Brief regering : Voortgang waterstofbeleid
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1435 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2024
Proactief waterstofbeleid is nodig om de kabinetsdoelen voor klimaat en groene groei
te halen. Proactief beleid betekent dat de overheid randvoorwaarden voor de markt
uit realiseert, zoals infrastructuur en wet- en regelgeving. Daarbij is een sterke
rol voor de overheid weggelegd. Zo versnellen we de verduurzaming van de industrie
en mobiliteit, benutten we verdienkansen, en versterken we onze autonomie. Zonder
waterstof geen betrouwbaar energiesysteem en geen groene industrie. Het kabinet blijft
daarom inzetten op snelle opschaling van zowel elektrolyse als import en zoekt zo
de balans tussen autonomie en lage prijzen. Ook ziet het kabinet een rol voor koolstofarme
waterstof voor snellere verduurzaming tijdens de transitie naar hernieuwbare waterstof.
Deze brief beschrijft de prioriteiten van het kabinet en de belangrijkste ontwikkelingen.
De waterstofmarkt staat op de drempel van de volgende fase: de focus verschuift naar
het realiseren van concrete projecten. Er zijn tal van positieve signalen: zo groeien
de mondiale investeringen in waterstofprojecten snel en hebben meerdere landen op
de mondiale klimaattop een ambitieuze verklaring getekend.1 Ook in Nederland: er is ruim € 3 miljard aangevraagd voor de elektrolysetender OWE,
de aanleg van het waterstofnetwerk is begonnen en er zijn tal van private initiatieven
door het hele land. Er is nog een groot verschil met de schaal die in 2050 nodig is,
maar deze initiatieven geven aan dat het kan – met de juiste randvoorwaarden.
Tegelijkertijd komt de markt langzamer op gang dan verwacht, omdat niet alle randvoorwaarden
aanwezig zijn. In Nederland ligt er juist op gebied van die randvoorwaarden een belangrijke
uitdaging voor het kabinet. Over de gehele keten vallen de kosten hoger uit dan verwacht
en de realisatie van belangrijke randvoorwaarden als infrastructuur en windparken
heeft vertraging opgelopen. Het wordt daardoor moeilijker de ambitie van 4 gigawatt
elektrolyse in 2030 te realiseren. De precieze impact op de ambitie en welke versnelling
daarna tot 2040 nodig is, kan het kabinet na de voorjaarsbesluitvorming beter bepalen.
Dan is de benodigde informatie over infrastructuur (nieuw uitrolplan), aanbod (uitkomsten
OWE) en vraag (consultaties verplichtingen industrie en mobiliteit) beschikbaar.
Het kabinet wil er in de komende maanden voor zorgen dat de eerste kansrijke waterstofprojecten
daadwerkelijk van start kunnen gaan. Ons beleid moet de slaagkans van projecten vergroten
en bedrijven helpen om te gaan met de genoemde prijsstijgingen en vertragingen. Het
kabinet stelt vier prioriteiten: duidelijke wet- en regelgeving, betrouwbare realisatie
van infrastructuur, instrumenten voor opschaling van import en productie, en een robuust
beleidskader voor blauwe en andere vormen van koolstofarme waterstof.
Het vervolg van deze brief beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen inzake deze
vier prioriteiten, internationale samenwerking en de maakindustrie. Eerder ontving
de Kamer al gerelateerde brieven over waterstof op zee, een apart belastingtarief,
nettarieven, de visie op waterstofdragers, en de verduurzaming van de industrie.2
Wet- en regelgeving
Het kabinet gaat voortvarend aan de slag met implementatie van het Europese waterstof-
en gasdecarbonisatiepakket in de nieuwe Energiewet. Dit omvat de kern van de wet-
en regelgeving voor de waterstofmarkt. Het kabinet legt daarin de rechten én plichten
van alle partijen (publiek en privaat) vast, en wijst netbeheerders en een toezichthouder
aan. Voor de juiste balans tussen duidelijkheid en flexibiliteit heeft het kabinet
twee regimes voor ogen voor gemeenschappelijke infrastructuur:
• De toegang tot transport- en opslaginfrastructuur wordt uiterlijk vanaf 1 januari 2033 gereguleerd. Tot die tijd geldt een regime van
onderhandelde toegang voor derden.
