Brief regering : Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3402 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 april 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen
Fiche: Mededeling REPowerEU (Kamerstuk 22 112, nr. 3403)
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging
van Verordening (EU) nr. 909/2014 wat betreft afwikkelingsdiscipline, grensoverschrijdende
verrichting van diensten, samenwerking op toezichtgebied, de verlening van bancaire
nevendiensten en vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen van derde landen
b) Datum ontvangst Commissiedocument
16 maart 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM(2022) 120
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=COM:2022:120:FIN
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2022) 75 en SEC(2022) 160
f) Behandelingstraject Raad
Economische en Financiële Raad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Centrale effectenbewaarinstellingen, oftewel CSD’s (Central Securities Depositories) zijn onderdeel van de financiële marktinfrastructuur. Een CSD kan worden gezien worden
als een soort notaris voor de handel in effecten. CSD’s voeren de settlement1 bij een effectentransactie uit, de laatste stap in de keten van trading-clearing-settlement.2 In Nederland is één CSD gevestigd: Euroclear Nederland3, dat een dochteronderneming is van de in België gevestigde Euroclear groep. De Europese
Commissie heeft in haar actieplan voor de kapitaalmarktunie uit 20204 aangekondigd dat zij onderzoek zou uitvoeren naar een mogelijke aanpassing van de
verordening centrale effectenbewaarinstellingen.5 Het voorliggende voorstel ter wijziging van die verordening bevat vijf onderwerpen.
Ten eerste bevat het voorstel wijzigingen ten aanzien van grensoverschrijdende dienstverlening
door CSD’s. Als een CSD in een andere EU-lidstaat diensten wil aanbieden met betrekking
tot effecten die zijn uitgegeven onder het recht van de desbetreffende lidstaat, moet
de CSD een paspoort6 aanvragen bij de toezichthouder van de lidstaat van ontvangst. De eisen waaraan voldaan
moet worden om een paspoort te krijgen, zijn op dit moment niet eenduidig. Dit vormt
een barrière voor grensoverschrijdende dienstverlening door CSD’s. In het voorstel
wordt deze paspoortprocedure vervangen door een notificatieprocedure. Deze procedure
geeft uniforme regels met betrekking tot de procedure die gevolgd moet worden door
CSD’s en de toezichthouders.
Ten tweede bevat het voorstel wijzigingen ten aanzien van samenwerking tussen toezichthouders
voor het doorlopende toezicht op CSD’s. Het ontbreken van bepalingen ten aanzien van
samenwerking leidt tot divergentie in hoe nationale toezichthouders de samenwerking
met toezichthouders van andere lidstaten vormgeven. De Europese Commissie stelt voor
om deze samenwerking nader te formaliseren door de instelling van toezichtscolleges.
In deze colleges houden de verschillende nationale toezichthouders en de Europese
Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) gezamenlijk toezicht. Door het opzetten
van toezichtscolleges verplicht te maken, wordt de samenwerking verder geformaliseerd,
geharmoniseerd en versterkt. Deze samenwerking zal plaatsvinden bij CSD’s die grensoverschrijdend
diensten verlenen en bij CSD’s die zich in een groep bevinden en bijvoorbeeld een
gezamenlijke IT-infrastructuur hebben.
Ten derde bevat het voorstel wijzigingen ten aanzien van bancaire nevendiensten door
CSD’s. Dit gaat om bankgerelateerde activiteiten zoals het verstrekken van rekeningen
voor deelnemers aan een CSD en het aanbieden van settlement in vreemde valuta. Als een CSD dat zelf doet, moet deze ook een bankvergunning hebben
en dus ook voldoen aan bijvoorbeeld de verordening kapitaalvereisten7. Dat is een duur en ingewikkeld proces en vormt een barrière voor CSD’s om deze diensten
aan te bieden. De Europese Commissie stelt voor om meer ruimte te bieden aan CSD’s
om gebruik te maken van bancaire dienstverlening van instellingen die wel een bankvergunning
hebben, inclusief andere CSD’s met een bankvergunning, met name voor settlement in vreemde valuta.
Ten vierde bevat het voorstel wijzigingen ten aanzien van settlement fails8. Deze kunnen in tijden van marktstress een destabiliserend effect hebben en kunnen
het goed functioneren van markten belemmeren. In de huidige verordening is afgesproken
een aantal regels in te voeren om de hoeveelheid settlement fails te doen afnemen. Een hiervan is een verplichte buy-in9, maar dit instrument is nog niet in werking getreden.10 De Commissie stelt voor om een specifiekere aanpak te hanteren waarbij invoering
van het buy-in regime voorwaardelijk is aan de ontwikkelingen in settlement efficiëntie in de Unie. Ook creëert het voorstel de mogelijkheid om per financieel
instrument te bezien of een verplicht buy-in regime nodig is ter afname van settlement fails. Dit geeft de mogelijkheid tot een proportionele inzet.
Ten vijfde bevat het voorstel wijzigingen ten aanzien van derdeland-CSD’s. Deze CSD’s
kunnen in bepaalde gevallen diensten aanbieden met betrekking tot effecten die onder
het recht van een EU-lidstaat zijn uitgegeven zonder aan de verordening centrale effectenbewaarinstellingen
te voldoen als zij al actief waren op de markt voor de komst van de verordening in
2014. Er is geen (volledig) zicht op de activiteiten van derdeland-CSD’s binnen de
EU. Hierdoor kunnen EU-toezichthouders niet beoordelen of er sprake is van risico’s
voor de financiële stabiliteit. In het voorstel staat dat derdeland-CSD’s ESMA moeten
notificeren als ze actief worden op de interne markt.
b) Impact assessment Commissie
In de impact assessment heeft de Commissie voor de vijf onderwerpen verschillende
beleidsoplossingen onderzocht. De impact assessment heeft uitgewezen dat de hiervoor
genoemde beleidsopties in het voorstel een positief effect zullen hebben. De verwachting
is dat de regelgeving voor CSD’s meer proportioneel wordt gemaakt, het de efficiëntie
van de settlement van effecten verhoogt en bijdraagt aan de concurrentiekracht van de financiële markten
in de EU. De Commissie schetst in de impact assessment de verwachtte kosten en baten
van de vijf beleidsopties.11 Naar verwachting zullen de aanpassingen in het paspoortregime en het eenvoudiger
grensoverschrijdend diensten verlenen een eenmalige kostenreductie van bijna € 6 miljoen
voor CSD’s en € 600.000 voor alle toezichthouders kunnen opleveren. Tevens zullen
de compliancekosten voor CSD’s afnemen met ongeveer € 400.000 in totaal. Daarnaast
verwacht de Commissie dat de aanpassingen aan het kader voor het verlenen van bancaire
diensten ongeveer € 80 miljard in settlement in vreemde valuta kunnen opleveren. Daarnaast zal het uitstel van het buy-in regime voorkomen dat de markt € 1,5 miljard aan kosten dient te maken om daaraan
te voldoen en het voorkomt tevens dat marktpartijen zich van de Europese markt terugtrekken
nu veel derdelandpartijen aangaven grote problemen met een buy-in regime te hebben.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet beziet dit voorstel mede in de context van de kapitaalmarktunie, waarvan
de doelstellingen door het kabinet onderschreven worden.12 Het doel van de kapitaalmarktunie is om de kapitaalstromen beter te faciliteren,
met name tussen lidstaten. Geïntegreerde Europese kapitaalmarkten kunnen zorgen voor
duurzame versterking van de reële economie, doordat ze bijdragen aan het stimuleren
van investeringen en daarmee zorgen voor groei en werkgelegenheid. Een goed functionerende
markt voor de settlement van effectentransacties past hierbij.
Adequate wetgeving voor CSD’s draagt bij aan het vertrouwen van marktparticipanten
dat effectentransacties op een goede en tijdige manier worden afgehandeld, ook in
tijden van financiële stress. Het is mede in het belang van Nederland om een goed
functionerend juridisch kader voor CSD’s te hebben. Hiermee kunnen partijen op eenvoudige
wijze effecten uitgegeven onder Nederlands recht of bij een CSD in Nederland registreren.
Het kabinet is daarom in het algemeen voorstander van het harmoniseren van regels
voor settlement van (internationale) effectentransacties. Daarbij is Nederland voorstander van geharmoniseerde
criteria voor CSD’s.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet kan zich vinden in het doel dat de Commissie met deze wijziging nastreeft,
namelijk het reduceren van kosten en lasten en het versimpelen van regels zonder dat
dit de financiële stabiliteit onder druk zet. Tijdens de onderhandelingen zal het
kabinet zich actief inzetten voor efficiënte en veilige mogelijkheden voor settlement. Daarnaast zal het kabinet pleiten voor efficiënt en doelgericht toezicht, waarin
een voldoende effectieve samenwerking tussen toezichthouders op basis van gelijkwaardigheid
wordt gerealiseerd.
In het algemeen is het kabinet voorstander van het wegnemen van belemmeringen voor
grensoverschrijdende financiële dienstverlening. De door de Europese Commissie voorgestelde
notificatieprocedure biedt voor marktpartijen verheldering over hoe toezichthouders
samenwerken bij grensoverschrijdende dienstverlening en zorgt tevens voor een eenvoudigere
procedure zodat CSD’s sneller hun diensten kunnen aanbieden over de grens.
Het kabinet steunt de voorstellen om de grensoverschrijdende samenwerking tussen toezichthouders
te verbeteren zodat er beter toezicht wordt gehouden op CSD’s. Het kabinet is van
mening dat nauwere internationale samenwerking op basis van gelijkwaardigheid wenselijk
is, waarbij het kabinet zal inzetten op voldoende slagkracht van de toezichtscolleges.
Wel dient goed onderzocht te worden of te allen tijde toezichtscolleges oprichten
nuttig en noodzakelijk is, of dat een andere optie mogelijk is, bijvoorbeeld door
alleen toezichtscolleges op te richten voor CSD’s die van substantieel belang13 zijn voor een land en de effectenmarkt. Het kabinet is tevens van mening dat een
betere grensoverschrijdende samenwerking tussen toezichthouders een noodzakelijke
voorwaarde is voor verdere marktintegratie in de toekomst. Het kabinet is voorstander
van vergroting van de rol van ESMA in het toezicht op CSD’s, vanwege het grensoverschrijdende
karakter van de diensten van CSD’s. Het kabinet staat ook welwillend tegenover de
verlaging van de frequentie van het «review en evaluatie»-proces naar een cyclus van
twee jaar. Het kabinet ziet dit als een mogelijkheid om de administratieve lasten
te verminderen zonder in te leveren op de effectiviteit van het toezicht.
Het kabinet ziet tevens mogelijkheden voor het verruimen van de bevoegdheden voor
CSD’s om bancaire nevendiensten te ontplooien. Niettemin moet naast het bevorderen
van een concurrerende, grensoverschrijdende markt ook de financiële stabiliteit in
acht genomen worden door de prudentiële risico’s voor CSD’s in te kaderen. Het is
onwenselijk dat risico’s die voortkomen uit bancaire nevendiensten de kerntaken van
een CSD in gevaar kunnen brengen. Het kabinet zal oog hebben voor deze balans in de
onderhandelingen, mede door in te zetten op goede waarborgen bij de verruiming van
mogelijkheden voor bancaire nevendiensten. Het kabinet is daarom positief over het
feit dat de Europese Banken Autoriteit (EBA) verantwoordelijk wordt voor het vaststellen
van de verschillende drempelwaardes waaronder deze bancaire nevendiensten verleend
kunnen worden, zodat het prudentiële aspect gewaarborgd blijft.
De mogelijke invoering van het verplichte buy-in regime heeft veel negatieve reacties opgeroepen bij diverse belanghebbenden.14 Veel partijen vinden het regime ingewikkeld. Volgens marktpartijen kan het doorvoeren
van de verplichte buy-in ervoor zorgen dat de marktomstandigheden op Europese financiële markten negatief
beïnvloed worden. Data van de Europese Commissie laten zien dat er een mogelijke negatieve
impact uitgaat van de verplichte buy-in op de liquiditeit op financiële markten, wat zich ook kan vertalen in hogere transactiekosten.15 Er kan een concurrentienadeel ontstaan voor EU-partijen ten opzichte van partijen
uit derde landen die niet aan de buy-in hoeven te voldoen. Wat het kabinet betreft kennen de huidige generieke afspraken
over het buy-in regime teveel potentiële nadelen en wegen deze niet op tegen een potentiële daling
in het aantal settlement fails. Dit vergt aanpassing van de bestaande bepalingen ten aanzien van dit buy-in regime. De settlement efficiëntie kan wel degelijk verbeterd worden. Een buy-in regime hoeft daarvoor alleen selectief en als last resort ingezet te kunnen worden. Het kabinet steunt daarom de mogelijkheid om bij de invoering
van het buy-in regime hiervan ook te kunnen differentiëren naar verschillende effecten en markten.
Het eventueel alsnog invoeren van een buy-in regime voor specifieke effecten of markten ziet het kabinet als een last resort-maatregel
en dient om die reden met goede waarborgen omkleed te zijn. Daarnaast is het belangrijk
dat er bij invoering voldoende tijd wordt verschaft aan de sector om hierop te anticiperen.
Tot slot is het goed als er meer zicht komt op de activiteiten van derdeland-CSD’s
binnen de EU. Mede vanuit het oogpunt van het garanderen van een gelijkwaardig speelveld
tussen CSD’s uit de EU en derdeland-CSD’s, is het goed om meer zicht te krijgen op
de aanwezigheid en dienstuitoefening van laatstgenoemde groep. Deze informatie kan
ook door de Commissie gebruikt worden voor equivalentieverklaringen waardoor ESMA
erkenning kan verlenen aan derdeland-CSD’s.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het krachtenveld is voor dit voorstel redelijk homogeen en verwacht wordt dat het
voorstel positief ontvangen zal worden door de lidstaten. Het beleid ten aanzien van
CSD’s heeft in beginsel een vrij technisch karakter. Tegelijkertijd kan de vestiging
van CSD’s en het bredere CSD-landschap van invloed zijn op de standpuntbepaling van
lidstaten. Twee grote, ook buiten de Europese markt opererende CSD’s (de zgn. ICSD‘s),
hebben een hoofdkantoor in België en Luxemburg. Een aantal CSD’s, waaronder de CSD
die in Nederland gevestigd is, is onderdeel van een groep. Daarnaast is er een aantal
landen met een CSD die voornamelijk op de eigen markt actief is. Naar verwachting
willen de lidstaten ervoor zorgen dat de eigen toezichthouder altijd goed betrokken
blijft bij het toezicht op de CSD die in de desbetreffende lidstaat gevestigd is.
Dit kan meespelen in discussies over samenwerking tussen toezichthouders en verruiming
van bancaire nevendiensten.
In het Europees Parlement is Johan van Overtveldt (Europese Conservatieven en Hervormers)
als rapporteur aangewezen. Het Europees Parlement heeft in een resolutie in 2020 de
Commissie opgeroepen om het Settlement Discipline Regime te evalueren en heeft zich uitgesproken voor het belang van de kapitaalmarktunie.16
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De Commissie
stelt als juridische basis voor het voorstel artikel 114 van het VWEU voor. De rechtsgrondslag
is hiermee gelijk aan die van de via onderhavig voorstel te wijzigen verordening.
Op grond van artikel 114 is de EU bevoegd om maatregelen vast te stellen ten aanzien
van de instelling en de werking van de interne markt. Het kabinet kan zich vinden
in de voorgestelde rechtsgrondslag nu dit voorstel belemmeringen op de interne markt
wegneemt en hierdoor de werking van de interne markt voor de settlement van effecten bevordert. Op het terrein van de interne markt heeft de EU een met de
lidstaten gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit als positief. Het voorstel heeft tot doel
het terugdringen van disproportionele kosten en lasten en het harmoniseren van regels
en procedures voor CSD’s. Het voorstel bevat wijzigingen van en aanvullingen op reeds
bestaande geharmoniseerde EU-wetgeving. Het is gezien het grensoverschrijdende en
internationale karakter van CSD’s gepast om de regelgeving aangaande dit onderwerp
op EU-niveau vast te stellen. Zo is van belang dat het huidige toezicht op CSD’s nog
door te veel nationale discretie gekenmerkt wordt en dat grensoverschrijdende samenwerking
tussen toezichthouders niet duidelijk omschreven staat in de verordening. Dit leidt
enerzijds ertoe dat marktpartijen met wisselende vereisten te maken krijgen. Anderzijds
leidt dit ertoe dat de samenwerking tussen toezichthouders niet altijd tot stand komt
omdat dit aan de discretie van de toezichthouder van de lidstaat van herkomst wordt
overgelaten. De oplossing is gelegen in het op EU niveau regelen hoe die samenwerking
dient te geschieden. Bovendien kan een wijziging van dergelijke geharmoniseerde EU-regelgeving
niet op nationaal niveau, maar slechts op EU-niveau plaatsvinden. Om bovenstaande
redenen is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief. De voorgestelde maatregelen
dienen ertoe om de disproportionele kosten en lasten voor CSD’s terug te dringen en
de regels en procedures die gelden voor CSD’s te harmoniseren. Dit wordt onder meer
bereikt door vereenvoudigde of gereduceerde vereisten – zoals bijvoorbeeld het vervangen
van de paspoortprocedure door een notificatieprocedure – zodat de administratieve
lasten voor belanghebbenden, in het bijzonder de CSD’s zelf, verminderd worden zonder
dat dit de beleggersbescherming, marktintegriteit en financiële stabiliteit in gevaar
brengt. Hierdoor is het optreden geschikt om de doelstelling te behalen. Gelet op
het feit dat tot op heden er weliswaar grensoverschrijdende diensten worden verleend
op basis van de huidige regelgeving, maar dit niet heeft geleid tot voldoende toezichtconvergentie,
worden minder ingrijpende alternatieven niet effectief geacht. Hierbij wordt er ook
gewezen op dat toezichthouders aandacht hebben gevraagd voor onduidelijkheid in de
verordening omtrent de grensoverschrijdende samenwerking. Doordat het voorstel vooral
ziet op aanscherping en verduidelijking van de verordening, en geen majeure wijzigingen
aanbrengt in de wijze waarop CSD’s gereguleerd worden, gaat het voorgestelde optreden
ook niet verder dan noodzakelijk.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Dit voorstel heeft naar verwachting geen gevolgen voor de EU-begroting. De Commissie
verwacht niet dat er extra kosten zijn voor de EBA en ESMA. Het kabinet is van mening
dat, indien de verordening toch tot extra kosten leidt bij de toezichthouders, de
benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van het MFK 2021–2027, en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de Rijksbegroting. Mochten er uiteindelijk
toch budgettaire consequenties blijken te zijn, dan worden deze ingepast op de begroting
van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
De oprichting van verschillende colleges van toezichthouders voor de grensoverschrijdende
CSD’s zal hoogstwaarschijnlijk een uitbreiding van de toezichtstaken betekenen voor
de Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële markten (AFM). In welke mate
dit het geval zou zijn is afhankelijk van de uiteindelijke vormgeving van de bepaling,
de inhoud van het mandaat van het college en de vergaderfrequentie.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het voorstel heeft naar verwachting geen financiële en administratieve gevolgen voor
de burger. Uit de impact assessment van de Europese Commissie blijkt dat er geen directe
effecten voor bedrijven, en meer specifiek het mkb te verwachten zijn. Indirect kan
het uitstellen van de buy-in mogelijk een positief effect hebben op de mogelijkheid voor bedrijven, specifiek
het mkb, om zich te financieren via de kapitaalmarkt. Daarnaast kan de aanpassing
van de verordening op dit punt onder voorwaarden bijdragen aan een meer efficiënte
settlement wat bijdraagt aan een goede werking van de kapitaalmarkt.
Deze verordening zal naar verwachting de kosten en regeldruk voor CSD’s zelf verlagen.
CSD’s besparen door de notificatieprocedure, betere afstemming en samenwerking tussen
nationale toezichthouders en de mogelijke afstelling van de buy-in. Daarnaast profiteren CSD’s mogelijk door de verruimde mogelijkheden om dienstverlening
aan te bieden aan klanten.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel beoogt door de aanpassingen de concurrentiekracht op de financiële markten
te verbeteren doordat bijvoorbeeld CSD’s eenvoudiger grensoverschrijdend hun diensten
kunnen verlenen. Dit komt het interne concurrentievermogen van zowel de financiële
markten als bedrijven in de reële economie van de Unie ten goede. Tevens is versterking
van de kapitaalmarkt het eerste kernactiepunt uit de mededeling van de Commissie over
de wijze waarop de EU haar strategische autonomie kan verstevigen.17
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel betreft een verordening. De verordening, die rechtstreeks van toepassing
is in de lidstaten, behoeft niet te worden omgezet in het nationale recht. Ter uitvoering
van de verordening is de verordening toegevoegd aan het Besluit uitvoering EU-verordeningen
financiële markten.18 De wijzigingen van de verordening leiden niet tot aanpassing van dit besluit.
De voorgestelde wijzigingen bevatten een lex silencio positivo in artikel 23, zesde
lid, waar een CSD diensten kan gaan verlenen in een lidstaat van ontvangst een maand
na notificatie aan bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst. Het is aan de
bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst om de notificatie (en de daarin meegestuurde
informatie) door te geven aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel ter wijziging van de verordening effectenbewaarinstellingen bevat één
bepaling waarin de Commissie een bevoegdheid wordt toegekend om een gedelegeerde handeling
vast te stellen zonder dat er eerst een technische reguleringsnorm door ESMA wordt
opgesteld. Het betreft de bevoegdheid om de verordening aan te vullen door het specificeren
van de reden voor settlement fails die beschouwd moeten worden als niet toerekenbaar aan de deelnemers in de transactie
en de transacties die beschouwd moeten worden als het niet hebben van twee handelende
partijen onder het tweede lid en vierde lid, onderdelen c en d, van artikel 7 van
de verordening (het nieuwe art. 7(14a)). Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk,
omdat het hierbij niet gaat om het vaststellen van essentiële onderdelen van de verordening.
Deze bevoegdheden zien op het aanvullen van de verordening, waardoor de keuze voor
delegatie (i.p.v. uitvoering) voor de hand ligt. Het kabinet beoordeelt deze bevoegdheidstoedeling
als wenselijk nu dit een zekere mate van flexibiliteit geeft om snel aanpassingen
te maken. De voorgestelde bevoegdheid is voldoende afgebakend, omdat de uitwerking
van de gedelegeerde handeling ziet op het specificeren van de redenen voor settlement fails die beschouwd moeten worden als niet toe te rekenen aan participanten in de transacties
en de transacties die niet beschouwd kunnen worden als het hebben van twee participanten.
Hiermee wordt er een specifieke doelstelling en afbakening van de inhoud gegeven waarbinnen
de Commissie haar mandaat kan uitoefenen.
Het voorstel ter wijziging van de verordening effectenbewaarinstellingen bevat diverse
bepalingen waarin de Commissie een bevoegdheid wordt toegekend om uitvoeringshandelingen
vast te stellen. Het betreft de bevoegdheid om vast te stellen op welke financiële
instrumenten die genoemd worden in artikel 5, eerste lid, van de verordening of categorieën
transacties in die financiële instrumenten het buy-in regime uit artikel 7, derde tot en met achtste lid, van toepassing is indien er aan
bepaalde eisen wordt voldaan (het nieuwe art. 7(2a)) en het stilzetten van het buy-in proces voor bepaalde financiële instrumenten of het verlengen van die stilzetting
(het nieuwe art. 7(13a)). Deze bevoegdheden zien op het verder uitvoering geven aan
artikelen van de verordening, waardoor de keuze voor uitvoering (i.p.v. delegatie)
passend is. Het kabinet beoordeelt deze bevoegdheidstoedeling als wenselijk nu dit
de Commissie de flexibiliteit biedt om de uitvoering van het buy-in regime in te kunnen voeren als de marktomstandigheden daar aanleiding toe bieden.
De voorgestelde bevoegdheden zijn voldoende afgebakend aangezien reeds in de artikelleden
is aangegeven binnen welke bandbreedte de Commissie de bevoegdheid kan uitoefenen.
Tevens dient voor de invoering en stopzetting van een (deel van het) buy-in regime de onderzoeksprocedure uit Verordening 182/201119 gevolgd te worden alvorens de Commissie de uitvoeringshandelingen vaststelt. Het
kabinet steunt de keuze voor de onderzoeksprocedure, gelet op het feit dat het gaat
om handelingen van algemene strekking.
Het voorstel kent de Commissie daarnaast de bevoegdheid toe om gedelegeerde handelingen
(ex artikel 290 VWEU) vast te stellen op basis van door ESMA opgestelde technische
reguleringsnormen. Dit betreft grondslagen in de nieuwe artikelen 24a(8) voor details
over de werkarrangementen voor de toezichtscolleges, 25(13) en 69(4a) voor specificatie
van de informatie die derdeland-CSD’s moeten notificeren aan ESMA, en 54(9) voor de
maximale bedragen aan settlement uit artikel 54, vijfde lid die banken kunnen uitvoeren voor CSD’s.
Deze artikelen zien op uitwerking van extra criteria, technische elementen, methodologieën
voor berekeningen van risico en andere aanvullende informatie die aangeleverd moet
worden voor de beschreven procedures.
Het kabinet acht toekenning van deze bevoegdheden mogelijk, omdat het hier om niet-essentiële
onderdelen van het voorstel gaat. De uit te werken gedelegeerde handelingen zien op
criteria, indicatoren, methodologieën en verdere detailleringen van de hoofdnormen
die in de verordening zelf komen te staan. Hierdoor wordt de verordening door de gedelegeerde
handelingen aangevuld, waardoor de keuze voor delegatie passend is. Het kabinet acht
de toekenning van deze bevoegdheden tevens wenselijk, omdat de nadere uitwerking van
artikelen de gewone wetgevingsprocedure minder belast en het flexibiliteit oplevert
door de technische details in te laten vullen door EBA, ESMA en de nationale toezichthouders.
De bevoegdheden zijn naar het oordeel van het kabinet goed afgebakend in de verordening.
De doelstellingen en inhoudelijke grenzen zijn daarin afdoende duidelijk gedefinieerd.
De vaststelling van deze gedelegeerde handelingen vindt zoals gebruikelijk in het
Europese financiële recht plaats volgens de bijzondere procedure uit de EBA- en ESMA-verordening
(artikel 10 van Verordeningen (EU) 1093/2010 en (EU) 1095/2010). Deze procedure houdt
in essentie in dat EBA en ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen ter vaststelling
aan de Commissie voorlegt. De Commissie informeert in elke stap van het proces onmiddellijk
het Europees Parlement en de Raad over de inhoud daarvan. De lidstaten worden via
de Raad geïnformeerd.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt in werking twintig dagen na publicatie in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Een aantal artikelen zal echter pas na twee jaar van toepassing
worden. Dit betreft de wijzigingen aan de artikelen 7, tweede lid, de invoering van
artikel 24a over de toezichtscolleges, de meldingsplicht voor derdelanden-CSD’s aan
ESMA indien zij diensten willen verrichten in de EU uit de artikelen 25(2a) en 69(4a-4c),
de aanpassing aan de maximale grens van settlements die banken kunnen verlenen aan CSD’s uit artikel 54, vijfde lid, en de wijzigingen
in de governance van liquiditeitsrisico’s uit artikel 59, vierde lid. Het kabinet
verwacht geen problemen ten aanzien van de haalbaarheid aangezien het niet nodig is
om verder uitvoering aan de verordening te geven.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De huidige verordening bevat reeds een evaluatiebepaling. Deze evaluatiebepaling wordt
vervangen door een nieuwe bepaling waardoor er 5 jaar na inwerkingtreding van de wijzigingen
de Commissie een nieuw evaluatierapport moet opstellen over vier thema’s:
a) Het verbeteren van settlement efficiëntie
b) Het beperken van de impact op belastingbetalers van het falen van CSD’s
c) Het minimaliseren van barrières voor grensoverschrijdende settlement
d) Het zorgen voor voldoende bevoegdheden voor en informatie aan de autoriteiten zodat
zij risico’s kunnen monitoren.
Het kabinet vindt het wenselijk dat er een nieuwe evaluatiebepaling wordt vastgesteld
zodat bezien wordt in hoeverre de wijziging van de verordening centrale effectenbewaarinstellingen
effect sorteert.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Er worden geen problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid en handhaving voorzien.
De AFM en DNB zijn in Nederland belast met het toezicht uit hoofde van de verordening
centrale effectenbewaarinstellingen op CSD’s waarbij DNB toezicht houdt op de prudentiële
vereisten en de AFM de vergunningverlenende instantie is en toezicht houdt op gedragsvereisten.
Zoals bij de paragraaf over kosten ook is aangegeven moeten de toezichthouders bezien
in hoeverre de nieuw te vormen toezichtscolleges een daadwerkelijke uitbreiding betekenen
van de huidige taken.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het Commissievoorstel zal naar Nederlandse verwachting geen gevolgen hebben voor (de
belangen van) ontwikkelingslanden.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.