Brief regering : Thematische indeling Strategische Evaluatieagenda, planning periodieke rapportages en opzet periodieke rapportage ‘Mensen’ (veiligheid)
31 516 Beleidsdoorlichting Defensie
Nr. 45
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2024
Om effectief beleid te maken ten dienste van een toekomstbestendige krijgsmacht is
het van groot belang om regelmatig het beleid en de effecten hiervan te evalueren.
Elke Minister is daarom op basis van de Comptabiliteitswet verantwoordelijk voor het
periodiek onderzoeken van de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid. Hiervoor
voerde Defensie tot op heden beleidsdoorlichtingen uit. Conform de Regeling Periodiek
Evaluatieonderzoek (RPE) vervangt Defensie deze beleidsdoorlichtingen vanaf dit jaar
door periodieke rapportages. Met deze brief doen wij de toezegging van de Staatssecretaris
van Defensie gestand om uw Kamer te informeren over de thematische indeling van de
Strategische Evaluatieagenda en de planning van de periodieke rapportages. De eerste
periodieke rapportage gaat over het in de Defensienota 2024 (Kamerstuk 36 592, nr. 1) gedefinieerde thema «Mensen». Conform de motie van het lid Harbers c.s. (Kamerstuk
34 000, nr. 36) informeren wij u hierbij tevens over de opzet van dit onderzoek.
1. Strategische Evaluatieagenda (SEA)
Op 21 oktober jl. zijn er tijdens het Wetgevingsoverleg (WGO) Personeel/Materieel
een aantal vragen over de SEA gesteld, specifiek over de:
− thematische indeling;
− planning van periodieke rapportages;
− financiële onderbouwing.
Hieronder lichten wij het antwoord op deze vragen toe.
1.1 Thematische indeling
Om te voorkomen dat de SEA elk kabinet wijzigt, is tijdens het WGO gevraagd of de
SEA bijvoorbeeld langs de waardeketen van Defensie ingedeeld kan worden. Wij zien
het belang van een duurzame SEA-structuur. Daarom is deze net als de beleidsagenda
en Defensienota 2024, reeds langs de waardeketen opgebouwd. In onderstaande tabel
ziet u de koppeling van de waardeketen aan SEA-thema’s.
Waardeketen van Defensie
Thema’s Defensienota 2024, Beleidsagenda en SEA-thema’s
Besturen/Commandovoering
Koers voor versterking
Gereedstellen
Gevechtskracht
Inzetten
Gevechtskracht
Vervullen personele behoefte
Mensen
Vervullen materiële behoefte
Materieel
Ondersteunen
Randvoorwaarden
1.2 Planning periodieke rapportages
Tijdens het WGO is tevens gevraagd om inzicht te geven in de planning van periodieke
rapportages. Onderstaande tabel laat daarom per SEA-thema zien in welk kalenderjaar
de betreffende periodieke rapportage aan uw Kamer wordt aangeboden. Om de volgorde
van periodieke rapportages te bepalen, is er gekeken naar beleidsmatige relevantie
en de financiële omvang. Met periodieke rapportages worden de begrotingsuitgaven in
een cyclus van 4 tot 7 jaar geëvalueerd. De thema’s die de grootste financiële omvang
hebben en dus gezamenlijk de begrotingsuitgaven dekken, zijn de thema’s «Mensen»,
«Materieel en industriebeleid», «Gevechtskracht» en «Randvoorwaarden». Aan deze periodieke
rapportages is daarom prioriteit gegeven.
Planning periodieke rapportages Defensie
Thema
Subthema
Afronding
Mensen
Veiligheid
2025
Randvoorwaarden
Infrastructuur en vastgoed
2026
Mensen
Personeelsbeleid
2027
Materieel en industriebeleid
n.v.t.
2028
Gevechtskracht
n.v.t.
2029
Randvoorwaarden
IT
2030
Koers voor versterking
Kennis en innovatie
2031
Koers voor versterking
Internationale samenwerking
2031
1.3 Financiële grondslag
Tot slot is tijdens het WGO gevraagd wanneer inzicht gegeven kan worden in de financiële
grondslag per SEA-thema. Het Ministerie van Financiën werkt als verantwoordelijke
voor het evaluatiestelsel aan een rijksbrede werkwijze om de relatie tussen de begrotingsuitgaven
en de SEA (inclusief periodieke rapportages) te verhelderen. Uw Kamer wordt hierover
op korte termijn door de Minister van Financiën geïnformeerd. Defensie volgt de werkwijze
die door het Ministerie van Financiën wordt voorgeschreven.
2. Periodieke rapportage «Mensen» (veiligheid)
2.1 Doel en scope van het onderzoek
Het doel van een periodieke rapportage is om inzicht te geven in de (voorwaarden voor)
doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid. Deze inzichten stellen
de organisatie in staat om te leren en de kwaliteit van beleid te verbeteren.
Vanwege de omvang en complexiteit is besloten het thema «Mensen» op te delen in twee
subthema’s. Per subthema wordt een periodieke rapportage opgeleverd. Het eerste subthema
gaat over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid dat Defensie voert ter
verbetering van de sociale en fysieke veiligheid en integriteit op de werkvloer. Het
onderzoek zal zich richten op de impact die verschillende maatregelen hebben gehad
en in hoeverre zij hebben bijgedragen aan de geformuleerde beleidsdoelen. De effectiviteit
en efficiëntie van het beleid worden hierbij in kaart gebracht. Het uitwerken van
de financiële grondslag zal deel uitmaken van het onderzoek. De onderzoeksperiode
zal de jaren 2018 tot en met 2023 beslaan.
Over het personeelsbeleid, het tweede subthema, wordt op een later moment gerapporteerd.
De reden hiervoor is tweeledig. Defensie staat voor de opgave de juiste en voldoende
mensen te vinden, te binden en te behouden. De implementatie van de maatregelen die
Defensie heeft genomen om aan deze opgave te voldoen is in volle gang. Dit vraagt
veel van onze mensen en bedrijfsvoeringprocessen. Daarnaast achten wij het voor een
zinvolle periodieke rapportage noodzakelijk het gevoerde beleid ten volle te kunnen
evalueren, en daarmee uw Kamer van een zinvolle periodieke rapportage te voorzien.
Het doel van Defensie is om in 2030 een goed gevulde organisatie te zijn. We zullen
u in 2027 een periodieke rapportage sturen over het personeelsbeleid zodat meer inzicht
ontstaat in de stand van zaken ten opzichte van de doelstelling voor 2030. De uitkomsten
van de periodieke rapportage over het veiligheidsbeleid worden daar vanzelfsprekend
bij betrokken.
2.2 Essentie van het veiligheidsbeleid
Defensie voert, als organisatie die veiligheid brengt, haar taken vaak uit onder gevaarlijke
omstandigheden. Daarbij hoort dat medewerkers zich veilig, gewaardeerd en gerespecteerd
voelen en dat leiders het goede voorbeeld geven en hun verantwoordelijkheid nemen.
Defensie bereidt haar personeel voor om noodgedwongen op te kunnen treden in onveilige
situaties en wanneer niet alle randvoorwaarden zijn ingevuld. Dat geldt voor huidige
inzet en nog meer bij inzet in het kader van het beschermen en verdedigen van het
eigen grondgebied en dat van bondgenoten bij een gewapend conflict. Onze mensen moeten
zich daar zo goed en zo veilig mogelijk op kunnen voorbereiden.
Een aantal ontwikkelingen is van invloed geweest op het gevoerde beleid in de onderzoeksperiode.
Om Defensie een organisatie te laten zijn waar veiligheid de norm is, en incidenten
niet de koers bepalen, hebben onze ambtsvoorgangers werk gemaakt van het verbeteren
van veiligheid bij Defensie. Veilig werken moest, meer dan destijds het geval was,
een vanzelfsprekendheid zijn.
Daarnaast kenmerkt de onderzoeksperiode zich door een substantiële groei van de defensieorganisatie
en het einde van deze groei is nog niet in zicht. Om deze groei op verantwoorde wijze
te faciliteren, moet veiligheid onderdeel zijn van beleid, aansturing en bedrijfsvoering
bij Defensie. Gedurende de onderzoeksperiode heeft Defensie daarom geïnvesteerd in
de structurele verbetering van de sociale en fysieke veiligheid en integriteit. Ter
bevordering van de veiligheid van de taakuitvoering en het lerend vermogen van de
defensieorganisatie zijn in het kader van onder andere het plan van aanpak «Een veilige
defensieorganisatie» (Kamerstuk 34 919, nr. 4) verschillende maatregelen genomen om het belang van veiligheid in de bedrijfsvoering
te verankeren. Het evalueren van de impact die de verschillende maatregelen hebben
gehad op de verbetering van veiligheid op de werkvloer, helpt bij het formuleren van
toekomstig beleid en het nemen van aanvullende maatregelen.
2.3 Opzet en uitvoering van het onderzoek
Voor de opzet en uitvoering van het evaluatieonderzoek worden de verplichte elementen
onder artikel 4, vijfde lid, van de RPE gevolgd. Dit betekent onder andere dat tijdens
het evaluatieonderzoek;
− een reconstructie van de beleidstheorie wordt gemaakt;
− lessen voor het vergroten van de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid
van het beleid worden getrokken;
− ten minste een doelmatige optie wordt geschetst voor een scenario waarin een besparing
van 20% op de financiële grondslag van het thema kan worden gerealiseerd.
Er worden onderzoeksvragen geformuleerd die zich richten op wat het beleid beoogd
heeft in de afgelopen jaren en wat hierbij het financiële kader was. Ook wordt onderzocht
of de beleidsdoelstellingen behaald zijn en wat hierbij beter of anders had gekund.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door een extern team in samenwerking met vertegenwoordigers
van het ministerie. De definitieve vraagstelling wordt door dit team opgesteld bij
aanvang van het onderzoek.
Deze periodieke rapportage maakt in de eerste plaats gebruik van beschikbare documentatie,
zoals rapportages (waaronder evaluatierapporten, personeelsrapportages of rapportages
van interne toezichthouders), beleidsdocumenten en Kamerbrieven. Als benodigde informatie
niet in de beschikbare documentatie te vinden is of tussentijdse bevindingen verder
onderbouwd of getoetst moeten worden, kunnen interviews worden afgenomen. Een definitief
overzicht van de geraadpleegde brondocumenten en geïnterviewde functionarissen wordt
aan het eindrapport toegevoegd.
2.4 Kwaliteitsborging
Het onderzoek wordt begeleid door een begeleidingscommissie waarin in ieder geval
de Directeur Veiligheid van het Directoraat-Generaal Beleid plaatsneemt, alsmede een
vertegenwoordiger van het Ministerie van Financiën. Zoals opgenomen in de RPE betrekt
Defensie een externe, onafhankelijke deskundige bij de rapportage. Deze deskundige
zal zitting nemen in de begeleidingscommissie. Deze persoon zal na afronding van de
periodieke rapportage een onafhankelijk oordeel geven over het uitgevoerde onderzoek.
Het eindrapport wordt samen met deze beoordeling uiterlijk eind 2025 aan uw Kamer
aangeboden.
De Minister van Defensie,
R.P. Brekelmans
De Staatssecretaris van Defensie,
G.P. Tuinman
Indieners
-
Indiener
R.P. Brekelmans, minister van Defensie -
Medeindiener
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.