• Voor importinfrastructuur blijft ook na 2033 het regime van onderhandelde derdentoegang gelden.3
Het wetsvoorstel moet begin 2025 in consultatie gaan, ruim voor de deadline voor implementatie
op 5 augustus 2026. In navolging van het wetsvoorstel wordt er gewerkt aan de uitwerking
van lagere regelgeving. Daarbij is het van groot belang om de ontwikkeling van de
markt in de gaten te houden, en waar nodig bij te sturen. In aanloop naar de consultatie
van het wetsvoorstel is uitgebreid met stakeholders gesproken. Dit blijft het kabinet
de komende periode doen, zodat het wet- en regelgevende kader de ontwikkeling van
de waterstofmarkt versterkt.
Infrastructuur op land
Betrouwbare transport- en opslaginfrastructuur is daarnaast noodzakelijk om vraag
en aanbod te verbinden. Wanneer er helderheid is over wanneer de infrastructuur gereed
is, kunnen partijen aan beide kanten investeren. In Nederland zijn we tijdig met de
ontwikkeling van de infrastructuur gestart: voor een groot aantal tracés loopt de
ruimtelijke procedure en inmiddels is de aanleg van de infrastructuur in Rotterdam
begonnen. De planning blijkt echter onvoldoende robuust voor tegenvallers. Netbeheerder
HyNetwork (dochter van Gasunie) verwacht nu dat de leidingen binnen de vier industriële
clusters aan de kust uiterlijk in 2030 klaar zijn en de voor de waterstofmarkt belangrijke
Delta Rhine Corridor in 2031–2032, in plaats van rond 2028.4
Het kabinet wil er alles aan doen om een betrouwbaar en inzichtelijk uitrolplan voor
het landelijk waterstofnetwerk op te leveren. Daarom heeft HyNetwork met veel aandacht
een actueel uitrolplan gemaakt dat ze 10 december ter consultatie voorlegt. Dit nieuwe
uitrolplan moet ontwikkelaars de benodigde houvast bieden voor hun projecten. Het
kabinet verwacht dit begin 2025 aan de Kamer te sturen.
Voor opslaginfrastructuur is de eerste vergunningsprocedure inmiddels van start gegaan.
Eerder heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd waarom waterstofopslag noodzakelijk
is om wisselingen in vraag en aanbod van waterstof op te vangen.5 Daaropvolgend biedt het kabinet in de bijlage bij deze brief twee onderzoeken aan
die laten zien dat overheidsingrijpen nodig is om verantwoorde ondergrondse waterstofopslag
economisch en technisch mogelijk te maken:
1. De Maatschappelijke Kosten Baten Analyse van waterstofopslag in zoutcavernes door
TNO.
2. Risk-assessment of hydrogen storage in a conglomerate of salt caverns in the Netherlands
door het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw.
De visie waar de gezant ondergrondse energieopslag aan werkt kunt u voor de zomer
verwachten, met daarin maatregelen om waterstofopslag op een veilige manier te realiseren.6
Instrumentarium
Het kabinet spant zich onverminderd in om de investeringsbereidheid op het gebied
van hernieuwbare waterstof te vergroten. Naast voorspelbaarheid omtrent wet- en regelgeving
en infrastructuur is een adequaat instrumentarium belangrijk. Het kabinet wil met
een mix van normeren en beprijzen (met verplichtingen en EU ETS in de industrie en
mobiliteit) en subsidiëren (voor aanbod en gebruik) de risico’s voor projectontwikkelaars
verminderen en kostprijsreductie realiseren. Subsidieregelingen als de OWE en H2Global
zijn daarom in principe ingericht op financiële tegenvallers, maar het kabinet gaat
onderzoeken of aanpassingen aan het beoogde instrumentarium nodig zijn om onzekerheden
voor bedrijven verder te verminderen.
Met de beoogde verplichtingen in de industrie en mobiliteit heeft het kabinet al grote
stappen gezet. Het wetsvoorstel voor de jaarverplichting voor de industrie ligt voor
ter consultatie tot 12 december, de consultatie van de ministeriële regeling voor
de verplichting voor de mobiliteit (inclusief raffinageroute) volgt komend voorjaar.
Ik ben met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek over de
uitvoering van de motie van de leden Bontenbal en Vermeer.7 Op basis van de consultaties en externe onderzoeken zal het kabinet komend voorjaar
een definitief besluit nemen over de invoering en vormgeving van beide verplichtingen.
Vooruitlopend op de invoering van de verplichtingen zet het kabinet met subsidies
al vol in op het creëren van het benodigde aanbod. Op 28 november jl. sloot de tweede
OWE-tender waar bedrijven aanspraak konden maken op een budget van bijna € 1 miljard.8 De meer dan 30 subsidieaanvragen onderstrepen de enorme belangstelling voor elektrolyse
in Nederland. Komend voorjaar staan openstelling van H2Global voor importprojecten
en een consultatie over subsidies voor industriële waterstofgebruikers op de planning.
Tot slot verkent het kabinet met de partijen achter het Nationaal Groeifondsprogramma
GroenvermogenNL of een subsidieregeling voor lokale waterstofhubs kansrijk is, met
het oog op een openstelling uiterlijk 2026.
Koolstofarme waterstof
Zoals in het regeerprogramma afgesproken kan blauwe waterstof (uit fossiele energie
met CCS) fungeren als tussenstap naar hernieuwbare waterstof. Het kabinet ziet deze
rol voor blauwe waterstof tot vooralsnog 2050. Omdat blauwe waterstof geen eenduidige
definitie kent, spreekt het kabinet in deze brief over koolstofarme waterstof, dat
sluit ook beter aan bij de Europese regelgeving omtrent low carbon hydrogen.9 Koolstofarme waterstof kan bijdragen aan de snelle en betaalbare verduurzaming van
de industrie en elektriciteitssector.
Op termijn is een overgang van koolstofarme waterstof uit fossiele bronnen nodig om
blijvende fossiele restemissies te vermijden. Naar verwachting neemt de rol van deze
koolstofarme waterstof af richting 2050 door kostendalingen van waterstof uit elektrolyse
en verminderde beschikbaarheid van aardgas met lage ketenemissies (zoals uit Nederland
of Noorwegen). Voor verduurzamen van bestaande waterstofproductie uit aardgas en voor
restgassen is op dit moment de CCS-categorie in de SDE++ al beschikbaar.
Er zijn initiatieven aangekondigd voor de productie en import van koolstofarme waterstof
uit aardgas via nieuwe installaties met potentieel hogere CO2-afvang. Het kabinet conformeert zich beleidsmatig aan de Europese eisen voor koolstofarme
waterstof, waardoor deze projecten met hogere CO2-afvang de voorkeur genieten. Deze projecten komen niet vanzelf op gang door verschillende
barrières en een onrendabele top ten opzichte van aardgas. Naar verwachting kunnen
nieuwe grote productieprojecten vanaf 2030 gerealiseerd worden. Tegelijkertijd geven
ontwikkelaars van koolstofarme waterstof uit fossiele stromen aan dat het bindende
Europese industriedoel voor hernieuwbare waterstof schuurt met hun initiatieven. Hierover
is het kabinet in gesprek met de Europese Commissie.
Het kabinet gaat opties verkennen om barrières voor bovengenoemde projecten weg te
nemen, zoals via generiek instrumentarium. Hierbij wordt ook meegenomen of de barrières
en opties om deze weg te nemen van toepassing zijn op koolstofarme waterstof uit restgassen
en waterstof uit andere reststromen, zoals uit restafval, waarvoor immers ook al projecten
in ontwikkeling zijn. Deze opties moeten niet leiden tot onwenselijke padafhankelijkheid
en dienen aanvullend te zijn op de import en productie van hernieuwbare waterstof.
Internationale samenwerking
Het kabinet houdt voor importbeleid vast aan actieve energiediplomatie om onze leveringszekerheid
te vergroten en Nederland te positioneren in de mondiale handel. Het kabinet wil daarbij
sturen op diversificatie van vorm en bron van geïmporteerde waterstofdragers, in lijn
met de kabinetsvisie. In 2025 ontvangt u nadere informatie over de voortgang en uitvoering
van de energiediplomatie.
Een goed voorbeeld hiervan is mijn recente werkbezoek met de Koning aan Noorwegen
en Denemarken. Het bezoek stond in het teken van versterken van onze leveringszekerheid.
