Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 450 XVI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 17 juni 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 3 juni 2020 voorgelegd aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport en voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Bij brief van 16 juni 2020 zijn ze door de Ministers van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Vraag 1
Kunt u de volgende passage op pagina 18 van de Voorjaarsnota 20201 uitleggen: «Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting wordt, vooruitlopend
op de jaarlijkse onderuitputting, reeds een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen.
Daarmee wordt beoogd om gedurende het jaar minder onderuitputting op te laten treden?»
Antwoord:
Met betrekking tot onder- of overuitputting geldt in zijn algemeenheid dat pas wanneer
het uitvoeringsjaar vergevorderd is, duidelijk wordt op welke plaatsen binnen de begroting
dat zich daadwerkelijk voordoet. Het is over het algemeen niet meer mogelijk om de
ruimte die dan is ontstaan in de resterende maanden van het kalenderjaar doelmatig
en doeltreffend in te zetten voor een ander bestedingsdoel. Evenwel is gebleken in
2019 dat de onderuitputting aan het eind van het jaar ruimte biedt om op artikelniveau
beleidsmatig wenselijke intensiveringen mogelijk te maken door elders een korting
te verwerken. Dit is afgelopen voorjaar gedaan met als doel het budget op de VWS-begroting
zo goed mogelijk te alloceren en onderuitputting aan het eind van het jaar te beperken.
Er is gekozen voor maatwerk per artikel. Uw Kamer wordt in de reguliere begrotingsstukken
bij Najaarsnota en Financieel Jaarverslag Rijk over de uitputting van de begroting
geïnformeerd.
Vraag 2
Waarom werd het tekort van € 550 miljoen op de uitgaven in de Wet langdurige zorg
(Wlz) niet eerder voorzien in de ontwerpbegroting 2020? Wat is sinds de begroting
2020 op dit punt veranderd in de zorgvraag?
Antwoord:
De ontwerpbegroting 2020 sluit aan bij de voorlopige kaderbrief Wlz 2020, zoals ik
deze op 24 juni 2019 naar de Tweede Kamer heb gestuurd2. Daarbij heb ik me gebaseerd op het mei-advies van de NZa waarin op dat moment de
meest actuele inzichten omtrent de toereikendheid van het budgettaire kader Wlz waren
verwerkt.
Sinds de begroting 2020 is de zorgvraag sterker toegenomen dan in het mei-advies werd
voorzien. De NZa heeft in dat kader haar augustusadvies over de toereikendheid van
het Wlz-kader 2019 in oktober aangevuld met een addendum. De reden voor het addendum
was dat de NZa signaleerde dat de declaratiecijfers sinds het augustusadvies een extra
stijging lieten zien. Hierover heb ik u geïnformeerd via de definitieve kaderbrief
Wlz 20203, waarbij ik het budgettaire kader voor 2019 met een extra bedrag van € 250 miljoen
verhoogd. Hiervan is € 190 miljoen structureel en € 60 miljoen incidenteel beschikbaar
gesteld. De structurele doorwerking van € 190 miljoen is voor € 130 miljoen gedekt
uit de groeiruimte 2020. Door deze bijstellingen resteerde voor 2020 een beperkte
groeiruimte van 1,3%.
Op mijn verzoek heeft de NZa mij via een januaribrief4 en maartbrief geïnformeerd over de actuele ontwikkelingen van de vraag naar Wlz-zorg
en de toereikendheid van het Wlz-kader. Hierin liet de NZa zien dat de resterende
groeiruimte van 1,3% ontoereikend was. Via mijn brief van 20 april5 heb ik de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Met de inzichten uit de maartbrief
kon de Voorjaarsbesluitvorming plaatsvinden op basis van de meest actuele gegevens.
Het tekort van € 550 miljoen is daarbij voor € 70 miljoen opgelost door de inzet van
de gereserveerde herverdelingsmiddelen en voor € 480 miljoen binnen de integrale besluitvorming
bij de Voorjaarsnota. Met de toevoeging van dit bedrag is in 2020 een totale groeiruimte
beschikbaar van 3,4%. Dat sluit aan bij de verwachte ontwikkeling van de zorgvraag.
Vraag 3
In hoeverre worden de extra covid-gerelateerde kosten opgebracht door middel van respectievelijk
het verhogen van de staatsschuld, het aanspreken van reserves van zorgverzekeraars
en het verhogen van de premie?
Antwoord:
Dat is op dit moment niet vast te stellen. De extra uitgaven in de eerste suppletoire
begroting betreft een raming voor de coronagerelateerde uitgaven op de VWS-begroting
tot 1 juni. Dit zijn uitgaven aan o.a. beademingsapparatuur en medische hulpmiddelen.
De gevolgen van corona op de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg kunnen
nog niet in beeld worden gebracht. Het kabinet streeft ernaar om in de ontwerpbegroting
op Prinsjesdag meer inzicht te verschaffen over de hoogte van de kosten in 2020 en
waar mogelijk 2021 e.v., met de bijbehorende effecten op de staatsschuld, premie en
reserves van verzekeraars.
Vraag 4
Waarom wordt in de eerste suppletoire begroting niet verwezen naar artikel 2.27, tweede
lid van de Comptabiliteitswet? Kunnen alle uitgaven in deze eerste suppletoire begroting
wachten totdat beide Kamers van de Staten-Generaal over dit wetsvoorstel hebben gestemd?
Antwoord:
Een verwijzing naar artikel 2.27, tweede lid van de Comptabiliteitswet was inderdaad
nodig geweest. De uitgaven gerelateerd aan het beheersen van COVID-19 konden niet
wachten tot de stemming van beide Kamers van de Staten-Generaal. Voor de niet-corona
gerelateerde uitgaven geldt dit overigens niet.
Vraag 5
Hoe lang zijn de wachtlijsten in de ggz momenteel, zowel in de specialistische ggz
als in de basis ggz? Kan een jaarlijks overzicht naar de Kamer worden gestuurd van
het aantal wachtenden in basis- en specialistische ggz sinds 2008?
Antwoord:
In juni 2020 is uw Kamer geïnformeerd over de stand van de wachttijden in de basis-ggz
en gespecialiseerde ggz. Het gaat hierbij niet om de lengte van de wachtlijsten, maar
om gemiddelde wachttijden. In april 2020 zag die stand er als volgt uit:
Diagnosegroep
Totale wachttijden in weken
Aandachtstekort- en gedragsstoornissen
15
Alcohol gebonden stoornissen
12
Angststoornissen
14
Bipolair en overige stemmingsstoornissen
12
Delirium, dementie en overige cognitieve stoornissen
8
Depressieve stoornissen
12
Eetstoornissen
14
Overige aan middel gebonden stoornissen
13
Overige stoornissen in de kindertijd
13
Persoonlijkheidsstoornissen
18
Pervasieve stoornissen
21
Restgroep diagnoses
15
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
10
Somatoforme stoornissen
10
Basis-ggz
8
De aantallen wachtenden worden in de ggz nog niet structureel verzameld. Vorig voorjaar hebben GGZ Nederland en MeerGGZ voor het eerst een uitvraag naar
aantallen wachtenden gedaan bij de instellingen uit hun achterban. Het beeld dat uit
die uitvraag kwam, is dat er op dat moment in de gespecialiseerde ggz ongeveer 37.750
mensen op een wachtlijst stonden. Dit is inclusief het deel dat binnen de Treeknorm
geholpen wordt, wat volgens de bevraagde aanbieders 73% van de wachtenden in de gespecialiseerde
ggz betreft. De uitvraag van GGZ Nederland en MeerGGZ wordt op dit moment herhaald,
de uitkomsten daarvan zullen landen in de tussenevaluatie van de stuurgroep wachttijden
die de Staatssecretaris nog voor het zomerreces naar uw Kamer hoopt te sturen. De
NZa werkt momenteel met partijen uit de stuurgroep wachttijden uit hoe we structureel
inzicht in de aantallen wachtenden in de ggz kunnen krijgen.
Vraag 6
Overweegt u om indien een grote stijging van de inkomensafhankelijke bijdragen en
nominale premies (Zorgverzekeringswet) voor 2021 dreigt als gevolg van extra kosten
door de bestrijding van het coronavirus, dit te voorkomen door middel van een tijdelijke
verhoging van de rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds?
Antwoord:
Er is nu nog geen zicht op de gevolgen van het coronavirus voor de Zvw-uitgaven. Er
worden enerzijds natuurlijk extra kosten gemaakt. Daartegenover staat dat er ook zorg
is uitgevallen. Om de gevolgen van dat laatste voor zorgaanbieders op te vangen hebben
zorgverzekeraars een zogenaamde continuïteitsbijdrage-regeling in het leven geroepen.
Over de financiële omvang van geen van de hiervoor genoemde posten (extra kosten corona,
uitval van zorg, kosten continuïteitsbijdrage-regeling) is op dit ogenblik helderheid.
Daarnaast beschikken zorgverzekeraars over reserves bedoeld om tegenvaller op te vangen.
Al met al is het nu te vroeg om een beleidsreactie te overwegen.
Vraag 7
De aanpak van de verdubbeling van de post «Dak- en thuislozen» is € 75 miljoen in
2020 (en € 125 miljoen in 2021), kunt u deze € 75 miljoen uitsplitsen in verschillende
posten? Welk bedrag is tot op heden uitgegeven en aan welke posten?
Antwoord:
De verdeling van de € 75 miljoen is al volgt: € 67,5 miljoen wordt verdeeld over 21
centrumgemeenten maatschappelijke opvang en beschermd wonen voor de uitvoering van
de regionale plannen.
De betrokkenheid van alle regiogemeenten aan de gezamenlijke regionale opgave is onmisbaar.
Wanneer de 312 regiogemeenten dit aanvragen, dan ontvangen zij ieder een bedrag van
€ 17.628 in 2020 (€ 5,5 miljoen) om daarmee maatregelen te nemen die bijdragen aan
het voorkomen en/of terugdringen van dak- en thuisloosheid. Met de resterende middelen
wordt o.a. het ondersteuningsaanbod aan gemeenten, de maatschappelijke kosten-batenanalyse
en monitoring vormgegeven.
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van alle generale mutaties in deze suppletoire begroting
die ten gunste, dan wel ten laste van de begroting VWS zijn gebracht?
Antwoord:
Zie hieronder een uitsplitsing van alle generale mutaties op de VWS-begroting zoals
opgenomen in de eerste suppletoire begroting. Deze bedragen zijn toegevoegd en komen
ten gunste van de VWS-begroting.
I. Generale mutaties
1
Aanschaf medische hulpmiddelen VWS/ Landelijk Consortium Hulpmiddelen
700,0
2
Verkoop medische hulpmiddelen
– 290,0
3
Aanschaf beademingsapparatuur
250,0
4
Opslag en distributie hulpmiddelen
10,0
5
Opstarten productie hulpmiddelen en testcapaciteit in Nederland
2,6
6
Behouden opleidingsfaciliteit productie geneesmiddelen
7,5
7
Bijdrage aan CEPI t.b.v. vaccinontwikkeling
50,0
8
Opleiden zorgpersoneel
23,1
9
Onderzoek inzake Corona- ZonMW
20,0
10
Zorgkosten Caribisch deel van het Koninkrijk
31,7
11
Huisartsen elektronisch platform
5,7
12
Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding en patientenspreiding (inzet Mobiel
Medisch Team)
5,5
13
RIVM en GGD-en: extra kosten voor het uitvoeren van tests, contactonderzoek en voor
een track en trace systeem
3,3
14
APK-kosten RIVM, GGD en VWS
10,0
15
Herregistratie zorgpersoneel CIBG
1,8
16
Monitoring (o.a.beddencapaciteit ziekenhuizen)
0,6
17
Support desk specialist ouderen geneeskunde
0,2
Totaal VWS-begroting
832
Vraag 9
Welke uitgaven vallen onder de post «Vangnet cruciale jeugdhulp»?
Antwoord:
Dit betreft de subsidieregeling «Continuïteit cruciale jeugdzorg» die per 1 januari
2020 van kracht is gegaan. Voor deze regeling is € 20 miljoen voor mogelijke leningen
beschikbaar. Met deze regeling kan worden gewaarborgd dat cruciale jeugdzorg gecontinueerd
kan worden in gevallen waarin acute liquiditeitsproblemen zijn ontstaan en waar tegelijkertijd
aan een structureel herstelplan wordt gewerkt.
Vraag 10
De desaldering Intravacc bedraagt € 3.494.000,–, waaruit is dit bedrag precies opgebouwd?
Antwoord:
Het betreft hier de ontvangsten van diverse (internationale) klanten / debiteuren,
waaronder CDBIO (€ 1,3 miljoen), Provide (€ 1 miljoen), BCHT (€ 0,6 miljoen) en LG
Life Sciences (€ 0,2 miljoen).
Vraag 11
Hoeveel onderuitputting is in 2019 op de totale VWS-begroting ontstaan en op welke
artikelen?
Antwoord:
De per saldo onderuitputting aan uitgaven en ontvangsten bedroeg op de VWS-begroting
in 2019 circa € 187 miljoen. De onderuitputting is verspreid over de gehele begroting
en vindt plaats op elk artikel. Zo was er op artikel 1 (Volksgezondheid) in 2019 circa
€ 37 miljoen aan onderuitputting en op artikel 5 (Jeugd) in 2019 circa € 8 miljoen
aan onderuitputting.
Vraag 12
Heeft u op uw begroting inderdaad € 58,2 miljoen ontvangen als eindejaarsmarge, zoals vermeld is in de bijlage van de Voorjaarsnota? Zo ja, waar is dat
bedrag naar toe gegaan en waar in de eerste suppletoire begroting kan de Kamer dit
terugvinden? Zo nee, om welke bedrag gaat het dan en waar wordt dat toegelicht in
de suppletoire begroting?
Antwoord:
De eindejaarsmarge op de VWS-begroting bedraagt inderdaad € 58,2 miljoen. De eindejaarsmarge
is bedoeld voor overlopende verplichtingen uit het begrotingsjaar 2019 die een kasbeslag
hebben in 2020. De eindejaarsmarge is o.a. ingezet voor de stimulering van Bouw en
behoud van sportaccommodaties (BOSA) (€ 25 miljoen), het beschikbaar houden van de
regeerakkoordmiddelen voor het bestrijden van onbedoelde zwangerschappen (€ 7,9 miljoen),
acties voor het nationaal preventieakkoord (€ 2 miljoen) en een groot aantal mutaties
die kleiner zijn dan € 2,5 miljoen.
Vraag 13
Hoe is de hoogte van de bijdrage van Nederland van € 50 miljoen aan Coalition for
Preparedness Innovations (CEPI) bepaald? Hoe verhoudt dit zich tot de bijdrage van
andere deelnemers en is al bepaald aan welke projecten deze middelen zullen worden
besteed? Wie draagt nog meer bij aan dit initiatief en met welke bedragen?
Antwoord:
De Nederlandse bijdrage aan de genoemde Coalition is gebaseerd op een vergelijking
van pledges van andere landen en de beschikbare budgettaire middelen om de Covid-19
epidemie door middel van vaccinaties te bestrijden.
In onderstaande bijlage treft u een overzicht aan van de bijdragen.
Confirmed investments to CEPI – both COVID -19 and Core funding. All figures in MUSD,
rounded and subject to currency fluctuations
Type of Investor
Investor
Core funding
Earmarked COVID
Multi-year?
Sovereign
Norway
200.0
210.0
Multi-year
Sovereign
Germany
102.0
260.0
Multi-year
Sovereign
Japan
125.0
98.0
Multi-year
Sovereign
Australia
5.0
5.0
Multi-year
Sovereign
Belgium
1.0
5.0
One off
Sovereign
Canada
11.0
28.0
Multi-year
Sovereign
UK
38.0
278.0
Multi-year
Sovereign
South Korea
9.0
0.0
Multi-year
Sovereign
Ethiopia
0.3
0.0
Multi-year
Sovereign
Finland
1.0
3.0
Multi-year
Sovereign
Singapore
1.8
0.2
Multi-year
Sovereign
Luxembourg
0.0
0.8
One year
Sovereign
Switzerland
2.0
8.0
One year
Sovereign
Denmark
1.0
0.0
One year
Sovereign
Saudi Arabia
0.0
150.0
TBD
Sovereign
Netherlands
5.0
50.0
TBD
Sovereign
Spain
0.0
82.0
TBD
Sovereign
France
0.0
55.0
TBD
Sovereign
Italy
0.0
11.0
TBD
Sovereign
Serbia
0.0
1.0
TBD
Sovereign
Lithuania
0.0
0.1
TBD
Sovereign
Austria
0.5
2.0
TBD
Sovereign
Mexico
0.3
0.0
TBD
Sovereign
Greece
0.0
2.0
TBD
Multilateral
EC1
96.0
55.0
Multi-year
Sovereign
New Zealand2
0
92
TBD
Foundations
Foundation
Wellcome
100.0
0.0
Multi-year
Foundation
BMGF
100.0
0.0
Multi-year
Foundation
Wellcome/DFID (MUSD 8,7)3
9.0
0.0
One off
Foundation
UN Foundation
0.0
10.0
Ongoing fundraising
Private sector contributions
Private sector
Vulcan3
5.0
0.0
One off
Private sector
Citadel
0.0
2.00
One off
Private sector
Ndemic
0.0
0.15
One off
Private sector
Lululemon
0.0
0.10
One off
Private sector
ADX Foundation
0.0
0.10
One off
Private sector
Alphadyne
0.0
0.0
One off
Private sector
Citi Bank
0.05
0.05
One off
Private sector
TPG Global
0.10
0.10
One off
Private sector
Danske Bank Foundation
0.03
0.03
One off
Private sector
A Collected Man
0.04
0.04
One off
Private sector
Avast
0.0
8.0
One off
Private sector
Derwent
0.03
0.03
One off
Private sector
Duff & Phelps Charitable Foundation
0.25
0.25
One off
Private sector
General Catalyst
0.1
0.10
One off
Private sector
Goldman Sachs Gives
0.25
0.25
One off
Private sector
Nigel Blackwell
0.2
0.20
One off
TOTAL
808
1,335
Bron; CEPI / Updated: 04.06.2020
X Noot
1
Dedicated co-funding for CHIKV and RVF
X Noot
2
To be confirmed
X Noot
3
Ebola support
Vraag 14
Welke invloed hebben de ontwikkelingen en maatregelen rondom het coronavirus op de
reguliere begrotingsuitgaven voor dit jaar en de komende jaren?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 15
Kunt u aangeven welk deel van de noodmaatregelen betreffende het coronavirus uit andere
begrotingen worden gedekt en zo ja, uit welke begrotingen?
Antwoord:
In de Voorjaarsnota 2020 leest u de geraamde uitgaven als gevolg van de coronacrisis
per departement. Uitgaven als gevolg van het virus op VWS-terrein leest u terug in
de eerste suppletoire begroting van de VWS-begroting. Er zijn geen andere uitgaven
op VWS-terrein die plaatsvinden op andere begrotingen.
Vraag 16
Waarom heeft u een deel van de corona-noodmaatregelen uit de eigen VWS-begroting gedekt?
Antwoord:
Een deel van de uitgaven in de eerste suppletoire begroting is specifiek gedekt binnen
de VWS-begroting omdat dit geen noodmaatregelen betroffen die direct gekoppeld zijn
aan de medische zorg, maar vanwege corona wel noodzakelijk werden geacht en konden
worden opgevangen binnen de eigen begroting.
Vraag 17
Waar is de budgettaire ruimte van € 41 miljoen op de VWS-begroting waaruit deze corona-gerelateerde
meerkosten worden betaald precies gevonden?
Antwoord:
De extra kosten zijn gedekt uit de gereserveerde loon- en prijsbijstelling op artikel
11 van de VWS-begroting. Daarnaast is voor de uitgaven aan de Stichting waarborgfonds
voor sportverenigingen specifieke dekking gevonden binnen het artikel van Sport.
Vraag 18
Kunt u bij de 12 corona-gerelateerde uitgavenposten die genoemd worden in tabel 3,
ook aangeven welk deel van het budget op welk moment daadwerkelijk is of nog wordt
uitgegeven?
Antwoord:
In tabel 3 op pagina 4 en 5 van de eerste suppletoire begroting staan 12 corona gerelateerde
uitgaven waarvan het grootste gedeelte reeds is uitgegeven. Voor die middelen die
nog niet volledig tot besteding zijn gekomen is de verwachting dat dit gedurende het
jaar zal gebeuren. Het betreft hier bijvoorbeeld het onderzoek door ZonMW (€ 20 miljoen).
De zorgkosten op Caribisch Nederland zijn voor het grootste gedeelte uitgegeven om
de benodigde IC-units op te bouwen en inzet van medisch personeel. Een klein deel
van het beschikbare budget is nog beschikbaar voor de continue beheersing van COVID-19.
Dit geldt ook voor het opleiden van extra zorgpersoneel, hier is gebruik gemaakt van
een inschatting van het aantal instromers en er kan nog een beroep op deze regeling
worden gedaan. Tot slot is de afspraak gemaakt met mijn collega van het Ministerie
van Financiën dat de middelen die niet volledig tot besteding komen terugvloeien naar
de schatkist. Het kabinet zal uw Kamer tussentijds zo goed mogelijk blijven informeren
over laatste inzichten in de ramingen door middel van bijvoorbeeld incidentele suppletoire
begrotingen.
Vraag 19
Hoe is binnen de VWS-begroting bepaald wat precies corona-gerelateerde kosten zijn
en welk deel als reguliere begrotingsuitgaven kan worden gezien? Hoe wordt daarbij
omgegaan met grensgevallen?
Antwoord:
De extra kosten zijn gedekt uit de gereserveerde loon- en prijsbijstelling op artikel
11 van de VWS-begroting. Daarnaast is voor de uitgaven aan de Stichting waarborgfonds
voor sportverenigingen specifieke dekking gevonden binnen het artikel van Sport.
Vraag 20
Kan aangegeven worden of en zo ja, hoeveel extra corona-gerelateerde kosten nog te
verwachten zijn in dit jaar?
Antwoord:
Gezien de onvoorspelbaarheid van de ontwikkeling van het virus is het lastig om op
dit moment een inschatting te maken van alle extra corona gerelateerde uitgaven op
de VWS-begroting. Het kabinet zal uw Kamer tussentijds zo goed mogelijk blijven informeren
over laatste inzichten in de uitgavenramingen door middel van bijvoorbeeld incidentele
suppletoire begrotingen, waarbij het kabinet streeft om op Prinsjesdag inzicht te
hebben in de uitgaven voor 2020 en waar mogelijk ook voor de latere jaren.
Vraag 21
Kan aangegeven worden of en zo ja, hoeveel extra corona-gerelateerde kosten nog te
verwachten zijn voor de komende jaren?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 20.
Vraag 22
Waarop is de raming gebaseerd van € 700 miljoen aankoopkosten uit hoofde van medische
hulpmiddelen, respectievelijk waarop is de veronderstelling gebaseerd dat hier € 240
miljoen aan verkoopopbrengsten uit voortvloeien?
Antwoord:
Bij het opstellen van de eerste suppletoire wet was door VWS reeds voor circa € 200
miljoen aan medische hulpmiddelen ingekocht en werden voor het LCH de inkopen op € 500
miljoen geraamd. De kostenraming van het LCH is gebaseerd op de optelsom van reeds
ingekochte hulpmiddelen en de verwachting voor de weken die daarop volgen, ervan uitgaande
dat het LCH tot en met week 26 zou blijven inkopen.
De mutatie in de ontvangstenraming bedraagt € 290 miljoen. Dit bedrag is gebaseerd
op de aanname dat alle ingekochte hulpmiddelen tegen circa 40% van de inkoopprijs
wordt uitgeleverd en verkocht aan zorgaanbieders.
Vraag 23
Kunt u een meer gedetailleerde onderbouwing geven over de aankoopkosten van medische
hulpmiddelen waarin duidelijk wordt om welke hulpmiddelen, welke hoeveelheden en welke
aan- en verkoopprijzen het gaat?
Antwoord:
In de eerste suppletoire begrotingswet is een bedrag opgenomen voor de aanschaf van
medische hulpmiddelen van € 700 miljoen, waarvan € 500 miljoen vanuit de inkoop door
het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) tot eind juni, en bijbehorende ontvangsten
van € 290 miljoen vanuit het verkopen van de aangekochte hulpmiddelen aan zorgaanbieders.
Bij de medische hulpmiddelen gaat het om brillen, chirurgische en FFP2-maskers, handschoenen
en isolatiejassen en -schorten. Wekelijks publiceert het LCH een totaaloverzicht van
de tot dusver aangekochte en uitgeleverde persoonlijke beschermingsmiddelen en van
de actuele voorraad van persoonlijke beschermingsmiddelen, het aantal bestelde stuks
en de middelen die onderweg zijn naar Nederland vanuit het buitenland.6
De huidige marktprijs, voor de inkoop van de verschillende producten, wordt wekelijks
vastgesteld door een team van experts van verschillende bedrijven en instellingen.
Zij hebben inzicht in de laatste aanbiedingen uit de markt en contact met inkopers
in de zorg. Er wordt inkocht volgens deze marktprijs. De marktprijs fluctueert tijdens
de crisis en deze fluctuatie verloopt verschillend per product. Ook verschilt de gemiddelde
marktprijs in 2020 per product t.o.v. van de marktprijs in 2019. De verkoopprijzen
zijn gebaseerd op een representatief artikel binnen een bepaalde productcategorie.
Met een aantal Nederlandse leveranciers is besproken wat de verkoopprijs pre corona
was voor dit betreffende artikel.
Vraag 24
Hoe wordt de «reguliere prijs» bepaald die zorginstellingen betalen aan het Landelijk
Consortium Hulpmiddelen (LHC)?
Antwoord:
Zoals bij de vorige vraag vermeld zijn de prijzen gebaseerd op een representatief
artikel binnen een bepaalde productcategorie. Met een aantal Nederlandse leveranciers
is besproken wat de prijs pre corona was voor dit betreffende artikel.
Vraag 25
Kan worden gesteld dat gemiddeld 2,4 maal de reguliere prijs is betaald voor de aanschaf
van hulpmiddelen? Kunt u cijfers geven van hoe deze verhoudingen in andere Europese
landen liggen?
Antwoord:
De huidige marktprijs voor de inkoop van de verschillende producten, wordt wekelijks
vastgesteld door een team van experts van verschillende bedrijven en instellingen.
Zij hebben inzicht in de laatste aanbiedingen uit de markt en contact met inkopers
in de zorg. Er wordt inkocht volgens deze marktprijs. De marktprijs fluctueert tijdens
de crisis en deze fluctuatie verloopt verschillend per product. Ook verschilt de gemiddelde
marktprijs in 2020 per product ten opzichte van de marktprijs in 2019. Zo zijn brillen
in 2020 ingekocht voor een prijs die lager ligt dan de prijs in 2019, is de prijs
voor FFP2 mondmasker rond maart ongeveer 2–3 keer zo hoog als in 2019 en nu weer dalend.
De prijs van handschoenen ligt nu ongeveer 3–4 keer zo hoog als in 2019 en momenteel
stijgend. IC-materialen, laboratorium middelen en desinfectantia hebben ongeveer dezelfde
prijs als in 2019. Grosso modo zal de marktprijs in de eerste helft van 2020 2–3 keer
hoger liggen dan in 2019.
Ik heb geen informatie beschikbaar hoe deze verhoudingen in andere Europese lidstaten
liggen.
Vraag 26
Waarom heeft u ervoor gekozen om uitgaven ten behoeve van de coronamaatregelen net
als andere bewindspersonen al in een incidentele suppletoire begroting aan de Kamer
voor te leggen, maar pas mee te nemen in de reguliere eerste suppletoire begroting?
Antwoord:
Omdat het kabinet besloten heeft de Voorjaarsnota en de eerste suppletoire begroting
eerder naar de Kamer te sturen dan gebruikelijk, was het opstellen van een incidentele
suppletoire begroting door VWS niet meer opportuun. Uw Kamer is uiteraard geïnformeerd
over deze beleidsmatige besluiten door middel van de kamerbrieven omtrent corona.
Vraag 27
In welke mate waren er in maart jl., toen de Kamer de eerste incidentele suppletoire
begrotingen van verschillende ministeries ontving, bij u ook al uitgaven gedaan in
het kader van de coronacrisis?
Antwoord:
In maart werd geïnventariseerd waar de behoefte en zorg het grootst was. Daarbij was
een belangrijk uitgangspunt om de IC’s te ontlasten en om te zorgen dat er voldoende
medische hulpmiddelen en beademingsapparaten waren. Hier zijn in maart jl. dan ook
reeds uitgaven voor gedaan door het ministerie. Vanwege de mondiale tekorten is er
vanaf medio maart een landelijke aanpak geweest van de aanschaf van beademingsapparatuur
voor de IC’s en medische hulpmiddelen. Ook de toegankelijkheid van patiëntgegevens
voor de landelijke huisartsenpost zorgde voor uitgaven medio maart. Uw Kamer is uiteraard
geïnformeerd over deze beleidsmatige besluiten door middel van de kamerbrieven omtrent
corona. Vanwege de eerdere aanlevering van de Voorjaarsnota en eerste suppletoire
begroting is besloten om de corona gerelateerde uitgaven op de VWS-begroting hierin
op te nemen.
Vraag 28
Waarom is het budget voor de aanpak van gezondheidsachterstanden neerwaarts bijgesteld
met € 122.000,– tot slechts € 15.000,–?
Antwoord:
Het budget voor de aanpak van gezondheidsachterstanden is met € 122.000 neerwaarts
bijgesteld door een overboeking naar het Ministerie van LNV voor de bijdrage 2020
aan het College voor de Toetsing van Bestrijdingsmiddelen.
Vraag 29
Is een overzicht op hoofdlijnen beschikbaar hoe de € 20 miljoen voor onderzoek naar
COVID-19 is of wordt ingezet? Welke onderzoeken zijn afgerond, lopen nu of worden
met dit bedrag nog opgestart?
Antwoord:
Van de € 20 miljoen is € 5,5 miljoen ingezet voor de zogenoemde first wave COVID-19 urgente onderzoeken die eind maart zijn gehonoreerd. De overige € 14,5 miljoen
is onderdeel van de second wave, het COVID-19
onderzoeksprogramma van ZonMw in samenwerking met NWO. Meer informatie is te vinden
op: https://www.zonmw.nl/nl/over-zonmw/coronavirus/programmas/programma-det…. Dit onderzoeksprogramma heeft inmiddels een omvang van € 30 miljoen, waarvan € 12,5
miljoen is gefinancierd door het Ministerie van OCW en NWO. Daarnaast is via de begroting
van VWS nog € 3 miljoen toegevoegd.
De onderzoeksvoorstellen van de first wave zijn te raadplegen op: https://www.zonmw.nl/nl/actueel/nieuws/detail/item/eerste-gehonoreerde-…. Het betreft alle lopende onderzoeken:
•
RECoVERED-studie
– Onderzoek naar onder andere het verloop van de ziekte, langetermijnprognose, kruisreactiviteit,
herinfectie, en het verloop van immuunrespons over de tijd in relatie tot prognose.
Hiertoe wordt een cohort gevolgd van personen die hersteld zijn van COVID-19
•
CoKids-studie
– Onderzoek naar dragerschap, ziektelast en transmissie van en naar kinderen
•
Infectiepreventiemaatregelen in ziekenhuizen
– Onderzoek op het gebied van ziekenhuisepidemiologie ter ondersteuning van infectiepreventiemaatregelen
•
Verspreidingsroutes
– Het in kaart brengen van virusevolutie, verspreiding en transmissie via sequencing
om verspreidingsroutes te voorspellen
•
Farmacotherapeutische trial op de IC
– Een farmacotherapeutische trial met anakinra bij COVID-19-patiënten op de intensive
care
•
Antilichamen
– Medicijnontwikkeling: studies naar veiligheid en werkzaamheid van antilichamen tegen
het coronavirus
•
Sociale impact van physical distancing
– Sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de sociale impact van physical distancing op
kwetsbare populaties en welke steun kwetsbare groepen hierbij nodig hebben
•
Trial van chloroquine en hydroxychloroquine-behandeling
– Trial van chloroquine en hydroxychloroquine-behandeling in patiënten die opgenomen
zijn met matige tot ernstige COVID-19
De second wave honorering vindt momenteel plaats, de laatste stand van zaken is te raadplegen op
https://www.zonmw.nl/nl/over-zonmw/coronavirus/onderzoek-naar-corona-en…. Op 4 juni 2020 waren de volgende urgente projecten gehonoreerd die zich in de opstartfase
bevinden:
• Samenwerken tegen Corona met Intensive Care Data – Het project onderzoekt welke combinatie van behandelingen bij en eigenschappen van
welke individuele intensive care patiënten met COVID-19 leidt tot de beste uitkomsten.
• Caging the dragon: translationeel onderzoek om trombose bij COVID-19 te begrijpen
en voorkomen – In het onderzoek worden de exacte omvang van het aantal veneuze trombo-embolie (VTE)-gevallen
in Nederland en het effect van de preventieve behandeling met heparine bestudeerd,
risicofactoren geïdentificeerd en moet worden voorspeld welke factoren hieraan bijdragen.
• Ontwikkelen van een monitoringssysteem en protocollen om nieuwe uitbraken van COVID-19
in te dammen. – Het doel van dit project is om een brede wetenschappelijke basis voor een effectief
monitoringssysteem te ontwikkelen voor COVID-19 met daarbij behorende handelingsprotocollen.
Etnische ongelijkheid bij COVID-19 – In deze studie wordt informatie verzameld over hoe informatie over de maatregelen
tegen verspreiding deze migrantengroepen bereikt en of zij de adviezen ook opvolgen.
Daarnaast wordt nagegaan wat de impact is van deze maatregelen op individuele levens,
in het bijzonder op welzijn en gebruik van niet-COVID gezondheidszorg.
Vraag 30
Bestaat de kans dat de € 20 miljoen die voor onderzoek naar COVID-19 is of wordt ingezet
nog verhoogd wordt? Zo ja, hoe reëel is deze kans?
Antwoord:
Ja, dat is inmiddels al gebeurd. In mijn brief van 19 mei jl.7 heb ik het bedrag met € 3 miljoen verhoogd. Dit bedrag kan verder oplopen afhankelijk
van de urgentie en noodzaak van de onderzoeken om COVID-19 in te dammen.
Vraag 31
Hoe is de hoogte van de bijdrage van Nederland van € 50 miljoen aan de CEPI bepaald?
Wie dragen nog meer bij aan dit initiatief en met welke bedragen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 13.
Vraag 32
Wat is tot op heden gedaan met het CEPI-budget? Zijn er al eerste resultaten te melden?
Zo nee, wanneer kunnen de eerste resultaten verwacht worden?
Antwoord:
CEPI heeft tot nu toe met 9 onderzoekspartijen en/of farmaceutische bedrijven partnerschappen
ondertekend, gericht op het ontwikkelen van een Covid-19-vaccin. Vier van deze trajecten
bevinden zich in klinische fase 1.
Op 11 mei jl. is door CEPI bekend gemaakt dat er een investering is gedaan van 388
miljoen USD, voor de versnelling van de ontwikkeling en productie van een Novavax’s
NVX-CoV2373 kandidaat-vaccin, voor zowel klinisch onderzoek, als wel de opbouw van
productiecapaciteit8. Dit kandidaatvaccin is het vierde CEPI-funded vaccin, naast het kandidaatvaccin
van Inovio’s INO-4800 DNA-vaccin, het Moderna’s mRNA-1273 kandidaatvaccin en het kandidaat-vaccin
van University of Oxford’s (ChAdOx1 nCoV-19).
Tevens heeft CEPI onlangs een nieuwe call-for-proposals gelanceerd met als deadline
eind juni.9
Vraag 33
Zijn naast de genoemde bijdragen van € 20 miljoen en € 50 miljoen voor de CEPI, elders
binnen of buiten de VWS-begroting nog onderzoeksbudgetten beschikbaar voor nieuw onderzoek
naar de gevolgen van de verspreiding van het coronavirus?
Antwoord:
Ja, in mijn brief van 31 maart 202010 heb ik u gemeld dat naast de middelen voor CEPI (€ 50 miljoen) door het kabinet € 42
miljoen is vrijgemaakt en dat dit op respectievelijk 22 april11 en 19 mei 202012 is verhoogd met € 2,5 miljoen en € 3 miljoen. Dit brengt het totaal beschikbaar budget
voor nationaal onderzoek naar COVID-19 op € 47,5 miljoen. De middelen zijn beschikbaar
gesteld via VWS/ZonMw, OCW/NWO, Topsector Life Science and Health (LSH) en EZK/TNO.
Vraag 34
Kunt u toelichten waar uit de begroting de € 20 miljoen vandaan komt ten behoeve van
de expertgroep die gevraagd is om onderzoeksvoorstellen te prioriteren, die op korte
termijn mogelijkheden inventariseren om verdere verspreiding van het coronavirus te
voorkomen en het herstel van de Nederlandse bevolking te bespoedigen? Kunt u tevens
aangeven hoe deze € 20 miljoen verdeeld zal worden?
Antwoord:
De € 20 miljoen is generaal beschikbaar gesteld door de Minister van Financiën. Voor
de verdeling van de € 20 miljoen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 29.
Vraag 35
Hoeveel mensen hebben gebruik gemaakt van de tegemoetkoming Q-koorts?
Antwoord:
Tot nu toe (stand 4 juni 2020) zijn 1.970 aanvragen voor een tegemoetkoming op basis
van de Beleidsregel tegemoetkoming Q-koorts goedgekeurd. Verder zijn er 77 zaken in
behandeling. Nieuwe aanvragen kunnen nog worden ingediend tot 1 januari 2021.
Vraag 36
Hoeveel extra kosten hebben het RIVM, respectievelijk de GGD's dit jaar gemaakt met
de bestrijding van het coronavirus? Welk deel hiervan is op welke posten in deze eerste
suppletoire begroting nu budgettair verwerkt?
Antwoord:
Het RIVM maakt extra kosten voor de coördinatie van de bestrijding, laboratoriumonderzoek,
epidemiologie, surveillance en modellering en klinisch corona onderzoek. Een deel
van deze kosten kan worden gedekt uit het reguliere en calamiteitenbudget van het
RIVM. Later in het jaar zal het RIVM duidelijk maken wat de extra kosten zijn.
Verder worden testen die worden afgenomen door de GGD of na afstemming met de GGD,
bijvoorbeeld door huisartsen vergoed via het Openbare Gezondheidszorgbudget (OGZ)
van het RIVM. De schatting van de kosten van de testen bedraagt € 264 miljoen.
De GGD’en maken onder meer extra kosten voor de organisatie van het testen, de afname
van de testen en het uitvoeren van bron- en contactopsporing. Met de GGD’en is afgesproken
dat er half juni 2020 een kostenoverzicht ligt dat zowel inzicht geeft in de gemaakte
kosten tot dan toe als een prognose voor de rest van 2020.
Bij de eerste suppletoire wet is voor extra kosten bij het RIVM en de GGD voor het
uitvoeren van tests, contactonderzoek en voor een track en trace systeem een budget
van € 12,65 miljoen verwerkt op Artikel 1 Volksgezondheid, onderdeel Ziektepreventie.
Vraag 37
Op welke plek in de suppletoire begroting VWS zijn de kosten voor testen en traceren
terug te vinden?
Antwoord:
De uitgaven voor testen en traceren zijn terug te vinden onder punt 2 in tabel 3 «onderzoek
en testen COVID-19 RIVM en GGD» en verwerkt op artikel 1 Volksgezondheid.
Vraag 38
Welke partijen, naast GGD's, zijn betrokken bij het beleid van traceren en testen
en wie betalen uiteindelijk deze kosten? In hoeverre en op welke plek slaan deze kosten
ook neer in de VWS-begroting?
Antwoord:
Vanaf 1 juni kan iedereen, ook met milde klachten die mogelijk duiden op het coronavirus,
getest worden. Dit gebeurt bij de GGD. Daarnaast worden mensen getest bij de huisarts,
in ziekenhuizen en in andere zorginstellingen, bijvoorbeeld verpleeghuizen. Daarnaast
zijn de laboratoria waar de test wordt uitgevoerd betrokken bij het testbeleid.
Testen die worden afgenomen door de GGD of na afstemming met de GGD, bijvoorbeeld
door huisartsen, worden betaald uit het Openbare Gezondheidszorgbudget (OGZ). Deze
bestaande financieringsstroom gaat via de het RIVM naar de GGD. De kosten slaan neer
in de VWS begroting onder Artikel 1 Volksgezondheid, onderdeel Ziektepreventie.
Ziekenhuizen voeren de testen uit voor hun eigen medewerkers en financieren dit uit
het personeelsbudget. De kosten voor het testen van patiënten in het ziekenhuis worden
door de verzekering gedragen, de kosten voor het testen in Wlz instellingen komen
voor rekening van de Wlz.
De overige kosten die de GGD maakt voor de organisatie van het testen, de afname van
de testen en het uitvoeren van bron- en contactopsporing worden door VWS rechtstreeks
vergoed aan de GGD. Deze kosten slaan neer in de VWS begroting onder Artikel 1 Volksgezondheid,
onderdeel Ziektepreventie.
Vraag 39
Kan een inschatting gemaakt worden hoe lang andere partijen dan de GGD's betrokken
zijn bij het beleid van het traceren en testen?
Antwoord:
Laboratoriumtesten worden gedaan in een laboratorium. Daar zijn dus altijd andere
partijen bij betrokken dan de GGD’s. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van
bron- en contactopsporing ligt bij de GGD’s. Indien nodig huren de GGD’s voor werkzaamheden
die niet binnen de normale formatie uitgevoerd kunnen worden, al dan niet gezamenlijk,
externe partijen in. Het aantal luchtwegklachten bij mensen zal in najaar naar verwachting
toenemen (griep- en verkoudsheidsseizoen) waarmee ook het aantal uit te voeren testen
zal toenemen en blijven voortduren.
Vraag 40
Kunt u toelichten uit welke middelen de extra kosten voor het uitvoeren van tests,
contactonderzoek en voor een track en trace-systeem in verband met COVID-19 worden
betaald?
Antwoord:
Deze uitgaven zijn bekostigd uit de algemene middelen.
Vraag 41
Wordt het budget voor medisch specialistische zorg naar beneden bijgesteld enkel vanwege
uitgestelde zorg?
Antwoord:
U stelt uw vraag naar aanleiding van de budgettaire tabel in artikel 2. De middelen
die in deze tabel zijn opgenomen betreffen begrotingsmiddelen. Zorg wordt gefinancierd
uit premiemiddelen. De neerwaartse bijstelling betreft dan ook geen uitgestelde zorg.
Voor een antwoord op de vraag waar deze bijstelling wel betrekking op heeft, verwijs
ik u naar het antwoord op vraag 56.
Vraag 42
Kunt u hier een meer gedetailleerde onderbouwing van geven, waarin duidelijk wordt
om welke hulpmiddelen, welke hoeveelheden en welke aan- en verkoopprijzen het gaat?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 23.
Vraag 43
Kunt u aangeven waar welke hulpmiddelen zijn aangeschaft en/ of verkocht en verdeeld?
Antwoord:
De meeste hulpmiddelen die door het LCH zijn aangeschaft komen uit Azië. Onderzoekshandschoenen
zijn voornamelijk uit Maleisië afkomstig, voor de andere producten is China de voornaamste
bron van herkomst. Een kleiner deel van de producten is afkomstig uit andere landen,
zoals bijvoorbeeld isolatiejassen uit Turkije. Ook worden er inmiddels chirurgische
mondmaskers en FFP2 mondmaskers in Nederland geproduceerd.
Zorginstellingen en zorgprofessionals kunnen persoonlijke beschermingsmiddelen aanvragen
bij het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) waaronder ziekenhuizen, verpleeghuizen,
huisartsen, GGZ-instellingen en thuiszorginstellingen. Het LCH verzorgt de distributie
van de ingekochte middelen naar alle zorgsectoren, in aanvulling op de leveringen
die door de reguliere leveranciers worden uitgevoerd. Ook zijn er korte en lange termijn
pakketten beschikbaar via de apotheek, op recept van de huisarts, voor mantelzorgers
en Zvw-pgbhouders.
Vraag 44
Hoeveel beademingsapparaten zijn of worden aangeschaft met het in de suppletoire begroting
genoemde bedrag van € 250 miljoen? Is daarmee de benodigde (nood)capaciteit aan dergelijk
apparatuur nu op peil? Zo nee, wanneer verwacht u wel voldoende capaciteit te hebben?
Antwoord:
Vanwege de mondiale tekorten is er vanaf medio maart 2020 een landelijke aanpak geweest
van de aanschaf van beademingsapparatuur voor de IC’s. In nauwe samenspraak met een
expertteam (bestaande uit intensivisten, klinisch fysici en medisch technologen) zijn
enkele duizenden apparaten aangeschaft bij meerdere leveranciers in binnen- en buitenland.
Dit aankoopbeleid heeft er toe geleid dat er ook toen het grootste aantal mensen op
de IC lag er voldoende apparatuur beschikbaar is geweest voor de IC’s. Er is binnen
enkele weken voldoende apparatuur voor opschaling van de IC-bedden tot 1.700 plaatsen,
en ook voor een eventuele verdere opschaling.
Vraag 45
Kunt u een meer gedetailleerde onderbouwing geven van de voorgestelde mutatie van
€ 1.012,1 miljoen van het subsidiebudget voor medische producten?
Antwoord:
Dit bedrag bestaat overwegend uit middelen die nodig zijn voor de inkoop van medische
hulpmiddelen in verband met COVID-19. Abusievelijk zijn deze in zijn geheel op het
subsidiebudget geboekt. Bij de eerstvolgende suppletoire wet worden deze middelen
grotendeels naar het opdrachtenbudget geboekt.
Vraag 46
Welke producten worden, naast hulpmiddelen en beademingsapparatuur die op € 950 miljoen
worden becijferd, voor de overige € 62 miljoen aangeschaft?
Antwoord:
De corona gerelateerde uitgaven op artikel 2 subsidies medische producten zijn in
totaal € 970 miljoen. De overige middelen maken onderdeel uit van het reguliere budget.
Naast de uitgaven aan hulpmiddelen en beademingsapparaten bestaan deze uitgaven ook
voor een deel uit distributie en opslag van de medische hulpmiddelen en het opstarten
van de productie van testcapaciteit, medische hulpmiddelen en opleidingsfaciliteit
geneesmiddelen. Zie het antwoord op vraag 8 (posten 1 t/m 6).
Vraag 47
Waarom worden deze gelden verstrekt via het instrument subsidies en niet als opdrachten?
Antwoord:
De gelden zijn per abuis op het instrument «subsidies» in plaats van op het instrument
«opdrachten» geboekt. Dit wordt in het eerstvolgende moment aangepast.
Vraag 48
Zijn met de mutatie van € 5 miljoen op de post «Opdrachten» van artikel 2 Curatieve
zorg alle kosten voor het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS)
en het extra patiëntenvervoer gedekt?
Antwoord:
In de opdrachtbrief van VWS aan het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) voor het oprichten
van het LCPS staat opgenomen dat VWS de kosten van het LCPS zal vergoeden. Door het
LNAZ is een inschatting gemaakt van de kosten die zij in totaal zullen maken voor
het LCPS. Op basis van deze inschatting is in de dienstverleningsovereenkomst tussen
het LNAZ en VWS ten behoeve van het LCPS afgesproken dat het LNAZ een voorschot krijgt
van € 4 miljoen. In overleg kan een aanvullend voorschot worden verleend. In de eerste
suppletoire begroting is rekening gehouden met € 5 miljoen aan kosten voor de LNAZ
en € 0,5 miljoen voor patiëntenvervoer.
Vraag 49
Komen bijvoorbeeld de kosten van noodopvang (Rotterdam, Maastricht) ook ten laste
van begrotingsartikel 2?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoorden die ik eerder heb
gegeven op de vragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over het bericht «Geen goedkeuring:
zorgverzekeraar betaalt noodhospitaal niet» van 27 mei 2020 met kenmerk 1696413–205767-LZ.
Vraag 50
Is er overleg met zowel zorgorganisaties en/of instellingen en zorgverzekeraars over
de meerkosten als gevolg van de coronacrisis (bijvoorbeeld over de kosten van de noodopvang
in Rotterdam en Maastricht)?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar antwoorden op Kamervragen van het
Kamerlid Van Gerven (SP) over het bericht «Geen goedkeuring: zorgverzekeraar betaalt
noodhospitaal niet» die 27 mei aan uw Kamer zijn gezonden.
Vraag 51
Is al meer bekend over de kostenverdeling van de niet-gebruikte locaties voor noodopvang
in Rotterdam en Maastricht? In hoeverre is de kans aanwezig dat u een gedeelte van
deze kosten via de VWS-begroting voor uw rekening neemt?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoorden die ik eerder heb
gegeven op de vragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over het bericht «Geen goedkeuring:
zorgverzekeraar betaalt noodhospitaal niet» van 27 mei 2020 met kenmerk 1696413–205767-LZ.
Vraag 52
«In 2040 is de ziektelast als gevolg van een ongezonde leefstijl en ongezonde leefomgeving
met 30% afgenomen», betekent deze missie dat ook expliciet wordt ingezet op de verankering
in het beleid van een groene leefomgeving? Zo ja, hoe kan het dat «groene leefomgeving»
– als bewezen gezond – niet in het jaarverslag genoemd wordt, terwijl dit wel expliciet
in het Nationaal Preventieakkoord is opgenomen? In hoeverre is het mogelijk om beleid
op een gezonde (groene) leefomgeving – ter bevordering van positieve gezondheid –
op te nemen in de inkoopcriteria van de Wlz, de Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo 2015) en de Zorgverzekeringswet?
Antwoord:
De vermelde missie is onderdeel van het Topsectorenbeleid. Dit beleid is er op gericht
om tot publiek private samenwerking te komen waarbij de missies die vanuit de verschillende
departementen zijn meegegeven, leidend zijn. Het opnemen van een gezonde (groen) leefomgeving
in de inkoopcriteria van de Wlz, de WMO en de ZVW is aan de partijen die krachtens
deze wet de inkoop verrichten. Gelet op de inhoud van deze wetten, ligt het niet voor
de hand om dergelijke criteria op te nemen. Het ruimtelijk ordeningsbeleid dat ziet
op de inrichting van de fysieke omgeving, sluit hier beter bij aan. De lokale overheden
hebben hier een belangrijke rol in. In de uitvoeringsagenda van de NOVI is er specifiek
aandacht voor een gezonde leefomgeving.
Vraag 53
Waar is de korting van € 133 miljoen op de VWS-begroting die in tabel 6.2 van de Voorjaarsnota
wordt genoemd terug te vinden in de eerste suppletoire begroting VWS?
Antwoord:
De korting is verdeeld over meerdere beleidsartikelen op de begroting. In de eerste
suppletoire begroting wordt uw Kamer op artikelniveau met een ondergrens van € 2,5
miljoen geïnformeerd. De € 133 miljoen uit de Voorjaarsnota is verspreid over alle
artikelen op de VWS-begroting.
Vraag 54
Ten koste van welke voorgenomen uitgaven is de Voorjaarsnota-korting op de VWS-begroting
van € 133 miljoen ingeboekt?
Antwoord:
De korting is ingeboekt met als doel het budget op de VWS-begroting zo goed mogelijk
te alloceren en onderuitputting aan het eind van het jaar zoveel mogelijk te beperken.
Er is gekozen voor maatwerk per artikel. Uw Kamer wordt in de reguliere begrotingsstukken
bij Najaarsnota en Financieel Jaarverslag Rijk over de uitputting van de begroting
geïnformeerd.
Vraag 55
Naar welke zorglocaties zijn hoeveel beademingsapparaten gestuurd? Kunt u een overzicht
aangeven?
Antwoord:
In overleg met het LCPS is steeds geïnventariseerd waar de behoefte het grootst is
en aan die locaties (zowel in Nederland als in Caribisch Nederland) zijn de apparaten
op dat moment ook beschikbaar gesteld. Een stabiel eindplaatje is nog niet te geven
omdat er nog wordt geschoven met de apparatuur, zowel tussen als binnen ziekenhuizen.
Afhankelijk van de precieze invulling van de opschalingsplannen van de IC-capaciteit
zal mogelijk ook nog een herverdeling van beademingsapparatuur plaatsvinden.
Vraag 56
Kunt u toelichten waar de problematiek op de VWS-begroting bij het artikel «Medisch
specialistische zorg» uit ontstaan is?
Antwoord:
Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting is in de eerste suppletoire begroting
een korting op artikelniveau verwerkt. Uw vraag ziet toe op de toelichting onder artikel
2 van de eerste suppletoire begroting. De problematiek waar de korting voor ingezet
is betreft o.a. een intensivering voor medicatieveiligheid. In het landelijke programma
Medicatieoverdracht ondersteunt het Ministerie van VWS partijen bij het implementeren
van de richtlijn Medicatieoverdracht en de bijbehorende informatiestandaarden. De medicatieveiligheid wordt sterk verbeterd door een goede elektronische
overdracht van medicatiegegevens door zorgverleners in de keten
Vraag 57
Kunt u aangeven welke maatregelen tot nu toe genomen zijn om onverzekerde verzekeringsplichtigen
alsnog te verzekeren?
Antwoord:
Sinds 2009 vindt er continue (periodieke) opsporing van onverzekerde verzekeringsplichtigen
plaats die zijn ingeschreven in de Basis Registratie Personen (BRP) bij een gemeente.
Het CAK schrijft deze personen aan en biedt ze de gelegenheid binnen drie maanden
alsnog een verzekering te sluiten of aan te geven waarom ze niet verzekeringsplichtig
zouden zijn. Als de verzekeringsplicht juist blijkt kan na twee keer een boete volgen,
alvorens een onverzekerde verzekeringsplichtige ambtshalve door het CAK verzekerd
wordt bij een van de zorgverzekeraars. Iemand betaalt dan gedurende een jaar in plaats
van een nominale premie een hogere bestuursrechtelijke premie aan het CAK. Na afloop
van dat jaar is betrokkene in beginsel weer vrij zelf een zorgverzekeraar te kiezen.
Vraag 58
Welke acties kunnen verwacht worden om onverzekerde verzekeringsplichtigen alsnog
te verzekeren?
Antwoord:
Onverzekerde verzekeringsplichtige personen kunnen alleen worden opgespoord indien
zij staan ingeschreven in de BRP bij een gemeente. Als iemand niet is ingeschreven
komt iemand alleen in beeld als er zorg wordt gegeven en deze zorg wordt gemeld bij
het meldpunt onverzekerden. Deze melding is verplicht als een zorgaanbieder de kosten
van zorg wil declareren op grond van de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg
aan onverzekerden. Dit betreft voornamelijk zorg aan dak- en thuisloze personen zonder
woon- of briefadres en personen met verward gedrag, alsmede (niet-verzekeringsplichtige)
onverzekerde buitenlanders.
Door de genoemde meldingsplicht komt een deel van de onverzekerde personen in beeld
bij de GGD en gemeenten en wordt – zo blijkt uit rapportages van alle GGD-regio’s
– door gemeenten of GGD meestal actie ondernomen. De GGD verzamelt de gegevens over
de verleende zorg en zet dit door aan de oggz en/of de gemeenten. Een deel van de
gemeenten geeft aan dat getracht wordt mensen bereid te vinden of te helpen om een
zorgverzekering te sluiten. Verschillende gemeenten en regio’s melden ook dat dit
veel inspanning vergt, vaak gegevens ontbreken of mensen niet (meer) vindbaar zijn,
of dat soms mensen geen zorgverzekering willen.
Vraag 59
Kunt u meer inzicht geven in de aantallen onverzekerden? Is een trend te zien in dat
aantal en zo ja, welke?
Antwoord:
In de VWS-Verzekerdenmonitor die jaarlijks aan uw Kamer wordt gezonden worden de aantallen
onverzekerde personen die in het proces van de opsporing zitten vermeld. In de periode
vanaf 2011 tot en met 2018 zijn in totaal 578.763 personen aangeschreven als mogelijk
onverzekerde verzekeringsplichtige. Het grootste gedeelte hiervan heeft vervolgens
actie ondernomen door:
• zich alsnog te verzekeren voor de Zvw (315.852);
• te betwisten dat zij Wlz-verzekeringsplichtig zijn (224.881)
Het aantal onverzekerde personen dat maandelijks in- en uit de opsporing loopt bedraagt
ca. 3.000. Tussen het in- en uitstromen kan een persoon geregistreerd staan als actief
onverzekerd (fase van aanschrijving en boete oplegging) of ambtshalve verzekerd. In
dit proces zitten gemiddeld ca. 25.000 personen.
Tabel De totalen van maart 2011 tot en met 2018 (bron: CAK)
Reden uitschrijving
Totaal
Ingeschreven bij zorgverzekeraar
315.852
Ambtshalve verzekerd
33.785
Niet (meer) Wlz-verzekerd
224.881
Overig*
4.245
Totaal
578.763
Uit het totaal aantal meldingen van verleende medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerde
personen aan het meldpunt onverzekerden blijkt dat de aantallen maandelijks fluctueren
maar wel stijgen. Die stijging is het gevolg van de versoepeling van de regeling,
de grotere bekendheid van zorgverleners met deze regeling en toename van het aantal
dak- en thuislozen.
Tabel Aantal meldingen per jaar (bron: GGDGHOR)
Jaar
Aantal meldingen
2017
2.270
2018
5.962
2019
14.599
2020
6.885 (t/m april)
Vraag 60
Hoe wordt besloten of en hoe de meerkosten in de acute zorg als gevolg van de coronacrisis
worden vergoed? Wanneer loopt dit via de VWS-begroting en hoe verhoudt dit zich tot
de overige extra kosten in de zorg als gevolg van de coronacrisis?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 3 en 15.
Vraag 61
Waarom is het budget voor bovenregionaal gehandicaptenvervoer neerwaarts bijgesteld
met € 3,5 miljoen?
Antwoord:
Het budget voor het bovenregionaal sociaal recreatief vervoer voor mensen met een
mobiliteitsbeperking (Valys) is op grond van een voorlopige raming naar beneden bijgesteld.
Dit doet overigens niets af van de hoogte van het persoonlijk kilometerbudget van
pashouders in het betreffende jaar.
Vraag 62
Welk percentage van de € 19 miljoen die toegevoegd wordt aan de Stimuleringsregeling
E-health Thuis (SET) is bestemd voor visievorming, welk deel voor opschaling en welk
deel voor onderzoek?
Antwoord:
De € 19 miljoen is ingezet voor de tijdelijke SET Covid-19 (en niet voor de reguliere
SET). Om aanbieders van ondersteuning, zorg of jeugdhulp te helpen zorg op afstand
te kunnen leveren gedurende de coronacrisis is de SET Covid-19 opengesteld (de huidige
SET blijft ook beschikbaar). Deze tijdelijke uitbreiding van de SET stelt per aanvraag
een vast subsidiebedrag van € 50.000 beschikbaar voor de aanschaf, lease en implementatie
van e-health toepassingen die bijdragen aan de continuïteit van ondersteuning of zorg
op afstand voor thuiswonende cliënten ten tijde van de coronacrisis. 460 aanbieders
van ondersteuning en zorg hebben subsidie ontvangen. Inmiddels is de SET Covid-19
gesloten voor aanvragers, omdat het subsidieplafond is bereikt.
Vraag 63
Hoeveel zorgaanbieders maken momenteel gebruik van de SET? Op hoeveel zorgaanbieders
stond de teller voor de coronacrisis?
Antwoord:
In 2019 en 2020 is in totaal aan 42 aanvragers voor de SET subsidie verleend. In 2019
is aan 38 aanvragers subsidie verleend. Op dit moment zijn 29 aanvragen nog in behandeling.
Naast de verleningen onder de reguliere SET is in 2020 aan 460 zorgaanbieders subsidie
verleend vanuit de SET COVID-19.
Vraag 64
Hoe kan er «abusievelijk» € 3,4 miljoen te veel worden overgeboekt van Aanbesteden
Sociaal Domein naar Opdrachten?
Antwoord:
In het kader van de structuuraanpassing van artikel 3.1 is er ten onrechte € 3,4 miljoen
overgeboekt van instrument Aanbesteden Sociaal Domein naar het instrument Opdrachten
Overig. Dit is een fout, heeft geen inhoudelijke reden en wordt per Tweede Suppletoire
Wet gecorrigeerd.
Vraag 65
Wat wordt precies bedoeld met «het programma Waardigheid en trots laat een andere
liquiditeitsbehoefte zien»? Aan welke criteria die hier vooraf mee gemoeid waren wordt
niet voldaan? Hoe wordt nu invulling gegeven aan de behoefte van meer kwaliteit van
leven in de verpleeghuiszorg?
Antwoord:
Hiermee wordt bedoeld dat de middelen niet in 2020 maar later nodig zijn. Dit komt
m.n. omdat er minder deelnemende locaties zijn dan aanvankelijk geraamd. De ondersteuningsbehoefte
per locatie is echter hoger dan verwacht. Dit vraagt om een aanpassing van het kasritme.
Vraag 66
Kunt u de € 11,8 miljoen meeruitgaven aan PGB 2.0 specificeren? Welk bedrag was gemoeid
met extra uitgaven aan het PGB 2.0 systeem, welk bedrag met beheer en welk bedrag
met communicatie?
Antwoord:
Bij eerste suppletoire begroting in 2020 is € 11,8 miljoen beschikbaar gesteld voor
PGB2.0. Van de € 11,8 miljoen heeft € 10,4 miljoen betrekking op beheer en doorontwikkeling
van het PGB2.0-systeem. Daarnaast is meer inzet nodig om de verstrekkers te ondersteunen
bij de conversie en invoeren ad € 1,2 miljoen en wordt meer effort ingezet op communicatie
aan budgethouders en zorgverleners ad € 0,2 miljoen.
Vraag 67
Hoe bereidt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) zich voor op de door de coronacrisis
uitgestelde indicatie-aanvragen voor de Wlz?
Antwoord:
Vanwege de coronacrisis is de indicatiestelling voor de Wet langdurige zorg (Wlz)
door het CIZ op enkele punten aangepast. Om de reguliere instroom in de Wlz zoveel
mogelijk door te laten lopen was er een tijdelijke registratieve werkwijze ingericht
voor opname in het verpleeghuis. Bij aanvragen die via deze route binnenkwamen heeft het CIZ geen onderzoek naar
de zorginhoudelijke toegangscriteria uitgevoerd, waardoor ziekenhuizen en zorgaanbieders
in de Wlz zijn ontlast en zij alle energie en tijd op het leveren van zorg konden
richten. De werkwijze is op 1 juni jl. stopgezet omdat het aantal aanvragen fors bleek
af te nemen.
Daarnaast zijn de huisbezoeken die het CIZ normaal uitvoert als onderdeel van het
onderzoek tijdelijk helemaal stilgelegd. Inmiddels worden de huisbezoeken langzaam
weer opgestart bij zorginstellingen, waarbij het CIZ steeds bekijkt of de huisbezoeken
ook op andere plekken weer uitgebreid kunnen worden. Wanneer dit nog niet kan wordt
er in overleg met de betrokkenen naar een passende oplossing gezocht, zoals een afspraak
via videobellen. In de meeste situaties heeft het CIZ dan ook gewoon een besluit kunnen
nemen, het indicatieproces is niet stil komen te liggen. Het is wel voorgekomen dat
aanvragen tijdelijk zijn opgeschort, omdat een huisbezoek noodzakelijk was voor het
afgeven van een indicatie. Hierbij betreft het vooral aanvragen vanuit de Wet zorg
en dwang (Wzd), met name als het gaat om cliënten die nog thuis wonen. Om deze reden
ligt de prioriteit van de versoepelingen van de huisbezoeken dan ook bij de Wzd-aanvragen.
Het aantal opschortingen in het algemeen is enigszins beperkt gebleven, omdat het
CIZ het aantal aanvragen geleidelijk heeft zien dalen. Dit is deels een seizoenseffect
(het aantal aanvragen in Q2 is altijd lager dan in Q1), maar komt deels ook door de
crisis. Door het geleidelijk opstarten van de huisbezoeken zullen de aanvragen gereguleerd
weer op gang worden gebracht.
Vraag 68
Hoeveel extra (voormalige) zorgprofessionals kunnen in de zorg worden ingezet met
behulp van onder andere korte trainingen tegen de bestrijding van het coronavirus
nu daar € 24,8 miljoen voor wordt ingezet?
Antwoord:
Met de subsidie SectorplanPlus wordt in het vierde tijdvak de mogelijkheid geboden extra opleidingsactiviteiten uit te voeren vanwege de te leveren zorg
in verband met COVID-19. Ongeveer 40.000 zorgprofessionals kunnen extra bijscholing
krijgen.
Vraag 69
Hoe hoog is de tegemoetkoming voor zorgverleners die te maken hebben gehad met COVID-19
en aan de gevolgen zijn overleden of na een IC-behandeling dusdanige schade hebben
overgehouden dat arbeidsongeschiktheid is ontstaan? Hoeveel zorgverleners betreft
di
Antwoord:
Zorgverleners die op de IC hebben gelegen en nabestaanden van zorgverleners die zijn
overleden kunnen aanspraak maken op het steunfonds voor zorgverleners met corona van
het private initiatief van de Stichting Zorg na Werk in Coronazorg (ZWIC). Arbeidsongeschiktheid
wordt door dit fonds niet gedekt.
De eenmalige financiële bijdrage voor zorgverleners die op de intensive care hebben
gelegen is € 30.000,–. De vergoeding voor nabestaanden van zorgverleners die zijn
overleden is € 50.000,–. Beide bedragen zijn vrijgesteld van schenkingsbelasting vanwege
de ANBI-status en worden tevens niet meegenomen in de inkomenstoetsen voor toeslagen.
Sinds 1 mei zijn bij de Stichting ZWIC in totaal negen aanvragen ontvangen. Van deze aanvragen zijn er acht van zorgverleners die op de IC hebben gelegen
en is er één aanvraag ingediend door nabestaanden van een zorgverlener.
Van de IC aanvragen is er één toegewezen en zijn er zeven in behandeling bij de beoordelingscommissie
van de stichting ZWIC. De aanvraag door nabestaanden is toegewezen.
Vraag 70
Hoeveel mensen maken tot nu toe gebruik van stichting ZWIC (Zorg na Werk in Coronazorg)?
Bij hoeveel personen gaat het hierbij om een zorgverlener die is overleden en bij
hoeveel personen gaat het om arbeidsongeschiktheid?
Antwoord:
Zorgverleners die op de IC hebben gelegen en nabestaanden van zorgverleners die zijn
overleden kunnen aanspraak doen op het steunfonds voor zorgverleners met corona van
het private initiatief van de Stichting Zorg na Werk in Coronazorg (ZWIC). Arbeidsongeschiktheid
wordt door dit fonds niet gedekt.
Sinds 1 mei zijn bij de Stichting ZWIC in totaal negen aanvragen ontvangen. Van deze
aanvragen zijn er acht van zorgverleners die op de IC hebben gelegen en is er één
aanvraag ingediend door nabestaanden van een zorgverlener. Van de IC aanvragen is
er één toegewezen en zijn er zeven in behandeling bij de beoordelingscommissie van
de stichting ZWIC. De aanvraag door nabestaanden is toegewezen.
Vraag 71
Hoeveel extra personeel is toe nu toe ingezet en ingewerkt tijdens de coronacrisis?
Hoeveel extra personeel was dit per sector? In hoeverre blijft dit personeel behouden
voor de zorg?
Antwoord:
Via Extra Handen voor de Zorg zijn er ongeveer 7.800 vrijwilligers gekoppeld aan organisaties
waar de nood hoog was en die (tijdelijk) om extra handen verlegen zaten. Er is geen
zicht op hoeveel van hen daadwerkelijk ook zijn ingezet door de zorgorganisaties.
De meeste vrijwilligers die via Extra Handen voor de Zorg aan de slag zijn (gegaan);
doen dat naast hun reguliere baan voor bepaalde periode (in de meeste gevallen een
aantal weken) en een beperkt aantal dagdelen per week. Het komt mogelijk ook voor
dat men het werken in de zorg zo leuk vindt dat ze van baan wisselen en weer volledig
in de zorg gaan werken. Maar de verwachting is dat het hier toch vooral gaat om mensen
die bereid zijn om tijdelijk bij te springen mocht de nood weer zo hoog worden als
afgelopen periode. Zij zijn in de crisis opgestaan en geven aan dat daar waar de nood
hoog is, zij bereid zijn om tijdelijk in te springen naast hun reguliere baan. Dat
waardeer ik enorm. Om die mensen te behouden vindt er een uitvraag plaats onder de
mensen die zich hebben aangemeld, met de vraag of ze in de toekomst weer bereid zijn
tijdelijk bij te springen indien de nood hoog is.
Vraag 72
Kunt u aangeven wat het gemiddelde brutosalaris en het nettosalaris is van een helpende,
verzorgende, verzorgende IG, mbo-verpleegkundige, hbo- verpleegkundige en gespecialiseerde
verpleegkundige?
Antwoord:
Ik beschik niet over registratiedata met betrekking tot de bruto en nettosalarissen
van de genoemde beroepen. Op basis van salarisschalen in cao’s en informatie over
inschaling kan iets gezegd worden over het (start)salaris van een bepaald beroep.
Bij de genoemde beroepen gaat het echter om veel verschillende cao’s en ontbreekt
informatie over de verdeling van werknemers over schalen en tredes, waardoor geen
inschatting kan worden gemaakt van het gemiddelde salaris. Wel is er registratiedata
beschikbaar over het gemiddelde salaris van verpleegkundigen. Verpleegkundigen verdienden
bij een full-time dienstverband in 2015 gemiddeld 51.300 bruto per jaar inclusief
bijzondere beloning (bron: cbs statline). In dit cijfer zijn mbo-verpleegkundigen,
hbo-verpleegkundigen, gespecialiseerde verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten meegenomen.
Vraag 73
Wat zijn de gemiddelde opleidingskosten voor een helpende, verzorgende, verzorgende
IG, mbo-verpleegkundigen, hbo- verpleegkundige en gespecialiseerde verpleegkundige?
Antwoord:
De opleidingen voor helpende, verzorgende, verzorgende IG, mbo-verpleegkundige en hbo- verpleegkundige vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister
van OCW, die ook voorziet in de bekostiging van deze opleidingen. De opleidingen tot
gespecialiseerd verpleegkundige worden niet uit de begroting van VWS, maar door middel
van de beschikbaarheidsbijdrage kostendekkend gefinancierd door het Ministerie van
VWS en worden betaald uit het Zorgverzekeringsfonds. Hiervoor is jaarlijks tussen
de 150 en 200 miljoen euro beschikbaar, afhankelijk van hoeveel er wordt opgeleid
door de ziekenhuizen. De kosten per opleidingsplek verschillen per specialisatie en
liggen tussen de € 42.600 en € 79.000.
Vraag 74
Wat zijn de gemiddelde werkgeverslasten voor een helpende, verzorgende, verzorgende
IG, mbo-verpleegkundigen, hbo- verpleegkundige en gespecialiseerde verpleegkundige
en medisch specialist?
Antwoord:
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 72, beschik ik niet over registratiedata
met betrekking tot de brutosalarissen van de genoemde beroepen. Hierdoor kan ook geen
inschatting worden gemaakt van de gemiddelde werkgeverslasten.
Vraag 75
Wat is het gemiddelde bruto maandsalaris van een verzorgende in de verschillende zorgbranches?
In welke salarisschaal zitten zij?
Antwoord:
Ik beschik niet over registratiedata met betrekking tot de brutosalarissen van verzorgenden
in de verschillende zorgbranches. Op basis van salarisschalen in cao’s en informatie
over inschaling kan iets gezegd worden over het (start)salaris van een verzorgende.
Informatie over de verdeling van werknemers over schalen en tredes ontbreekt echter,
waardoor geen inschatting kan worden gemaakt van het gemiddelde salaris.
De meeste verzorgenden zijn werkzaam in de branche verpleging, verzorging en thuiszorg
en worden afhankelijk van de functiezwaarte doorgaans ingeschaald in FWG 35 of 40.
Vraag 76
Hoe hoog zijn de personeelstekorten op dit moment in de zorg? Kunt u dit aangeven
per sector?
Antwoord:
In de voortgangsrapportage van het actieprogramma Werken in de Zorg van 22 mei 2019
heb ik aangegeven dat het verwachte tekort aan zorgpersoneel in 2022 circa 80 duizend
personen bedraagt. Actuele gegevens over de tekorten per branche komen na de zomer
beschikbaar als de nieuwe arbeidsmarktprognose gereed is.
Onderstaand is per branche aangegeven wat het gemiddelde aantal vacatures per werkgever
in de verschillende branches is en welk aandeel daarvan moeilijk vervulbaar is (tweede
helft 2019). Dit geeft een indicatie hoeveel moeite het werkgevers kost om vacatures
in te vullen.
Gemiddeld aantal openstaande vacatures per werkgever
Waarvan moeilijk vervulbaar
Zorg en welzijn totaal (excl. kinderopvang)
1,7
70,7%
Ziekenhuizen en UMC
5,3
67,8%
GGZ
4,2
76,0%
Huisartsenzorg en gezondheidscentra
0,5
79,6%
Verpleging, verzorging en thuiszorg
6,1
66,8%
Gehandicaptenzorg
2,1
54,4%
Jeugdzorg
1,3
56,3%
Sociaal werk
0,8
34,3%
Overige zorg en welzijn
0,7
78,0%
Bron: werkgeversenquête AZW, 2e meting 2019
Vraag 77
Kunt u een overzicht geven van de instroom- en uitstroom van zorgverleners per beroep
en per sector vanaf 2015 t/m heden?
Antwoord:
Zie in de onderstaande tabellen de instroom en uitstroom van werknemers per branche.
Ik beschik niet over actuele instroom- en uitstroomcijfers per beroep.
Instroom in de sector zorg en welzijn
Perioden
2015
2016
2017
2018
2019
Universitair medische centra
5.820
6.110
7.080
7.230
7.480
Ziekenhuizen en overige med. spec. zorg
18.370
15.500
16.700
17.600
18.580
Geestelijke gezondheidszorg
7.700
7.820
9.320
10.320
9.440
Huisartsen en gezondheidscentra
2.460
2.550
2.780
2.970
3.120
Overige zorg en welzijn
17.370
17.860
18.560
18.210
18.760
Verpleging, verzorging en thuiszorg
36.570
39.970
46.980
55.110
63.220
Gehandicaptenzorg
15.660
17.060
19.420
19.770
20.020
Jeugdzorg
2.800
3.560
4.420
4.560
4.760
Sociaal werk
9.110
10.360
10.560
10.920
11.420
Bron: CBS, AZW StatLineUitstroom uit de sector zorg en welzijn
Perioden
2015
2016
2017
2018
2019
Universitair medische centra
5.570
5.580
5.550
6.100
6.400
Ziekenhuizen en overige med. spec. zorg
15.080
14.400
15.510
16.860
15.450
Geestelijke gezondheidszorg
8.810
7.900
7.960
7.660
8.120
Huisartsen en gezondheidscentra
2.390
1.900
1.860
2.340
2.220
Overige zorg en welzijn
16.730
16.070
17.040
15.030
15.140
Verpleging, verzorging en thuiszorg
53.750
45.420
38.410
37.950
38.870
Gehandicaptenzorg
15.840
14.550
13.520
14.280
14.030
Jeugdzorg
4.280
3.830
3.290
4.170
3.910
Sociaal werk
8.780
8.880
9.290
10.320
9.130
Bron: CBS, AZW StatLine
Vraag 78
Hoe groot is de benodigde (extra) capaciteit aan zorgverleners de komende jaren (t/m
2030)? Kunt u dit aangeven per zorgberoep?
Antwoord:
Data over de benodigde capaciteit aan zorgverleners tot en met 2030 komen na de zomer
beschikbaar. Op dit moment zijn er geen actuele prognoses.
Vraag 79
Circa 1,2 miljoen mensen werken in de zorg, maar waar bestaan deze beroepsgroepen
precies uit? Hoe groot is het aantal verpleegkundigen en hoe zijn deze verdeeld onder
de verschillende branches (ziekenhuis, huisartsen, ggz, gehandicaptenzorg, etc)? Hoeveel
verzorgenden werken in totaal in de zorg en hoe is dit verdeeld over de verschillende
branches? Hoeveel verzorgenden werken bijvoorbeeld in de thuiszorg, wijkverpleging,
ouderenzorg en gehandicaptenzorg?
Antwoord:
In onderstaande tabel is het aantal verpleegkundigen, verzorgenden (niveau 3), helpenden
en zorghulpen per branche weergegeven. De data zijn gebaseerd op de AZW Werknemersenquête
uit de eerste helft van 2019. De data zijn indicatief en afgerond op honderden werknemers
(als er een punt in plaats van een waarde staat, waren er voor die groep onvoldoende
respondenten in de enquête om een betrouwbare uitspraak te doen). Zzp’ers vallen buiten
deze cijfers.
Zorg en welzijn totaal (exclusief kinderopvang)
verpleegkundigen
verzorgenden
helpenden
zorghulpen
Universitair Medisch Centrum
16.800
.
.
.
Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg
65.800
.
.
.
Geestelijke gezondheidszorg
21.600
.
.
.
Huisartsenzorg en gezondheidscentra
8.500
.
.
.
Verpleging, verzorging en thuiszorg
67.900
145.300
23.800
25.200
Gehandicaptenzorg
11.900
5.900
.
1.300
Jeugdzorg
1.600
.
.
.
Sociaal werk
1.300
.
.
.
Overige zorg en welzijn
9.900
9.000
2.500
16.600
Totaal
205.400
164.400
27.500
44.100
Vraag 80
Wat wordt precies verstaan onder «gezonde leefomgeving»? In hoeverre heeft dit betrekking
op de verdere uitwerking van het «gezonde groene leefomgeving concept» zoals in het
Nationaal Preventieakkoord genoemd? In hoeverre wordt het buiten sporten hier verder
in bevorderd?
Antwoord:
Een gezonde leefomgeving is een breed begrip. Het RIVM omschrijft een gezonde leefomgeving
als een leefomgeving die als prettig wordt ervaren, die uitnodigt tot gezond gedrag
en waar de druk op de gezondheid zo laag mogelijk is. Hierbij hoort ook het zodanig
inrichten van de fysieke omgeving dat deze uitnodigt tot bewegen en buiten sporten.
De lokale overheden hebben hier een belangrijke rol in. In de uitvoeringsagenda van
de NOVI is hier ook specifiek aandacht voor.
Vraag 81
Wanneer kan de Kamer de contourennota verwachten? Welke organisaties worden betrokken
bij het op te stellen beleid?
Antwoord:
De contourennota komt naar verwachting eind van het jaar uit. Voor het uitkomen zal
er een brede veldconsultatie plaatsvinden.
Vraag 82
Kunt u toelichten waarom het niet in alle gevallen mogelijk is om de huisartseninformatie
van speciale corona-huisartsenpraktijken in te kunnen zien? Op welke manier wordt
deze informatie digitaal ontsloten?
Antwoord:
Vanwege de inrichting van specifieke huisartsenposten voor COVID-19 komen veel mensen
niet bij hun eigen huisarts maar bij een huisartsenpost (HAP). De daarbij voor triage
benodigde informatie is in de praktijk vaak bij de eigen huisarts voorhanden, maar
door het ontbreken van een toestemmingskeuze niet altijd beschikbaar op de HAP. Deze
informatie wordt nu tijdelijk op de HAP en SEH beschikbaar gesteld als de patiënt
daar (mondeling) toestemming voor geeft op het moment van opvragen. Het gaat dan om
de zogenaamde professionele samenvatting van de huisarts met daarin de belangrijkste
gegevens die voor een adequate behandeling nodig zijn.
Voor het opvraagbaar maken van deze huisartsinformatie, voor nog onbekend later gebruik
ten behoeve van waarneming en spoed, is uitdrukkelijke toestemming noodzakelijk. In
dat geval is namelijk de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in
de zorg (Wabvpz) van toepassing.
Op dit moment hebben 7,6 miljoen Nederlanders aangegeven dat zij hier toestemming
voor geven. Slechts een klein deel heeft deze toestemming expliciet geweigerd. De
overige Nederlanders hebben nog geen keuze omtrent toestemming kenbaar gemaakt. Op
verzoek van zorgverleners en de Patiëntenfederatie en met instemming met Autoriteit
Persoonsgegevens (AP), Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en Openbaar Ministerie
(OM) is een beleidslijn opgesteld waarbij voor deze groep die nog geen keuze kenbaar
heeft gemaakt, deze gegevens onder voorwaarden tijdelijk wel beschikbaar gesteld kunnen
worden voor de triage en behandeling van COVID-19 (verdachte) patiënten.
De patiënt wordt mondeling om instemming gevraagd wanneer de noodzakelijke medische
informatie dient te worden geraadpleegd. Als de patiënt geen toestemming geeft, dan
worden zijn gegevens niet geraadpleegd. Als de patiënt niet meer in staat is zijn
wil te uiten mag de zorgverlener toestemming voor de raadpleging veronderstellen als
dat voor de zorgverlening noodzakelijk is. Niet raadpleegbaar blijven de gegevens
van patiënten die uitdrukkelijk geen toestemming hebben verleend of zullen verlenen.
Vraag 83
Welk bedrag wordt er in 2020 in totaal uitgegeven aan KIK-V (Keteninformatie Kwaliteit
Verpleeghuiszorg)? Hoe hoog is dit bedrag tot nu toe in totaal, ongeacht in welk jaar?
Antwoord:
De voorziene uitgaven aan KIK-V in 2020 bedragen € 4,8 miljoen. De totale financiering
over de periode 2018–2020 bedraagt daarmee € 11.770.000.
Vraag 84
Wat is de reden van de onderbesteding bij artikel 5 Jeugd op de post «Jeugdstelsel»?
In hoeverre wordt het bedrag later alsnog uitgegeven?
Antwoord:
Het betreft een onderbesteding op de jaarlijkse instellingssubsidies voor Schippersinternaten.
Deze instellingen hebben minder subsidie aangevraagd dan begroot. Voor volgend jaar
is er wederom budget gereserveerd om de aangevraagde subsidies te kunnen verlenen.
Vraag 85
Hoe komt het dat meer aanvragen worden gedaan voor tegemoetkomingen specifieke zorgkosten
en dat de Belastingdienst ze sneller afhandelt?
Antwoord:
Een tegemoetkoming specifieke zorgkosten (TSZ) wordt niet op aanvraag verleend, maar
volgt rechtstreeks uit de aangifte Inkomstenbelasting, in een separate beschikking.
Er is sprake van twee effecten. Ten eerste blijkt dat meer mensen zorgkosten hebben
gehad die zij wel in de aangifte konden aftrekken maar waarbij geen betaalde belasting
tegenover de aftrek stond. De tegemoetkoming specifieke zorgkosten en de belastingdruk
zijn voor deze doelgroep vaak communicerende vaten, waardoor een lagere absolute belastingdruk
tot een hoger recht op TSZ kan leiden. Ten tweede volgen beschikkingen TSZ op definitieve
aanslagen Inkomstenbelasting en worden deze aanslagen steeds sneller opgelegd. De
Belastingdienst slaagt er steeds beter in om in de actualiteit te werken. Daarbij
ontvangen burgers steeds vaker geen voorlopige aanslag meer, maar direct een definitieve.
De verbetering van de vooringevulde gegevens, het minder voorkomen van belemmeringen
voor een versnelde definitieve aanslag (zoals een nog niet afgeronde aangifte van
een eerder jaar) en versterking in de gehele keten van aangiftebehandeling zorgen
ervoor dat dit tempo omhoog is gegaan.
Vraag 86
Kunt u aangeven rondom welke specifieke zorg de kosten zich vooral zullen concentreren?
Antwoord:
De meest recente beschikbare gegevens hierover zijn gegevens uit de aangifte inkomstenbelasting
2018. In die aangifte worden negen categorieën aftrekbare zorgkosten onderscheiden.
De drie grootste categorieën qua bedrag van de aftrek betreffen genees- en heelkundige
hulp (36%), hulpmiddelen (14%) en vervoer (13%).
Vraag 87
Kunt u aangeven hoe groot de bijdrage van Duitsland, Engeland en Noorwegen is aan
de CEPI, dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van een vaccin tegen COVID-19?
Antwoord:
De CEPI-toezegging voor de ontwikkeling van een COVID-19 vaccin van Duitsland is 260
miljoen USD, van Engeland is 278 miljoen USD en van Noorwegen is 210 miljoen USD.
Zie voor andere landen de tabel bij het antwoord op vraag 13.
Vraag 88
Kunt u een overzicht geven van aantallen fte en van soorten functies die zijn of worden
aangesteld met de verhoging van € 18,3 miljoen van het personeelsbudget van het Ministerie
van VWS?
Antwoord:
Naast de al genoemde kosten in de suppletoire begroting 2020 (o.a. uitvoering banenafspraak,
programma Privacy, diverse subsidieregelingen) is het kerndepartement van VWS in de
eerste vijf maanden van 2020 gegroeid met per saldo 49,1 fte. Deze toename bestaat
voornamelijk uit senior beleidsmedewerkers (32,2 fte), senior adviseurs (6,4 fte),
coördinerend beleidsmedewerkers (4,5 fte), senior adviseur bedrijfsvoering (4,3 fte)
en project- en programmamanagers (3,1 fte).
Vraag 89
Hoe hoog bedraagt het aantal fte's, van het aantal personeelsleden dat extra is aangenomen
vanwege de coronacrisis, dat na de coronacrisis in dienst van het Ministerie van VWS
kan blijven?
Antwoord:
De coronacrisis is binnen VWS in de eerste plaats opgevangen met het eigen personeel.
VWS-medewerkers zijn waar nodig en waar mogelijk ingezet op de diverse werkzaamheden
die de crisis met zich meebracht. Ook vanuit andere departementen is op sommige dossiers
tijdelijk bijgesprongen.
Vraag 90
Hoe wordt jaarlijks de benodigde formatie voor het Ministerie van VWS bepaald? Waarom
was deze budgetverhoging van 12% niet voorzien in de ontwerpbegroting 2020?
Antwoord:
De eerste suppletoire begroting is het eerste moment, na het opstellen van de ontwerpbegroting,
waarbij het budget voor eigen personeel kan worden bijgesteld. Tussen het opstellen
van de ontwerpbegroting en de eerste suppletoire begroting zit een relatief groot
tijdsbestek van circa 7 maanden. Om invulling te geven aan de uitvoering van beleidsprioriteiten
en krapte in de bestaande formatie in relatie tot de beleidsplannen, wordt bij een
aantal directies het budget verhoogd.
Vraag 91
In hoeverre leidt de coronacrisis tot uitbreiding van personele capaciteit op het
Ministerie van VWS van eigen personeel of externen? Is dat ook (deels) al meegenomen
in de personele mutaties in deze suppletoire begroting?
Antwoord:
Een uitbreiding van personele capaciteit veroorzaakt door de Coronacrisis is vooralsnog
niet aan de orde geweest.
Vraag 92
Kan er een uitsplitsing komen in aantallen vaste-, tijdelijke- en flexcontracten betreffende
de uitbreiding van de personele capaciteit op het Ministerie van VWS?
Antwoord:
In de eerste vijf maanden van 2020 is VWS gegroeid met 110,7 fte. Daarvan is het aandeel
vaste contracten toegenomen met 99,2 fte en het aandeel tijdelijke contracten met
11,5 fte. Dat wil zeggen, na instroom, uitstroom en doorstroom van medewerkers is
bij VWS-concern het aantal fte met een vast contract toegenomen met 99,2 fte en het
aantal fte met een tijdelijk contract met 11,5 fte.
Voor het kerndepartement geldt dat het aandeel vaste contracten met 34,5 fte is gegroeid
en het aandeel tijdelijke contracten met 14,6 fte is gegroeid. Door krimp in het aantal
fte voor tijdelijke contracten bij andere dienstonderdelen valt het aandeel voor VWS-concern
(11,5 fte) lager uit dan die van het kerndepartement (14,6 fte).
Vraag 93
Waaruit bestaan de kosten genoemd onder «Materiele uitgaven», waarvan overige materiele
uitgaven à raison de € 12.626 (x1.000)?
Antwoord:
De post overige materiële uitgaven bevat in ieder geval alle materiele kosten die
niet via de uitgaven aan shared serviceorganisaties (SSO’s) en ICT lopen. De mutatie
hangt grotendeels samen met de uitgaven welke verband houden met uitvoering onderzoek
door PD-Alt (zie ook vraag 10), inclusief een overheveling vanaf artikel 1. Verder
bevat deze post ook de doorbelasting van facilitaire kosten aan de EMA. Vanwege de
oprichting van de programmadirectie ZJCN heeft een herschikking van budgetten plaatsgevonden
wat leidt tot een mutatie op overige materiele uitgaven. Tenslotte vallen ook de hogere
RTE locatiekosten onder overige materiële uitgaven. Dit houdt onder meer verband met
de kosten voor (de verhuizing naar) nieuwe locaties als gevolg van een reorganisatie.
Vraag 94
Kunt u de bijna verdubbeling van het budget voor inhuur externen nader toelichten?
Hoeveel personen voor welke activiteiten worden betaald uit deze budgetverhoging van
bijna € 8 miljoen?
Antwoord:
De budgetverhoging voor inhuur van externen wordt voor een groot deel veroorzaakt
door een budgetoverheveling van het Ministerie van OCW naar het Ministerie van VWS
(€ 4 miljoen). Deze overheveling is bestemd voor de uitvoering van subsidieregelingen
voor meerdere directies van OCW, die door DUS-i, deels met ingehuurd personeel, wordt
uitgevoerd. De opdrachtgelden die vanuit de directies van OCW (maar dat geldt ook
voor VWS) worden overgeheveld, worden gebruikt om zowel de vaste formatie als de flexibele
schil te financieren. Met de overhevelingen wordt ook direct zo goed mogelijk aangesloten
bij de voor het totale opdrachtenpakket van DUS-I noodzakelijke mix van vaste formatie
en flexibele schil. Het is dus niet zo dat voor de opdracht van OCW alleen ingehuurd
personeel wordt ingezet. Gemiddeld zijn voor de uitvoering van het totale opdrachtenpakket
150 fte nodig, waarbij op dit moment sprake is van een vaste formatie bij DUS-I van
102 fte. Daarnaast zijn aanvullende middelen voor ICT-expertise beschikbaar gesteld
voor het project Vernieuwing Marjolein (€ 1 miljoen). Vanuit de eindejaarsmarge heeft
een budgetverhoging plaatsgevonden van € 1 miljoen. Het gaat dan om externe inhuur
die in 2019 heeft plaatsgevonden, maar die in 2020 een kasbeslag heeft. Dit betreft
en groot aantal directies.
Het is niet mogelijk om een gedetailleerder overzicht te geven van het aantal personen
of fte dat werkt voor bovengenoemde projecten.
Vraag 95
Waarom wordt de subsidieregeling DUS-I uitgevoerd door externen? Gebeurt dat bij meer
subsidies?
Antwoord:
De subsidieregeling DUS-I bestaat niet. DUS-I voert subsidieregelingen uit voor beleidsdirecties
van VWS en OCW. In de loop der jaren is het aantal door DUS-I uitgevoerde subsidieregelingen
flink gegroeid. De vaste formatie betreft op dit moment 102 fte. De hoeveelheid werk
varieert gedurende het jaar. Gemiddeld zijn 150 fte nodig, met een piek richting 170
fte aan het einde van het jaar. Om al het werk gedaan te krijgen worden daarom externen
ingehuurd vanuit een raamovereenkomst inhuur subsidiemedewerkers en vanuit uitzendbureaus.
Door de groei in het aantal opdrachten is ook het volume van de externe inhuur toegenomen.
De opdrachtgelden die vanuit de directies van OCW en VWS worden verkregen worden naar
rato gebruikt om de vaste formatie en de flexibele schil te financieren.
Vraag 96
Kunt u de hogere kosten voor de RTE (Regionale Toetsingcommissies Euthanasie) uitsplitsen?
Antwoord:
De budgetbijstelling van € 1,1 miljoen wordt gedaan om de verwachte hogere uitgaven
voor locatiekosten voor 2020 (€ 1,3 miljoen) te kunnen dekken. De in de toelichting
genoemde prijsstijgingen behelzen enerzijds de invoering van concerndienstverleners
(CDV) – in het kader van informatieveiligheid – van aangetekend verzenden (IPKD) ad
€ 0,2 miljoen. Anderzijds is sprake van jaarlijks oplopende kosten voor dienstverleningsovereenkomsten
(DVO’s) van de diverse locaties. In totaal wordt voor de DVO’s, inclusief de aanpassingen
vanwege de nieuwe locatie Utrecht en aanpassingen bij een aantal overige locaties,
rekening gehouden met een uitgave van € 1,1 miljoen.
Vraag 97
Kunt u al een eerste inschatting geven per sector in welke mate en orde van grootte
er mee- en tegenvallers als gevolg van COVID-19 worden verwacht?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 98
Kunt u per sector een eerste inschatting maken welke mee- en tegenvallers als gevolg
van de coronacrisis van invloed zijn op (familie van) patiënten, cliënten, zorgverleners
en mantelzorgers?
Antwoord:
Dat is op dit moment niet vast te stellen. De extra uitgaven in de eerste suppletoire
begroting betreft een raming voor de coronagerelateerde uitgaven op de VWS-begroting
tot 1 juni. Dit zijn uitgaven aan o.a. beademingsapparatuur en medische beschermingsmaterialen.
De gevolgen van de meeruitgaven op de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg
zijn nog niet in beeld gebracht. Het kabinet streeft er naar om in de ontwerpbegroting
op Prinsjesdag meer inzicht te verschaffen over de hoogte van de kosten in 2020 en
waar mogelijk voor 2021 e.v., met de bijbehorende effecten op de staatsschuld, premie
en reserves van verzekeraars.
Vraag 99
Zijn er al cijfers of ramingen beschikbaar van de omzetderving als gevolg van COVID-19
waar zorgaanbieders mee te maken hebben?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 98.
Vraag 100
Hoe wordt bepaald of meerkosten als gevolg van de coronacrisis worden betaald via
de rijksbegroting (noodmaatregelen, extra rijksbijdragen Zorgverzekeringswet (Zvw)
en/of Wlz) of ten laste komen van de vermogens van zorgaanbieders en/of verzekeraars?
Antwoord:
De extra uitgaven in de eerste suppletoire begroting betreft een raming voor de corona
gerelateerde uitgaven op de VWS-begroting tot 1 juni. Dit zijn uitgaven aan o.a. beademingsapparatuur
en mondkapjes. Het gaat om kosten die normaliter in eerste instantie worden gemaakt
door zorgaanbieders en gefinancierd door zorgverzekeraars en zorgkantoren. In de uitzonderlijke
omstandigheden die COVID-19 met zich bracht, heeft het Ministerie van VWS dergelijke
uitgaven voor zijn rekening genomen. De gevolgen van de meeruitgaven op de Zorgverzekeringswet
en de Wet langdurige zorg zijn nog niet in beeld te brengen. Het kabinet streeft er
naar om in de ontwerpbegroting op Prinsjesdag meer inzicht te verschaffen over de
hoogte van de kosten in 2020 en waar mogelijk voor 2021 e.v., met de bijbehorende
effecten op de staatsschuld, premie en reserves van verzekeraars.
Vraag 101
Kunt u de tegenvaller in het Wlz-kader van € 480 miljoen uitleggen? In hoeverre was
deze tegenvaller te voorspellen? Hoe wordt voorkomen dat de Kamer in de toekomst opnieuw
worden geconfronteerd met een dergelijke tegenvaller?
Antwoord:
Op mijn verzoek heeft de NZa mij via een januaribrief13 en maartbrief geïnformeerd over de actuele ontwikkelingen van de vraag naar Wlz-zorg.
Hierin liet de NZa zien dat het Wlz-kader ontoereikend was. Via mijn brief van 20 april14 heb ik de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Met de inzichten uit de maartbrief
kon de Voorjaarsbesluitvorming plaatsvinden op basis van de meest actuele gegevens.
Het tekort van € 550 miljoen is daarbij voor € 70 miljoen opgelost door de inzet van
de gereserveerde herverdelingsmiddelen en voor € 480 miljoen binnen de integrale besluitvorming
bij de Voorjaarsnota.
De tegenvaller vloeit voor een deel voort uit het feit dat de groeiruimte bij de definitieve
kaderbrief Wlz 2020 in het licht van de demografische ontwikkelingen relatief beperkt
was (1,3%). Dat is ook de reden waarom ik mij reeds in januari en maart, vroegtijdiger
dan pas via het gebruikelijke mei-advies, heb laten informeren over de toereikendheid
van het Wlz-kader. Met de toevoeging van het bedrag van € 480 miljoen is in 2020 een totale groeiruimte
beschikbaar van 3,4%. Voorts heb ik de NZa gevraagd te onderzoeken welke mogelijkheden
er zijn om de ramingsmethodiek te verbeteren.15
Vraag 102
Op basis waarvan is de actuele stand van de onderschrijding van het Uitgavenplafond
Zorg afgerond € 1.0 miljard in 2020 en € 1.2 miljard in 2021? Kan dit geld op een
andere manier besteed worden?
Antwoord:
De actuele uitgavenraming en de actuele stand van het Uitgavenplafond Zorg vormen
de basis voor de onderschrijding van het uitgavenplafond in 2020 en 2021.
Zoals in de Voorjaarsnota is aangegeven is de onderschrijding van het UPZ in 2020
gebruikt om de additionele uitgaven onder het Uitgavenplafond voor de Rijksbegroting
en het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid te dekken. Het totale uitgavenplafond sluit
daarmee. Dat betekent overigens niet dat als de uitgaven onverhoopt toch hoger uitkomen,
daar geen ruimte voor is. De hoogte van de premiegefinancierde zorguitgaven worden
uiteindelijk bepaald door de onderliggende aanspraken, het recht op zorg en de zorgplicht
van verzekeraars.
Vraag 103
In hoeverre kan de huidige ruimte onder het plafond Zorg in 2020 (€ 1,0 miljard) en
2021 (€ 1,2 miljard) benut worden voor het opvangen van mogelijke meerkosten en tegenvallers
als gevolg van de coronacrisis?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 102. In aanvulling daarop geldt dat er inmiddels beleidsregels
zijn gepubliceerd voor de vergoeding van meerkosten als gevolg van de coronacrisis.
Hierbij is niet de ruimte onder het UPZ of het totale uitgavenplafond leidend, maar
is het uitgangspunt dat zorgaanbieders zorg moeten kunnen verlenen en doen wat nodig
is om de coronacrisis zo goed mogelijk te beheersen, bijvoorbeeld door voor zorgverleners
voldoende medische beschermingsmaterialen beschikbaar te stellen.
Vraag 104
Waarom treedt er sinds 2013 jaarlijks een onderschrijding van het Uitgavenplafond
Zorg op en daarnaast vrijwel altijd een overschrijding van het Uitgavenplafond Rijksbegroting?
Antwoord:
De belangrijkste reden dat er sinds 2013 jaarlijks een onderschrijding van het UPZ
optreedt is dat de zorguitgaven sinds het kabinet Rutte II minder hard groeien dan
in de jaren daarvoor. Omdat het plafond grotendeels is gebaseerd op de ontwikkeling
in voorgaande jaren resulteert een onderschrijding. De exacte reden voor de minder
sterke stijging van de zorguitgaven is niet eenduidig, maar de focus op de betaalbaarheid
van de zorg, resulterend in onder andere bestuurlijke akkoorden in de curatieve zorg
spelen daar een belangrijke rol in. Dat er tegelijkertijd een overschrijding op het
uitgavenplafond Rijksbegroting optrad is gegeven de budgettaire spelregels niet onlogisch.
De onderschrijdingen in de zorg boden, gegeven de regel dat het totaalkader moet sluiten,
ruimte om een aantal van de meest prioritaire beleidsmatige wensen op andere terrein
van de noodzakelijke financiële middelen te voorzien.
Vraag 105
In hoeverre zullen (meer)kosten van de coronacrisis in de Zvw- en Wlz-uitgaven worden
verwerkt door het plafond Zorg ervoor te corrigeren? Hoe wordt die afweging gemaakt?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 106
Kan de Kamer haar budgetrecht en recht van amendement ook uitoefenen door een rijksbijdrage
te amenderen om daarmee middelen vanuit de begroting aan te wenden voor doelen in
de premiegefinancierde zorgsectoren?
Antwoord:
Nee de middelen van de rijksbijdrage kunnen wel geamendeerd worden (begrotingsgefinancierd),
maar doordat er geen budgetrecht geldt voor de premiemiddelen kunnen deze niet via
een amendement naar de premie gefinancierde zorgsectoren worden herschikt. Het specifiek
amenderen van de rijksbijdrage Wlz betekent overigens dat dat het verwachte saldo
van het Fonds langdurige zorg (Flz) niet langer op nul sluit, maar dat er een tekort
in het Flz ontstaat. In materiele zin zal het daardoor geen vrije ruimte opleveren.
Vraag 107
Andersom, kan de Kamer haar budgetrecht en recht van amendement ook uitoefenen door
een rijksbijdrage te amenderen om daarmee eventuele budgettaire ruimte vanuit de premiegefinancierde
zorgsectoren aan te wenden voor doelen op de VWS-begroting?
Antwoord:
Nee, de middelen die beschikbaar worden gesteld uit de begroting dan wel premie betreffen
twee verschillende geldstromen die niet via een amendement onderling uitgewisseld
kunnen worden. Het amenderen van bijvoorbeeld de rijksbijdrage Wlz betekent dat het
verwachte saldo van het Flz niet langer 0 is.
Vraag 108
Verwacht wordt dat de uitgaven aan wijkverpleging in 2019 € 441 miljoen lager uitvallen
dan geraamd, wat is de verklaring hiervoor?
Antwoord:
De raming van het Zorginstituut is gebaseerd op inschattingen van alle zorgverzekeraars.
Ik heb onderzoek laten doen naar de steeds verder oplopende onderschrijding in de
afgelopen jaren in de wijkverpleging. Het betreft een kwalitatief onderzoek waarin
gezocht is naar verklaringen voor deze onderschrijdingen alsmede de vraag of de onderschrijdingen
gevolgen hebben gehad voor de toegankelijkheid van zorg.
Het onderzoek laat zien dat cliënten – ondanks de lagere uitgaven aan wijkverpleging
– nog steeds de zorg krijgen die zij nodig hebben, maar dat de druk op de wijkverpleging
toeneemt. Meerdere factoren spelen hierbij een rol waarbij de belangrijkste factor
is dat het personeelstekort toeneemt en dat dit tot langere zoektijden en meer druk op het personeel leidt. Andere
factoren zoals ongecontracteerde zorg en ZZP’ers spelen eveneens een rol. De onderzoekers
constateren dat het voor specifieke cliëntgroepen lastig kan zijn om de benodigde
zorg te vinden. Het onderzoek laat tevens zien dat er geen verdringing naar andere
sectoren (Wmo en Wlz) heeft plaatsgevonden. Het beleid van zorgverzekeraars heeft
effect gehad op het zorgaanbod. Er wordt beter gekeken naar welke zorg waar thuishoort
(rechtmatigheid). Ook is er sprake van een verschuiving van «zorgen voor» naar «zorgen
dat».
Vraag 109
Wat is de verklaring voor het feit dat het Zorginstituut Nederland constateert dat
in 2019 er € 441 minder uitgegeven is aan wijkverpleging dan geraamd?
Antwoord:
De raming van het Zorginstituut is gebaseerd op inschattingen van alle zorgverzekeraars.
Samen met de partijen van het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging heeft bureau Equalis
onderzoek gedaan naar de steeds verder oplopende onderschrijding in de afgelopen jaren.
Het betreft een kwalitatief onderzoek waarin gezocht is naar verklaringen voor deze
onderschrijdingen alsmede de vraag of de onderschrijdingen gevolgen hebben gehad voor
de toegankelijkheid van zorg. De onderzoekers hebben geen harde conclusies kunnen
trekken om de toenemende kwantitatieve ruimte tussen kader en feitelijke uitgaven
te verklaren.
Het onderzoek laat zien dat cliënten de zorg krijgen die zij nodig hebben. Het aantal
cliëntenstops ten gevolge van een personeelstekort is wel toegenomen tussen 2018 en
2019, maar dit heeft niet geleid tot een significant lager aantal uren zorg of het
ontstaan van wachtlijsten. Wel neemt de zoektijd toe. De verwachting is dat personeelstekort
nijpender zal worden naar de toekomst toe. Hierbij speelt de groei van niet-gecontracteerde zorg en het aandeel ZZP-ers ook een rol. De onderzoekers constateren dat
het voor specifieke cliëntgroepen lastig kan zijn om de benodigde zorg te vinden.
Ook is sprake van regionale verschillen.
De onderzoekers constateren tevens dat er geen duidelijke verdringing naar andere
sectoren (Wmo en Wlz) heeft plaatsgevonden. Het beleid van zorgverzekeraars heeft
wel effect gehad op het zorgaanbod. Er wordt beter gekeken naar welke zorg waar thuishoort
(rechtmatigheid) en is er meer aandacht is voor het «zorgen dat» de juiste zorg op
de juiste plek wordt verleend. Hierbij wordt ook meer gekeken naar de zelfredzaamheid
van mensen. Het verminderen van de zorgval – dat wil zeggen een lager het aantal uren
verzekerde zorg bij de overgang tussen wijkverpleging en Wlz-thuis – kan enig effect
hebben gehad.
Vraag 110
Waarom kan op basis van de cijfers over 2019 het budget voor wijkverpleging in 2020
structureel met € 341 miljoen omlaag? Is dit een budgetverlaging ter compensatie van
het stijgende Wlz-kader, zoals vermeld op pagina 48?
Antwoord:
We zien in de afgelopen jaren een toenemende onderschrijding in het financieel kader
wijkverpleging; (€ 132 miljoen in 2017, € 235 miljoen in 2018 en € 441 miljoen in
2019). Deze trend lijkt zich in 2020 voort te zetten; naar verwachting zal de onderschrijding
ten opzichte van het beschikbare kader oplopen tot boven de € 500 miljoen.
Ik heb onderzoek laten doen naar de steeds verder oplopende onderschrijding in de
afgelopen jaren in de wijkverpleging, zie het antwoord op vraag 108.
Mede naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek is na overleg met de partijen
van het hoofdlijnenakkoord het kader structureel verlaagd en wordt € 341 miljoen van
deze onderschrijding structureel ingezet voor (grotendeels) de hogere uitgaven aan
de Wlz. Van jaar op jaar stijgt het kader wijkverpleging overigens nog steeds omdat
de in de HLA overeengekomen volumegroei van de uitgaven onverkort van kracht blijft
(jaarlijks 2,4% ofwel circa € 100 miljoen), evenals de toedeling van de loon- en prijsbijstelling
van ongeveer € 100 miljoen per jaar. Hierdoor blijft er ruimte om te blijven investeren
in (de groei van) de wijkverpleging.
Vraag 111
Hoe verhoudt zich de structurele verlaging met € 341 miljoen van de uitgaven betreffende
de raming voor de wijkverpleging met de toename van het aantal cliënten? Hoe is in
deze structurele verlaging de toename meegenomen van het aantal mensen dat wijkverpleging
nodig heeft na te zijn getroffen door het coronavirus? Hoe wordt voorkomen dat de
extra vraag in dit segment zich zal vertalen in een extra aanspraak op Wmo-budgetten
van gemeentes?
Antwoord:
Zoals aangegeven in mijn Kamerbrieven van 6 mei16 en 4 juni17 jl. over de coronacrisis loopt er een aantal trajecten als het gaat om de nazorg
en revalidatie van (ex-)COVID-19-patiënten. Deze trajecten richten zich op zorginhoud
en expertise (opdracht aan ZonMw), aanspraak (verzoek aan Zorginstituut) en capaciteit
en bekostiging (onderzoek door de NZa). Het is nog te vroeg om te weten of en zo ja
hoeveel extra cliënten er als gevolg van COVID-19 een beroep zullen doen op wijkverpleging.
De in het hoofdlijnakkoord wijkverpleging afgesproken groei van jaarlijks 2,4% blijft
overigens bestaan, het kader 2020 neemt als gevolg van deze groei met circa € 100
miljoen toe. Daarnaast is niet de gehele onderschrijding 2019 structureel afgeroomd.
Vooralsnog verwacht ik dat het kader 2020 voldoende ruimte zal bieden om de zorg voor
cliënten die dat nodig hebben te kunnen leveren. Verschuiving van zorg naar de Wmo
kan worden voorkomen als zorgverzekeraars en gemeenten onderling goed blijven samenwerken.
Op 10 juni is de voortgangsrapportage van het project wachtlijsten en capaciteit wachtlijsten
aan uw Kamer aangeboden.
Vraag 112
Wanneer kan de Kamer deze rapportage verwachten? Wordt hierbij ook het belang meegenomen
van groene buitenruimte in de buurt – zoals nu ook herhaaldelijk zichtbaar werd in
deze crisis? Zo ja, op welke manier?
Antwoord:
De hier gestelde vraag refereert niet aan de suppletoire VWS-begroting, daardoor kan
deze vraag niet door Ministerie van VWS worden beantwoord.
Vraag 113
Hoe komt het dat de verwachte uitgaven voor geneesmiddelen lager uitkomen dan geraamd?
Antwoord:
De verwachting dat de daadwerkelijke uitgaven in 2020 e.v. lager zullen zijn dan eerder
ingeschat komt met name op basis de (jaarlijks uitgebrachte) geneesmiddelenraming
van het Zorginstituut. De raming van het Zorginstituut voor 2020 komt op 2,2%, gebaseerd
op de groei in 2016–2018. De beschikbare (groei)ruimte op de begroting van VWS voor
2020 en verder, met name toebedeeld aan het begin van kabinetsperiode, was hoger dan
wat er nu naar verwachting benodigd is.
Vraag 114
Is met de (structurele) onderschrijding van uitgaven aan geneesmiddelen de taakstelling
in het Regeerakkoord gehaald?
Antwoord:
Nee, de taakstelling uit het Regeerakkoord dient te worden behaald met aanpassing
van de Wet Geneesmiddelenprijzen, modernisering van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem,
overhevelingen van bepaalde groepen geneesmiddelen (van Farmaceutische Zorg naar Medisch
Specialistische Zorg) en scherpere inkoop van geneesmiddelen.
Vraag 115
Zijn verdere besparingen in relatie tot uitvoering van maatregelen zoals de invoering
van de herziene Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) per 1 oktober aanstaande of de modernisering
van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) nog aan de orde, aangezien het immers
een gegeven is dat deze maatregelen negatieve effecten kunnen hebben voor de beschikbaarheid
van geneesmiddelen en daarmee gevolgen voor de patiënt?
Antwoord:
Het uitstel van de aanscherping van de wettelijke maximumprijzen op basis van de Wet
geneesmiddelenprijzen (Wgp) die stond gepland per 1 april 2020 is tijdelijk van aard.
Zoals ik in mijn brief van 26 maart 2020 heb toegelicht, is het uitstel van de aanscherping
van de Wgp er niet op gericht om in specifieke gevallen tekorten van geneesmiddelen
vanwege lagere prijzen te voorkomen (Kamerstuk 29 477, nr. 651). Het betrof een algemene maatregel die ik heb genomen ten behoeve van de continuïteit
van de algehele geneesmiddelenvoorziening. Dit achtte ik noodzakelijk gezien de sterk
toenemende onrust en onzekerheid op de internationale geneesmiddelenmarkt als gevolg
van COVID-19 die zich manifesteerde in de weken voor het van kracht worden van de
geplande aanscherping van Wgp-maximumprijzen per 1 april 2020. In deze specifieke
context koos ik ervoor om marktpartijen tijdelijk meer lucht te geven zodat zij maatregelen
konden nemen om goed voorbereid te zijn op mogelijke tekorten, zoals het vergroten
van voorraden.
Ik werk daarnaast ook verder aan de voorgenomen modernisering van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem
(GVS) en informeer u daarover, zoals toegezegd, voor de zomer. Zoals aangekondigd
in de Kamerbrief van 27 januari jl. betrek ik partijen bij de verdere uitwerking van
de modernisering en heb ik daarin ook aandacht voor de beschikbaarheid van geneesmiddelen.
Vraag 116
Op welke wijze wordt een deel van de misgelopen besparing vanwege uitstel van de Wgp
binnen het bestaande financiële kader voor extramurale geneesmiddelen opgevangen?
Antwoord:
In 2020 is naar verwachting niet alle (groei)ruimte die beschikbaar is voor extramurale
hulpmiddelen nodig om de uitgaven hieraan te dekken. Daardoor is € 40 miljoen overgeboekt
van het hulpmiddelenkader naar het geneesmiddelenkader. De rest van het besparingsverlies
Wgp kon binnen het bestaande financiële kader worden opgevangen.
Vraag 117
Op basis van welke verwachtingen wordt de raming van uitgaven aan geneesmiddelen met
€ 128 miljoen in 2020 en vanaf 2021 met € 100 miljoen verlaagd? Kan dit nader worden
toegelicht?
Antwoord:
Zie ook antwoord op vraag 113. Dit is met name op basis van de jaarlijkse geneesmiddelenraming
vanuit het Zorginstituut. Daarin wordt een groei van 2,2% verwacht voor 2020 en 2021.
De beschikbare (groei)ruimte in de VWS-begroting was hoger en maakt dat een ramingsbijstelling
mogelijk werd geacht.
Vraag 118
Waar baseert u de bedragen van 2 x 25 miljoen euro op? In november 2019 maakte de
Minister voor Medische Zorg in de Kamer nog melding van geschatte kosten van € 100
miljoen.
Antwoord:
Het aanleggen en aanhouden van een ijzeren voorraad brengt kosten met zich mee. Op
basis van het rapport van Gupta Strategists bedragen de kosten van een voorraadverhoging
naar vijf maanden voor firma’s en groothandels rond de € 100 miljoen per jaar. De
kosten voor het aanhouden van voorraden zullen waarschijnlijk uiteindelijk verdisconteerd
worden in de prijs, mits de prijs van het geneesmiddelen de wettelijke maximumprijs
niet overschrijdt (conform de Wet geneesmiddelenprijzen). Rekening houdend met de
wettelijke maximumprijzen kunnen de prijzen rond de € 45 miljoen stijgen.
Er zijn ook opbrengsten: het niet meer gebruiken van duurdere substituten van rond
de € 20 miljoen per jaar. De uitgaven aan zorg zullen netto naar schatting dus rond
de € 25 miljoen stijgen (€ 45 miljoen minus € 20 miljoen).
Met betrekking tot de in de vraag genoemde «2 x 25 miljoen euro» nog het volgende.
Er is een reeks van structureel € 25 miljoen per jaar opgenomen in de begroting. De
opbouw van de ijzeren voorraad duurt naar verwachting twee jaar, echter de kosten
van het aanhouden van die voorraad zijn structureel van aard.
Vraag 119
Betekent de reservering van 2 x 25 miljoen euro dat een plan van aanpak beschikbaar
is met betrekking tot het aanleggen van een ijzeren voorraad, aangezien tijdens het
algemeen overleg Geneesmiddelenbeleid op 6 november 2019 de Minister voor Medische
Zorg aangekondigde om samen met betrokken partijen een plan van aanpak (inclusief
financiering) op te stellen en deze in het voorjaar van 2020 naar de Kamer te sturen?
De Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) is samen met andere partijen constructief
met u in gesprek, op dit moment heeft u nog geen plan van aanpak gedeeld met de betrokken
partijen, klopt het dat in de Voorjaarsnota al wel financiële middelen gereserveerd
zijn met betrekking tot het aanleggen van een ijzeren voorraad? Zo ja, wanneer wordt
dit plan van aanpak – conform de toezegging – afgestemd met de betrokken partijen
en naar de Kamer gestuurd?
Antwoord:
Met de leden van de werkgroep Geneesmiddelentekorten is regelmatig overleg gevoerd
om de opbouw en financiering van de ijzeren voorraad te bespreken. Aan Gupta Strategists
is gevraagd om een onderzoek te doen naar de financieringssystematiek voor het aanleggen
van de ijzeren voorraad. Inmiddels is dit onderzoek gereed en gepresenteerd aan de
leden van de werkgroep Geneesmiddelentekorten. Eind juni zal het plan van aanpak naar
verwachting klaar zijn en worden besproken met de werkgroep geneesmiddelentekorten.
Eerder is afgesproken dat de Kamer in de zomer geïnformeerd zal worden over de uitwerking
van de ijzeren voorraad. Met betrekking tot de reservering van 2 x € 25 miljoen, zie
het antwoord op vraag 118.
Vraag 120
In hoeverre komt het budget voor wijkverpleging in het gedrang als mensen langer thuis
blijven wonen omdat er nog geen plek is in een verpleeghuis, aangezien uitgaven voor
de wijkverpleging worden verlaagd om de wachtlijsten in de ouderenzorg op te vangen?
Wat is het tijdspad voor het wegwerken van deze wachtlijsten?
Antwoord:
Zoals aangegeven in mijn Kamerbrieven van 6 mei18 en 4 juni19 jl. over de Covidcrisis loopt er een aantal trajecten als het gaat om de nazorg en
revalidatie van (ex-)COVID-19-patiënten. Deze trajecten richten zich op zorginhoud
en expertise (opdracht aan ZonMw), aanspraak (verzoek aan Zorginstituut) en capaciteit
en bekostiging (onderzoek door de NZa). Het is nog te vroeg om te weten of en zo ja
hoeveel extra cliënten er als gevolg van Covid-19 een beroep zullen doen op wijkverpleging.
De in het hoofdlijnakkoord wijkverpleging afgesproken groei van jaarlijks 2,4% blijft
overigens bestaan, het kader 2020 neemt als gevolg van deze groei met circa € 100
miljoen toe. Daarnaast is niet de gehele onderschrijding 2019 structureel afgeroomd.
Vooralsnog verwacht ik dat het kader 2020 voldoende ruimte zal bieden voor de opvang
van extra cliënten of van cliënten die mogelijk langer in de wijkverpleging blijven
terwijl ze wachten op een plek in een verpleeghuis. Verdringing naar de Wmo kan worden voorkomen als zorgverzekeraars en gemeenten
onderling goed samenwerken. Binnenkort bied ik u de voortgangsrapportage van het project
wachtlijsten en capaciteit verpleeghuizen aan.
Vraag 121
Wat is de reden dat op basis van de cijfers 2019 het budget voor wijkverpleging in
2020 structureel met € 341 miljoen omlaag kan? Is dit een budgetverlaging ter compensatie
van het stijgende Wlz-kader?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 110.
Vraag 122
Waarom is in 2019 aan wijkverpleging € 441 minder uitgegeven dan was geraamd?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 109.
Vraag 123
Hoe is de verdergaande vergrijzing in de meerjarenbegroting opgenomen? Hoe wordt voorkomen
dat dit najaar wederom een bijstelling van het Wlz-kader aan de orde is?
Antwoord:
De verdergaande vergrijzing is door het CPB meegenomen in de middellangetermijnraming
voor de zorguitgaven (MLT-zorg) van het CBP. Deze maakt daarmee onderdeel van de basis
voor het huidige meerjarenkader Wlz (2018–2021). Op grond van de MLT-zorg en de adviezen
van de NZa over de toereikendheid van het budgettair kader stel ik jaarlijks het Wlz-kader
vast. Het budgettair kader, dat toereikend dient te zijn om te borgen dat de cliënten
die recht hebben op zorg hier ook in kunnen worden voorzien, ademt mee met volumeontwikkelingen.
De bijstelling van het Wlz-kader vloeide voor een deel voort uit het feit dat de groeiruimte
voor 2020 bij de definitieve kaderbrief Wlz 2020 in het licht van de demografische
ontwikkelingen relatief beperkt was, namelijk 1,3%. De oorzaak daarvan was dat een
deel van de groeiruimte 2020 al werd ingezet om de doorwerking van een tekort over
het jaar 2019 structureel te kunnen dekken20. Dat is ook de reden waarom ik mij al in januari en maart heb laten informeren over
de toereikendheid van het Wlz-kader, in plaats van in mei. Met de toevoeging van het
bedrag van € 480 miljoen is in 2020 een totale groeiruimte beschikbaar van 3,4%. Voorts
heb ik de NZa gevraagd te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de ramingsmethodiek
te verbeteren.21
Vraag 124
Wat is de consequentie van het met € 20 miljoen naar beneden bijstellen van de raming
voor zorginfrastructuur?
Antwoord:
De middelen op de post zorginfrastructuur zijn voor de periode t/m 2021 gereserveerd
voor diverse subsidieregelingen. Deze ramingsbijstelling heeft betrekking op de periode
vanaf 2022 en heeft daardoor geen gevolgen voor bestaande subsidieregelingen.
Vraag 125
Waarom is gekozen voor de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) om
namens de Staat garant te staan richting marktpartijen bij de aankoop van geneesmiddelen,
grondstoffen en andere geneeskundige middelen voor de gezondheidszorg gerelateerd
aan de behandeling van COVID-19 patiënten?
Antwoord:
De COVID-19 uitbraak heeft geleid tot een sterke stijging van het aantal beademde
IC-patiënten. De vraag naar geneesmiddelen voor zorg aan COVID-19 patiënten was en
is hoog. Daarnaast staat de toevoer van geneesmiddelen door onder meer de wereldwijde
stijging in gebruik, de handelsbelemmeringen als gevolg van de crisis en de vermindering
van de productie van zowel de grondstoffen als de eindproducten onder druk. Het risico
bestond en bestaat dat de beschikbaarheid van specifiek voor de behandeling van COVID-19
patiënten benodigde geneesmiddelen in het gedrang kan komen. Het is daarom noodzakelijk
de aankoop van geneesmiddelen snel centraal te kunnen coördineren. De oprichting van
het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) is een initiatief van de Nederlandse
Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA), Nederlandse Federatie van Universitair
Medisch Centra (NFU), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse
geneesmiddelengroothandels (BG Farma). In een bestuurlijk overleg met deze partijen
is besloten het LCG bestuurlijk onder de NVZA te plaatsen. Het is de reguliere taak
van de ziekenhuisapotheker om deze geneesmiddelen in te kopen. Daarmee benut je zoveel
mogelijk de bestaande kennis en kunde. De taken van het LCG zijn onder andere het
monitoren en het op peil houden van de voorraden door het inkopen van IC-medicatie
geneesmiddelen of de relevante grondstoffen.
Omdat er veel onzekerheden zijn over de benodigde hoeveelheid IC-medicatie en de ontwikkeling
van het marktaanbod, is het in sommige gevallen nodig om snel te handelen door een
partij geneesmiddelen te kopen waarvan op voorhand niet zeker is of deze daadwerkelijk
nodig zal zijn. Om marktpartijen meer comfort te geven, kan de NVZA / het LCG namens
de Staat een garantstelling afgeven.
Vraag 126
Wat was het gevolg geweest als u de NVZA niet had gevraagd om namens de Staat garant
te staan richting marktpartijen bij de aankoop van geneesmiddelen, grondstoffen en
andere geneeskundige middelen voor de gezondheidszorg gerelateerd aan de behandeling
van COVID-19 patiënten?
Antwoord:
Zonder centrale garanties was de vrees dat individuele marktpartijen vanwege de onzekerheid
over een afzetmarkt niet of te laat tot aankoop van bepaalde partijen geneesmiddelen
zouden overgaan vanwege de risico’s. Er zijn bijvoorbeeld garanties afgegeven bij
de aankoop van propofol en midazolam (die dus anders minder snel of in andere volumes
aangeschaft hadden kunnen worden). Zie ook antwoord op vraag 125.
Vraag 127
Kunt u aangeven waarom het ingevulde afwegingskader met betrekking tot de garantieovereenkomst
voor de aankoop van geneesmiddelen, grondstoffen en andere geneeskundige middelen
voor de gezondheidszorg gerelateerd aan de behandeling van COVID-19 patiënten, niet
vooraf aan de besluitvorming met het parlement gedeeld kan worden?
Antwoord:
Als onderdeel van de noodmaatregelen voor de beheersing van COVID-19 is en wordt met
de garantieregeling m.b.t. de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
/ Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) beoogd om de aankoop van geneesmiddelen,
grondstoffen en andere geneeskundige middelen voor de gezondheidszorg gerelateerd
aan de behandeling van COVID-19 patiënten te borgen. De garantieovereenkomst is onder
uitzonderlijke omstandigheden en met veel spoed tot stand gekomen, waardoor het parlement
niet voorafgaand aan de besluitvorming is geïnformeerd.
Vraag 128
Welke (dreigende) geneesmiddelentekorten zijn er geweest sinds de start van de crisis
of worden nog verwacht?
Antwoord:
Leveringsproblemen moeten door firma’s zo snel mogelijk gemeld worden bij het Meldpunt
tekorten. Tijdens de coronacrisis is het van belang dat eventuele tekorten, die door
leveringsproblemen kunnen ontstaan, vroegtijdig worden gesignaleerd, zodat preventieve
maatregelen kunnen worden genomen. Om die reden is met partijen in het Coronaberaad
leveranciers afgesproken om op basis van een lijst een monitor in te stellen met een
overzicht van de voorraden in de hele keten in relatie tot de actuele vraag.
Voor geneesmiddelen die specifiek gebruikt worden op de intensive care bij de behandeling
van COVID-19 patiënten is het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) opgericht.
Het LCG houdt nauwkeurig bij welke en hoeveel geneesmiddelen beschikbaar zijn. In
de afgelopen weken heb ik uw Kamer in de «Covid-19: update stand van zaken» brieven
geïnformeerd over dreigende tekorten van noradrenaline, propofol, midazolam en rocuronium,
maar ook dat deze zijn opgelost door extra inkoop (o.a. vanuit het buitenland) of
een eigen bereiding.
In India en China is de lockdown ondertussen opgeheven, maar er was sprake van een
ernstige verstoring van de logistieke keten. Geneesmiddelen worden maanden van tevoren
besteld en het is nog niet duidelijk wat de gevolgen voor de voorraden in Nederland
op termijn zullen zijn. Dit wordt nauwlettend in de gaten gehouden, zodat ook tijdig
gezocht kan worden naar alternatieven. De eerdergenoemde monitoring van voorraden
in relatie tot actuele vraag heeft mede als doel vroegtijdig gevolgen voor de Nederlandse
markt te signaleren.
Vraag 129
Kunt u aangeven of, en zo ja, hoe het parlement in de gelegenheid wordt gesteld om
adequaat te reageren op het ingevulde afwegingskader wanneer dit een globaal karakter
heeft?
Antwoord:
Alhoewel het afwegingskader een globaal karakter heeft, ben ik van mening dat de weergegeven
informatie een toereikend beeld geeft van de garantieregeling en dat het parlement
daarmee in de gelegenheid is gesteld om adequaat te reageren.
Vraag 130
Wat is de status van de «Bijlage Garantieregeling» en de daarin genoemde bedragen
en het garantieplafond? Zijn deze ter informatie opgenomen, of dient de Kamer deze
ook te autoriseren? Zo ja, hoe? Zo nee, hoe verhoudt het verstrekken van deze garanties
zich tot het budgetrecht?
Antwoord:
Met de opname van de Bijlage Garantieregeling geven we invulling aan de bepaling in
het rijksbrede beleidskader risicoregelingen dat toetsingskaders voor risicoregelingen
na besluitvorming aan het parlement worden verzonden en dat conform de instructies
in de rijksbegrotingvoorschriften verantwoording wordt afgelegd. Op basis van de rijksbegrotingsvoorschriften
wordt het parlement in begrotingen en jaarverslagen geïnformeerd over risicoregelingen.
In de departementale begrotingen wordt in de beleidsagenda een aparte risicoparagraaf
opgenomen met daarin het «Overzicht van Risicoregelingen». In deze paragraaf worden
garanties, leningen en achterborgstellingen gepresenteerd. Aan risicoregelingen wordt
in de beleidsverslagen van de departementale jaarverslagen eveneens een aparte paragraaf
gewijd. Anders dan in de tabellen in de begroting wordt in het jaarverslag per risicoregeling
per risicovoorziening ook verslag gedaan van het totaal volume van de reserve en de
mutaties ten opzichte van het voorgaande jaar. Op de saldibalans wordt de risicovoorziening
verantwoord.
Vraag 131
Waarom kent de garantieregeling met de NVZA een plafond en de garantieregeling LCH
niet?
Antwoord:
Het verwachte maximale bedrag dat via de verleende garantstelling wordt afgedekt,
kon voor de garantieregeling met de NVZA worden bepaald. Voor de garantstellingen
namens de Minister is dan ook een limiet van in totaal € 18.750.000 (exclusief BTW)
opgenomen in overeenkomst.
De afgegeven garantie aan LCH/Mediq is niet gemaximeerd, aangezien duidelijk werd
dat het in deze uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk was om de omvang van het
risico vooraf goed in te schatten. Wel is Mediq verplicht dagelijks en wekelijks VWS
schriftelijk te rapporteren over de hoeveelheid en de kosten van de ingekochte persoonlijke
beschermingsmiddelen. De rapportage ziet in elk geval ook op problemen in de (niet)
nakoming van verplichtingen en eventueel gerealiseerde schades. Mediq is verplicht
mij per ommegaande te informeren indien hij voorziet dat de garantstelling een bedrag
van € 20 miljoen nadert of dreigt te worden overschreden.
Vraag 132
Zijn er tot op heden al daadwerkelijke betalingen gedaan of schades geleden op grond
van deze door de staat verstrekte garanties? Zo ja, kunt u daar een overzicht van
geven en een toelichting op de reden waarom een garantie tot betaling is gekomen?
Antwoord:
De garantieregeling NVZA heeft tot op heden geen betaling vanuit c.q. schade voor
VWS tot gevolg gehad. Zoals is aangegeven in het toetsingskader voor de garantstelling
LCH/Mediq is met betrekking tot het risico door het prijsverschil tussen inkoop en
verkoop zeker dat kosten zullen ontstaan door de gestegen marktprijzen. Deze kosten
zullen zich voordoen ongeacht de uitvoeringsvariant. De Minister voor MZS heeft besloten
de prijsstijging per product niet aan de zorgaanbieders door te berekenen, maar als
rijksoverheid te dragen. Een eerste raming van deze kosten is verwerkt in de 1e suppletoire
begrotingswet 2020 van het Ministerie van VWS.
Vraag 133
Wat is de inschatting van de kosten van deze garantieregelingen voor de nog resterende
looptijd? Is uw inschatting dat verlenging of aanpassing van de nu verstrekte garanties
nog aan de orde zijn?
Antwoord:
Het is niet mogelijk op dit moment een goede inschatting te maken van de kosten.
Voor de overeenkomst die tussen VWS en LCH/Mediq is gesloten, geldt het volgende.
Voor wat betreft het risico door het prijsverschil tussen inkoop en verkoop van beschermingsmiddelen
is zeker dat de kosten als gevolg van gestegen marktprijzen verder zullen oplopen
als gevolg van het besluit om de prijsstijging per product niet aan de zorgaanbieders
door te berekenen, maar als rijksoverheid te dragen. Een eerste raming van de kosten
voor de periode tot en met juni 2020 is verwerkt in de 1e suppletoire begrotingswet 2020 van het Ministerie van VWS. Nadere ramingen worden
verwerkt in de reguliere en eventueel incidentele suppletoire begrotingen. De garantstelling
voor LCH/Mediq is geldig tot en met 23 juni 2020.
De NVZA heeft tot en met 1 juli 2020 volmacht om namens de Minister garantstellingsverklaringen
uit te brengen waarin de Staat der Nederlanden zich ten behoeve van de marktpartij
garant stelt voor de in de overeenkomst genoemde risico’s met betrekking tot de inkoop,
verkoop en distributie van kritische IC-geneesmiddelen.
Op korte termijn zal dus een besluit moeten worden genomen over eventuele verlenging
van de afspraken in de genoemde overeenkomsten.
Overigens blijven de overeenkomsten die door Mediq zijn gesloten, maar ook de volmachten
die de NVZA heeft afgegeven, na ommekomst van de genoemde termijnen gegarandeerd.
Vraag 134
Kunt u aangeven waarom het ingevulde afwegingskader met betrekking tot de garantieovereenkomst
voor de inkoop van noodzakelijke beschermingsmiddelen, niet voorafgaand aan de besluitvorming
met het parlement gedeeld kan worden?
Antwoord:
Als onderdeel van de noodmaatregelen voor de beheersing van COVID-19 is en wordt met
de garantstelling Landelijk Consortium Hulpmiddelen (Mediq) beoogd om de aankoop van
beschermingsmiddelen en een aantal andere producten voor de gezondheidszorg gerelateerd
aan de behandeling van COVID-19 patiënten te borgen. De garantieovereenkomst is onder
uitzonderlijke omstandigheden en met veel spoed tot stand gekomen, waardoor het parlement
niet voorafgaand aan de besluitvorming is geïnformeerd.
Vraag 135
Waarom is er niet voor gekozen om als overheid de risico's te beheersen van het zelf
aankopen, distribueren en factureren van geneesmiddelen?
Antwoord:
Marktpartijen hebben de contacten en ervaring om inkoop en distributie van geneesmiddelen
het beste te doen, ik ben er niet van overtuigd dat de overheid dit beter zou kunnen
doen. Ik heb er wel voor gekozen om – waar nodig – het financiële risico af te dekken
door middel van een garantstelling (zie ook vragen 125 en 126).
Vraag 136
Waarom is Mediq aangewezen als zowel inkopende als leverende partij?
Antwoord:
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) is een open consortium, een privaat-publieke
samenwerking waarin partijen belangeloos samenwerken en hun kennis, expertise en infrastructuur
op gebied van inkoop en distributie van persoonlijke beschermingsmiddelen bundelen
en delen. Naast de initiatiefnemers, de gezamenlijke inkooporganisatie van de academische
ziekenhuizen samen met het Ministerie van VWS, hebben zich inmiddels andere organisaties
aangesloten. Het LCH werkt samen met grote professionele partners die hun distributie-
en logistieke netwerken ter beschikking stellen om producten naar Nederland te krijgen
(Skyteam/KLM) of om binnen Nederland producten te distribueren naar alle zorginstellingen
(OneMed/QRS en Mediq). Verder leveren vele professionals uit onder meer zorginstellingen,
adviesbureaus, defensie en overheidsinstanties een actieve bijdrage aan het LCH en
wordt het LCH gefaciliteerd door de branchevereniging FHI.
Omdat het LCH geen rechtspersoonlijkheid heeft die aankopen kan doen of kan factureren
is er gezocht of een van de deelnemers de rol van inkoper en verkoper op zich wilde
nemen. Mediq heeft deze rol op zich genomen.
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Groep Krol/vKA | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.