Brief regering : Schriftelijke reactie op amendementen ingediend bij de begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2024
36 410 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2024
Nr. 93
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 2024
Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen gesteld tijdens de eerste termijn van
het debat over de ontwerpbegroting VWS 2024 op 24 januari 2024.
Tijdens de eerste termijn hebben de leden van uw Kamer amendementen ingediend bij
de ontwerpbegroting VWS 2024. Bijgaand ontvangt u tevens de schriftelijke reacties
op deze amendementen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Bijgaand treft u een reactie op de reeds ingediende amendementen.
Amendement TK 36 410-XVI, nr. 8 van het Kamerlid Drost (CU) gericht op biomedischonderzoek naar de ziekte myalgische
encefalomyelitis (ME)
Het is van groot belang dat er biomedisch onderzoek plaatsvindt naar ziekte myalgische
encefalomyelitis (ME). Door middel van een onderzoeksprogramma ME/CVS vanuit ZonMw
zet ik hier in op onderzoek. Er zijn verschillende reacties ontvangen naar aanleiding
van de bekendmaking van de startende ME/CVS-consortia en onderzoeksprojecten. Vanuit
het Ministerie van VWS is in de rol van opdrachtgever toegezien op het zorgvuldig
verloop van dit traject, waarbij de onafhankelijke wetenschappelijke commissie de
besluitvorming door het bestuur van ZonMw heeft voorbereid. Daarom is er ook geen
aanleiding om extra budget toe te voegen aan de begroting.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement TK 36 410-XVI, nr. 11 van het Kamerlid Van der Plas (BBB) en Pouw-Verweij (BBB) gericht op het terugdraaien
van bezuiniging op de ouderenzorg
De maatregelen uit het coalitieakkoord van 2021 beperken de groei van de uitgaven
aan onder meer de ouderenzorg. De uitgaven aan Wlz-verpleegzorg zullen in een periode van vijf jaar nog met € 2,4 miljard verder groeien. Dit
zijn bedragen in prijspeil 2022, nog zonder het opwaartse effect van loon- en prijsontwikkelingen.
De maatregelen uit het coalitieakkoord leiden dus niet tot lagere uitgaven, maar tot
het afremmen van de uitgavengroei: het is een kwestie van «minder meer». Het is belangrijk
om de uitgavengroei te beheersen in het licht van de overheidsfinanciën, de arbeidsmarkt,
de toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg.
De dekking van het amendement wordt gevonden op de begroting van EZK die reeds door
uw Kamer is behandeld en vastgesteld. Daarnaast is het niet mogelijk om via amendementen
op de begroting van VWS de premiegefinancierde uitgaven aan te passen. De uitgaven
op grond van de Wlz en de Zvw worden geraamd op basis van de wettelijk vastgelegde
aanspraken op zorg. Deze uitgaven vallen buiten het budgetrecht van de Kamer en kunnen
niet geamendeerd worden. De Kamer kan wel besluiten nemen over de aanspraken in de
Wlz en de Zvw. Gelet op de grote budgettaire gevolgen is het aan een nieuw kabinet
om al dan niet hierover besluiten te nemen.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement TK 36 410-XVI, nr. 36 van het Kamerlid Dobbe (SP) gericht op terugdraaien ingeboekte besparingen Wlz
De maatregelen in het regeerakkoord beperken de groei van de uitgaven aan onder meer
de ouderenzorg. De uitgaven aan Wlz-verpleegzorg zullen in een periode van vijf jaar
met € 2,4 miljard verder groeien. Dit zijn bedragen in prijspeil 2022, nog zonder
het opwaartse effect van loon- en prijsontwikkelingen. De maatregelen uit het coalitieakkoord
leiden dus niet tot lagere uitgaven, maar tot het afremmen van de uitgavengroei: het
is een kwestie van «minder meer». Het is belangrijk om de uitgavengroei te beheersen
in het licht van de overheidsfinanciën, de arbeidsmarkt, de toegankelijkheid en kwaliteit
van de zorg.
Het is daarnaast niet mogelijk om via amendementen op de begroting van VWS de premiegefinancierde
uitgaven op grond van de Wlz aan te passen. De uitgaven op grond van de Wlz en de
Zvw worden geraamd op basis van de wettelijk vastgelegde aanspraken op zorg. Deze
uitgaven vallen buiten het budgetrecht van de Kamer en kunnen niet geamendeerd worden.
De Kamer kan wel besluiten nemen over de aanspraken in de Wlz en de Zvw. Gelet op
de grote budgettaire gevolgen is het ook aan een nieuw kabinet om al dan niet hierover
nieuwe besluiten te nemen.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement TK 36 410-XVI, nr. 39 van het Kamerlid Westerveld over middelen voor de vergoeding van spraakcomputers
In de kamerbrief van 19 januari jl. (Kamerstuk 32 620, nr. 291) heb ik reeds benadrukt dat het reeds mogelijk is om hulpmiddelen, zoals spraakcomputers,
vanuit zowel de Zorgverzekeringswet (Zvw) als de Wet langdurige zorg (Wlz) te vergoeden.
In deze brief heb ik ook aangegeven dat de NZa momenteel onderzoekt of de huidige
financiering van de spraakcomputer vanuit de Wlz tot knelpunten leidt en hoe dit is
op te lossen, waarbij tevens de financiële gevolgen in beeld worden gebracht. Het
is noodzakelijk eerst de uitkomsten van het NZA-onderzoek af te wachten alvorens financiële
mutaties aan te gaan. De NZa verwacht hun onderzoek dit voorjaar af te ronden, waarna
het ministerie de financiële consequenties in beeld zal brengen. Het is verstandig
om dit onderzoek eerst af te wachten voordat er nieuwe besluiten worden genomen.
Het is daarnaast niet mogelijk om via amendementen de premiegefinancierde uitgaven
op grond van de Wlz aan te passen, zoals ik hiervoor ook heb aangegeven. De uitgaven
op grond van de Wlz en de Zvw worden geraamd op basis van de wettelijk vastgelegde
aanspraken op zorg. Deze uitgaven vallen buiten het budgetrecht van de Kamer en kunnen
niet geamendeerd worden. De Kamer kan wel besluiten nemen over de aanspraken in de
Wlz en de Zvw.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement 36 410-XVI, nr. 40 van het Kamerlid Bikker over middelen voor het investeren in het Nationaal Holocaustmuseum
Ik streef ernaar dat alle inwoners van Nederland in iedere levensfase op een kwalitatief
goede manier in aanraking (kunnen) komen met het verhaal van de Tweede Wereldoorlog
in al haar facetten, verbonden met hedendaagse maatschappelijke vraagstukken zoals
democratie, rechtsstaat en vrijheid.
Het verspreiden van de kennis over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust in het bijzonder,
is juist nu, met het toenemend antisemitisme en de rechtsstaat die in veel landen
onder druk staat, van groot belang.
Op 11 maart opent het Nationaal Holocaust-museum haar deuren voor het publiek. Dit
museum is van groot belang voor het vertellen van het verhaal van de geschiedenis
van de Joodse gemeenschap in Nederland en de Holocaust.
In het licht van het voorgaande laat ik het oordeel aan uw Kamer.
Gewijzigd amendement TK 36 410-XVI, nr. 41 t.v.v. nr. 38 van het lid Bushoff c.s. over extra middelen voor zorgmedewerkers met
langdurige post-COVID klachten
Zorg voor post-COVID patiënten is van groot belang, dit geldt ook voor zorgmedewerkers
die gevolgen ervaren van hun langdurige post-COVID klachten. Het amendement beoogt
de doelgroep van de regeling uit te breiden van zorgmedewerkers die in de eerste golf
(maart 2020 tot en met juni 2020) ziek zijn geworden door het coronavirus naar een
regeling voor zorgmedewerkers die van maart 2020 tot en met december 2020 ziek zijn
geworden door het coronavirus.
Met het oog op precedentwerking en (civiele) procedures is het opstellen en uitvoeren
van de post-COVID regeling alleen mogelijk als de afbakening van de doelgroep gebaseerd
is op objectieve criteria. Daarop wijst ook de Afdeling Advisering van de Raad van
State in haar reactie op het verzoek tot voorlichting. Dat is onder meer noodzakelijk
voor de juridische houdbaarheid van de gekozen afbakening en daarmee de regeling.
De objectieve gronden bestaan alleen voor de eerste golf. Dat staat toegelicht in
de huidige regeling. Objectieve gronden voor een afbakening die ziet op heel 2020
zijn er niet. Hiermee komt de juridische houdbaarheid van de afbakening en daarmee
de regeling in het geding. Ik heb uw Kamer geïnformeerd over de benutting van de reeds
opgestelde regeling voor zorgmedewerkers (Kamerstuk 25 295, nr. 2154).
Over de inzet van de eindejaarsmarge wordt besloten bij de voorjaarsbesluitvorming.
De eindejaarsmarge kan namelijk pas worden bepaald als de Slotwet gereed is. Deze
wordt op voorstel van de Minister van Financiën uitgekeerd aan de departementen via
de Voorjaarsnota.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Amendement TK 36 410-XVI, nr. 42 t.v.v. nr. 37 van het lid Bushoff c.s. over 27 miljoen euro voor post-COVID-poliklinieken
Inhoudelijk gezien begrijp ik de wens die door de indieners van dit amendement wordt
beoogd. We willen allemaal dat patiënten met post-COVID passende zorg ontvangen. Daarom
zet het kabinet al in op meer onderzoek naar post-COVID en snelle doorvertaling van
kennis en expertise naar de zorgpraktijk door financiering van het ZonMw programma
post-COVID met € 32 miljoen. Ook ben ik in gesprek met partijen om invulling te geven
aan de eerder door uw Kamer aangenomen motie Drost die oproept om te komen tot integrale
ondersteuning voor post-COVID patiënten. Want het is primair aan de zorgpartijen zelf
om met elkaar goede zorg te organiseren.
Ik lees het amendement als een oproep voor meer geld naar onderzoek. Ik lees het amendement
zo dat aanvullend gedacht wordt aan een grootschalig meerjarig klinisch onderzoekstraject
op verschillende locaties waarin ook experimentele behandeling geboden kan worden.
Echter, ik heb wel enkele inhoudelijke bedenkingen. Een van de belangrijkste inhoudelijke
bedenkingen is dat ik niet ga over de organisatie van de zorg, dat is aan de zorg
zelf. Ik kan als Minister van VWS geen eisen stellen aan de vorm waarin zorg georganiseerd
wordt binnen ziekenhuizen, bijvoorbeeld of dat in poliklinieken gebeurt of in een
andere vorm. Daar gaan ziekenhuizen zelf over. Ten tweede bevat het amendement dekking
voor een looptijd van twee jaar. Voor het vormgeven van effectief en uitvoerbaar onderzoek
is een dergelijke looptijd te kort en niet goed uitvoerbaar. Onderzoek waarbij patiënten
zorg ontvangen in het kader van dat onderzoek vergt normaliter een langere looptijd
dan twee jaar. Dan zou je ervan uit kunnen gaan dat na twee jaar deze klinieken volledig
gefinancierd worden vanuit de reguliere financieringssystematiek. Waar het de zorgcomponent
betreft maken zorgaanbieders daarin een eigen afweging waarbij de zorgverzekeraars
een belangrijke rol hebben; waar het de onderzoekscomponent betreft is dat een keuze
van de academische wereld zelf. De belangrijkste bron van structurele financiering
hiervoor is de beschikbaarheidbijdrage academische zorg (bbaz). De umc’s bepalen zelf
hoeveel bbaz-geld voor welk wetenschappelijk onderzoek wordt ingezet.
Tot slot is de dekking van het amendement ondeugdelijk. Over de inzet van de eindejaarsmarge
wordt besloten bij de voorjaarsbesluitvorming. De eindejaarsmarge kan namelijk pas
worden bepaald als de Slotwet gereed is. Deze wordt op voorstel van de Minister van
Financiën uitgekeerd aan de departementen via de Voorjaarsnota 2024.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Gewijzigd amendement TK 36 410-XVI, nr. 43 t.v.v. nr. 6 van het Kamerlid Bikker (CU) en Klaver (GL-PvdA) gericht op het verlagen
van de bestuursrechtelijke premie voor wanbetalers zorgverzekeringen van 120% naar
110%
Op 18 januari 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek
van onderzoeksbureau AEF over de negatieve effecten van de bestuursrechtelijke premie
(Kamerstukken II 2023/24, 33 077, nr. 26).
Hierin concludeer ik onder andere dat de wanbetalersregeling een aantal positieve
effecten kent, namelijk dat verzekerden met een betalingsachterstand verzekerd blijven
(ook als zij de bestuursrechtelijke premie niet betalen) en dat waar mogelijk zorgpremie
wordt geïnd. Maar er zijn ook bedenkingen bij het effect van de hoogte van de bestuursrechtelijke
premie op het inlopen van betalingsachterstanden zorgpremie.
De afgelopen jaren zijn grote stappen gezet om op basis van signalen van o.a. zorgverzekeraars
mensen met beginnende betalingsachterstanden vroegtijdig te benaderen. Het is aan
een volgend kabinet om op basis van de beschreven feiten en onzekerheden eventuele
beleidskeuzes te maken.
In het licht van het voorgaande ontraad ik dit amendement.
Indieners
-
Indiener
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport