Brief regering : Fiche: Mededeling en Richtlijn milieucriminaliteit
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3312
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 11 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling en Richtlijn milieucriminaliteit
Fiche: Verordening aanpak instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel
(Kamerstuk 22 112, nr. 3313)
Fiche: Richtlijn en verordening voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof («Waterstof
en gas decarbonisatiepakket») (Kamerstuk 22 112, nr. 3314)
Fiche: Wijziging verordening Europees systeem van nationale en regionale rekeningen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3315)
Fiche: Raadsaanbeveling rechtvaardige klimaattransitie (Kamerstuk 22 112, nr. 3316)
Fiche: Raadsaanbeveling Europese benadering microcredentials (Kamerstuk 22 112, nr. 3317)
Fiche: Mededeling Duurzame koolstofcycli (Kamerstuk 22 112, nr. 3318)
Fiche: Mededeling actieplan grensoverschrijdend en langeafstandspersonenvervoer per
spoor (Kamerstuk 22 112, nr. 3319)
Fiche: Mededeling EU-Kader voor Stedelijke Mobiliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3320)
Fiche: Verordening trans-Europese transportnetwerken (TEN-T) en mededeling verlenging
van TEN-T netwerk naar naburige derde landen (Kamerstuk 22 112, nr. 3321)
Fiche: Herziening Richtlijn Intelligente Transport Systemen (Kamerstuk 22 112, nr. 3322)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Mededeling en Richtlijn milieucriminaliteit
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het opvoeren
van de strijd tegen milieucriminaliteit en Voorstel voor een Richtlijn van het Europees
Parlement en de Raad inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht
en tot vervanging van Richtlijn 2008/99/EC
b) Datum ontvangst Commissiedocument
15 december 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 814 en COM(2021) 851
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52021DC0814 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
EUR-Lex – 52021PC0851 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2021) 465 en SEC(2021) 428
f) Behandelingstraject Raad
Justitie en Binnenlandse Zaken Raad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid
h) Rechtsbasis
Artikel 83, lid 2 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid1
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 15 december 2021 heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd om Richtlijn 2008/99/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van
het milieu door middel van het strafrecht (Pb L 328) (hierna: Richtlijn 2008/99/EG)
te herzien en te vervangen door het huidige voorstel voor een richtlijn (hierna: richtlijn)
en een mededeling gepubliceerd waarin ze toelicht waarom dit nodig is. Zowel de mededeling
als de richtlijn worden in dit fiche behandeld. De huidige richtlijn dateert uit 20082. Zowel vanwege de groeiende aandacht voor milieu en klimaatverandering als de uitkomsten
van de evaluatie3 van Richtlijn 2008/99/EG moet het wettelijk kader volgens de Commissie aangepast
worden. Om het wettelijk kader te verstevigen formuleert de Commissie zes doelen.
Ten eerste het verbeteren van de effectiviteit van onderzoek en vervolging door de
lijst met strafbare gedragingen te actualiseren, deze uit te breiden en daarin een
algemene verwijzing naar sectorale regelgeving op te nemen, zodat de bijlagen bij
de bestaande richtlijn uit 2008 kunnen vervallen. Het tweede doel betreft het concretiseren
of schrappen van vage begrippen en definities. Als voorbeeld van regelgeving, waarvan
het overtreden ook strafbaar dient te worden gesteld, geeft de Commissie de nu lopende
voorstellen die vallen onder de Green Deal, zoals het voorstel betreffende ontbossingsvrije
producten4. Het BNC-fiche met betrekking tot dit voorstel is 31 januari jl. naar uw Kamer verzonden5. Ten derde stelt de Commissie verschillende minimale strafmaxima voor ten aanzien
van de in de richtlijn opgenomen milieudelicten. Ook is in het voorstel bepaald welke
bijkomende straffen en maatregelen in voorkomende gevallen mogelijk moeten zijn. Ten
vierde noemt het voorstel verschillende omstandigheden die als strafverzwarend of
strafverlichtende omstandigheden moeten kunnen gelden. Als strafverzwarende omstandigheden
worden genoemd dat het delict vernietiging of onomkeerbare dan wel langdurige aanzienlijke
schade aan een ecosysteem tot gevolg heeft gehad of dat bij het delict valse of vervalste
documenten werden gebruikt. Als strafverlichtende omstandigheid wordt genoemd dat
de dader de natuur in de oorspronkelijke toestand hersteld. Hiermee beoogt de Commissie
een eenduidige aanpak in de hele EU te bereiken en grensoverschrijdende strafrechtelijke
onderzoeken te bevorderen. Ten vijfde wil de Commissie een verplichting tot het verzamelen
en publiceren van statistische gegevens om op informatie gebaseerd beleid te stimuleren.
De lidstaten moeten deze gegevens jaarlijks aan de Commissie sturen, die daar regelmatig
rapporten over zal opstellen. Als laatste wil de Commissie de strafrechtketen versterken.
Hiertoe moeten lidstaten een nationale strategie om milieucriminaliteit te bestrijden
vaststellen en bevorderen dat scholing en training beschikbaar zijn voor de gehele
keten. Daarnaast moet het in iedere lidstaat mogelijk zijn om effectieve opsporingsmethoden
toe te passen. De samenwerking tussen inspecties en opsporingsinstanties moet vergemakkelijkt
worden.
In de aanpak van milieucriminaliteit ziet de Commissie een rol weggelegd voor de burgers:
burgerparticipatie moet worden aangemoedigd en klokkenluiders en getuigen moeten beschermd
worden. De Commissie wil de handhaving van milieuregels stimuleren door het delen
van kennis en ervaring, onder andere in het Environmental Compliance and Governance Forum (ECGF). In de mededeling geeft de Commissie aan dat een duidelijk strafrechtelijk
kader nodig is, maar dat alleen een kader niet voldoende is. Hier hoort een effectieve
strafrechtketen bij. Met Richtlijn 2008/99/EG is het kader gegeven en met het huidige
voorstel wil de Commissie het strafrechtelijk kader verduidelijken en de strafrechtketen
effectiever maken. Daarbij houdt de Commissie rekening met de wens van de lidstaten
om niet alleen uit te gaan van strafrechtelijke handhaving, maar ook van bestuursrechtelijke
handhaving. De effecten van milieucriminaliteit overstijgen vaak de landsgrenzen.
Daarom wil de Commissie de Europese samenwerking en het uitwisselen van kennis en
ervaring stimuleren, bijvoorbeeld in het ECGF en het European Judicial Training Network (EJTN). Ook internationaal blijft de Commissie deelnemen aan internationale overleggen
en steunt het International Consortium on Combating Wildlife Crime (ICCWC). De Commissie zal nagaan of het mandaat van OLAF op het gebied van sectorale
wetgeving kan worden uitgebreid zodat OLAF ook administratieve onderzoeken naar milieudelicten
kan verrichten. Door een effectieve aanpak van milieucriminaliteit in de EU wil de
Commissie een voorbeeld zijn voor derde landen.
b) Impact assessment Commissie
Op basis van de evaluatie6 van Richtlijn 2008/99/EG heeft de Commissie de zes hiervoor genoemde knelpunten geïdentificeerd.
Om deze knelpunten aan te pakken heeft de Commissie zowel wetgevende als beleidsopties
geformuleerd. Op basis van het impact assessment stelt de Commissie dat, om een effectieve
handhaving van de milieuregels in de EU te realiseren, Richtlijn 2008/99/EG moet worden
herzien en vervangen door dit voorstel. Met de implementatie van het voorstel voorziet
de Commissie een versterking van de strafrechtketen, waaronder de opsporing, in zowel
mensen als middelen. Dit heeft extra kosten voor de lidstaten tot gevolg in die keten,
maar die wegen niet op tegen de baten op middellange en lange termijn. De Commissie
voorziet voor de lidstaten extra administratieve lasten vanwege het verzamelen van
statistieken en verstrekken daarvan aan de Commissie. Voor bedrijven verwacht de Commissie
geen extra kosten. Burgers hebben baat bij een schone en gezonde leefomgeving.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet wil zorgen voor een schone en gezonde leefomgeving door middel van een
robuust stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH), waarbij de
strafrechtelijke handhaving, naast bestuursrechtelijke handhaving, een belangrijke
pijler is. Bedrijven en hun bestuurders die zich schuldig maken aan milieucriminaliteit
moeten stevig worden aangepakt, waarbij afhankelijk van de omstandigheden kan worden
gekozen voor zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke handhaving. Toezichthouders
en OM maken op basis van een Landelijke Handhavingsstrategie de afweging en keuze
voor de te nemen handhavingsactie. Om de uitvoering en handhaving te versterken wordt
ingezet op verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen zowel bestuurlijke als
strafrechtelijke toezicht- en handhavingsorganisaties, het versterken van het VTH-stelsel
en wordt reeds met de betrokken ketenpartners besproken hoe de strafrechtketen in
milieuzaken effectiever kan worden ingericht en hoe doeltreffende, evenredige en afschrikkende
sanctionering in de handhaving kan worden geborgd7.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het Commissievoorstel en is over de inhoud daarvan positief.
Het kabinet vindt het van belang dat het huidige Nederlandse duale systeem (waarbij
in milieuzaken gekozen kan worden voor bestuursrechtelijke of strafrechtelijke handhaving)
mogelijk blijft. Het kabinet onderschrijft de noodzaak tot het actualiseren van de
lijst met strafbare gedragingen. Door te werken met een algemene verwijzing naar sectorale
regelgeving, blijft de richtlijn actueel en een levende richtlijn. Ook het verduidelijken
van vage begrippen draagt bij aan het beter toepasbaar maken van de richtlijn en kan
bijdragen aan betere grensoverschrijdende (strafrechtelijke) samenwerking. Een punt
van aandacht hierbij is de afstemming met internationale verdragen en verordeningen
en de richtlijnen en verordeningen van de EU zelf.
In het voorstel zijn minimale strafmaxima opgenomen. Dit betekent dat lidstaten in
hun nationale wetgeving moeten vastleggen dat voor verschillende delicten een gevangenisstraf
van een bepaalde duur mogelijk moet kunnen zijn. In het voorstel betreft dit – afhankelijk
van de ernst van het delict – minimale strafmaxima van vier, zes en tien jaar. Dit
betreft uitdrukkelijk strafmaxima: het blijft de rechter vrijstaan om in individuele
gevallen een lagere straf op te leggen. Naar Nederlands recht is het reeds mogelijk
om zware straffen, waaronder lange vrijheidsstraffen en omzet-gerelateerde geldboetes,
op te leggen na gepleegde milieudelicten. In de Wet op de economische delicten bestaat
de mogelijkheid bijkomende straffen en maatregelen op te leggen, zoals de ontzetting
van de rechten genoemd in artikel 28 Wetboek van Strafrecht of de gehele of gedeeltelijke
ontzetting van rechten of gehele of gedeeltelijke ontzegging van voordelen die, in
verband met zijn onderneming, van overheidswege kunnen worden toegekend.8 Wel zal het kabinet verduidelijking vragen met betrekking tot de proportionaliteit
van een aantal voorgestelde bijkomende straffen.
Het is het kabinet niet duidelijk of de bijkomende straffen, zoals de ontzetting uit
het passief kiesrecht (ten aanzien van natuurlijke personen), de permanente uitsluiting
van subsidies, tenders en concessies (ten aanzien van natuurlijke personen en rechtspersonen)
en de liquidatie van rechtspersonen, voor alle delicten uit artikel 3 en 4 van de
Richtlijn mogelijk moet worden gemaakt. Ook zal het kabinet verduidelijking vragen
met betrekking tot de verplichting om zeer gedetailleerd op wetsniveau vast te leggen
aan de hand van welke criteria verschillende begrippen/bestanddelen uit het voorstel
(zoals substantial damage, likely to cause damage en negligible of non-negligible)
moeten worden ingevuld. Het voorstel sluit op dit specifieke punt niet aan bij de
nationale situatie aangezien in de Nederlandse strafwetgeving dergelijke criteria
doorgaans niet in de wet zijn opgenomen. De invulling van dergelijke bestanddelen
wordt ter beoordeling aan de rechter gelaten.
Het kabinet is positief als het gaat om het formuleren van beleid op basis van statistische
gegevens. Wel zal dit extra capaciteit en inzet vragen van OM en opsporingsinstanties
en wellicht instanties als het CBS. Het kabinet is positief over de wijze waarop de
Commissie met deze richtlijn probeert de richtlijn meer een levend document te laten
worden ten opzichte van Richtlijn 2008/99/EG, door onder meer het stimuleren en verder
opbouwen van meer expertise in de strafrechtketen en versterken van de samenwerking
tussen de ketenpartners. Dit maakt onderdeel uit van het Programma Liever een goede
buur.9 Daarnaast is het kabinet positief als het gaat om het stimuleren van kennis- en informatiedeling
tussen inspecties en opsporingsdiensten van de verschillende lidstaten. Het is het
kabinet niet duidelijk welke rol OLAF krijgt na herziening van de richtlijn zal hierop
verduidelijking vragen. Het kabinet is terughoudend als het gaat om een uitbreiding
van het mandaat van OLAF.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het voorstel van de Commissie is mede tot stand gekomen aan de hand van expert-vergaderingen
waar de Commissie inbreng van lidstaten en andere partijen heeft opgehaald. Bekend
is dat het Voorzitterschap dit een prioritair onderwerp vindt. Hoe de verhoudingen
binnen de Raad liggen, zal moeten blijken. Het standpunt van het Europees Parlement
is ook nog niet bekend.
In het Europees krachtenveld speelt ook Europol een rol. Dit EU-agentschap heeft milieucriminaliteit
als één van de prioriteiten in de Europese beleidscyclus EMPACT benoemd voor 2022–2025.
Europol voert het secretariaat van EnviCrimeNet (Environmental Crime Network), een informeel netwerk van politieorganisaties en andere opsporingsinstanties op
het gebied van milieucriminaliteit.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het kabinet heeft een positieve grondhouding met betrekking tot de mededeling. Het
kabinet heeft een positief oordeel ten aanzien van de bevoegdheid van de EU voor de
richtlijn. De Commissie baseert de bevoegdheid voor de richtlijn op artikel 83, tweede
lid, van het VWEU. Dit artikel biedt een rechtsgrondslag voor het bij richtlijnen
vaststellen van minimumvoorschriften met betrekking tot de bepaling van strafbare
feiten en sancties op een gebied waarop harmonisatiemaatregelen zijn vastgesteld.
Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag, omdat het voorstel ziet op het
aanpassen van de lijst met strafbare feiten en de sancties op het gebied van milieucriminaliteit,
een gebied waar reeds een zekere vorm van harmonisatie heeft plaatsgevonden. De mededeling
en de richtlijn hebben betrekking op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid
en recht. Op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is sprake
van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (Art. 4, lid 2, onder j,
VWEU).
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van de mededeling
en het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van de richtlijn
is positief. De mededeling en de richtlijn hebben tot doel bij te dragen aan een gemeenschappelijke
aanpak van de lidstaten tegen milieucriminaliteit. Milieucriminaliteit en de effecten
daarvan zijn vaak grensoverschrijdend van aard en kunnen alleen effectief bestreden
worden door een combinatie van lokale, nationale, Europese en internationale (multidisciplinaire)
interventies. De aanpak kan onvoldoende door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt,
vanwege de verwevenheid van de Europese samenleving en economie en de grensoverschrijdende
impact van milieucriminaliteit. Een gemeenschappelijke Europese samenwerkingsbasis
met bijpassende randvoorwaarden is daarom noodzakelijk. Door het harmoniseren van
de minimumvoorschriften voor delictsomschrijvingen en sancties wordt het gelijke speelveld
tussen de lidstaten verbeterd. Om deze redenen is optreden op het niveau van de EU
gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van de richtlijn
en de grondhouding ten aanzien van de mededeling is positief. Het voorgestelde optreden
in de richtlijn en de mededeling is geschikt om de doelstelling van het optreden te
verwezenlijken. Het voorstel voor een nieuwe richtlijn en de mededeling dragen bij
aan een effectieve aanpak van milieucriminaliteit. De voorstellen zien bijvoorbeeld
op het strafbaar stellen van dezelfde milieuovertredingen in alle lidstaten. In het
bijzonder in grensoverschrijdende milieuzaken is het van belang dat dezelfde milieuovertredingen
door alle lidstaten strafbaar worden gesteld. Dit vergemakkelijkt de samenwerking
tussen lidstaten in grensoverschrijdende milieuzaken en versterkt daarmee een effectieve
aanpak van milieucriminaliteit binnen de EU. Ook dragen de voorstellen eraan bij dat
binnen de EU geen vrijhavens voor milieucriminaliteit ontstaan. Het door de Commissie
voorgestelde optreden gaat bovendien niet verder dan noodzakelijk, onder meer omdat
dit aan lidstaten de ruimte laat om milieuovertredingen middels een duaal stelsel
te handhaven (strafrecht of bestuursrecht). Aandachtspunten voor het kabinet ten aanzien
van de richtlijn zijn wel de proportionaliteit van het voorstel om de bijkomende sancties
(de artikelen 5, vijfde lid en 6, tweede lid, van de richtlijn) voor alle delicten
uit artikel 3 en 4 van de Richtlijn mogelijk te maken en de voorgestelde verplichting
om zeer gedetailleerd op wetsniveau vast te leggen aan de hand van welke criteria
verschillende begrippen/bestanddelen uit de richtlijn moeten worden ingevuld. Ten
aanzien hiervan zal het kabinet om verduidelijking vragen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie voorziet extra kosten met betrekking tot begeleiding, monitoring, stimuleren
van meer scholing en het vergroten van bewustwording. Deze lasten zullen terecht komen
bij DG JUST en DG ENV. De belangrijkste kosten zitten in het verzamelen van statistiek
en het rapporteren hierover. De Commissie verwacht in 2025 een eenmalige kostenpost
van EUR 560.000 en jaarlijks terugkerende kosten EUR 45.000. Het kabinet is van mening
dat de benodigde middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het voorstel bevat bepalingen waarbij zowel rijksoverheid als lagere overheden moeten
zorgen voor het versterken van grensoverschrijdende samenwerking, het verbeteren van
het verzamelen van informatie en rapporteren over milieucriminaliteit en een effectievere
strafrechtketen. De Commissie schat de kosten voor alle lidstaten op 14 miljoen euro.
De exacte kosten per lidstaat zijn nog niet duidelijk. Eventuele nationale budgettaire
gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De richtlijn is een strafrechtelijk instrument en heeft daarom geen directe financiële
consequenties voor bedrijven en burgers. Kosten die bedrijven maken vloeien voort
uit al bestaande bestuursrechtelijke milieuwet- en regelgeving. Wel kan effectievere
handhaving van die wet- en regelgeving bedrijven beschermen tegen oneerlijke concurrentie
door bedrijven, die zich niet aan de regels houden.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het aanpakken van milieucriminaliteit in de EU is wereldwijd van belang, omdat het
onder meer noodzakelijk is om de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen10 te realiseren. Een versterkte aanpak in de EU zal de EU helpen het goede voorbeeld
te geven en een doeltreffende wereldwijde partner te zijn. Er is geen sprake van gevolgen
voor de concurrentiekracht.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Ter implementatie van de richtlijn zal een implementatiewetsvoorstel in procedure
moeten worden gebracht.
Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat in artikel 22 een grondslag voor de Commissie om uitvoeringshandelingen
vast te stellen overeenkomstig artikel 291 VWEU en Verordening (EU) nr. 182/2011 ten
behoeve van het vaststellen van een standaard format voor de wijze waarop lidstaten
aan de Commissie statistische data aanleveren over de uitvoering van de richtlijn.
Het betreft de vaststelling van niet essentiële onderdelen van de basishandeling,
waardoor het toekennen van deze mogelijkheid mogelijk is. Het kabinet acht het toekennen
van die bevoegdheid wenselijk, gelet op de flexibiliteit die daarmee gepaard gaat.
Omdat het gaat om de vaststelling van eenvormige voorwaarden, ligt de keuze voor een
uitvoeringshandeling (in plaats van delegatie) voor de hand.
Op deze uitvoeringshandeling zal de onderzoeksprocedure van toepassing zijn, zoals
bedoeld in artikel 5 van de Verordening (EU) nr. 182/2011. Dit is volgens het kabinet
de juiste procedure, gelet op artikel 2, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel iii,
van de comitologieverordening.11
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Volgens het voorstel treedt de richtlijn in werking op de twintigste dag na publicatie
in het Publicatieblad van de Europese Unie. De implementatietermijn bedraagt 18 maanden.
Omdat een implementatiewet in procedure moet worden gebracht, wordt deze termijn als
krap ingeschat. Nederland zal zich gedurende de onderhandelingen inzetten voor een
implementatietermijn van twee jaar.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Niet van toepassing.
d) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Om de ambities van de herziening te kunnen realiseren, is het noodzakelijk dat autoriteiten
voldoende capaciteit op de milieudomeinen kunnen inzetten. De (bijzondere opsporingsdiensten
van de) Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Inspectie Leefomgeving en Transport
en het Openbaar Ministerie geven aan versterkt te worden, maar dat dit is om de basis
op orde te krijgen. De gedachte achter het voorstel van de Commissie is in lijn met
de huidige ontwikkelingen rondom het VTH-stelsel. De strafrechtelijke handhaving van
milieuwet- en regelgeving moet effectiever, hiervoor is een aanpassing van de taakverdeling
binnen het stelsel nodig en moeten prioriteiten worden gesteld. De gesprekken tussen
de betrokkenen in het stelsel lopen. Daarnaast zullen de betrokkenen aan de slag moeten
met een nationale handhavingsstrategie. In Nederland zijn verschillende strategische
documenten, zoals de Landelijke Handhavingstrategie12 en het Dreigingsbeeld milieucriminaliteit 202113 die zien op toezicht en handhaving en verschijningsvormen van milieucriminaliteit,
maar er is niet een document waarin een nationale strategie, met als gemeenschappelijke
prioriteit de middelen ter bestrijding van milieucriminaliteit op de meest doeltreffende
wijze in te zetten, is beschreven. Ook de rapportageverplichtingen zullen extra werk
voor de uitvoeringsorganisaties betekenen. Het op een goede manier informatie registreren
en delen is een punt van aandacht (rapport van de Algemene Rekenkamer over de aanpak
van milieucriminaliteit en-overtredingen14) alsook de mate van detail van de gevraagde informatie is op dit moment niet geautomatiseerd
uit de verschillende bestanden te halen.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Ontwikkelingslanden zijn niet zelden het slachtoffer van milieucriminaliteit (illegale
of non-compliant onttrekking van grondstoffen voor Europese markt, dumpen van Europese
afvalstromen, illegale handel in wilde dieren en planten, aantasting biodiversiteit).
Versterkte handhaving kan een positief effect hebben voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken