Brief regering : De buitengewoon opsporingsambtenaar een professionele partner met een eigenstandige taak in de publieke ruimte
36 395 Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren
Nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2025
Inleiding
Iedereen is gebaat bij een samenleving waarin de leefbaarheid en veiligheid op orde
zijn. Een belangrijke partner hierin is de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna:
boa). De vraag naar leefbaarheid en veiligheid is haast onbegrensd. De mensen en middelen
waarmee dit moet worden gerealiseerd zijn dat niet. Daardoor ontstaat schaarste in
capaciteit en de noodzaak om doorlopend na te denken over de meest effectieve en efficiënte
manier om zo goed als mogelijk aan deze vraag te kunnen voldoen. Een boa is een functionaris
die voor de uitvoering van zijn taken een opsporingsbevoegdheid voor specifieke strafbare
feiten heeft gekregen. De boa mag met zijn opsporingsbevoegdheid onder andere verdachten
aanhouden, iemands identiteit controleren, processen-verbaal opmaken en boetes uitschrijven.
Op dit moment werkt de boa in veel verschillende domeinen in dienst van een grote
hoeveelheid publieke en private werkgevers.
Het white paper versterking politiefunctie stelt dat er keuzes moeten worden gemaakt over de doorontwikkeling
en inrichting van de politiefunctie, bijvoorbeeld over de vraag welke taken voorbehouden
moeten zijn aan de overheid, en daarbinnen de politie, en waar ruimte is voor (meer)
samenwerking met anderen. Het voorbeeld van taakverdeling tussen politie en boa wordt
hierbij expliciet genoemd.1 Daarom is aan uw Kamer een diepgaande beschouwing op het boa-bestel toegezegd, waarin
wordt onderzocht wat de taak van de boa binnen de politiefunctie in de maatschappij
moet zijn. Door middel van de beschouwing wordt geborgd dat de doorontwikkeling expliciet,
weloverwogen en samen met de nodige waarborgen gebeurt.
Als startpunt van de beschouwing heeft mijn ministerie een breed maatschappelijk gesprek
gevoerd. Zo is er een literatuuroverzicht gemaakt, een wetenschappelijk essay verschenen,
in een burgerparticipatietraject onderzocht hoe burgers naar het vraagstuk kijken
en zijn er gesprekken en denksessies georganiseerd met de ketenpartners, zoals werkgevers,
politie, Openbaar Ministerie (OM), vakbonden en uiteraard een vertegenwoordiging vanuit
het boa-veld. De opbrengst hiervan is gebruikt als input voor de dialoogtafels waar
samen met het veld is gesproken over de ervaren knelpunten in en de noodzakelijke
ontwikkeling van het boa-bestel.2
De diepgaande beschouwing legt het fundament om het huidige boa-bestel toekomstgericht
te optimaliseren door het formuleren van een duidelijke taak met passende bevoegdheden
en uitrusting, omgeven met adequate waarborgen. Dit stelt de boa beter in staat om
zijn taak goed uit te voeren en zo zijn belangrijke bijdrage binnen de maatschappij
te leveren, in goede samenwerking met andere partners binnen de politiefunctie, en
draagt hij bij aan onze veiligheid. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten
van deze diepgaande beschouwing en de daaruit volgende ontwikkelrichting voor het
boa-bestel. Ook doe ik in deze brief een aantal door uw Kamer aangenomen moties en
toezeggingen af.3 Omwille van de leesbaarheid wordt de functionaris in dienst van een publieke of private
werkgever aan wie uit hoofde van zijn functie de boa-status is toegekend, in het vervolg
van deze brief kortweg aangeduid als «boa», tenzij het nodig is een uitdrukkelijk
onderscheid te maken tussen de functionaris en boa-status.
Probleemanalyse
Vooropgesteld hecht ik eraan te benadrukken dat er veel goed gaat. De boa speelt tegenwoordig
een onmisbare rol in onder andere wijken, het openbaar vervoer en natuurgebieden.
Ze dragen op een effectieve manier bij aan het veilig en leefbaar houden van Nederland,
de samenwerking met de politie is de afgelopen jaren verbeterd en er is een groeiende
aandacht voor de professionele ontwikkeling van de boa. Tegelijkertijd is er nog veel
te doen. Uit het brede maatschappelijk gesprek volgt – samengevat – dat er, binnen
zijn rol als opsporingsambtenaar, geen eenduidig beeld bestaat van de taak van de
boa in de politiefunctie binnen de maatschappij. Hierdoor zijn de verwachtingen rondom
de boa divers, zowel binnen de beroepsgroep zelf als bij de werkgevers en burgers.
Ook is meer helderheid en eenduidigheid nodig over bevoegdheden, uitrusting, geweldmiddelen
en de (kwaliteits-)waarborgen die er aan de boa en de werkgevers worden gesteld.
Figuur 1: de zes verschillende domeinen binnen het huidige boa-bestel
Het huidige boa-bestel kent zes domeinen met ieder een eigen (lange) domeinlijst met
de strafbare feiten waarop de boa mag handhaven. Deze veelheid aan domeinen, incongruenties
in de domeinlijsten en versnippering in bevoegdheden leidt tot handelingsverlegenheid
in de taakuitvoering. Ook het ontbreken van een stevige informatiepositie, bijvoorbeeld
door toegang tot systemen, belemmert de boa bij het eigenstandig uitvoeren van zijn
taak. Tenslotte is geconstateerd dat de juridische inbedding van het boa-bestel, met
vele regelingen en beleidsregels, onoverzichtelijk is, bijvoorbeeld in relatie tot
de titel van opsporingsbevoegdheid en de bijbehorende beëdiging, de mogelijkheden
rond opleiden en examineren, het toezicht en de rol en verantwoordelijkheden van de
werkgever.
Samenvattend kent het huidige boa-bestel de volgende knelpunten:
Figuur 2: Samenvatting ervaren knelpunten uit het brede maatschappelijk gesprek
1. Geen eenduidig beeld bij de taak van de boa in de politiefunctie binnen de maatschappij;
2. Veelheid aan domeinen en domeinlijsten met versnippering in bevoegdheden als gevolg;
3. Handelingsverlegenheid door onduidelijke afbakening van bevoegdheden, incongruente
verwachtingen, problematiek rond de aanvragen rond geweldmiddelen en onduidelijke
afbakening met politietaak;
4. Geen of zeer beperkte toegang tot informatiesystemen waardoor eigenstandige taakuitvoering
wordt beperkt, en
5. De juridische inbedding van het boa-bestel, met vele regelingen en beleidsregels,
is onoverzichtelijk.
Verder is in de vele gesprekken helder geworden dat de bovenstaande knelpunten voornamelijk
van toepassing zijn op de boa die werkzaam is in de publieke ruimte. Het gaat dan
om de boa werkzaam in de domeinen: openbare ruimte (domein I), groene en blauwe boa
uit milieu, welzijn en infrastructuur (domein II) en openbaar vervoer (domein IV).
Deze boa voert zijn taak uit in steeds wisselende omgevingen, tijdstippen, locaties,
dynamiek en sfeer. De context waarin zij werken, de publieke ruimte, brengt in zijn
aard een grote wisseling van gebeurtenissen met zich mee. Ze ervaren in hun werk over
het algemeen een zekere mate van onvoorspelbaarheid, en soms zelfs onverwachte en
ongewenste escalatie. Deze dynamiek kan een aantrekkelijk onderdeel van het werk zijn,
maar dat kan alleen op een verantwoorde manier plaatsvinden als er duidelijkheid is
over taken, bevoegdheden en uitrusting die bij de opsporingsbevoegdheid in die mogelijk
onvoorspelbare situaties horen. En als ook helder is wat niet de taak van de boa is,
maar juist die van politie of zorgverleners.
In de overige drie domeinen worden zeer specialistische taken uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld
de handhaving van de Leerplichtwet door de leerplichtambtenaar, de handhaving van
regels rondom inkomen, werk en zorg of werkzaamheden van medewerkers van het Centraal
Justitieel Incassobureau (CJIB). Ook in domein II worden door de zogenoemde grijze
boa’s, die werken bij de omgevingsdiensten en Rijksinspecties, specialistische taken
uitgevoerd. Het werk in deze domeinen wordt over het algemeen gekenmerkt door een
hoge mate van zelfstandige taakuitvoering en voorspelbaarheid of door de mogelijkheid
om zich voor te bereiden op mogelijke onvoorspelbaarheid. Binnen deze domeinen worden
er dan ook nauwelijks of geen knelpunten ervaren in de huidige werkwijze.
Op basis van bovenstaande analyse heb ik besloten om het boa-bestel niet volledig
te hervormen. Ik kies ervoor om te behouden wat goed werkt en te verbeteren waar het
knelt en wil gerichte aanpassingen in het bestel waar dat nu echt nodig is, zodat
we daar snel en zichtbaar verschil kunnen maken voor de boa. Wat goed werkt, laat
ik bewust ongemoeid. De grootste wens om aanpassingen en verbeteringen leeft in de
domeinen waar de boa werkt in de publieke ruimte en dit speelt in mindere mate in
de specialistische domeinen. Op basis van dit verschil richt ik twee hoofddomeinen
in:
I) handhaving in de publieke ruimte, en
II) handhaving van specialistische wetgeving.
De voornemens tot verbetering in het vervolg van deze brief zullen, conform de gekozen
aanpak, hoofdzakelijk gaan over de boa werkzaam in hoofddomein I en dus werkzaam in
de publieke ruimte. Dat betreft de boa in de openbare ruimte (domein I), groene en
blauwe boa uit milieu, welzijn en infrastructuur (domein II) en openbaar vervoer (domein
IV). Daarmee vallen de domeinen III, V en het grijze spoor van domein II buiten de
scope van het vervolg van deze brief. Voor domein VI loopt een separaat traject via
een WODC-onderzoek. Desalniettemin zullen bepaalde elementen in deze brief ook van
toepassing zijn op de boa’s buiten hoofddomein I, aangezien bijvoorbeeld het toezicht
uniform voor alle boa’s geregeld moet worden en wijzigingen in aktes of examinering
ook relevant kunnen zijn voor boa’s in de overige domeinen.
Figuur 1: het nieuwe boa-bestel kent twee hoofddomeinen op basis van de mate van onvoorspelbaarheid
waarmee werken in het hoofddomein is omgeven
Conform de aangenomen motie Van Nispen heb ik ook gewogen of het wenselijk is om de
boa onderdeel van de politieorganisatie te laten uitmaken.4 Ik acht dit geen haalbare route. Hiervoor is in het werkveld geen draagvlak en in
het licht van de majeure (financiële) opgave die de politie al heeft om de basis op
orde te brengen, acht ik dit naast onwenselijk ook onuitvoerbaar. Daarnaast speelt
de boa een belangrijke rol in de lokale verankering van de politiefunctie in de maatschappij,
die mogelijk teniet gedaan wordt door het centraliseren van het werkgeverschap bij
de politie.
In het vervolg van deze brief ga ik eerst in op de taak van de boa in hoofddomein
I. Daarna zet ik uiteen welke bevoegdheden, uitrusting en randvoorwaarden er nodig
zijn om een adequate taakuitvoering mogelijk te maken en beschrijf ik de noodzakelijke
waarborgen waarmee het werken als boa omgeven moet zijn. Tot slot geef ik aan op welke
wijze ik de implementatie van de in deze brief geschetste beleidsvoornemens voor me
zie.
Beschrijving van de taak van de boa uit hoofddomein I
Uit de breed opgehaalde probleemanalyse blijkt dat er veel behoefte is aan een duidelijke
beschrijving van de taak van de boa. De boa heeft de laatste jaren een grote ontwikkeling
doorgemaakt. Deze ontwikkeling heeft stapsgewijs en niet altijd expliciet plaatsgevonden,
waardoor deze soms ook resulteert in onduidelijkheden met betrekking tot de taak van
en verwachtingen aan de boa. Het gaat bij de boa’s werkzaam in hoofddomein I om functionarissen
die belast zijn met onder andere het handhaven van wet- en regelgeving en het herstellen
van een normale gang van het publieke leven in de openbare ruimte, het herstel van
ongewenst of onfatsoenlijk gedrag, bevorderen van ordentelijk gebruik van de publieke
ruimte, optreden bij overlast, preventie en de-escalerend optreden voor zover het
niet betreft de handhaving van de openbare orde. Deze inzet geschiedt onder de verantwoordelijkheid
van de werkgever. In het verlengde van deze taak beschikt de boa voor een aantal specifieke
strafbare feiten over een opsporingsbevoegdheid, die onder gezag van het OM wordt
uitgeoefend.
De boa is een volwaardige partner, met een eigen taak binnen de politiefunctie in
de maatschappij. Het werk van de boa richt zich op het leefbaar en veilig houden van
de leefomgeving voor de burger. Leefbaar en veilig wordt gedefinieerd als de mate
waarin de fysieke en sociale omgeving als schoon, heel, rustig en veilig wordt ervaren.
Dat doet de boa door preventief optreden, het handhaven van de zogenoemde kleine norm
en specifieke wet- en regelgeving. De boa weet goed wat er op zijn werkterrein en
in zijn werkgebied speelt en is een benaderbaar aanspreekpunt voor de burger en ondernemers.
Het werk van de boa is dus sterk gericht op de normale gang van het publieke leven.
De boa heeft een belangrijke signaalfunctie richting politie en openbaar bestuur en
is vaak het eerste aanspreekpunt voor burgers en ondernemers bij vragen, kleine ergernissen
of de handhaving van specialistische wetgeving. De functionaris met een boa-status
treedt op bij overlast, verstoring van rust en gedrag dat het maatschappelijk verkeer
schaadt of bedreigt. Hij kan daarmee, binnen zijn bevoegdheden, bijdragen aan de preventie,
de-escalatie en aanpak van gedragingen die de rust in de publieke ruimte aantasten.
Dit doen zij als aanvulling op en in samenwerking met politie en andere ketenpartners.
Uiteraard liggen de boa- en politietaak in het verlengde van elkaar. Ze hebben allebei
de autoriteit en bevoegdheid om handhavend op te treden. De taak van politie en boa
zijn zo veel als mogelijk complementair aan elkaar en de samenwerking tussen beiden
is gelijkwaardig, ieder vanuit een eigen expertise. In de afbakening met politie blijft
het uitgangspunt dat de boa zich niet mengt in of terugtrekt uit situaties die gekenmerkt
worden door grote gevaarzetting. Hiertoe maakt de boa altijd een inschatting van de
situatie op basis van zijn professionaliteit voordat er actie ondernomen wordt. De
politie beschikt voor dit soort situaties over doorzettingsmacht en -middelen en dat
blijft zo.
Het zijn van boa is een vak op zich met een eigen focus, eigen verantwoordelijkheid
en eigen uitdagingen. Daarom behoudt de boa een beperkte opsporingsbevoegdheid in
tegenstelling tot de algemene opsporingsbevoegdheid van politie. De omschrijving van
de boa wordt dan als volgt:
De boa is een functionaris die uit hoofde van zijn taak, in ondergeschiktheid aan
het bevoegd gezag, in overeenstemming met de geldende rechtsregels en met behulp van
de hem toegekende bevoegdheden en uitrusting, zorgdraagt voor de strafrechtelijke
handhaving van de rechtsorde voor zover het betreft het voorkomen, opsporen en beëindigen
van de in de domeinlijst opgenomen strafbare feiten.
De daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde valt uiteen in de handhaving van de
openbare orde en de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.5 De handhaving van de openbare orde is een taak van de politie. De boa heeft daarin
geen rol. Dit blijft onveranderd. Wel heeft de boa een rol in de strafrechtelijke
handhaving van de rechtsorde voor zover het gaat om het voorkomen, opsporen en beëindigen
van strafbare feiten die in de domeinlijst zijn opgenomen. Door de bevoegdheid te
expliciteren wordt duidelijker wat er wel en niet onder valt. Hieronder is dit schematisch
weergegeven.
Figuur 2: schematische weergave van de boa-taak in het handhaven van de rechtsorde
waarbij de grijs gearceerde velden tot zijn taak behoren en de rest niet
Bevoegdheden, uitrusting en randvoorwaarden voor een veilige en adequate taakuitvoering
in hoofddomein I
Voortvloeiend uit de taak van de functionaris met de boa-status worden onderstaand
de volgende bevoegdheden, uitrusting en andere randvoorwaarden beschreven voor een
veilige en adequate taakuitvoering.
a. Bevoegdheid
Om bovenstaande taak adequaat uit te voeren en handelingsverlegenheid ook in onvoorziene
situaties zo veel als mogelijk te beperken, ga ik enkele veranderingen doorvoeren
in de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de boa. Deze moeten de boa beter in
staat stellen om effectief te kunnen functioneren bij de strafrechtelijke handhaving
van de rechtsorde voor de in de domeinlijst opgenomen strafbare feiten.
In het huidige boa-bestel zijn de bevoegdheden geclusterd in (lange en onoverzichtelijke)
domeinlijsten. Per domein beschikken de daarin ondergebrachte boa’s over een pakket
opsporingsbevoegdheden passend bij de taak. Deze domeinindeling werkt in de huidige
praktijk inflexibiliteit in de hand. Een boa kan niet voor twee domeinen tegelijk
bevoegd zijn en niet van domein wisselen zonder een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid,
een nieuwe beëdiging en het met goed gevolg afleggen van het examen van het betreffende
domein. Daarnaast werkt de domeinindeling ook onduidelijkheid in de hand. De burger
verwacht, zeker nu de boa steeds zichtbaarder is in de publieke ruimte, dat de boa
op gepaste wijze optreedt in een aantal gevallen waarvoor hij nu – mede door de domeinindeling
– niet is bevoegd. Ik zal de volgende stappen doorlopen.
De boa werkzaam in hoofddomein I blijft opsporingsbevoegd op basis van een opsomming
van strafbare feiten waarbij handhavend kan worden opgetreden. Hij behoudt dus een
beperkte opsporingsbevoegdheid en wordt niet voor alle strafbare feiten bevoegd om
op te treden. Wel worden de huidige losse domeinlijsten I, II en IV waarin de verschillende
strafbare feiten worden opgesomd, samengevoegd tot één domeinlijst. De boa wordt hiermee
formeel bevoegd handhavend op te treden voor het gehele hoofddomein, voor zover zich
hier geen wet- of regelgeving tegen verzet. De werkgever bepaalt de daadwerkelijke
dagelijkse inzet binnen de kaders van dit domein, de taak van de boa, en de handhavingsafspraken
met het gezag. Voor de boa zal de reguliere taakuitvoering hiermee in de regel dus
niet veranderen. Uitgangspunt blijft dat de boa alleen van zijn strafrechtelijke bevoegdheden
gebruikmaakt voor zover dat uit zijn functie voortvloeit. De specialismen die nu bestaan,
zoals groen of openbaar vervoer, blijven gelet op de taak van de werkgever en de benodigde
kennis en kunde van de boa ook gewoon bestaan. Door de lijsten samen te voegen wordt
de handelingsverlegenheid binnen de bestaande kaders verkleind, doordat de nu in drie
domeinen te handhaven feiten zijn samengevoegd in één domein. Daarnaast levert het
meer flexibiliteit in de inzet van personeel voor de werkgever op en biedt het ontwikkelkansen
en loopbaanperspectief voor de boa. Mijn ministerie zal, in samenwerking met werkgevers,
politie en OM, de regie voeren op de uitwerking van de samenvoeging van de domeinlijsten.
De samenvoeging van deze domeinlijsten zal in regelgeving nader worden uitgewerkt,
waarbij tot een effectievere en duidelijkere formulering en opsomming zal worden gekomen.
Ook wordt in de uitwerking geïnventariseerd waar hiaten in de opsporingsbevoegdheden,
passend bij de taak van de boa zoals hierboven beschreven, worden ervaren. Eventuele
uitbreiding van bevoegdheden geschiedt enkel via het daarvoor bestaande proces in
overleg met de ketenpartners. Dit is een beproefde werkwijze. Zo heeft er per 1 januari
2024 een verruiming van de bevoegdheden plaatsgevonden voor verkeershandhaving. Dit
houdt in dat de boa nu ook mag bekeuren voor bepaalde verkeersovertredingen van fietsers
en voetgangers, zoals geen fietsverlichting aan hebben in het donker, het handheld
gebruik van een telefoon op de fiets en het negeren van rood licht door voetgangers
en fietsers. Ook loopt er momenteel een pilot in verschillende gemeenten waar de boa
handhaaft op seksuele straatintimidatie.
De boa is niet bevoegd om op te treden ter handhaving van de openbare orde. Dat blijft
voorbehouden aan de politie. Indien de geconstateerde overtreding hierop ziet of wanneer
de boa de inschatting maakt dat er sprake is van een te grote gevaarzetting, moet
de politie ingeschakeld worden. Hierover dienen afspraken te worden gemaakt in het
handhavingsarrangement of een andere samenwerkingsovereenkomst met de politie. Toch
kan het zo zijn dat de boa in uitzonderingsgevallen alsnog onverwacht wordt geconfronteerd
met een verdere escalatie of geweld tijdens de taakuitvoering. Van de boa wordt verwacht
deze situatie te de-escaleren, te herstellen, te beëindigen of tenminste te bevriezen.
Hiermee draagt de boa bij aan het tegengaan van overlast en het herstellen van de
rust voor een normale gang van het publieke leven. Dit staat los van enkel het opsporen
van strafbare feiten.
De boa die werkt in de publieke ruimte komt ook regelmatig terecht in situaties waarin
zorg- of (acute) hulpverlening noodzakelijk is. Op basis van de informatie die breed
is opgehaald, is besloten om zorg- en acute hulpverlening geen formele taak van de
boa te laten zijn. Hiervoor zou de boa ook opgeleid moeten worden en te allen tijde
beschikbaar moeten zijn. Omdat de boa werkzaam in hoofddomein I aanwezig is in de
publieke ruimte, vind ik het echter wel belangrijk om deze functionaris beter te bekwamen
voor de situaties waarin een beroep op hulpverlening wordt gedaan of waarin hij genoodzaakt
is of zich genoodzaakt voelt hulp te verlenen. Dit wil ik bereiken door Eerste Hulp
Bij Ongelukken (EHBO) onderdeel te laten zijn van de basisopleiding, zodat de boa
dit kan toepassen bij ongelukken of een reanimatie. Ook moet de boa goed op de hoogte
zijn van het netwerk van verschillende hulpverleners in zijn werkgebied, zodat hij
als professional en vertegenwoordiger van de Staat de benodigde hulp kan organiseren
door het inschakelen van de juiste hulpdiensten.
b. Uitrusting
Het is belangrijk dat de boa met zijn uitrusting goed geëquipeerd wordt voor zijn
taak en voor de omstandigheden waarin die taak wordt uitgeoefend. De boa als professionele
partner in handhaving moet toegerust zijn om zijn taak goed en veilig uit te voeren,
ook als hij onvoorzien (en ongewenst) wordt geconfronteerd met agressie en geweld
tijdens zijn werk. Naar aanleiding van het brede maatschappelijke gesprek in het kader
van deze beschouwing en een aantal moties van uw Kamer, expliciteer ik dat het onder
strikte voorwaarden mogelijk is voor een boa om te kunnen beschikken over geweldmiddelen.6 Ik zal de voorwaarden tevens op nemen in de AMvB bewapening en uitrusting boa. Daarom
voer ik in:
1) een standaarduitrusting die komt met de bevoegdheid, en
2) de mogelijkheid van een aanvullende uitrusting, nadat aan extra eisen is voldaan.
In het toekenningsproces zal steeds worden uitgegaan van de taak op basis van hoofddomein
I. Bij de feitelijke toekenning wordt beoordeeld of het geweldmiddel mag worden ingezet
op basis van de taak van de boa gelet op de bepalingen uit de Ambtsinstructie voor
de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (Ambtsinstructie).
Daarnaast wordt gekeken of de werkgever, waar relevant, ook de wettelijke handhavingstaak
heeft voor deze specifieke wetgeving. Er wordt niet meer naar situaties uit het verleden
gekeken waarbij bewapening al dan niet wenselijk zou zijn geweest. Vanzelfsprekend
moet altijd zijn voldaan aan de bekwaamheidseisen voor het inzetten van geweldmiddelen
en de overige waarborgen genoemd in deze brief.
i. Standaarduitrusting die komt met de bevoegdheid
Om de taken waarvoor ze bevoegd zijn te kunnen uitvoeren, hebben boa’s een standaarduitrusting
en politiebevoegdheden nodig. Daarom worden de politiebevoegdheden uit artikel 7 lid
1, 3 en 4 Politiewet 2012 voor een goede en veilige taakuitvoering standaard aan de
boa toegekend, net als een portofoon en vrijheidsbeperkende middelen (handboeien).
Met de portofoon kan de boa communiceren met andere boa’s en met de politie als de
situatie onvoorzien verandert van een taak voor de boa in een politietaak, bijvoorbeeld
in het geval van escalerend geweld. Ook zal de boa standaard beschikking krijgen over
handboeien. Dit kan worden gebruikt bij een aanhouding in geval van vluchtgevaar of
gevaar voor de (eigen) veiligheid. Deze standaarduitrusting komt met de opsporingsbevoegdheid
en de te handhaven feiten. De werkgever moet hier altijd voor zorgen en is daarbij
zelf verantwoordelijk voor de kosten.
ii. Eventuele aanvullende uitrusting nadat aan extra eisen is voldaan
Eventuele aanvullende uitrusting kan enkel gebaseerd zijn op de taak van de boa en
op de omstandigheden waarin hij deze taak uitvoert. De aanvullende uitrusting kan
bestaan uit (een keuze uit) een bodycam, steek- of kogelwerend vest, korte wapenstok
en pepperspray. Deze aanvullende uitrusting heeft daarnaast als grondslag de boa te
beschermen als hij onvoorzien (en ongewenst) in een situatie met gevaarzetting terechtkomt.
In de afbakening met politie blijft nadrukkelijk het uitgangspunt dat de boa zich
terugtrekt uit én zich niet (proactief) mengt in situaties die gekenmerkt worden door
grote gevaarzetting. De politie beschikt voor dit soort situaties over doorzettingsmacht
en -middelen en dat blijft zo.
Op verzoek van de werkgever, op zijn kosten en onder zijn verantwoordelijkheid, kan
ik als Minister van Justitie en Veiligheid besluiten de geweldmiddelen, korte wapenstok
en pepperspray, toe te kennen. Als een aanvraag wordt gedaan om een boa uit te rusten
met geweldmiddelen (als voldaan is aan alle voorwaarden), dan is het van belang te
beseffen dat dit een serieuze aangelegenheid is. De boa heeft een opsporingsbevoegdheid
en is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld of vrijheidsbeperkende
middelen te gebruiken, eventueel met toepassing van geweldmiddelen ten behoeve van
een goede en veilige taakuitvoering.7 Dit is een ingrijpende bevoegdheid die in het licht van de bescherming van grond-
en mensenrechten zorgvuldig gereguleerd is, en moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit,
subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid. De boa wordt net als politieagenten
en andere opsporingsambtenaren adequaat getraind in het gebruik van geweld en geweldmiddelen
en werkgevers zijn primair verantwoordelijk voor het juiste gebruik van deze bevoegdheid
door hun medewerkers, zoals vastgelegd in de Ambtsinstructie.
De werkgever is verantwoordelijk om bij een aanvraag af te wegen of het doel van een
adequate en veilige taakuitvoering ook op een minder ingrijpende manier kan worden
bereikt dan met geweldmiddelen. Daarnaast moet de werkgever zorgen voor passende nazorg
bij het gebruik van pepperspray.8 Ook stel ik onder andere eisen aan de fysieke en psychische gesteldheid van de boa,
eisen aan de werkgever zoals een centraal aanspreekpunt en dient er een handhavingsarrangement,
veiligheidsplan of gelijksoortige samenwerkingsovereenkomst te zijn waarin met de
politie en andere partners in het veiligheidsdomein afspraken zijn gemaakt over wie
in welke situatie en op welke wijze optreedt en de ondersteuning daarbij.
De boa hoofddomein I wordt niet uitgerust met zwaardere geweldmiddelen, omdat dit
niet noodzakelijk en proportioneel is voor zijn taak. Als enige uitzondering hierop
kan enkel de zogenoemde groene boa op grond van zijn taak en bevoegdheden onder strikte
voorwaarden en in bepaalde situaties over geweldmiddelen tot en met een vuurwapen
beschikken. Hiervoor moet de boa de opsporing en handhaving van wetgeving als taak
hebben waarbij een redelijke verwachting bestaat dat hij bij de uitoefening van zijn
functie in de (onvoorziene) omstandigheid komt te verkeren, dat hij of anderen met
onmiddellijk vuurwapengebruik of onmiddellijke dreiging met een vuurwapen wordt geconfronteerd.
Daarnaast moet het bezwaarlijk of onmogelijk zijn om voor deze taak een beroep te
doen op de politie en geven minder ingrijpende maatregelen onvoldoende bescherming.
Een voorbeeld van een wettelijke taak is de handhaving van het verbod op stroperij
op basis van de Omgevingswet. Gedeputeerde staten van de Provincie zijn als bestuursorgaan
belast met het toezicht op de jacht en de handhaving van het verbod op het wederrechtelijk
vangen en doden van dieren bij wijze van stroperij. Het is aan de gedeputeerde staten
om de functionarissen aan te wijzen die met het toezicht en de handhaving hierop zijn
belast. Zonder aanwijzing hebben boa’s geen wettelijke taak in de opsporing van stroperij
op basis van de Omgevingswet. Ik zal mede naar aanleiding van de motie Michon-Derkzen
en Boswijk, de noodzaak tot deze aanwijzing onder hun aandacht brengen.9
Met bovenstaande geef ik onder andere een nieuwe invulling aan het noodzaakcriterium
voor geweldmiddelen. Volgens de Regeling Wapens en Munitie kan de boa tijdens zijn
dienstuitoefening een wapen (en munitie) voorhanden hebben als en voor zolang de noodzaak
tot bewapening aannemelijk is. Op dit moment leidt de invulling van dit noodzaakcriterium
voor de toekenning van geweldmiddelen aan de boa al tot veel discussie en onduidelijkheid,
bijvoorbeeld tussen de aanvragers van deze geweldmiddelen en de toezichthouders die
adviseren over deze aanvragen. Daarom heb ik besloten om als eerste stap van de invoering
van het nieuwe bestel, de huidige beleidsregels boa op dit punt aan te passen. Hiermee
voldoe ik tevens aan eerder in deze brief genoemde moties van uw Kamer. Met de aankomende
wijziging van de beleidsregels boa, koppel ik de noodzaak voor de toekenning van geweldmiddelen
aan de taak van de boa. De bepaling om met situaties en incidenten uit het verleden
de noodzaak voor toekenning aan te tonen («kan-bepaling»), laat ik, zoals reeds door
mijn voorganger aan uw Kamer is toegezegd, vervallen. De boa kan, indien voldaan is
aan de voorwaarden die we hier aan stellen, optioneel beschikken over deze geweldmiddelen
voor een adequate en veilige taakuitvoering. Deze aanvullende uitrusting heeft dus
mede als grondslag de boa te beschermen als hij onvoorzien (en ongewenst) in een situatie
met gevaarzetting terechtkomt. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de Ambtsinstructie
voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren. Gelet
op de urgentie van de aanpassingen maar ook op de implementatietermijn bij de verschillende
organisaties die hierbij zijn betrokken, is het voornemen de aangepaste Beleidsregels
boa met betrekking tot de geweldmiddelen uiterlijk in werking te laten gaan op 1 januari
2026.
Ten aanzien van het uniform van de boa is het kabinet van mening dat het uniform een
neutrale uitstraling dient te hebben. Het dragen van zichtbare uitingen van godsdienst
of levensovertuiging door een geüniformeerde boa in functie is, zoals wordt vastgelegd
in een ontwerp-Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), niet toegestaan. Het ontwerpbesluit
is in mei 2025 ter advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State gestuurd.
c. Opsporingsgebied
De formulering van het opsporingsgebied wordt in lijn gebracht met die van de politie
en andere opsporingsambtenaren. Door de boa standaard landelijk opsporingsbevoegd
te maken, wordt het voor werkgevers makkelijker om de boa bij elkaar in te zetten
als dat nodig is. In principe beperkt de boa zich tot het werkgebied van de werkgever
en/of het werkgebied van samenwerkende werkgevers. De verantwoordelijkheid hiervoor
ligt bij de werkgevers. Er is daarmee geen noodzaak meer voor het opstellen van samenwerkingsconvenanten,
wat de administratieve lasten vermindert en de samenwerking tussen werkgevers bevordert.
Bij samenwerking tussen werkgevers kan de individuele boa beschikking houden over
zijn eigen uitrusting en geweldmiddelen. De bevoegdheid verandert tenslotte niet,
maar vindt alleen plaats in een ander gebied. Het is aan de werkgevers om ervoor te
zorgen dat hier op een verantwoordelijke manier mee wordt omgegaan en om onderling
(geharmoniseerde) afspraken te maken over de uitrusting en geweldmiddelen, inzet en
verantwoordelijkheden.10
d. Akte
De huidige duur van de akte van opsporingsbevoegdheid is vijf jaar. In het nieuwe
boa-bestel wordt deze in tegenstelling tot de huidige situatie (automatisch) verlengd,
als de boa blijft voldoen aan de betrouwbaarheids- en integriteitseisen en eisen rondom
permanente her- en bijscholing. Er wordt uitgewerkt hoe het proces aangepast kan worden,
zodat de administratieve last voor de werkgever en de Dienst Justis (hierna: Justis)
wordt verminderd, zonder dat wordt ingeboet op de controle van de bekwaam- en betrouwbaarheid.
Justis behoudt, namens de Minister van JenV, de bevoegdheid om (categoriale) akten
op te schorten of in te trekken als niet aan de gestelde eisen wordt voldaan.
e. Informatiepositie van de boa vergroten
Om als volwaardige partner met een eigen taak binnen de politiefunctie in de maatschappij
te kunnen functioneren, moet de boa beschikken over een goede informatiepositie. Mede
gelet op de opsporingsbevoegdheid van de boa en de gevoeligheid van sommige informatie,
hoeft de boa geen (volledige) toegang te hebben tot politiesystemen om zijn taak te
kunnen uitoefenen, maar het onderling uitwisselen van informatie tussen samenwerkingspartners
is belangrijk.
i. Toegang tot systemen
Eén van de behoeften in de praktijk is het verbeteren van de toegang tot gegevens
die nodig zijn om de identiteit vast te stellen van personen die zij staande houden.
Het vaststellen van de identiteit is nodig wanneer een boa bijvoorbeeld een boete
moet opleggen bij een staande houding. Wanneer een staande gehouden persoon wel wil,
maar niet in staat is om mee te werken, bijvoorbeeld omdat hij of zij geen identiteitsbewijs
bij zich heeft, schakelt de boa op dit moment de hulp van de politie in om de identiteit
vast te stellen. Dit zorgt voor een aanzienlijke vertraging in het proces, wat in
gevallen weer kan leiden tot voor de boa onprettige of zelfs onveilige situaties.
Om het mogelijk te maken dat een boa zelf de identiteit kan vaststellen en zo zijn
taak adequaat kan uitvoeren, wordt toegang tot en het mogen gebruiken van het rijbewijzen-
en kentekenregister gerealiseerd.
Voor toegang tot het rijbewijzenregister wordt nu, onder verantwoordelijkheid van
het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, in samenwerking met mijn departement
en de Dienst Wegverkeer (RDW), de onderliggende regelgeving aangepast en de technische
toegang geregeld. De verwachting is dat de boa die werkt bij publieke organisaties
in domein I, II en IV vanaf januari 2026 toegang krijgt tot het rijbewijzenregister.
Voor de boa in dienst van een private werkgever in domein IV is deze toegang medio
2026 voorzien. Daarnaast wordt in afstemming met het Ministerie van Asiel en Migratie
en de Justitiële Informatiedienst nu verkend of, en onder welke voorwaarden, toegang
tot de Basis Voorziening Vreemdelingen (BVV) en de Strafrechtketendatabank (SKDB)
voor de boa mogelijk is. Uw Kamer wordt voor het einde van 2025 over de stand van
zaken van deze verkenningen geïnformeerd. De pilot tussen het RTIC van de politie
en de RET en de pilot tussen de NS en de Eenheid Landelijke Expertise en Operatie
van de politie zijn voorbeelden van initiatieven op het gebied van informatievoorziening
die een positieve ontwikkeling voor de professionele en zelfstandige inzet van de
boa's laten zien. Zoals ook met u gedeeld in de Kamerbrief van 9 juli jl. is de juridische
basis van de samenwerking in Rotterdam op dit moment niet voldoende solide om deze
wijze van samenwerking nu landelijk uit te kunnen rollen. Gelet op de positieve resultaten
van de pilots werken JenV en IenW samen aan de brede juridische borging van deze werkwijze.
Deze pilots laten zien dat betere informatievoorziening niet alleen bijdraagt aan
de professionele inzet van boa’s, maar ook leidt tot een betere samenwerking tussen
boa’s en politie. De Kamer wordt eind 2025 geïnformeerd over de volgende stappen.
Voor een goede taakuitvoering is het niet noodzakelijk dat de boa (volledige) rechtstreekse
toegang krijgt tot politiesystemen. De boa heeft een vastomlijnde opsporingstaak en
mag alleen beschikken over informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van die
taak. Volledige toegang tot de Basisvoorziening Handhaving (BVH), waarin politiegegevens
zijn opgeslagen, is daarom niet aan de orde. Afgebakende toegang voor de boa tot het
BVH is technisch niet te realiseren. Wel zal verder worden uitgezocht op welke wijze
de informatiedeling tussen politie en boa’s beter gefaciliteerd en gestimuleerd kan
worden.
ii. Samenwerking met politie en Openbaar Ministerie
Aangezien de boa en politie als gelijkwaardige partner steeds vaker samenwerken op
het snijvlak van leefbaarheid en veiligheid en het OM het gezag is voor de strafrechtelijke
handhaving, is er behoefte aan een duidelijk overzicht van afspraken over die samenwerking.
Deze afspraken worden onder andere gemaakt in een handhavingsarrangement, veiligheidsplan
of gelijksoortige samenwerkingsovereenkomst. Hierin staan afspraken over informatiedeling
en samenwerking tussen de boa en politie (over en weer), of en hoe er in welke situatie
zal worden opgetreden door boa’s (en wanneer niet) en over inzet en back-up door politie
in onvoorziene situaties.
Dergelijke arrangementen bestaan momenteel al voor het huidige domein I (Openbare
ruimte) en sinds kort ook voor domein II (domein milieu, welzijn en infrastructuur).
Met de totstandkoming van het handhavingsarrangement voor domein II voldoe ik ook
aan de moties van uw Kamer om de samenwerking in dat domein tussen de politie en de
boa te versterken.11 Het model handhavingsarrangement voor de domeinen I en II is als bijlage bij deze
brief opgenomen.
Waarborgen rondom de taakuitvoering
f. Professioneel werkgeverschap
Een toekomstbestendig boa-bestel vereist dat werkgevers een proactieve rol nemen in
de verdere professionalisering ervan. Onverminderd het gezag van het OM over de strafrechtelijke
handhaving, worden de werkgevers nog meer dan nu mede-eigenaar van de kwaliteit en
rechtmatigheid van de taakuitvoering van de bij hen in dienst zijnde boa’s. Dat vraagt
om uitbreiding van de verantwoordelijkheden van werkgevers, vooral op het gebied van:
kwaliteitsborging, ethiek, verantwoording en zelfregulering. De aanscherping in de
eisen die vanuit het Ministerie van JenV gesteld worden, worden hieronder toegelicht.
Door sommige werkgevers worden deze al op vrijwillige basis gehanteerd. Ik wil deze
aanscherpingen in wet- en regelgeving verankeren. De eisen zullen gelden voor zowel
publieke als private werkgevers en voor zowel eigen werknemers als inhuur.
De boa als volwaardig partner binnen de politiefunctie vereist professioneel werkgeverschap.
De werkgever is zelf verantwoordelijk voor eventuele investeringen om hieraan te voldoen.
Om te kunnen beschikken over een functionaris met een opsporingsbevoegdheid en bijbehorende
uitrusting worden er vanuit de verantwoordelijkheid voor het boa-bestel eisen gesteld
aan de werkgevers door het Ministerie van JenV. Het gaat over eisen op de volgende
aandachtsgebieden:
• borgen van vakbekwaamheid, bijvoorbeeld inzake de kwaliteit van processen-verbaal;
• kwalitatief goed optreden, juiste bejegening en correct gebruik van bevoegdheden;
• verantwoording over en transparantie in prestaties, integriteit, klachten en incidenten;
• waarborgen rondom informatiebeveiliging en gegevensverwerking, en
• reflectie, nazorg en toezicht.
Iedere werkgever faciliteert niet alleen de vakbekwaamheid van de boa, maar stuurt
hier actief op. Bijvoorbeeld door het verzorgen van specialistische scholing voor
specifieke taakuitvoering, ondersteuning bij de constante verbetering van de processen-verbaal,
het verzorgen van permanente her- en bijscholing, een EHBO-opleiding en de opleiding
die vereist is in het kader van de geweldsbeheersing. Daarnaast wordt er een professioneel
personeelsbeleid vereist, bijvoorbeeld door de benoeming van een functioneel leidinggevende,
duidelijke functieomschrijvingen, de mogelijkheid tot deelname aan de medezeggenschap,
een HR-cyclus met personeelsgesprekken en een periodiek medewerkers tevredenheidsonderzoek.
Tenslotte committeert iedere werkgever zich actief aan de Gedragscode boa. Deze zal
onder regie van mijn departement in samenwerking met het veld worden opgesteld, passend
bij de taak van de boa zoals in deze beschouwing beschreven.
Met het verstrekken van geweldmiddelen aan de boa komt een grote verantwoordelijkheid
voor de werkgever. De aanwending van geweld door de boa raakt tenslotte de onaantastbaarheid
van het lichaam en de lichamelijke integriteit. Werkgevers zijn er primair voor verantwoordelijk
dat hun boa’s op een juiste manier in staat worden gesteld gebruik te maken van deze
bevoegdheid. Dit geldt ook voor private werkgevers, waarbij er geen directe democratische
controle is. Het daadwerkelijk gebruik van deze bevoegdheid geschiedt onder gezag
en verantwoordelijkheid van het OM. De Ambtsinstructie is leidend bij de inzet van
geweld(middelen). Op basis van de Ambtsinstructie is de boa reeds verplicht een geweldsmelding
te doen bij de hulpofficier van Justitie. Daarnaast wordt samen met werkgevers, politie
en OM verder uitgewerkt welke aanvullende waarborgen rondom de afhandeling en beoordeling
van geweldsinzet ingeregeld moeten worden.
Iedere werkgever moet beschikken over een duidelijke en laagdrempelige klachtenprocedure
voor burgers met betrekking tot het optreden van een boa. Dit is belangrijk voor het
bieden van rechtsbescherming en het corrigeren van fouten, en draagt bij aan de legitimiteit
van het optreden en het lerend vermogen. Handhavend optreden, met of zonder geweldstoepassing,
kan ook een zware emotionele en psychische belasting voor de boa zelf zijn. Daarom
moet de werkgever voorzien in adequate ondersteuning, zoals begeleiding, coaching
en indien nodig (psychische) nazorg. Dit helpt verzuim te voorkomen en draagt bij
aan professioneel en duurzaam functioneren. Ook wordt de werkgever verplicht tot actieve
verantwoording richting de toezichthouder en richting mij als verantwoordelijk Minister,
bijvoorbeeld door middel van een periodieke analyse van de frequentie en aard van
het geweldsgebruik, registratie van incidenten, interne evaluaties en rapportages
aan toezichthouder. Dit maakt het mogelijk om patronen te signaleren, te leren, inzetbeleid
bij te stellen en de kwaliteit van het geweldsgebruik continu te verbeteren. Uiteraard
staan daarbij het gezag en verantwoordelijkheid van het OM in die gevallen waarin
daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de geweldsbevoegdheid in het kader van de
strafrechtelijke handhaving, niet ter discussie.
Daarnaast zijn striktere waarborgen voor informatiebeveiliging, gegevensdeling en
gegevensverwerking cruciaal, gezien de groeiende informatiepositie van de boa. Om
te borgen dat de boa rechtmatig en doelmatig gebruik maakt van de voor hen toegankelijke
informatiebronnen en dat de registraties voldoen aan de informatiebeveiligingseisen,
vraagt dit een grotere verantwoordelijkheid van de werkgevers. Op basis van artikel 41
lid 3 van het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar zal ook bekeken worden of verdere
invulling gegeven kan worden aan de eisen die moeten gelden voor de systemen die de
boa en hun werkgevers gebruiken voor het registreren van informatie.
Tot slot zorgt elke werkgever voor een actueel digitaal dossier waarin per boa ten
minste is vastgelegd: de aanstelling, bevoegdheden, uitrusting, gevolgde her- en bijscholing,
screening, behaalde certificaten, incidenten en klachten. Toezichthouders hebben te
allen tijde inzagerecht in dit dossier. Onderzocht zal worden of deze digitale dossiers
gekoppeld kunnen worden aan het registratiesysteem dat de boa gebruikt, zodat zij
bijvoorbeeld alleen proces-verbaal kunnen opstellen voor strafbare feiten waarvoor
zij bevoegd zijn.
g. Betrouwbaarheid en integriteit
De huidige betrouwbaarheidseisen (VOG-P) blijven minimaal gelijk en in het nieuwe
bestel wordt gewerkt met continue screening. Hierdoor zullen incidenten waardoor de
betrouwbaarheid van een boa mogelijk in het geding is sneller aan het licht komen.
Voor de continue screening wordt onderzocht of gebruikt gemaakt kan worden van BlueView
door de politie. Dit wordt ook gebruikt voor politiemedewerkers en particuliere beveiligers.
Daarmee zullen alle handhavers dezelfde screening krijgen. Continue screening door
Justis is ook een mogelijkheid, maar heeft als belangrijk nadeel dat hierbij alleen
gebruik wordt gemaakt van justitiële documentatie, terwijl politie ook zachte opsporingsinformatie
uit de Basisvoorziening Handhaving (BVH) gebruikt.
Eenmaal ingeregeld maakt de werkwijze van continue screening het mogelijk dat de boa
niet meer eens in de vijf jaar een VOG-P hoeft aan te vragen in het kader van de vernieuwing
van hun akte. Zolang er uit de continue screening geen signaal komt dat er twijfels
over de integriteit van de individuele boa bestaan, wordt de opsporingsakte automatisch
verlengd.
h. Opleiding en examinering
Het opleidings- en examenbestel voor de boa wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid
aan opleidingen en opleiders. Er worden momenteel geen eisen aan de opleiding gesteld.
De examinering is wel centraal geregeld en wordt namens het Ministerie van Justitie
en Veiligheid uitgevoerd door de Exameninstelling Toezicht en Handhaving (ExTH). De
focus vanuit het departement op de te behalen exameneisen wordt gehandhaafd, maar
vanuit de verantwoordelijkheid voor het boa-bestel en op basis van ontvangen signalen
uit het veld zullen ook eisen worden gesteld aan de opleidingen om deze te verbeteren
en te verbreden. Op deze manier zorgt het departement ervoor dat de opleidingen van
voldoende kwaliteit zijn en dat er naast de nadruk op theoretische kennis ook voldoende
aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van vaardigheden en competenties.
Er komt een verstevigd basisexamen waarbij een brede basisopleiding voor de boa in
hoofddomein I gewenst is. Dit examen en de bijbehorende opleiding zijn gericht op
het functioneren als opsporingsambtenaar, dus bijvoorbeeld op het schrijven van kwalitatief
goede processen-verbaal, het verlenen van hulp en EHBO-training, communicatieve en
de-escalerende vaardigheden en andere competenties die nodig zijn voor de taakuitvoering.
De basisopleiding bekwaamt de boa niet voor alle strafbare feiten op de domeinlijst,
maar focust zich op het goed functioneren als opsporingsambtenaar. De basisopleiding
moet door de werkgever worden aangevuld met accenten op de te handhaven specialistische
wetgeving, bijvoorbeeld gericht op de taak en specialisme «Buitengebied» of «Openbaar
Vervoer». Het is de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever dat de boa bekwaam
is voor zijn specifieke functie als bijvoorbeeld boswachter of Veiligheid en Servicemedewerker
bij de NS.
De examinering van de startbekwaamheid zal in beginsel uitgevoerd blijven worden door
ExTH, maar in de afgelopen periode is gebleken dat MBO-instellingen die de opleiding
Handhaver Toezicht en Veiligheid (HTV) aanbieden de wens hebben om zelf de examens
uit te voeren. Over de MBO-instellingen heeft uw Kamer een motie aangenomen waarin
het kabinet wordt gevraagd om te onderzoeken of de reguliere MBO-instellingen een
(grotere) rol kunnen vervullen in de bij- en nascholing en examinering van de boa.12 Deze ruimte wil ik bieden door, naast de door ExTH afgenomen examens, ook examens
van de HTV-opleiding die door het reguliere MBO worden geëxamineerd, toe te laten
op basis van artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.
Het stelsel voor permanente her- en bijscholing zal ook worden herzien. Deze herziening
is een gevolg van de ontwikkeling die de boa de afgelopen jaren heeft doorgemaakt
en van het feit dat er eisen zullen worden gesteld aan de opleidingen. Hier past bij
dat een boa meer keuzevrijheid krijgt om her- en bijscholing te volgen die past bij
de ontwikkelbehoefte van de boa en de werkgever. Er komt een puntensysteem zoals ook
bij andere beroepsgroepen gebruikelijk is en waarbij de boa jaarlijks een minimaal
aantal punten moet halen door geaccrediteerde/gecertificeerde opleidingen of trainingen
te volgen. Dit maakt het voor de boa en zijn werkgever mogelijk om de bijscholing
veel beter aan te laten sluiten op de specifieke omstandigheden, in plaats van iedere
vijf jaar een centraal bepaald programma te doorlopen. Daarbij kunnen eisen worden
gesteld aan de verdeling van de punten tussen theoretische kennis en de ontwikkeling
van vaardigheden en competenties. Ook is het denkbaar dat specifieke vakken verplicht
worden gesteld, zoals het schrijven van een proces-verbaal of het nieuwe Wetboek van
Strafvordering. Een van de beoordelingspunten bij de accreditatie/certificering is
hoe wordt nagegaan of de boa de aangeboden kennis en vaardigheden heeft verworven.
Dit puntensysteem voor permanente her- en bijscholing wordt de komende periode uitgewerkt.
i. Eisen aan de fysieke en psychische gesteldheid van de boa
De boa kan te maken krijgen met onvoorziene gebeurtenissen die ingrijpend en stressvol
zijn. Gelet op de fysieke en psychische zwaarte van de opsporingsfunctie in combinatie
met de uitrusting worden minimale vereisten op het vlak van fysieke en psychische
gesteldheid ingesteld. Hierbij wordt gekeken naar voorbeelden van enkele werkgevers
die dit zelf al hebben ingevoerd en de politie. Door de fysieke en psychische eisen
te koppelen aan de geweldmiddelen, kunnen boa’s die hier niet aan voldoen alsnog aan
het werk maar zonder de geweldsmiddelen. Zij kunnen dan worden ingezet voor taken
waarvoor deze uitrusting niet noodzakelijk is, zoals parkeren en huisvuil.
j. Versterken van het toezichtstelsel
Het huidige boa-bestel kent sterk gecentraliseerd toezicht, waarin het Ministerie
van Justitie en Veiligheid primair verantwoordelijk is voor het toezicht op vakbekwaamheid,
gedragsborging en -toetsing van de boa. Deze centrale vorm van toezicht past niet
langer bij het groeiende professionele karakter van de boa, de diversiteit in het
boa-bestel en de wens en de noodzaak tot meer eigen verantwoordelijkheid van werkgevers.
De rol van politie en OM als direct toezichthouder en toezichthouder verdwijnt. Door
het toezicht te hervormen naar een gelaagd model, waarin de werkgever zelf intern
toezicht voert, de branche intercollegiale toetsing ontwikkelt en het Rijk systeemtoezicht
uitoefent, ontstaat er een stevig, toekomstbestendig en lerend toezichtstelsel, waarin
ruimte is voor diversiteit, maatwerk, professionele ontwikkeling en lerend vermogen.
Het OM blijft uiteraard wel het bevoegd gezag voor zover de boa van zijn strafrechtelijke
bevoegdheid of zijn daaraan gekoppelde geweldsbevoegdheid gebruik maakt en behoudt
daarmee een rol bij de strafrechtelijke toetsing van incidenten en de kwaliteit van
de opsporing. Bij de nadere uitwerking van het nieuwe toezichtstelsel zal hiermee
rekening worden gehouden.
1. Eerstelijnstoezicht door de werkgever zelf
Elke werkgever organiseert zelf toezicht op het dagelijkse en operationele functioneren
van de functionaris met een boa-status binnen de eigen organisatie. De werkgever stelt
een onafhankelijke, interne toezichthouder aan die toezicht uitvoert op kwaliteit,
integriteit, proportionaliteit en rechtmatigheid van de taakuitvoering. De onafhankelijkheid
van de interne toezichthouder wordt wettelijk verplicht naar het voorbeeld van een
functionaris gegevensbescherming. De interne toezichthouder draagt tenminste zorg
voor:
• jaarlijkse zelfevaluatie over de inzet van boa’s op kwaliteit, integriteit, proportionaliteit
en rechtmatigheid;
• jaarlijkse rapportage van de binnengekomen klachten bij het meldpunt klachten en integriteit
n.a.v. de taakuitvoering door de boa, en
• jaarlijkse rapportage met een oordeel over de kwaliteit van het digitaal dossier boa.
De werkgever rapporteert – met inachtneming van de rapportages van de intern toezichthouder
– jaarlijks over de kwaliteit, integriteit, proportionaliteit en rechtmatigheid van
de inzet van de boa aan ketenpartners en het bevoegd gezag (gemeente, provincie of
OM). Daar waar het niet mogelijk is, bijvoorbeeld vanwege schaalgrootte of het ontbreken
van expertise, om als individuele werkgever een interne toezichthouder aan te wijzen,
kan het toezicht bij de interne toezichthouder van een andere werkgever worden belegd
of kan een gezamenlijke overkoepelende organisatie ten behoeve van dit toezicht door
deze werkgevers worden opgericht.
2. Tweedelijns toezicht door de sector
Het tweedelijnstoezicht in hoofddomein I wordt door de werkgevers samen ingericht.
In lijn met de motie Michon-Derkzen zullen de werkgevers die functionarissen met een
boa-status in dienst hebben, worden verzocht om zelf een onafhankelijke boa-beroepsorganisatie
op te richten, die onder andere wordt belast met het toezicht op de gestelde werkgeverseisen
en hierover aan Justis rapporteert.13 Daarnaast versterkt de boa-beroepsorganisatie het lerend vermogen in hoofddomein
I door intercollegiale visitaties te faciliteren, waarbij werkgevers elkaar bezoeken.
Tijdens een visitatie bespreken zij tenminste hoe de inzet van de boa verloopt (kwaliteit,
integriteit, proportionaliteit en rechtmatigheid). Zij maken hierbij gebruik van de
rapportages zoals opgesteld door de onafhankelijke intern toezichthouder, en voeren
gesprekken met de boa’s en ketenpartners, zoals politie en OM.
3. Derdelijns toezicht door de rijksoverheid
Vanuit het departement wordt toezicht gehouden op de werking van het boa-bestel, bijvoorbeeld
door thematische onderzoeken te houden. Daarnaast ben en blijf ik als Minister van
Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor het toekennen, opschorten en intrekken
van de boa-status. Hiermee houd ik een rol in het toezicht op het correct gebruik
van de opsporingsbevoegdheid.
De precieze invulling van het gelaagde toezicht vergt een nadere uitwerking en is
opgenomen in de uitvoerings- en implementatieagenda.
Uitvoerings- en implementatieagenda
Bovenstaande wijzigingen in het boa-bestel zijn betekenisvol en moeten zorgvuldig
en stapsgewijs worden doorgevoerd. Met een uitvoerings- en implementatieagenda wordt
richting gegeven aan de verdere professionalisering en versterking van het bestel.
Deze agenda is als bijlage bij deze brief opgenomen.
De verdere uitwerking en implementatie van deze wijzigingen in het stelsel zullen,
onder regie van mijn departement, tijd en verdere afstemming met de (keten-) partners
vragen. Ook moeten de werkgevers en andere partners de tijd krijgen om de impact van
de wijzigingen te bepalen en hieraan te voldoen. Uitvoeringstoetsen en impactanalyses
zullen dan ook worden gedaan op het moment dat de aangekondigde richting verder is
uitgewerkt. De voorgestelde wijzigingen vergen in ieder geval op onderdelen een aanpassing
van de wet en daarnaast een aanpassing van lagere regelgeving. Bekeken moet worden
of dat het beste binnen de huidige wetsystematiek kan of dat een nieuw wettelijk kader
voor boa’s gewenst is. Dit alles kost tijd. Ik werk stapsgewijs en streef ernaar om
het nieuwe stelsel volledig ingevoerd en operationeel te hebben in 2028.
Afsluitend
De maatschappij en de behoefte aan leefbaarheid en veiligheid veranderen snel en continu.
Dat heeft invloed op het werk van de boa. Met de taakbeschrijving van de boa in deze
brief doe ik recht aan de dagelijkse praktijk waarin de boa zijn belangrijke werk
doet. Met de aangekondigde beleidswijzigingen stel ik hen in staat om hun belangrijke
taak adequaat te kunnen uitvoeren binnen de noodzakelijke waarborgen waarmee werken
binnen de politiefunctie omgeven is. Het is een stevige basis waarop toekomstgericht
doorontwikkeld kan worden.
Het is belangrijk om met alle betrokkenen regelmatig stil te staan bij de werking
van en impact van relevante ontwikkelingen op het boa-bestel, zodat de boa als professionele
partner in de publieke ruimte ook in de toekomst geborgd is. Het functioneren van
het nieuwe boa-stelsel zal daarom 5 jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F. van Oosten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid