Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 659 Wijziging van het Belastingplan 2021
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 7 december 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de novelle, die strekt tot aanpassing
van de in het wetsvoorstel Belastingplan 2021 opgenomen regeling inzake de Baangerelateerde
investeringskorting (BIK) en waarmee de aansluiting bij de fiscale eenheid uit de
BIK wordt gehaald. En hoewel de leden van de VVD-fractie het doel van de BIK, een
crisismaatregel voor Nederlandse investeringen, van harte onderschrijven betreuren
zij het dat de notificatie van deze crisismaatregel op zich laat wachten.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de aanpassing van de Wet Belasting
2021 met betrekking tot de fiscale eenheid-regeling in de BIK. Zoals aangegeven, hechten
deze leden belang aan een investeringsregeling het niveau van investeringen in Nederland
stimuleert, met effect voor de toekomstige productiecapaciteit van de Nederlandse
economie. Als zijnde een crisismaatregel vinden zij het daarom van belang dat investeringen
die onder deze regeling gedaan worden de Nederlandse economie ten goede komen. Zij
zijn daarom blij dat de Staatssecretaris gevolg heeft gegeven aan hun oproep om goed
te kijken naar de mogelijk ongewenste uitwerking van de fiscale eenheid-regeling binnen
de BIK. Zij achten het daarom een goede stap dat de fiscale eenheid regeling binnen
de BIK ter goedkeuring is voorgelegd aan de Europese Commissie, zodat we er zeker
van kunnen zijn dat op de regeling geen beroep gedaan kan worden voor buitenlandse
investeringen. Immers als de Europese Commissie later zou besluiten om de BIK voor
fiscale eenheden af te keuren, dan zouden concerns te maken kunnen krijgen met terugvorderingen
en dat achten de leden van de CDA-fractie zeer onwenselijk.
De leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennisgenomen van de novelle
BIK. Zij hebben begrip voor de wil van de regering om een zo sluitend mogelijke regeling
te maken, maar constateren ook dat voor de uitvoeringsorganisaties veel onduidelijk
blijft. De leden van de fractie van D66 spreken uit dat ook de uitvoerbaarheid van
maatregelen een belangrijke rol moet blijven spelen en verwachten dat hier ook in
2021 aandacht voor zal blijven. Deze leden hebben tevens nog een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de novelle en hebben
daarbij nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vragen de
regering waarom de BIK niet in een eerder stadium is genotificeerd. Dat gebruikmaking
van de fiscale eenheid tot gevolg kan hebben dat Europeesrechtelijk gezien investeringen
in het buitenland ook in aanmerking moeten kunnen komen voor de BIK, kan niet onverwacht
zijn. De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom dit niet al in een eerder
stadium is besproken en hoe dit betrokken is bij het opstellen van de regeling toen
dit cadeautje voor grote bedrijven met stoom en kokend water behandeld diende te worden.
De leden van de PvdA-fractie hebben met verbazing kennis genomen van deze novelle,
blijkbaar was het oorspronkelijke wetsvoorstel onvoldoende doordacht. Kan de regering
ingaan op de wijze waarop dit wetsvoorstel tot stand is gekomen? Het hele proces lijkt
meer gedreven door de wil de lobby van VNO-NCW te plezieren dan te komen tot fatsoenlijke
wetgeving. Dreigt deze wet niet meer en meer een houtje-touwtje constructie te worden?
Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de novelle. Zij
onderschrijven het doel van de novelle en zijn positief over het feit dat deze wijziging
ervoor zorgt dat de BIK-regeling niet kan worden gebruikt voor investeringen die buiten
Nederland worden aangewend. Deze leden hebben nog enkele vragen.
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven wanneer de maatregel
ter notificatie is voorgelegd en wanneer zij uitsluitsel van de Europese Commissie
verwacht. Kan de regering aangeven waarom de notificatie op zich laat wachten? De
leden van de VVD-fractie wijzen erop dat in de inbreng van de Nederlandse Orde van
Belastingadviseurs (NOB) ter voorbereiding op de behandeling van het Belastingplan
2021 al werd gerept over deze mogelijke omissie.
De leden van de VVD-fractie vragen of alles op alles wordt gezet om zo snel mogelijk
tot een oordeel van de Europese Commissie te komen. Wordt bij de Europese Commissie
aangedrongen op een spoedoordeel vanwege de uitzonderlijke aard? Zo nee, waarom niet?
Hoelang duren dit soort notificaties gemiddeld? Is er de mogelijkheid tot een voorlopig
of versneld oordeel?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven hoeveel bedrijven,
onderverdeeld in groot bedrijf en het midden- en kleinbedrijf (MKB), onder een fiscale
eenheid vallen. Hoeveel van deze bedrijven hebben een of meerdere entiteiten in landen
buiten Nederland? Hoeveel bedrijven hebben een fiscale eenheid met alleen entiteiten
in Nederland?
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij een notificatie de BIK met terugwerkende
kracht ook voor de bedrijven met een fiscale eenheid van toepassing zal zijn (mits
deze investeringen in Nederland plaatsvinden en blijven). Wat verandert er in de werkwijze
voor deze bedrijven die nu investeringen willen doen die zij bij een notificatie onder
de BIK willen laten vallen?
Kan de regering aangeven waarom de administratieplicht van de BIK-inhoudingsplichtige
nu wordt gewijzigd en het mogelijk wordt om direct na de aanvraag de benodigde stukken
in te kunnen zien. Wat betekent dit voor de ondernemer?
De leden van de VVD-fractie hebben tot slot nog een enkele vraag over de communicatie.
Hoe wordt deze situatie op een heldere manier aan ondernemers en fiscale eenheden
gecommuniceerd, zodat ondernemers wel alvast tot investeringen over kunnen gaan? Hoe
gaat men om met de investeringen van fiscale eenheden die nu al (en dus voor indiening
van voorliggende novelle bij de Kamer) gedaan zijn met een beroep op de BIK? Kan de
regering hier redelijk mee omgaan, aangezien deze ondernemers konden vertrouwen op
dat dit probleem zich niet zou voordoen? Neemt de Belastingdienst proactief contact
op met betroffen groepen en zo nee, wil de regering dit alsnog doen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat in de memorie van toelichting staat dat
wordt ingezet reeds in januari 2021 een reactie van de Europese Commissie te ontvangen.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot de regering de kans acht dat een reactie
op die korte termijn wordt verkregen en hoe is de regering voornemens zo’n snelle
reactie voor elkaar te krijgen? Indien een reactie niet in januari ontvangen wordt,
wat is dan de uiterste termijn waarbinnen de regering een reactie wil hebben om de
impact op investeringsbeslissingen zo veel mogelijk te beperken? En wat is de uiterste
termijn waarop de regering zekerheid wil geven aan ondernemers over de percentages
die voor de BIK zullen gelden? Hoe ziet de regering de stand van zaken als de Europese
Commissie pas in april of mei een besluit neemt? Wat zal er dan gebeuren in het geval
het besluit positief is en wanneer het besluit negatief is?
De leden van de CDA-fractie lezen voorts in de artikelsgewijze toelichting dat indien
de Commissie de Nederlandse toepassing van de fiscale eenheid-regeling niet goedkeurt,
dit effect heeft op 25% van de investeringen. Als gevold daarvan zullen de BIK-percentages
worden aangepast van 3,9% tot € 5 miljoen investering, en 1,8% daarboven, tot respectievelijk
5% en 2,08%. In hoeverre ziet deze 25% op investeringen van MKB en in hoeverre op
investeringen van grotere ondernemingen? Zijn de gewijzigde percentages conform vormgegeven?
Komt bij deze verhoogde percentages de verdeling tussen MKB en grotere ondernemingen
nog steeds uit op 65% resp. 35%?
De vormgeving van de BIK is zoveel mogelijk conform de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
(KIA), echter met uitzondering van de desinvesteringsbijtelling in de KIA. Dit betekent
dat hoewel is geregeld dat het bedrijfsmiddel binnen zes maanden in gebruik moet zijn
genomen, er geen minimale termijn is vastgesteld waarbinnen het bedrijfsmiddel binnen
de investerende vennootschap moet blijven. Zoals ook uitvoering besproken tijdens
de plenaire behandeling van het Belastingplan 2021 op 11 november 2020, zien de leden
van de CDA-fractie hierin het risico dat nadat ingebruikname, alsnog situaties kunnen
plaatsvinden waarvoor de BIK niet bedoeld is, bijvoorbeeld dat het bedrijfsmiddel
kan worden overgedragen aan een andere vennootschap of ter beschikking kan worden
gesteld aan derden in het buitenland. Dit beïnvloedt de effecten voor de Nederlandse
economie, terwijl de regeling daar juist voor bedoeld is. De Staatssecretaris van
Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft toen aangegeven dat deze situaties
niet de bedoeling zijn en dat Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dit moet
controleren. Hiervoor heeft hij een leidraad toegezegd op basis van enkele casussen.
Door de vaktechniek van RVO en de Belastingdienst zou dan worden aangegeven hoe met
deze casussen om te gaan. Kan de regering aangeven of reeds met deze uitwerking is
gestart en wanneer de Kamer een dergelijke leidraad kan inzien? De leden van de CDA-fractie
ontvangen ook graag een reactie of een beperkte vorm van een desinvesteringsbijtelling
in de BIK deze risico’s niet beter kan ondervangen dan een leidraad en daarom opportuun
is voor maximaal effect van de regeling op de Nederlandse economie. Voor de BIK zou
bijvoorbeeld een verkorte desinvesteringsbijtelling kunnen gelden van twee jaar (ten
opzichte van vijf jaar onder de KIA). Zouden de relevante onderdelen van het desinvesteringsartikel 3.47
Wet inkomstenbelasting 2001 voor de KIA kunnen worden toegevoegd aan de BIK om deze
situaties te regelen? De onderdelen die reeds in de regeling zitten, zoals de termijnen
met betrekking tot ingebruikname en betaling kunnen achterwege blijven.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om dit middels een nota van wijziging
alsnog te regelen. In die nota van wijziging ligt er gewoon een aangifteplicht voor
een desinvestering bij de ontvanger van de BIK-subsidie. Is de regering daartoe bereid?
De leden van de fractie van D66 vragen hoe het kan dat de Europeesrechtelijke bezwaren
niet tijdens het wetgevend proces zijn opgemerkt. Zouden de EU-rechtelijke bezwaren
voor de BIK mogelijk ook kunnen spelen bij de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk
(WBSO)? Waarom wel of niet? De leden van de fractie van D66 vragen of hieruit kan
worden geconcludeerd dat het consolidatieregime van de fiscale eenheid tot EU-rechtelijke
spoedig moet worden aangepast en vragen naar het verwachte tijdpad van de aanpassing
hiervan.
De leden van de fractie van D66 lezen dat de regering concludeert dat door de huidige
vormgeving van de BIK ondernemingen kunnen worden ontmoedigd om een investering te
doen omdat geen aanspraak kan worden gemaakt op de BIK. Is de regering het met deze
leden eens dat dit een ongelukkige woordkeuze is, omdat een investeringsafweging zonder
toepassing van de BIK niet wordt belemmerd maar juist een «reguliere investeringsafweging»
is. De leden van de fractie van D66 vragen hoe lang de regering verwacht nodig te
hebben om de goedkeurig van de Europese Commissie te krijgen. Wat is het meest optimistische
en wat is het meest pessimistische scenario? Heeft de Europese Commissie op ambtelijk
niveau al een eerste appreciatie afgegeven? Is de Europese Commissie op de hoogte
is van het feit dat de BIK in aangepaste vorm per 1 januari 2021 in werking treedt?
De leden van de fractie van D66 vragen of kan worden uitgedrukt in miljoenen welke
budgettaire opbrengst gepaard gaat met deze aanpassing zonder ophoging van de tarieven.
De leden van de fractie van D66 constateren dat de regering inzicht kan hebben in
de budgettaire gevolgen wanneer de BIK toegepast wordt. Deze leden vragen of de regering
kan toezeggen eerst een inschatting te maken van het budgettair effect van het slaan
van het koninklijk besluit (KB) voor deze daadwerkelijk te slaan. Deze leden vragen
ook waarom de BIK bij overschrijding van de geraamde derving niet per KB kan worden
stopgezet. De leden van de fractie van D66 constateren dat het voor RVO mogelijk ingewikkeld
wordt de regeling uit te voeren wanneer het KB wordt geslagen. De leden van de fractie
van D66 vragen waarom aan RVO geen nieuwe uitvoeringstoets is gevraagd. De leden van
de fractie van D66 vragen hoeveel ondernemingen en welke zouden worden geraakt bij
instandhouding van de maatregel zoals opgenomen in deze novelle.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe zeker de regering is dat de andere
aspecten van de BIK niet tot grote bezwaren zullen leiden bij de Europese Commissie.
Wat als de Europese Commissie toch bezwaar blijkt te hebben tegen onderdelen die al
vanaf 1 januari 2021 zijn ingegaan?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar de verhouding MKB-grootbedrijf
als de tarieven daadwerkelijk 5% en 2,08% zouden worden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering erkent dat het met terugwerkende
kracht verhogen van de tarieven leidt tot een grotere deadweight loss? Wanneer in februari wordt besloten dat de tarieven per 1 januari 2021 omhoog gaan,
wordt er namelijk extra belastinggeld uitgetrokken voor investeringen die toch al
zijn gedaan en kan het niet leiden tot extra investeringen in januari omdat de periode
reeds verstreken is.
De leden van de SP-fractie lezen in het nader rapport dat de regering van mening is
dat het CPB heeft geconcludeerd dat de BIK «daadwerkelijk investeringen stimuleert».
Zij vragen de regering hoe zij tot de conclusie komt dat de CPB-analyse stelt dat
een tijdelijke BIK investeringen aan zal jagen, gezien het feit dat deze juist zegt
dat met een tijdelijke BIK investeringen hoofdzakelijk naar voren haalt en dat daadwerkelijke
verhoging van bedrijfsinvesteringen alleen plaats vindt als de BIK permanent zal zijn.
De leden van de SP-fractie vragen de regering naar een duiding van de notificatieverplichting
en, ofschoon deze leden het middel dat nu wordt genotificeerd absoluut niet steunen,
in hoeverre deze verplichting toekomstige wetgeving gaat dwarsbomen. Deze leden constateren
dat zelfs op het vlak van belastingheffing, tot op heden een veld dat tot de nationale
competenties behoort, de vrijheid van vestiging ernstige gevolgen kan hebben. Hebben
de overige vrijheden die speciaal voor bedrijven zijn gecreëerd eenzelfde gevolg voor
nationaal economisch beleid en betekent dit dat bestaande fiscale wetgeving die van
toepassing is bij een fiscale eenheid ook ten goede komt aan het buitenland?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan ingaan op de voorziene uitvoeringsproblemen.
Waarom is een dergelijk voorstel dat nu al gereviseerd moet worden überhaupt ingediend?
In de novelle wordt aangegeven dat na goedkeuring van de EC de fiscale eenheid benadering
weer wordt gekozen, waarom wordt niet gewoon gewacht op goedkeuring zoals ordentelijk
is alvorens de wet in te voeren? Is de regering bereid de BIK pas in te voeren na
Europese goedkeuring? Gaat de EC de hele BIK beoordelen, en wanneer verwacht de regering
hierover uitsluitsel?
De regering geeft aan dat verwacht wordt dat als deze novelle stand houdt er een kwart
minder aanspraak op de BIK wordt gedaan; wat is de onderliggende raming? Ook wordt
gesteld dat het voor de hand ligt als dat zo is de percentages aan te passen; waarom
ligt dat voor de hand? Ligt het niet veel meer voor de hand de dan resterende 500
miljoen euro veel effectiever in te zetten? Kan die 500 miljoen euro niet veel beter
worden besteed voor werkgelegenheid en innovatie? Is dit niet de zoveelste bevestiging
dat het geld linksom of rechtsom naar het bedrijfsleven moet, ongeacht het middel?
De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat het nu en in de toekomst niet
mogelijk is voor een in het buitenland gevestigde vennootschap om gebruik te maken
van de BIK-afdrachtvermindering. Is dit ook niet mogelijk via een constructie met
een vaste inrichting, met dien verstande dat de voordelen aan de (moeder)vennootschap
in het buitenland toekomen?
Kan de regering bevestigen dat fiscale eenheden blijvend uitgesloten worden van de
regeling, indien blijkt dat na consultatie van de Europese Commissie ook buitenlandse
ondernemingen aanspraak moeten kunnen maken op de BIK-regeling?
Klopt het dat, ook met de beperking die opgenomen wordt, vennootschappen die deel
uitmaken van een fiscale eenheid, nog steeds een investering kunnen doen en voor de
BIK in aanmerking kunnen komen, maar dat daarbij vereist is dat de vennootschap die
de investering doet ook de BIK-afdrachtvermindering krijgt en dus niet een andere
vennootschap binnen die fiscale eenheid?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat, indien blijkt
dat de fiscale eenheid uitgesloten wordt en de percentages in de twee schijven aangepast
worden, de verhouding van de BIK-middelen tussen Grote Ondernemingen (GO) en het Midden
en Kleinbedrijf (MKB) gelijk blijft. Kan de regering bevestigen dat ook in dat geval
minimaal 65% van de BIK-gelden naar het MKB gaat?
De leden van de SGP-fractie lezen dat, indien de aansluiting bij de fiscale eenheid
niet mogelijk is, circa een kwart van de oorspronkelijk kwalificerende investeringen
niet meer kwalificeert voor de BIK. Wat is de verhouding daarbinnen tussen het MKB
en de GO? Is de regering het eens met de aanname (nu blijkt dat een dergelijk groot
deel wellicht niet kwalificeert) dat hierin inzage moet zijn zodat de percentages
dusdanig gekozen worden dat minimaal 65% van de BIK-middelen bij het MKB terecht komt?
En is de regering het eens dat een scheve verhouding tussen het MKB en de GO binnen
deze 25% niet kwalificerende investeringen gevolgen heeft voor de relatieve stijging
van de percentages?
De leden van de SGP-fractie achten het van groot belang dat bedrijven zo veel mogelijk
en zo snel mogelijk duidelijkheid moeten krijgen over de uitwerking van de BIK met
betrekking tot de fiscale eenheid. Kan de regering wat meer inzicht geven in de termijn
waarop de regering een beslissing van de Europese Commissie verwacht?
De leden van de SGP-fractie lezen dat indien vóór 1 februari 2021 geen duidelijkheid
komt vanuit de Europese Commissie, de openingsdatum van het loket op 1 september 2021
in gevaar komt. Geldt dat enkel voor gevallen waarin sprake is van een fiscale eenheid?
Of geldt dat voor alle investeringen? Welke stappen zet de regering om een uitgestelde
openingsdatum te voorkomen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Tegen |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Tegen |
50PLUS | 3 | Tegen |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.