In lijn met een eerder verzoek van de Kamer is ingezet op nauwere relaties, zoals
op gebied van mogelijke pijpleidingen, blauwe waterstof, projectfinanciering en maritieme
toepassingen.10 Tijdens dit bezoek zijn elf Memoranda of Understanding getekend, waarvan twee tussen de Nederlandse en Deense en Noorse overheid. Met dit
soort bezoeken positioneren we Nederland als belangrijk knooppunt in de mondiale waterstofhandel
en stellen we bedrijven uit de maak- en basisindustrie en transportsector in staat
om te groeien. Zo werken overheid en bedrijven samen aan de klimaatdoelen en groene
groei.
Naast ontwikkeling van regelgeving, infrastructuur en instrumentarium heeft het kabinet
drie prioriteiten voor de internationale dimensie van het waterstofbeleid en uitvoering
van energiediplomatie:
1. Bevorderen van samenwerking binnen Europa, voor randvoorwaarden als grensoverschrijdende
infrastructuur en de gezamenlijke waterstofmarkt. Binnen het Pentalateraal Forum werken
we aan coördinatie van beleid gericht op de bindende EU-waterstofdoelen en met Duitsland
werken we aan de gezamenlijke tender voor import onder de vlag van H2Global.
2. Bijdragen aan een transparante en eerlijke internationale markt. Zo wordt Nederland
in 2025 samen met Brazilië covoorzitter van het International Hydrogen Trade Forum.
Dit initiatief is gericht op de dialoog tussen exporterende en importerende landen
voor het opbouwen van duurzame internationale ketens en het mobiliseren van internationale
financiering
3. Opbouwen en onderhouden van bilaterale relaties met exporteurs van binnen en buiten
de EU, met aandacht voor internationale kansen van het Nederlandse bedrijfsleven,
voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en voor lokale duurzame
groei in ontwikkelingslanden en opkomende markten.
Maakindustrie
Tot slot zet het kabinet in op de ontwikkeling van de maakindustrie om onze autonomie
te versterken en verdienkansen te benutten. Zo maken ruim honderd bedrijven waaronder
startups in Nederland (onderdelen van) elektrolysers of andere apparatuur. Er is veelvuldig
contact met de sector en kennisinstellingen om deze maakindustrie toekomstbestendig
te maken met circulariteit, PFAS-vrije alternatieven of minder kritieke materialen.
In lijn met de Net Zero Industry Act en het recente TNO-rapport hierover werkt het kabinet strategieën uit.11
Het Nationaal Groeifondsprogramma GroenvermogenNL12 biedt € 150 miljoen om de maakindustrie bij ontwikkeling van elektrolysers te ondersteunen.
Hiervan is € 100 miljoen opengesteld via de regeling IMKE.13 Een tweede openstelling beoogt het kabinet in 2025 te doen. De subsidie is bedoeld
om scale-ups te steunen.
De IMKE-regeling is slechts een van de resultaten van het programma GroenvermogenNL.
Andere resultaten omvatten het volgende:
• Op het gebied van R&D is voor € 75 miljoen aan programma’s opgestart waarbij meer
dan 60 bedrijven en 20 kennisinstellingen betrokken zijn.
• Op het gebied van opschaling hebben al 10 demonstratieprojecten een subsidie gekregen
om innovaties in de praktijk uit te testen. Dit testen zorgt voor snellere en goedkopere
opschaling van de waterstofmarkt.
• Op het gebied van onderwijs ondersteunt GroenvermogenNL Learning Communities. Hier werken bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties
samen de benodigde skills in voldoende mate beschikbaar te krijgen. Bijvoorbeeld door
het vullen van vacatures te versnellen, vergroten van de zijinstroom door omscholing
en het vergroten van de arbeidsproductiviteit door ICT-oplossingen en robotisering.
Met steun van GroenvermogenNL moeten deze projecten na 2030 op eigen benen kunnen
staan.
Mede dankzij de vele private initiatieven die ik in deze brief heb genoemd kan Nederland
zich een van de toonzetters noemen op het gebied van waterstof. Nu is het zaak om
de huidige ambities om te zetten in harde resultaten, met oog op de kabinetsdoelen
voor klimaat en groene groei. Het kabinet wil alles op alles zetten om de komende
tijd de kansrijke projecten daadwerkelijk te realiseren. Daarvoor is het oplossen
van de problemen die deze bedrijven ondervinden van belang en daar zal ik extra aandacht
aan besteden bij de verdere uitwerking van het beleid.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei