Brief regering : Verslag informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 10 en 11 februari 2025
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 275
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2025
Hierbij bied ik u het verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling
van 10 en 11 februari 2025 aan.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever
VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELING VAN 10 EN 11 FEBRUARI
Op 10 en 11 februari vond de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling (RBZ-Ontwikkeling)
plaatst in Warschau. Op de agenda stond Global Gateway, geopolitieke ontwikkelingen en de rol van ontwikkelingshulp in het EU externe beleid.
Daarnaast sprak de Raad over de situatie in Mauritanië, Syrië en Oekraïne als onderdeel
van een bredere discussie over weerbaarheid van partnerlanden. Tot slot sprak de Raad
over de aankomende VN-topconferentie over financiering voor ontwikkeling. Het agendaonderwerp
«Werkmethoden RBZ-Ontwikkeling» kwam te vervallen, omdat de Hoge Vertegenwoordiger
verhinderd was. Nederland werd op hoog-ambtelijk niveau vertegenwoordigd.
Met dit verslag wordt u ook geïnformeerd over het recent aangekondigde EU-Jordanië
partnerschap. Tevens zal dit verslag ook ingaan op de toezegging in het kader van
de motie van de leden Bontenbal en Rajkowski1 over het opnemen van afspraken over terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers in
alle internationale overeenkomsten.
Global Gateway, geopolitieke ontwikkelingen en de rol van ontwikkelingshulp in het
EU externe beleid
Tijdens het diner op 10 februari jl. sprak de Raad met Eurocommissaris voor Internationale
Partnerschappen Sikéla over de verdere ontwikkeling en implementatie van de Global Gateway-strategie en de rol die de Europese private sector hierin kan spelen in steeds geopolitieker
wordende internationale verhoudingen. De lidstaten, inclusief Nederland, waren eensgezind
over de noodzaak om deelname van de private sector aan de Global Gateway strategie
te vereenvoudigen. Nederland heeft hierbij aandacht gevraagd voor het bevorderen van
kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer door de verbetering van toegang
tot Europese aanbestedingen en suggesties aangedragen om Global Gateway verder op te schalen, de aansluiting met het bedrijfsleven te bevorderen en het EU-financieringsinstrumentarium
beter aan te laten sluiten op de Global Gateway-doelen.
Weerbaarheid
De Raad besprak de situatie in Mauritanië, Syrië en Oekraïne, niet als onderdeel lopende
zaken, zoals verwacht bij het uitsturen van de geannoteerde agenda, maar onder het
overkoepelende thema «weerbaarheid». De Raad sprak over het versterken van weerbaarheid
van partnerlanden tegen externe schokken, Hierbij werd onder andere besproken dat
humanitaire hulp, vredesopbouw, ontwikkelingshulp en Global Gateway allemaal belangrijk zijn voor de Unie omdat ze in verschillende fasen bijdragen aan
de ontwikkeling van partners en dus hun weerbaarheid versterken. Dit kwam terug in
de discussies van de Raad over Mauritanië, Syrië en Oekraïne.
Mauritanië
De Raad sprak over het brede EU-Mauritanië partnerschap, dat voorzitter van de Europese
Commissie Von der Leyen op 5 februari 2024 aankondigde. Lidstaten, waaronder ook Nederland,
spraken hun steun uit voor het brede EU-Mauritanië partnerschap, gebaseerd op gezamenlijke
belangen ten aanzien van regionale stabiliteit, grip op migratie, veiligheid en economische
mogelijkheden. De Raad benadrukte ook in algemene zin het belang van brede samenwerkingsrelaties
voor het behartigen van de Europese belangen en die van de partnerlanden en de rol
van ontwikkelingshulp hierin.
Syrië
De Raad ging ook in op de situatie in Syrië. Daarbij werd het belang van een stapsgewijze
aanpak benadrukt om als EU hulp te bieden aan de Syrische bevolking, ook ter verbetering
van de situatie in Syrië om uiteindelijk de terugkeer van Syriërs – zowel uit de regio
als vanuit Europa – mogelijk te maken. Nederland onderstreepte het belang van een
vreedzame en inclusieve politieke transitie in Syrië, met respect voor de rechten
van alle gemeenschappen. Wederopbouw speelt daarin een belangrijke rol, ook voor de
veilige terugkeer van Syrische vluchtelingen. Het kabinet hecht aan een actieve en
coördinerende rol van de EU op dit terrein, tussen lidstaten en met landen in de regio.
Oekraïne
Tevens sprak de Raad over de niet-militaire steun aan Oekraïne. De Raad stond onder
andere stil bij de kritieke situatie van de Oekraïense energie-infrastructuur als
gevolg van de aanhoudende Russische luchtaanvallen en bij de steun onder de Oekraïnefaciliteit.
Ook werd vooruitgeblikt op de financiële noden van Oekraïne vanaf 2026 en de noodzaak
tot verdere steun aan het land. Nederland droeg de kabinetspositie uit dat het Oekraïne,
zowel bilateraal als in Europese en andere samenwerkingsverbanden, politiek, militair,
financieel en moreel actief en onverminderd zal steunen in tijd van oorlog, herstel
en wederopbouw, zo lang als dat nodig is.
Financiering voor ontwikkeling
De Raad sprak over de vierde VN-conferentie over ontwikkelingsfinanciering, de Financing for Development (FfD4) top, die van 30 juni tot 3 juli in Sevilla, Spanje plaatsvindt. Enkele lidstaten
riepen op tot een ambitieuze inzet, inclusief aanwezigheid van regeringsleiders, terwijl
ook een breed gedragen noodzaak werd gevoeld tot realisme. De Raad besprak dat de
EU in het gesprek met andere landen de nadruk zou moeten leggen op de kwaliteit van
ontwikkelingsfinanciering en niet alleen op de omvang van de hulp. In dit licht kwam
ook het Rekenkamerrapport over het EU Trust Fund for Africa aan de orde, waarbij werd gesteld dat het belangrijk is geleerde lessen uit het verleden
te gebruiken om de effectiviteit van hulp te vergroten. Nederland benadrukte het belang
van het betrekken van opkomende donoren, een goede Europese coördinatie en het belang
van innovatieve financiering. Het is tegelijkertijd zaak om voorbij het versimpelde
beeld van donor-ontvanger te gaan en bij deze discussie ook te spreken over handelsrelaties,
belastingheffing en private investeringen. Dit kon rekenen op brede instemming. De
Raad sprak tijdens dit agendaonderwerp ook over de aankondigingen van de VS van de
pauze voor nieuwe verplichtingen en betalingen van buitenlandse ontwikkelingshulp
en de gevolgen voor de mondiale financiering van ontwikkeling. Lidstaten spraken hun
zorgen hierover uit en bespraken het belang om de gevolgen hiervan in kaart te brengen.
Overig
EU-Jordanië partnerschap
Op 29 januari jl. sloten de EU en Jordanië een strategisch en breed partnerschap af.
Het partnerschap richt zich op vijf gebieden van gezamenlijk belang: politieke betrekkingen
en regionale samenwerking; veiligheid en defensie; economische weerbaarheid, handel,
en investeringen; menselijk kapitaal; en migratie en opvang in de regio. Om de versterking
van de samenwerking te ondersteunen is een financieel pakket van EUR 3 miljard voorzien,
bestaande uit EUR 640 miljoen aan giften, EUR 1 miljard aan macro-financiële bijstand,
en EUR 1,4 miljard aan voorziene investeringen. De uitwerking van het partnerschap,
inclusief besluitvorming over deze financiële middelen, zal plaatsvinden via de standaardprocedures
voor de EU-instrumenten die voor het partnerschap gebruikt worden, zoals comitologie
voor het instrument voor nabuurschapsbeleid en internationale samenwerking (NDICI).
Het kabinet verwelkomt het partnerschap tussen de EU en Jordanië, dat een betrouwbare
partner in een instabiele regio is. In lijn met de inzet van het kabinet zijn opvang,
terugkeer en herintegratie van (vooral Syrische) vluchtelingen, alsook grensbeheer,
hier belangrijke onderdelen van. Dankzij het versterken van de samenwerking op terreinen
als veiligheid, handel, en economie stelt het partnerschap Jordanië ook in staat de
vluchtelingenopvang beter te regelen. Het kabinet blijft inzetten op dergelijke brede
partnerschappen, onder meer om de irreguliere migratiedruk op Europa en Nederland
te verminderen.
Het kabinet streeft er daarnaast naar waar mogelijk en relevant opvolging te geven
aan de motie van de leden Bontenbal en Rajkowskiover het opnemen van afspraken over
terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers in alle internationale overeenkomsten.2 Het kabinet houdt hierbij oog voor de Nederlandse belangen en dynamieken rondom de
verschillende internationale overeenkomsten, handelsakkoorden en samenwerkingen met
derde landen. Dat betekent dat wordt afgewogen wanneer het opportuun is afspraken
over terugkeer te maken. De samenwerking om terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers
mogelijk te maken, moet uitvoerbaar en effectief zijn en afgewogen worden met andere
doelen en belangen die Nederland heeft in de relatie met het betreffende land. Het
kabinet is daarom voorstander van een op maat gemaakte aanpak per land en overeenkomst.
Ook hecht het kabinet belang aan de benutting en naleving van bestaande afspraken.
Het kabinet bepleit daarnaast om in de herziening van de verordening over het Algemeen
Preferentieel Stelsel, waarmee de EU tariefpreferenties aanbiedt aan ontwikkelingslanden,
tariefpreferenties voorwaardelijk te maken aan terugkeersamenwerking. Ook zet het
kabinet blijvend in op het gebruik van het visuminstrument wanneer terugkeersamenwerking
achterblijft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp