELPFO is het uitvoeren van een aantal
doelmatigheidsevaluaties verplicht. Zo is er bij de start van het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma
(POP3) in 2013 een ex- ante evaluatie uitgevoerd en is het programma in 2019 tussentijds
geëvalueerd. Door de vertraagde start van het programma had deze evaluatie meer een
kwalitatief karakter en konden geen uitspraken over de doelmatigheid van het programma
worden gedaan. In overleg met de Europese Commissie voert Nederland momenteel een
tweede vrijwillige tussentijdse evaluatie uit, die naar verwachting na de zomer zal
worden afgerond. Daarnaast zal bij de afronding van het plattelandsprogramma in 2025
een ex post evaluatie worden uitgevoerd. De uitgaven vanuit de eerste pijler worden
niet op doelmatigheid getoetst. Daarnaast voert de Europese Rekenkamer (ERK) onderzoeken
uit naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de landbouwfondsen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier