Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 659 Wijziging van het Belastingplan 2021
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
I Algemeen
Deze novelle strekt tot aanpassing van de in het wetsvoorstel Belastingplan 20211 opgenomen regeling inzake de Baangerelateerde investeringskorting (BIK). De BIK heeft
tot doel eraan bij te dragen dat bedrijven tijdens de huidige economische crisis blijven
investeren. Ingevolge deze regeling kunnen bedrijven een percentage van hun investeringen
in mindering brengen op hun afdracht loonheffing (loonbelasting en premie voor de
volksverzekeringen).
De BIK is nadrukkelijk bedoeld als crisismaatregel met als doel de investeringen in
bedrijfsmiddelen te stimuleren die worden gebruikt in (en toerekenbaar zijn aan) ondernemingen
die ter zake in de Nederlandse inkomsten- of vennootschapsbelasting worden begrepen
en zo bij te dragen aan het herstel in Nederland. Gelet op deze doelstelling is de
BIK zodanig vormgegeven dat deze is beperkt tot voornoemde investeringen in Nederland.
De beperking tot Nederland acht het kabinet in het licht van de doelstelling proportioneel
en gerechtvaardigd. Het gaat er immers om dat Nederland zo snel mogelijk weer uit
deze crisis komt.
Hoewel de regeling wettelijk dus is beperkt tot investeringen in bedrijfsmiddelen
die bestemd zijn om hoofdzakelijk in Nederland te worden gebruikt, is gesignaleerd
dat de regeling met een beroep op het EU-recht mogelijk toch ook onbedoeld zou kunnen
worden verbreed naar investeringen die buiten Nederland worden aangewend. Dit kan
als volgt worden toegelicht.
In het wetsvoorstel is op onderdelen voor de BIK aansluiting gezocht bij de fiscale
eenheid in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Dat leidt ertoe dat
de BIK-afdrachtvermindering op eenzelfde wijze uitwerkt voor een onderneming die wordt
gedreven binnen een fiscale eenheid waarbij personeel en bedrijfsmiddelen niet altijd
in dezelfde rechtspersoon zijn ondergebracht, als voor een onderneming die wordt gedreven
in één rechtspersoon. Hierdoor kan de situatie zich voordoen dat binnen een fiscale
eenheid de investering wordt gedaan door de ene vennootschap terwijl de BIK-afdrachtvermindering
wordt gevraagd door de tot de fiscale eenheid behorende vennootschap waarin het personeel
is ondergebracht. Buitenlandse vennootschappen (die geen vaste inrichting in Nederland
hebben) kunnen echter geen onderdeel uitmaken van een Nederlandse fiscale eenheid.
Hierdoor kan een in Nederland gevestigde vennootschap geen gebruikmaken van de afdrachtvermindering
voor de loonheffing als de investering voor een bedrijfsmiddel wordt verricht door
een moeder-, dochter- of zustervennootschap die in een andere lidstaat van de EU of
een EER-staat is gevestigd. Indien de moeder-, dochter- of zustervennootschap echter
in Nederland is gevestigd, is dit wel mogelijk door gebruik te maken van een fiscale
eenheid. Daarnaast geldt dat investeringen voor bedrijfsmiddelen die de in Nederland
gevestigde vennootschap ter beschikking stelt aan een vennootschap binnen de fiscale
eenheid in Nederland, voor afdrachtvermindering in aanmerking komen, terwijl dit in
een grensoverschrijdende situatie niet mogelijk is. Investeringen in bedrijfsmiddelen
door of ten behoeve van buitenlandse vennootschappen worden hierdoor minder gunstig
behandeld dan investeringen in bedrijfsmiddelen door vennootschappen op Nederlands
grondgebied. Deze vormgeving zou ondernemingen kunnen ontmoedigen om in een andere
lidstaat een investering te doen, omdat in dat geval geen aanspraak kan worden gemaakt
op de BIK-regeling. Het risico bestaat dat de Europese rechter zal oordelen dat het
feit dat een in Nederland gevestigde vennootschap geen gebruik kan maken van de afdrachtvermindering
als een investering wordt verricht door een buitenlandse groepsmaatschappij, of als
het bedrijfsmiddel ter beschikking wordt gesteld aan een buitenlandse groepsmaatschappij,
kan worden gezien als een inbreuk op de in artikel 49 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU) vastgelegde vrijheid van vestiging. Als een
belanghebbende zich met succes zou kunnen beroepen op het EU-recht voor investeringen
die worden gedaan door of ten behoeve van een buitenlandse vennootschap, zou de BIK
kunnen worden toegepast in situaties die het kabinet nadrukkelijk niet voor ogen heeft,
namelijk voor investeringen die in het buitenland worden aangewend. De reikwijdte
van de BIK wordt dan onbedoeld op een niet gewenste wijze vergroot.
Naar aanleiding van het risico dat de in de BIK opgenomen aansluiting bij de fiscale
eenheid voor de vennootschapsbelasting een inbreuk is op de vrijheid van vestiging,
heeft de Nederlandse regering ervoor gekozen de BIK-regeling te notificeren bij de
Europese Commissie. Beoogd wordt de bevestiging te krijgen dat gezien de doelstelling
de regeling beperkt kan blijven tot de binnenlandse investeringen. Daarbij wordt uiteraard
alles in het werk gesteld om die bevestiging zo spoedig mogelijk, indien mogelijk
al in januari 2021, duidelijkheid te verkrijgen. Indien die goedkeuring wordt verkregen
met inbegrip van de daarin opgenomen aansluiting bij de fiscale eenheid, wordt ook
de hiervoor gesignaleerde mogelijke strijdigheid met het EU-recht weggenomen. Omdat
niet op voorhand kan worden uitgesloten dat de Europese Commissie in de mogelijke
strijdigheid met artikel 49 VWEU aanleiding ziet geen goedkeuring te verlenen of die
goedkeuring te koppelen aan het wegnemen van de aansluiting bij de fiscale eenheid,
geef ik er de voorkeur aan om deze mogelijke strijdigheid binnen de regeling vooralsnog
uit te sluiten. Met deze novelle wordt de aansluiting bij de fiscale eenheid uit de
BIK gehaald waardoor de regeling niet meer kan worden toegepast op het niveau van
een fiscale eenheid, maar alleen op het niveau van een individuele vennootschap. In
deze novelle wordt tegelijkertijd de mogelijkheid opgenomen om die aansluiting alsnog
te introduceren met dien verstande dat die introductie in werking treedt op een bij
koninklijk besluit te bepalen datum, indien dat besluit na 31 december 2020 wordt
gepubliceerd met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021. Dit koninklijke besluit
zal pas worden vastgesteld als de Europese Commissie de BIK heeft goedgekeurd met
inbegrip van de aansluiting bij de fiscale eenheid. Door te kiezen voor de in de novelle
voorgestelde route wordt in ieder geval op 1 januari 2021 gestart met een BIK die
ondanks het feit dat de aansluiting bij de fiscale eenheid vooralsnog ontbreekt, een
positief effect zal hebben op de investeringen.
Indien onverhoopt definitief niet zou kunnen worden aangesloten bij de fiscale eenheid
zou mogelijk circa een kwart van de oorspronkelijk kwalificerende investeringen definitief
niet kwalificeren voor de BIK. Om een vergelijkbare effectiviteit van de BIK te realiseren,
ligt het in die situatie voor de hand de daaraan verbonden budgettaire middelen in
te zetten binnen de BIK, door de percentages voor zowel de eerste als de tweede schijf
evenredig te verhogen. Als onverhoopt de goedkeuring niet wordt verkregen kan dit
eveneens bij koninklijk besluit. Indien dat besluit na 31 december 2020 wordt gepubliceerd
zal dat met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021 plaatsvinden. Deze novelle
voorziet in die mogelijkheid.
Van de gelegenheid wordt gebruikgemaakt om een wijziging van meer technische aard
in de administratieplicht van de BIK-inhoudingsplichtige voor te stellen waardoor
het voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) mogelijk wordt om direct
na de aanvraag de benodigde inzage in (stukken uit) de bijbehorende administratie
te krijgen.
De in deze novelle voorziene wijzigingen in de BIK-regeling zijn uitvoerbaar voor
zowel RVO als de Belastingdienst. Voor de voornoemde aanpassing van het wetsvoorstel
Belastingplan 2021 geldt dat de ter zake van het wetsvoorstel door de Belastingdienst
uitgebrachte uitvoeringstoets met betrekking tot de BIK onverkort van kracht is. Voor
RVO geldt, dat indien er definitieve duidelijkheid van de regeling vóór 1 februari
2021 komt, RVO de voorgestelde wijzigingen uitvoerbaar acht. Indien deze termijn opschuift
naar achteren komt de openingsdatum van het loket op 1 september 2021 in gevaar.
II Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A (artikel XXVIA van het Belastingplan 2021) (artikelen 29a,
29d, 29e, 29f, 29g, 29h en 29j van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie
volksverzekeringen)
De toelichting op deze voorgestelde wijziging dient in samenhang met de in het algemeen
deel opgenomen toelichting te worden gelezen. Deze wijzigingen wijzigen de in artikel
XXVIA van het Belastingplan 2021 opgenomen bepalingen die ervoor zorgen dat de regeling
voor een onderneming die wordt gedreven in de vorm van een fiscale eenheid die bestaat
uit verschillende maatschappijen gelijk zou uitwerken als voor een onderneming die
in één rechtspersoon wordt gedreven. Die regeling komt daarmee te vervallen.
Voorts wordt een wijziging voorgesteld in de in het voorgestelde artikel 29g van de
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen (WVA) aan de
BIK-inhoudingsplichtige opgelegde administratieplicht. Voor de controle op de door
een BIK-inhoudingsplichtige ingediende aanvragen voor een BIK-verklaring is het belangrijk
dat RVO bij of na de aanvraag inzage in (stukken uit) de bijbehorende administratie
kan krijgen alvorens een BIK-verklaring af te geven. In het wetsvoorstel Belastingplan
2021 is bepaald dat de administratieplicht van de BIK-inhoudingsplichtige zou gelden
vanaf het moment van ontvangst van de BIK-verklaring. Met de thans voorgestelde wijziging
wordt dat moment vervroegd naar het moment dat de BIK-inhoudingsplichtige de aanvraag
voor een BIK-verklaring doet. Dit maakt het mogelijk voor RVO om bij of direct na
de ingediende BIK-aanvraag de benodigde inzage in (stukken uit) de bijbehorende administratie
te krijgen.
Artikel I, onderdeel B (artikelen XXVIAa en XXVIAb van het Belastingplan 2021) (artikelen
29a, 29c, 29d, 29e, 29f, 29h en 29j van de Wet vermindering afdracht loonbelasting
en premie volksverzekeringen)
De toelichting op deze voorgestelde wijziging dient in samenhang met de in het algemeen
deel opgenomen toelichting te worden gelezen. In deze novelle wordt met de invoeging
van artikel XXVIAa in het Belastingplan 2021 de aansluiting met de fiscale eenheid
in de BIK-regeling alsnog geïntroduceerd, met dien verstande dat die introductie in
werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen datum, mogelijk met terugwerkende
kracht tot en met 1 januari 2021.
In het voorgestelde artikel XXVIAb wordt voorgesteld om de percentages aan de hand
waarvan de BIK-afdrachtvermindering wordt bepaald te verhogen. De BIK-afdrachtvermindering
bedraagt door deze verhoging 5% van het totale investeringsbedrag tot en met € 5.000.000
per kalenderjaar per BIK-inhoudingsplichtige en 2,08% van het investeringsbedrag boven
de € 5.000.000 per kalenderjaar. Voorgesteld wordt dit bij koninklijk besluit te doen
als onverhoopt de goedkeuring niet wordt verkregen. Alsdan zal dat met terugwerkende
kracht tot en met 1 januari 2021 plaatsvinden.
Artikel I, onderdeel C (artikel XLII van het Belastingplan 2021) (inwerkingtreding)
De toelichting op deze voorgestelde wijziging dient in samenhang met de in het algemeen
deel opgenomen toelichting te worden gelezen. In artikel I, onderdeel C, wordt voorgesteld
om de in deze novelle voorgestelde artikelen XXVIAa en XXVIAb van het wetsvoorstel
Belastingplan 2021 in werking te kunnen laten treden op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden vastgesteld
afhankelijk van het wel of niet verkrijgen van een goedkeuring van de Europese Commissie.
In aanvulling daarop wordt voorgesteld dat aan deze inwerkingtreding terugwerkende
kracht kan worden verleend. Van deze mogelijkheid zal gebruik worden gemaakt indien
het koninklijke besluit na 31 december 2020 zal worden gepubliceerd doordat de Europese
Commissie na 31 december 2020 al dan niet een goedkeuring geeft aan de BIK-regeling
inclusief de bepalingen voor de fiscale eenheid. In dat geval zullen de betreffende
wijzigingen terugwerken tot en met 1 januari 2021.
Artikel II inwerkingtreding
Dit artikel regelt dat deze wet op hetzelfde tijdstip in werking treedt als het Belastingplan
2021.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Tegen |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Tegen |
50PLUS | 3 | Tegen |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.