Brief regering : Fiche: Herziening verordening Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021-2027
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3757
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 augustus 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC). Met BNC-fiche 1
geeft het kabinet tevens invulling aan het verzoek van de vaste commissie voor Europese
Zaken (Tweede Kamer), d.d. 9 maart 2023, om een kabinetsreactie te ontvangen over
de tussentijdse evaluatie van het MFK.
Fiche: Herziening verordening Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027.
Fiche: Voorstel verordening instelling Oekraïne-faciliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3758)
Fiche: Verordening voor een platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP)
(Kamerstuk 22 112, nr. 3759)
Fiche: Mededeling, besluit en verordening – introductie nieuwe eigen middelen en terbeschikkingstelling
(Kamerstuk 22 112, nr. 3760)
Fiche: Mededeling Europese Economische Veiligheidsstrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3761)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Herziening verordening Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EU,
Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het Meerjarig Financieel Kader voor de jaren 2021–2027,
en Mededeling tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader 2021 – 2027
b) Datum ontvangst Commissiedocument
juni 2023
c) Nr. Commissiedocument
Mededeling: COM (2023) 336
Verordening: COM (2023) 337 (incl. Annex)
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52023DC0…
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52023PC0…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Buitenlandse Zaken, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Artikel 312, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Eenparigheid van stemmen
j) Rol Europees Parlement
Goedkeuring
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Bij de vaststelling van de Meerjarig Financieel Kader (MFK)-verordening1 in december 2020 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) eenzijdig verklaard2 uiterlijk 1 januari 2024 een tussentijdse evaluatie van de werking van het MFK 2021–2027
te zullen presenteren en deze indien gepast te begeleiden met relevante voorstellen
voor een herziening van de MFK-verordening. Dit fiche betreft de overkoepelende inzet
t.a.v. de tussentijdse herziening van het MFK en richt zich met name op de voorgestelde
wetgeving (naast de mededeling). Naast dit overkoepelende fiche worden twee deelfiches
opgesteld over specifieke onderdelen (wetgevende voorstellen) van de voorgestelde
tussentijdse herziening van het MFK, zijnde het Strategic Technologies for Europe
Platform (STEP)3 en de Oekraïne-faciliteit4.
In het voorstel schetst de Commissie hoe de Europese Unie (hierna: EU of Unie) sinds
2020 geconfronteerd is met een aantal ongeëvenaarde en onvoorziene uitdagingen. Sinds
de start van de Russische oorlog in Oekraïne levert de Unie grote inspanningen om
Oekraïne te steunen (politiek, militair, humanitair en financieel). De oorlog heeft
ook grote gevolgen voor EU-lidstaten en derde landen, bijvoorbeeld vanwege de gestegen
energie- en voedselprijzen en de kosten van de opvang van Oekraïense vluchtelingen.
Daarnaast is sprake van toenemende geopolitieke instabiliteit, crises en natuurrampen,
waardoor de wereldwijde behoefte aan noodhulp en humanitaire steun is toegenomen.
Ook stelt de Commissie vast dat migratiebewegingen naar de Unie toenemen, wat een
extra beslag legt op de middelen voor onder andere migratie- en grensbeheer en de
noodzaak vergroot voor meer migratiesamenwerking met derde landen. Verder stelt de
Commissie dat tegen de achtergrond van de huidige strategische afhankelijkheden meer
investeringen nodig zijn in de economische weerbaarheid en concurrentiekracht van
de Unie. Ook geeft de Commissie aan voor de nieuwe taken die zij toegewezen heeft
gekregen 885 extra medewerkers (full time equivalent: fte) nodig te hebben. Tot slot wijst de Commissie op de -mede als gevolg van de
oorlog in Oekraïne- hoge inflatie en gestegen kapitaalmarkrente, die tot onvoorziene
uitgaven leiden voor de EU-begroting.
De Commissie geeft aan dat de mogelijkheden om bestaande middelen te herprioriteren
of flexibiliseren nagenoeg zijn uitgeput. De Commissie concludeert daarom dat een
gerichte herziening van het MFK noodzakelijk is, wil de Unie zijn bestaande en nieuwe
doelstellingen verwezenlijken. In totaal stelt de Commissie 66 miljard euro aan extra
vastleggingen voor en 33 miljard euro aan leningen, voor de periode 2024–2027, waarbij
rekening gehouden moet worden met het feit dat de bedragen voor de Oekraïne-faciliteit
en de rentebetalingen indicatief zijn. De onderstaande tabel van de Commissie geeft
een overzicht.
Om deze extra uitgaven mogelijk te maken stelt de Commissie een verhoging van de bestaande
speciale instrumenten5 voor en introduceert zij twee nieuwe speciale instrumenten. Deze speciale instrumenten
zijn bedoeld voor flexibiliteit in de begroting en om in te kunnen spelen op onvoorziene
omstandigheden. De speciale instrumenten staan buiten de MFK-plafonds, maar worden
wel vastgelegd in de MFK-verordening. Daarnaast stelt de Commissie een verhoging van
de MFK-betalingenplafonds6 voor. De Commissie stelt voor de betalingenplafonds te verhogen met 9 miljard euro
in 2026 en 3,3 miljard euro in 2027 (totaal 12,3 miljard euro in lopende prijzen).
Deze verhoging is ca. 50% van de verhoging die de Commissie voor de MFK-vastleggingenplafonds
voorstelt (24,4 miljard euro7). Het verschil tussen beide kan volgens de Commissie worden verklaard omdat door
een vertraging in de uitvoering van bepaalde programma’s, met name in het cohesiebeleid,
voor de periode 2024–2026 ruimte onder de huidige betalingenplafonds wordt verwacht.
De hoogte van de speciale instrumenten en de betalingenplafonds is van belang voor
de raming van de Nederlandse EU-afdrachten, omdat deze zijn gebaseerd op de hoogte
van de jaarlijkse betalingenplafonds plus de maximale inzet van de speciale instrumenten
in het MFK. Onder punt 5. «Financiële consequenties» worden de potentiële gevolgen
voor de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU toegelicht.
Intensiveringen t.o.v. MFK-akkoord (cumulatief 2024–2027)
Bedrag in miljarden
Begrotingscategorie
Oekraïne-faciliteit
50
Leningen
33
Headroom garanties
Subsidies
17
Speciaal instrument
Migratie en extern beleid
15,0
Migratie
2,0
MFK-categorie 4
Syrische vluchtelingen (Syrië, Jordanië, Libanon)
1,7
MFK-categorie 6
Zuidelijke migratieroute
0,3
MFK-categorie 6
NDICI buffer
3,0
MFK-categorie 6
Syrische vluchtelingen (Turkije)
3,5
MFK-categorie 6
Westelijke Balkan
2,0
MFK-categorie 6
Solidariteits- en noodhulpreserve
2,5
Speciaal instrument
Strategic Technologies for Europe Platform
10,0
Innovatiefonds
5,0
MFK-categorie 3
InvestEU
3,0
MFK-categorie 1
Europese Innovatieraad (Horizon Europe)
0,5
MFK-categorie 1
Europees Defensiefonds (EDF)
1,5
MFK-categorie 5
Overige aanpassingen
Administratie
1,9
MFK-categorie 7
Flexibiliteitsinstrument
3,0
Speciaal instrument
Rentekosten
18,9
Speciaal instrument
Het voorliggende voorstel omvat een aantal elementen. Ten eerste stelt de Commissie
twee wijzigingen in de MFK-verordening voor ten behoeve van het voorstel van de Commissie
om een faciliteit voor Oekraïne op te richten. De Commissie heeft de Oekraïne-faciliteit
beleidsmatig uitgewerkt in een voorstel voor een Verordening van de Raad en het Europees
Parlement8. Voor dit voorstel wordt een separaat BNC-fiche opgesteld. Voor de financiering van
de Oekraïne-faciliteit stelt de Commissie voor om als speciaal instrument buiten de
MFK-plafonds een Oekraïne-reserve op te richten van waaruit de EU meerjarig financiële
steun aan Oekraïne kan verstrekken in de vorm van niet-terugbetaalbare steun, leningen
en voorzieningen voor garanties. Deze reserve heeft een maximale omvang van 50 miljard
euro over de periode 2024–2027 met een jaarlijks maximum van 16,7 miljard euro en
kan worden aangewend tijdens de procedure voor de jaarlijkse EU-begroting. Daarnaast
stelt de Commissie voor om de reeds bestaande mogelijkheid om boven de MFK-plafonds
garanties te mobiliseren ten behoeve van leningen aan Oekraïne te verlengen tot leningen
die tot en met 2027 worden verstrekt. De verwachte steun uit de Oekraïne-faciliteit
bestaat uit een flexibele combinatie van leningen en steun die niet terugbetaald hoeft
te worden, waarbij de Commissie voorlopig uitgaat van 17 miljard euro aan steun die
niet terugbetaald hoeft te worden en 33 miljard euro aan leningen over de gehele periode.
De steun die niet terugbetaald hoeft te worden (voornamelijk subsidies en garanties)
worden gefinancierd uit de Oekraïne-reserve via de EU-afdrachten (de bruto nationaal
inkomen (bni)-afdracht, waarvan het huidige Nederlandse aandeel 5,9% is) en de leningen
middels een garantie op basis van de budgettaire ruimte binnen het Eigenmiddelenbesluit,
de zogeheten headroom.9
Ten tweede stelt de Commissie een ophoging voor van de vastleggingenplafonds10 voor de beleidsterreinen «migratie en grensbeheer» (MFK-uitgavencategorie 4) en «nabuurschap
en de wereld» (MFK-uitgavencategorie 6) met respectievelijk 2 miljard euro en 10,5
miljard euro. De extra middelen op het terrein van migratie zijn gericht op zowel
de EU-interne als EU-externe dimensie van migratie. Wat betreft de EU-interne dimensie
voorziet de Commissie extra financiering (2 mld. euro) in MFK-uitgavencategorie 4
voor de uitvoering van het toekomstige Asiel- en Migratiepact11 (hierna: het Pact), in het bijzonder capaciteitsopbouw voor screening- en grensprocedures,
opvangcapaciteiten, relocatie, terugkeer en versterking van het Europees Asielagentschap.Door
de wijzigingen in het Pact zijn deze uitgaven hoger dan voorzien bij het oorspronkelijke
asiel- en migratievoorstel12. Wat betreft de EU-externe dimensie van migratie (MFK-uitgavencategorie 6) zijn er
volgens de Commissie extra middelen nodig ten behoeve van onder andere de opvang van
Syrische vluchtelingen in Turkije (3,5 miljard euro), de opvang van Syrische vluchtelingen
in Syrië, Jordanië en Libanon (1,7 miljard euro) en financiering voor grensbeheer,
opvang van migranten, en hulp bij vrijwillige terugkeer rond de zuidelijke mediterrane
migratieroute (0,3 miljard euro). Ten aanzien van de uitgaven voor extern beleid (MFK-uitgavencategorie
6) stelt de Commissie voor om de niet gealloceerde ruimte binnen het NDICI-programma
(het zogenoemde Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI)-cushion) aan te vullen (3 miljard euro), aangezien deze al voor 80% uitgeput is. Daarnaast
stelt de Commissie voor om extra budget beschikbaar te stellen voor landen op de Westelijke
Balkan (2 miljard euro).
Ten derde omvat de voorgestelde MFK-herziening de introductie van een platform voor
de ondersteuning van strategische technologieën (Strategic Technologies for Europe Platform; STEP13) om de Europese concurrentiekracht te versterken. Dit platform maakt gebruik van
bestaande EU-instrumenten. De Commissie stelt voor een aantal bestaande programma’s
(cohesiefondsen) te flexibiliseren en het budget van een aantal andere bestaande programma’s
specifiek voor dit doel te verhogen. In totaal stelt de Commissie 10 miljard euro
aan extra middelen voor STEP voor door een verhoging van de bestaande MFK-plafonds.
InvestEU wordt opgehoogd met 3 miljard euro om private investeringen aan te jagen
en het aanbod risicokapitaal te versterken14. Aan de Europese Innovatieraad15 (European Innovation Council, EIC) onder Horizon Europe wordt in het Commissievoorstel 0,5 miljard euro extra toegekend
voor baanbrekende innovatie (startups en scale-ups). Het Innovatiefonds (IF) wordt
in het voorstel opgehoogd met 5 miljard euro. Deze ophoging is specifiek bedoeld voor
zeventien lidstaten met een lager dan gemiddeld (EU27) bruto binnenlands product per
hoofd van de bevolking in lijn met de doelen voor cohesiebeleid en om de groene transitie
door de gehele Unie te ondersteunen. Ten slotte stelt de Commissie voor het Europees
Defensiefonds (EDF)16 met 1,5 miljard euro op te hogen om aan de groeiende vraag naar investeringen in
de ontwikkeling en innovatie van de defensie-industrie te voldoen en met het oog op
het versterken van de innovatiecapaciteit van de Europese technologische en industriële
defensiebasis (EDTIB). De Commissie heeft het STEP beleidsmatig uitgewerkt in een
voorstel voor een verordening van de Raad en het Europees Parlement17. Voor dit voorstel wordt een separaat BNC-fiche opgesteld.
Ten vierde stelt de Commissie een nieuw speciaal instrument buiten het MFK-plafond
voor waarmee onvoorziene rentekosten (dat wil zeggen kosten boven de bij de vaststelling
van het MFK verwachte rentekosten en bijstellingen in de meerjarige financiële programmering
van de Commissie) voor NGEU gedekt kunnen worden. In het huidige MFK is voor de periode
2021–2027 in totaal 14,9 miljard euro gereserveerd voor de financieringskosten van
NGEU. Door de rentestijgingen sinds 2022 zijn deze financieringskosten sterk gestegen.
De Commissie verwacht dat het gehele gereserveerde bedrag al in de zomer van 2023
volledig is uitgeput. Daardoor is volgens de Commissie 18,9 miljard euro extra nodig
vanwege de gestegen rente. Deze inschatting is echter indicatief en de Commissie noemt
een bandbreedte van 17–29 miljard euro. De Commissie stelt dat de huidige financieringswijze
van de rente (dekking van de rente binnen vaste jaarlijkse plafonds) vanwege de hoge
volatiliteit van de renteontwikkeling niet geschikt is voor dit type uitgaven. Het
instrument kan tijdens de procedure voor de Europese jaarbegroting ingezet worden
op basis van een raming van de Commissie. In het voorstel is geen maximum opgenomen
voor dit nieuwe speciale instrument, vanwege de onzekerheid over de toekomstige rentelasten.
Ten vijfde bevat het voorstel een verhoging (1,9 miljard euro) van de vastleggingenplafonds
voor de administratieve uitgaven van de Unie (uitgavencategorie 7). Hiervan is 346
miljoen bedoeld voor 885 extra werknemers. De overige 1,6 miljard euro is bedoeld
om gestegen kosten als gevolg van hoge inflatie op te vangen, inclusief extra kosten
als gevolg van salarisindexaties. De Commissie stelt dat de Unie sinds het MFK-akkoord
veel nieuwe taken en verantwoordelijkheden heeft gekregen als gevolg van verschillende
nieuwe initiatieven, bijvoorbeeld op het gebied van cybersecurity, defensie, digitale
markten, gezondheid en in het kader van het Fit-for-55 pakket. In totaal zijn volgens
de Commissie voor al deze nieuwe taken 885 extra medewerkers nodig. Daarnaast is sprake
geweest van zeer hoge inflatie, terwijl in het MFK-akkoord is afgesproken dat de MFK-plafonds
jaarlijks met een vaste deflator van 2% worden bijgesteld. Dit betekent dat kostenstijgingen
bij inflatie hoger dan 2% niet kunnen worden ingepast binnen de MFK-plafonds.
Tot slot bevat het voorstel voor de MFK-herziening verruimde begrotingsflexibiliteit
voor de resterende jaren van dit MFK (2024 t/m 2027). Volgens de Commissie is de flexibiliteit
in de huidige begroting al sterk uitgeput. De niet gealloceerde marges voor onvoorziene
omstandigheden onder de verschillende uitgavencategorieën zijn vrijwel volledig ingezet
en in de jaren 2021–2023 is het jaarlijkse budget van ca. 1 miljard euro uit het Flexibiliteitsinstrument
volledig ingezet. Om voldoende in te kunnen spelen op onvoorziene omstandigheden stelt
de Commissie voor het Flexibiliteitsinstrument met in totaal 3 miljard euro op te
hogen. Daarnaast stelt de Commissie dat het noodzakelijk is dat de capaciteit voor
crisis- en noodsituaties wordt versterkt en daarom wordt ook de solidariteit- en noodhulpreserve
(SEAR) opgehoogd met in totaal 2,5 miljard euro om te kunnen blijven voldoen aan de
toenemende behoefte aan noodhulp en humanitaire hulp.
b) Impact assessment Commissie
Er is geen impact assessment opgesteld. De Commissie geeft in het bijbehorende staff working document
18 wel een toelichting op de uitdagingen ten opzichte van het eerder vastgestelde MFK
en de implementatie van programma’s en instrumenten. Het kabinet heeft de Commissie
in werkgroep besprekingen reeds verzocht alsnog een impact assessment op te stellen.
De Commissie geeft echter aan deze noodzaak niet te zien, omdat het voorstel alleen
aanpassing van bestaande instrumenten betreft.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Nederlandse beleid ten aanzien van het huidige MFK is dat de conclusies van de
Europese Raad van 17–21 juli 202019 dienen te worden gerespecteerd. In de conclusies staat opgenomen dat er geen tussentijdse
evaluatie van het MFK komt. Ook de daarop gebaseerde -en door Nederland gesteunde-
vervolgafspraken zoals het Interinstitutioneel Akkoord over begrotingszaken (hierna
IIA)20 en de gezamenlijke verklaringen van de instellingen21 bij de vaststelling van de MFK-verordening, dienen te worden gevolgd. De Nederlandse
inzet bij de onderhandelingen over het MFK 2021–2027 was gericht op een modern en
financieel houdbaar MFK met een eerlijke verdeling van de lasten. Bij de verdere uitvoering
van het MFK streeft het kabinet naar prudente, realistische en moderne EU-jaarbegrotingen
met meer nadruk op voor Nederland prioritaire beleidsterreinen, zijnde onderzoek en
innovatie, duurzaamheid, veiligheid en migratie.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Artikel 13 van de MFK-verordening voorziet in de mogelijkheid van een tussentijdse
herziening van de plafonds. Het kabinet vindt dat deze herzieningsclausule met terughoudendheid
gebruikt moet worden en alleen in uitzonderlijke en onvoorziene gevallen. Uitgaven
die voorzienbaar waren tijdens de onderhandelingen over het huidige MFK passen niet
bij een tussentijdse herziening. Enkel onvoorziene omstandigheden die niet binnen
het plafond kunnen worden opgevangen dienen in overweging te worden genomen. Diverse
onderdelen van het voorliggende Commissievoorstel voor een tussentijdse herziening
van het MFK sluiten aan bij de voor Nederland prioritaire beleidsterreinen, die ook
onderdeel waren van de Nederlandse onderhandelingsinzet bij het MFK 2021–2027. Zo
pleitte Nederland onder meer voor een ophoging van de investeringen in innovatie in
het kader van het versterken van het Europees concurrentievermogen. De voorstellen
die de Commissie en de (Europese) Raad toen niet in wilde passen onder de plafonds,
zijn dan ook niet als onvoorzien aan te merken, en kunnen nu niet extra bovenop de
MFK-plafonds worden toegevoegd. De Oekraïne-oorlog was wel onvoorzien en geen onderdeel
van de onderhandelingen over het huidige MFK.
In dit fiche worden de (begrotingstechnische) aanpassingen van de MFK-verordening
beoordeeld, waarbij het kabinet op hoofdlijnen zal ingaan op relevante politieke en
beleidsinhoudelijke aspecten van de onderliggende voorgestelde verordeningen voor
de Oekraïne-faciliteit en het STEP. Voor een diepgaandere beleidsmatige beoordeling
van deze voorstellen ontvangt u separaat BNC-fiches over STEP en de Oekraïne-faciliteit.
Sinds de vaststelling van de MFK-verordening in 2020 zijn mede als gevolg van de Russische
oorlog in Oekraïne en de daaraan gerelateerde uitdagingen waarvoor de EU zich gesteld
ziet ingrijpend veranderd. Deze ontwikkeling en de potentiële budgettaire gevolgen
ervan konden destijds niet worden voorzien. Het kabinet vindt het van belang dat de
EU in staat is deze uitdagingen adequaat het hoofd te bieden. Daarnaast is er een
stijging van juridisch verplichte uitgaven, zoals bij de rentekosten voor NGEU en
de administratieve uitgaven. Het uitgangspunt voor het kabinet is dan ook dat deze
uitdagingen en verplichtingen in principe opgevangen dienen te worden binnen de kaders
van het MFK en de daarbij overeengekomen speciale instrumenten, door optimaal gebruik
van bestaande middelen en waar nodig herprioritering en flexibilisering. Daarnaast
zet het kabinet zich conform de motie van de leden Van Weyenberg en Van der Lee22 in voor een moderne begroting en is het van belang dat eventuele wijzigingen niet
ten koste gaan van voor Nederland prioritaire beleidsterreinen. Het kabinet is daarnaast
geen voorstander van het oprichten van nieuwe fondsen als onderdeel van deze MFK-herziening.
Het kabinet staat in beginsel positief tegenover het structureler vormgeven van de
financiële EU-steun aan Oekraïne, in lijn met de inzet van het kabinet voor blijvende
solidariteit met Oekraïne.
Oekraïne-faciliteit
Voor de inhoudelijke beoordeling van het voorstel voor een Oekraïne-faciliteit verwijs
ik u naar het BNC-fiche hierover. In lijn met de inzet van het kabinet voor blijvende
solidariteit met Oekraïne en in lijn met de moties van het lid Piri23 en van het lid Amhaouch c.s.24, staat het kabinet in beginsel positief tegenover respectievelijk het structureler
vormgeven van de financiële EU-steun aan Oekraïne en een Europees herstelprogramma
gericht op het herstel en wederopbouw van Oekraïne. Het kabinet heeft begrip voor
de flexibiliteit waarin het voorstel voor de Oekraïne-faciliteit voorziet, zowel in
de verdeling van de middelen over de verschillende typen steun als het hergebruik
van niet gebruikte middelen in latere jaren en voor een mogelijke volgende faciliteit.
Dit betekent wel dat de EU-afdrachten lastiger te voorspellen zijn. Het kabinet is
van mening dat deze flexibiliteit gelet op de uitzonderlijke omstandigheden en het
moeilijk te voorspellen verloop van de situatie in Oekraïne acceptabel is. Daarnaast
vindt het kabinet het garanderen van de leningen via de headroom binnen het Eigenmiddelenbesluit een logische keuze. De headroom vertegenwoordigt een hoge mate van zekerheid richting de markt, waardoor de Commissie
hier tegen gunstige voorwaarden middelen kan lenen om deze voorts zelf uit te lenen
aan Oekraïne. Daarbij leggen de te garanderen toekomstige verplichtingen volgens de
Commissie een relatief klein beslag op de headroom, waardoor er voldoende ruimte overblijft voor eventuele crisissituaties. Bovendien
is het alternatief, namelijk het verstrekken van 27 individuele bilaterale garanties,
minder efficiënt en vereist het meer tijd.
EU-migratiebeleid
Het kabinet ziet dat er op het gebied van de interne dimensie van het EU-migratiebeleid
grote uitdagingen liggen. Het kabinet onderschrijft allereerst het door de Commissie
geschetste belang van goede uitvoering van het nog tot stand te komen Asiel- en Migratiepact,
inclusief ondersteuning van lidstaten bij de daarvoor benodigde capaciteitsopbouw
voor screening- en grensprocedures, opvangcapaciteiten, relocatie, en terugkeer. Daarnaast
is het kabinet van mening dat het Europees Asielagentschap goed geëquipeerd moet zijn
om coherente implementatie en naleving van de nieuwe regelgeving te monitoren. Het
kabinet steunt daarom de onderbouwing van de Europese Commissie. Naast nieuwe EU-wetgeving
en de implementatie daarvan is ook andere adequate Europese actie nodig om grip op
migratie te versterken. Voor het kabinet is in het bijzonder van belang dat aspecten
zoals versterking van grensbeheer door middel van aanvullende financiering, visumharmonisatie
door naburige landen zoals op de Westelijke Balkan en implementatie van het Dublinstelsel25 verder worden gebracht. Het uitgangspunt van het kabinet is dat voor financiële ondersteuning
van deze prioriteiten gekeken moet worden naar herprioritering onder de bestaande
MFK-plafonds en de bestaande speciale instrumenten. Deze uitdagingen zijn niet onvoorzien
en waren al een prioriteit van Nederland bij de onderhandelingen over het huidige
MFK.
EU-extern beleid
Het kabinet ziet dat de druk op de begroting voor de externe dimensie van het EU-beleid
is toegenomen als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne en de noden die als gevolg
daarvan in Oekraïne en de rest van de wereld zijn ontstaan en toegenomen. Dit heeft
er bijvoorbeeld mede toe geleid dat het NDICI26-cushion reeds voor 80% is besteed, voor een aanzienlijk deel aan steun aan Oekraïne. Ook
op het gebied van migratie herkent het kabinet dat de financieringsnoden zijn toegenomen.
Het kabinet is het met de Commissie eens dat door de toegenomen migratiedruk extra
inzet op samenwerking met derde landen noodzakelijk is om als EU grip te krijgen op
irreguliere migratie naar Europa. Daarbij valt de recente toename van migratiebewegingen
over de Mediterrane migratieroutes op. Daarnaast maakt bijvoorbeeld de EU-faciliteit
voor vluchtelingen in Turkije (FRIT) onderdeel uit van de voorstellen van de Commissie.
Het kabinet is voorstander van de continuering van de EU-Turkije verklaring en daarmee
van de financiële opvolging van de FRIT27. Zowel de EU als Turkije hebben baat bij een effectieve uitvoering van de afspraken
in het kader van de verklaring en hebben een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid
hiertoe. De FRIT werd de afgelopen jaren deels uit bilaterale bijdragen van de lidstaten
en deels uit de EU-begroting gefinancierd. Het kabinet is echter niet overtuigd van
de noodzaak van de voorgestelde verhogingen van het MFK van in totaal 13 miljard euro
voor deze externe uitdagingen. Het uitgangspunt van het kabinet is dan ook dat eerst
gekeken moet worden naar herprioritering binnen de MFK-plafonds en de bestaande speciale
instrumenten, in plaats van ophoging van de plafonds.
Daarnaast onderschrijft het Kabinet het belang van voldoende capaciteit voor crisis-
en noodsituaties, zodat de EU tijdig en adequaat kan reageren op crises en het verlenen
van steun. Daarbij is het kabinet van mening dat gekeken moet worden naar de mogelijkheid
van herschikken en herprioriteren binnen de EU-begroting.
STEP
Voor de inhoudelijke beoordeling van het STEP-voorstel verwijst het kabinet naar het
separate BNC-fiche hierover. Het kabinet ondersteunt het behoud van een voortrekkersrol
van de EU op kritieke technologieën, maar is niet overtuigd van de noodzaak van de
voorgestelde verhogingen van de MFK-plafonds van in totaal 10 miljard euro. Tijdens
de onderhandelingen voor het huidige MFK heeft Nederland al gepleit voor modernisering
van de EU-begroting. Toen zijn echter andere keuzes gemaakt. Het geëigende moment
om hier opnieuw over te spreken is tijdens de onderhandelingen over het nieuwe MFK,
een tussentijdse ophoging van de plafonds is daarom volgens het kabinet niet geoorloofd.
Het uitgangspunt van het kabinet is dat eerst gekeken moet worden naar herprioritering
binnen de MFK-plafonds en de bestaande speciale instrumenten. Hierbij dient in acht
te worden genomen dat binnen de cohesiefondsen, waaronder het Europees Fonds voor
de Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) de meeste
middelen al zijn geprogrammeerd. De vier managementautoriteiten van de landelijke
EFRO-programma’s zijn eerstverantwoordelijk voor het eventueel anders invullen en/of
(her)prioriteren van middelen binnen de reeds lopende en goedgekeurde programma’s.
Rentekosten NGEU
Het kabinet erkent dat de financieringskosten van NGEU sterk gestegen zijn. Deze stijging
leidt tot een budgettaire opgave voor de Unie die juridisch verplicht is en dus opgelost
moet worden. Het probleem van de gestegen rentekosten is echter niet uniek voor de
EU en het corona herstelinstrument. Ook Nederland en andere lidstaten hebben in de
afgelopen periode met tegenvallers op de rentekosten te maken gekregen. Ten aanzien
van het voorgestelde speciale instrument voor de rente is het uitgangspunt van het
kabinet dat eerst gekeken moet worden naar herprioritering en dekking binnen de bestaande
plafonds, net zoals nationaal is omgegaan met tegenvallers op rentekosten. Het is
hierbij van belang om te benoemen dat indien de rente niet gedekt kan worden uit de
EU-begroting, ook in de huidige situatie een juridische verplichting bestaat voor
de lidstaten om de rentelasten te betalen. Ook daarom zet het kabinet in de onderhandelingen
in op beperking van de omvang en verdere inkadering van het voorstel, met name het
toevoegen van een duidelijk maximum bedrag aan het speciale instrument.
Administratieve uitgaven
Wat betreft de administratieve uitgaven (uitgavencategorie 7) stelt de Commissie dat
het huidige budget onvoldoende is om te voldoen aan de extra taken die de Commissie
sinds 2020 heeft gekregen. Het MFK kent een indexatiesystematiek met een vaste toename
van de plafonds van 2% per jaar. De druk op het administratieve budget wordt versterkt
door hoge inflatie. Het kabinet kijkt kritisch naar de forse verhoging van het administratieve
budget en extra Commissiemedewerkers en is op dit moment niet overtuigd van de noodzaak
van de voorgestelde ophoging. Het kabinet zal de komende periode ook uitvoering geven
aan de motie van het lid Van Wijngaarden28 waarin het kabinet wordt verzocht om met gelijkgezinden de Commissie op te roepen
om uiterlijk bij de voorstellen voor het nieuwe MFK (1 juli 2025) ook een herzieningsvoorstel
voor de salarismethode te presenteren. Tegelijkertijd erkent het kabinet dat de Commissie
extra taken heeft gekregen en dat de indexatiesystematiek zorgt voor uitdagingen,
omdat de budgettaire plafonds minder sterk stijgen dan de prijzen. De extra taken
zijn onder andere het resultaat van wensen en beleidsprioriteiten van Nederland voor
uitvoering en implementatie van nieuwe instrumenten en wetgeving, zoals onder andere
op het gebied van de Green Deal29, digitale markten (Digital Markets Act
30, DMA en Digital Services Act
31, DSA), en de relatie met derde landen (het Internationaal Aanbestedingsinstrument
(International Procurement Instrument
32, IPI) en de verordening buitenlandse subsidies (Foreign Subsidies Regulation
33, FSR). Het kabinet zal de Commissie vragen om een gedetailleerde onderbouwing van
het aantal benodigde posten per organisatieonderdeel, die op dit moment ontbreekt.
Het kabinet zal de noodzaak voor aanvullende capaciteit (885 extra fte) kritisch beoordelen
op basis van de extra onderbouwing van de Commissie. Het uitgangspunt van het kabinet
in de onderhandelingen voor wat betreft aanvullende middelen is dan ook dat eerst
gekeken moet worden naar herprioritering binnen de bestaande MFK-plafonds.
Speciale instrumenten
Wat betreft de door de Commissie voorgestelde verhoging van de speciale instrumenten
bovenop de MFK-plafonds heeft Nederland in de afgelopen jaren tijdens de onderhandelingen
over de EU-jaarbegrotingen met gelijkgestemde lidstaten steeds gepleit voor voldoende
flexibiliteit in de begroting, in de vorm van voldoende marges voor onvoorziene omstandigheden
en om de speciale instrumenten bij het MFK alleen in noodgevallen in te zetten. Dit
heeft ook geresulteerd in Raadsposities voor de jaarlijkse EU-begroting met grotere
marges dan in de voorstellen van de Commissie. Als gevolg van de onderhandelingen
met het Europees Parlement (EP) en de Commissie zijn de marges onder de MFK-plafonds
verkleind en de verschillende instrumenten voor begrotingsflexibiliteit toch steeds
ingezet, niet altijd alleen voor onvoorziene omstandigheden, maar ook voor beleidsprioriteiten.
Zo is inmiddels driekwart van de voorziene vastleggingenmarge voor de hele MFK-periode
ingezet en is ook het jaarlijkse budget voor het Flexibiliteitsinstrument (circa 1
miljard euro per jaar) in de eerste jaren van het MFK volledig ingezet. Volgens het
kabinet is begrotingsflexibiliteit belangrijk, maar dit kan niet ten koste gaan van
prudent begrotingsbeleid. Daarnaast ontbreekt in het Commissievoorstel een goede onderbouwing
van de voorgestelde verhogingen. Het kabinet vindt dat in eerste instantie gekeken
moet worden naar de mogelijkheid van herschikken en herprioriteren.
Ten aanzien van de voorgestelde verhogingen van het betalingenplafond van het MFK
in de jaren 2026 en 2027 is het kabinet kritisch. Een goede onderbouwing van de voorgestelde
verhogingen ontbreekt. Het kabinet heeft reeds, samen met gelijkgestemde lidstaten,
vragen gesteld aan de Commissie om inzichtelijk te maken hoe de voorstellen voor nieuwe
vastleggingen (extern beleid, STEP, migratie) zich verhouden tot de voorgestelde verhogingen
voor de betalingen. Dit wordt uit de voorstellen van de Commissie niet duidelijk terwijl
het kabinet deze informatie voor de besluitvorming noodzakelijk acht, aangezien het
betalingenplafond bepalend is voor de hoogte van de raming van de Nederlandse EU-afdrachten.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De Europese Raad heeft als onderdeel van het in juli 2020 bereikte akkoord expliciet
opgenomen dat er geen tussentijdse herziening van het MFK zou plaatsvinden. Dit is sindsdien door de lidstaten
meermaals herhaald in de ad hoc werkgroepen waar technische besprekingen over dit
onderwerp plaatsvinden. Veel lidstaten gaven aan dat zij het voorstel momenteel nog
bestuderen en nog geen formele positie kunnen innemen. Enkele lidstaten hebben recent
aangegeven een herziening toch wenselijk te vinden in het licht van de actuele, acute
en onvoorziene uitdagingen. De meeste lidstaten steunen het streven om het huidige
niveau van financiële EU-steun aan Oekraïne voort te zetten, al vinden sommige dat
het voorstel te weinig middelen bevat om de secundaire gevolgen van de oorlog in Oekraïne
goed op te vangen, bijvoorbeeld waar het gaat om de opvang en integratie van Oekraïense
vluchtelingen en het vergroten van de Europese defensiecapaciteit. Een aantal lidstaten
heeft in dat kader ook een non-paper gedeeld waarin ze een pleidooi houdt voor extra
middelen voor het vergroten van de militaire mobiliteit om ervoor te zorgen dat militairen
en materieel sneller ingezet kunnen worden. Zij geven aan dat de middelen hiervoor
inmiddels uitgeput zijn. Een aantal lidstaten benadrukte tevens dat de Europese financiële
steun aan Oekraïne de afgelopen jaren ten koste is gegaan van andere budgetten voor
extern beleid en dat dit onvoldoende wordt gecompenseerd in het voorstel.
Het Europees Parlement (EP) heeft in een resolutie haar positie uiteengezet34. Het EP pleit onder andere voor ophoging van de MFK-plafonds voor diverse beleidsterreinen
en meer begrotingsflexibiliteit. Het EP stelt meer verhogingen voor dan de Commissie,
op dezelfde onderwerpen. De MFK-herziening wordt in het EP behandeld in het Budget
Comité en Margarida Marques is aangewezen als rapporteur.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 312 VWEU. Artikel 312 VWEU bepaalt onder andere dat de Raad
volgens een bijzondere wetgevingsprocedure een verordening tot bepaling van het Meerjarig
Financieel Kader vaststelt. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
b) Subsidiariteit
Niet van toepassing. De bevoegdheid om een verordening vast te stellen tot bepaling
van het Meerjarig Financieel Kader van de EU kan, gezien zijn aard, enkel door de
EU worden uitgeoefend.
c) Proportionaliteit
De proportionaliteit van het voorstel wordt door het kabinet als deels positief, deels
negatief beoordeeld. Het voorstel heeft tot doel de onvoorziene omstandigheden van
de Oekraïne-oorlog, de tweede- en derde-orde effecten van deze oorlog en enkele actuele
prioriteiten van de Unie te bekostigen. Het voorstel is geschikt om deze doelstellingen
te bereiken, omdat er voldoende extra middelen worden toegevoegd aan de begroting
om de uitdagingen op te kunnen lossen. De voorgestelde ondersteuning van Oekraïne
is in lijn met het needs assessment35 dat is opgesteld door de Wereldbank. De voorgestelde verhogingen van het totaalpakket
gaan in de ogen van het kabinet echter verder dan noodzakelijk voor de te bereiken
doelen. Herprioritering binnen de begroting dient het uitgangspunt te zijn, in plaats
van een ophoging van de plafonds. Daarnaast zijn niet alle voorgestelde intensiveringen
onvoorzien. Een tussentijdse herziening dient enkel plaats te vinden in zeer uitzonderlijke
en onvoorziene situaties. De oorlog in Oekraïne is daar een voorbeeld van en heeft
ook consequenties op andere beleidsterreinen. Dat betekent echter niet dat de totale
omvang van het MFK en speciale instrumenten omhoog moet. Uitdagingen kunnen ook opgevangen
worden door herprioritering.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel betreft een aanpassing van de EU-begroting. De Commissie stelt voor om
in totaal 66 miljard euro aan extra uitgaven te financieren door verhoging van de
vastleggingenplafonds (24,4 miljard euro), aanpassing van bestaande speciale instrumenten
SEAR (2,5 miljard euro) en Flexibiliteitsinstrument (3 miljard euro) en introductie
van nieuwe speciale instrumenten (Oekraïne-reserve en rente-instrument, indicatieve
inschatting van de Commissie is respectievelijk 17 en 18,9 miljard euro). De Commissie
stelt daarnaast voor (indicatief) 33 miljard euro aan leningen mogelijk te maken.
Als Oekraïne in de toekomst niet in staat zou zijn om de rente en aflossing op deze
leningen te betalen kan dit leiden tot een verhoging van de EU-begroting boven de
MFK-plafonds.
Ophogingen vastleggingenplafonds
(bedragen in mln. en lopende prijzen)
2024
2025
2026
2027
Totaal
Categorie 1 Innovatie
875
875
876
876
3.503
Categorie 3 Landbouw en natuur
1.250
1.250
1.250
1.250
5.000
Categorie 4 Migratie en grensmanagement
–
303
544
1.153
2.000
Categorie 5 Veiligheid en defensie
375
376
375
374
1.500
Categorie 6 Extern beleid
2.625
2.626
2.626
2.627
10.503
Categorie 7 Administratie
149
383
651
717
1.900
Totaal stijging MFK-vastleggingenplafonds
5.274
5.812
6.322
6.997
24.406
Speciale instrumenten (vast. + bet.)
(bedragen in mln. en lopende prijzen)
2024
2025
2026
2027
Totaal
SEAR
607
619
632
644
2.502
Flexibiliteitsinstrument
729
743
758
773
3.003
Oekraïne-reserve (nieuw)
4.250
4.250
4.250
4.250
17.000
Rente-instrument (nieuw)
4.725
4.725
4.725
4.725
18.900
De Commissie stelt voor het MFK-betalingenplafond met in totaal 12,6 miljard euro
te verhogen in de jaren 2026 en 2027. Dit is dus minder dan de voorgestelde verhoging
van de vastleggingenplafonds. De totale verhoging van de betalingenplafonds is ca.
50% van de voorgestelde verhoging van de vastleggingenplafonds. De reden hiervoor
is dat in eerdere jaren nog ruimte resteert onder de betalingenplafonds, onder andere
door vertraging in de aanname van programma’s. Voor de verhogingen van de speciale
instrumenten geldt dat vastleggingen en betalingen aan elkaar gelijk zijn.
Ophoging betalingenplafond
(bedragen in mln. en lopende prijzen)
2024
2025
2026
2027
Totaal
Betalingenplafond
9.232
3.379
12.611
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het voorstel heeft potentieel impact op de raming van de Nederlandse afdrachten aan
de EU. Het uitgangspunt voor de vaststelling van de raming van de Nederlandse afdrachten
aan de EU op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (artikel 3.1)
is de omvang van het jaarlijkse betalingenplafond uit het MFK 2021–2027 plus de maximale
inzet van de speciale instrumenten die boven dit plafond worden gefinancierd.36 De kosten voor Nederland kunnen worden ingeschat op basis van het aandeel van Nederland
in het EU-bni, momenteel ca. 5,9%.
De volgende onderdelen van de voorstellen van de Europese Commissie hebben een effect
op de raming van de EU-afdrachten:
1. de ophoging van het MFK-betalingenplafond;
2. de ophoging van de bestaande speciale instrumenten (SEAR, Flexibiliteitsinstrument);
3. de introductie van een speciaal instrument «de Oekraïne-reserve» (niet terug te betalen
deel van de Oekraïne-faciliteit);
4. de introductie van een speciaal instrument voor de rentekosten van NGEU.
De onderstaande tabel geeft per onderdeel een overzicht van de verwachte gevolgen
voor de raming van de Nederlandse EU-afdrachten (miljoenen, lopende prijzen). In de
tabel is het indicatieve bedrag voor het niet terug te betalen deel van de Oekraïne-reserve
(17 miljard euro) opgenomen. Het effect hiervan op de Nederlandse afdracht zou circa
1 miljard euro zijn (2024–2027). Echter, het kan ook zo zijn dat het maximale bedrag
van 50 miljard euro ingezet wordt als niet-terugbetaalbare steun. In dit geval is
het effect van het voorstel voor de Oekraïne-reserve op de raming van de Nederlandse
EU-afdrachten 2,9 miljard euro (uitgaande van een gelijkmatige verdeling over de jaren
2024–2027 is dit 0,7 miljard euro per jaar).
In de tabel is ook voor het rente-instrument het indicatieve bedrag uit het Commissievoorstel
opgenomen (18,9 miljard euro). Het effect hiervan op de raming van de Nederlandse
afdracht zou circa 1,1 miljard euro zijn (2024–2027). In het voorstel is echter geen
maximum opgenomen voor de rente-uitgaven. Het effect kan dus groter zijn als de rente
verder stijgt. De Commissie geeft een bandbreedte van 17 tot 29 miljard euro voor
de periode 2024–2027. Het effect op de raming van de Nederlandse afdracht zou in dit
geval 1 tot 1,7 miljard euro zijn.
Verwacht effect NL-afdracht
2024
2025
2026
2027
Totaal
Betalingenplafonds
541
198
738
SEAR
36
36
37
38
147
Flexibiliteitsinstrument
43
44
44
45
176
Oekraïne-reserve
250
249
249
248
997
Rente-instrument NGEU
278
277
277
276
1.108
Totaal
607
607
1.148
805
3.166
*alle bedragen zijn voorlopig en onder voorbehoud van nadere onderbouwing door de
Commissie. Er is voor de Oekraïne-reserve en het rente-instrument gebruik gemaakt
van de indicatieve inschattingen van de Commissie.
Het uitgangspunt voor het kabinet is dat de uitdagingen en verplichtingen die de Commissie
uiteenzet in principe opgevangen dienen te worden binnen de kaders van het MFK en
de daarbij overeengekomen speciale instrumenten, door optimaal gebruik van bestaande
middelen en waar nodig herprioritering en flexibilisering. Daarnaast is het Kabinet
kritisch over de voorgestelde stijging van het aantal werknemers bij de Commissie.
Het kabinet is tevens van mening dat eventuele EU-afdrachten (generaal dossier) gevonden
dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting
2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
De precieze budgettaire gevolgen van het pakket zijn in deze fase nog niet bekend,
en afhankelijk van verdere Europese besluitvorming en nationale politieke keuzes bij
de uitwerking. Deze gevolgen zullen, indien aan de orde, conform de regels van budgetdiscipline
worden ingepast op de Rijksbegroting.
De dekking van de Oekraïne-faciliteit wordt toegelicht in het separate BNC-fiche over
deze faciliteit.
Voor het leningendeel van de Oekraïnefaciliteit (indicatief 33 miljard euro) wordt
een garantie opgenomen op de begroting van het Ministerie van Financiën, artikel 4.
Afhankelijk van de precieze vormgeving en uitgaand van het huidige Nederlandse bni-aandeel
van 5,9% is de garantie voor Nederland circa 1,9 miljard euro (zie ook het BNC fiche
over de Oekraïne-faciliteit). De rentekosten zijn hierin niet meegenomen aangezien
Oekraïne via rentesubsidie hiervoor gecompenseerd wordt. Deze subsidie is in het voorstel
opgenomen voor de periode 2021–2027 (huidige MFK). Indien de afspraak over de rentesubsidie
vervalt bij het volgend MFK, dan dient de rentecomponent alsnog in de raming van de
garantie verwerkt te worden.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Omdat er geen impactanalyse is uitgevoerd voor dit voorstel is het niet goed mogelijk
een inschatting te maken van de mogelijke regeldrukeffecten voor het bedrijfsleven.
Het kabinet zal de Commissie vragen alsnog een impactanalyse uit te voeren, waarbij
de inzet zal zijn om de regeldruk zo veel mogelijk te beperken. Nadere toelichting
is te vinden in de BNC-fiches STEP en Oekraïne-faciliteit.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel heeft tot doel de positie van de Unie te bestendigen en waar mogelijk
te versterken tegen de achtergrond van diverse geopolitieke ontwikkelingen. Met de
beoogde financiële ondersteuning van Oekraïne gaat van dit voorstel een duidelijk
signaal van meerjarige steun aan Oekraïne uit. Het voorstel draagt daarmee bij aan
een solidaire en geloofwaardige positie van de EU in internationaal verband ten aanzien
van de steun aan Oekraïne. De voorgestelde additionele financiële ruimte op de terreinen
van migratie en extern beleid kan bijdragen aan stabiliteit en de geopolitieke belangen
van de Unie. Het voorstel voor het STEP heeft tot doel het concurrentievermogen van
de Unie te versterken en kan tevens bijdragen aan een grotere strategische autonomie
van de Unie.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft geen gevolgen voor nationale of decentrale regelgeving en heeft
geen gevolgen voor de toepassing van de lex silencio positivo.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Niet van toepassing.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt volgens het voorstel in werking twintig dagen na publicatie
in het Publicatieblad van de EU. Het oordeel van het kabinet over de haalbaarheid
van de inwerkingtreding is positief.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat geen evaluatie- of horizonbepaling.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Toelichting op de implicaties voor uitvoering en/of handhaving is te vinden in de
separate fiches over STEP en de Oekraïne-faciliteit.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel heeft mogelijk gevolgen voor ontwikkelingslanden. De Commissie constateert
dat mondiale humanitaire noden dramatisch zijn toegenomen in het licht van onder andere
de Russische agressie tegen Oekraïne, de mondiale voedselcrisis, de gevolgen van klimaatverandering
en de COVID-19 pandemie. De Commissie stelt dat de resterende financiering uit de
Solidarity and Emergency Aid Reserve (SEAR) ontoereikend is om adequaat te reageren op deze ontwikkeling. In dat kader
zou volgens de Commissie een ophoging van het vastleggingenplafond voor «nabuurschap
en de wereld» (MFK-uitgavencategorie 6) in het kader van de mid-term review van het
MFK kunnen bijdragen aan de capaciteit van «Team Europe» om tegemoet te komen aan
een redelijk deel van de mondiale humanitaire noden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.