Brief regering : Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de voorrechten en immuniteiten van verbindings-officieren die door Oekraïne bij Europol gedetacheerd worden; Kiev, 20 september 2021
35 947 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de voorrechten en immuniteiten van verbindingsofficieren die door Oekraïne bij Europol gedetacheerd worden; Kiev, 20 september 2021
A/ Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
31 januari 2022.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven
uiterlijk op 2 maart 2022.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2022
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van
de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb
ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 20 september
2021 te Kiev tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne
inzake de voorrechten en immuniteiten van verbindingsofficieren die door Oekraïne
bij Europol gedetacheerd worden (Trb. 2021, nr. 121).
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
TOELICHTENDE NOTA
I. Inleiding
Op 14 december 2016 is tussen de Europese Politiedienst (Europol) en Oekraïne een
samenwerkingsovereenkomst gesloten, die op 18 augustus 2017 in werking is getreden.1 Op basis van deze samenwerkingsovereenkomst en Verordening (EU) 2016/794 van het
Europees parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese
Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging
en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ
en 2009/968/JBZ van de Raad2 worden verbindingsofficieren door Oekraïne naar Nederland (als vestigingsstaat van
Europol) gezonden en bij Europol te Den Haag gedetacheerd.
De bepalingen van de oorspronkelijke Overeenkomst tot oprichting van een Europese
Politiedienst, tot stand gekomen op 26 juli 1995 te Brussel3, zijn vervangen door het Besluit van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van
de Europese politiedienst (Europol) (2009/371/JBZ).4 Dit raadsbesluit is vervolgens vervangen en ingetrokken door Verordening 2016/794.
Uit artikel 63 van Verordening 2016/794 vloeit voor Nederland de verplichting voort
om als vestigingsstaat van Europol de voorrechten en immuniteiten van verbindingsofficieren
afkomstig uit andere lidstaten, en van hun gezinsleden, te regelen.
Door de Oekraïense autoriteiten is verzocht om aan Oekraïense verbindingsofficieren
en hun familieleden voorrechten en immuniteiten toe te kennen. Daartoe is op 20 september
2021 met Oekraïne het onderhavige verdrag gesloten inzake het verlenen van voorrechten
en immuniteiten.
Aan de Oekraïense verbindingsofficieren worden dezelfde voorrechten en immuniteiten
toegekend die worden verleend aan de verbindingsofficieren van de lidstaten van Europol.
Deze voorrechten en immuniteiten zijn geregeld in verdragen die het Koninkrijk der
Nederlanden als vestigingsstaat met de lidstaten van Europol en derde landen sluit
(zie laatstelijk de betreffende notawisseling met Montenegro5).
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 bevat definities van enkele veel gebruikte termen in het verdrag. De Protocolgids
van het Koninkrijk der Nederland, zoals genoemd in artikel 1, onder f, is te vinden
via de Rijksoverheidswebsite.6
In artikel 2 wordt aangegeven dat aan de door Oekraïne gedetacheerde verbindingsofficieren
en hun familieleden dezelfde voorrechten en immuniteiten worden verleend die op grond
van het op 18 april 1961 te Wenen tot stand gekomen Verdrag inzake diplomatiek verkeer
(hierna te noemen: het Verdrag van Wenen7) toekomen aan diplomatiek personeel, voor zover noodzakelijk voor het onafhankelijk
uitoefenen van hun functies. Daarnaast regelt het tweede lid van artikel 2 dat de
in het eerste lid genoemde immuniteit uitdrukkelijk niet geldt in geval van straf-,
bestuurs- of civielrechtelijke procedures inzake verkeersongevallen. Het derde lid
van artikel 2 verzekert dat Oekraïne en de Oekraïense verbindingsofficieren niet alleen
rechten ontlenen aan het Verdrag van Wenen, maar dat voor hen ook de verplichtingen
in dat Verdrag gelden.
De artikelen 3 en 4 bevatten bepalingen die veel voorkomen in verdragen waarmee voorrechten
en immuniteiten worden verleend en waarin het Verdrag van Wenen niet expliciet voorziet.
Deze bepalingen hebben tot doel eventuele visumverlening en binnenkomst van de desbetreffende
personen te faciliteren en tewerkstelling van familieleden van verbindingsofficieren
mogelijk te maken. Het tweede lid van artikel 4 bepaalt uitdrukkelijk dat familieleden
van de gedetacheerde verbindingsofficieren geen immuniteit zullen genieten in het
kader van een eventuele arbeidsrelatie.
De artikelen 5 tot en met 7 gaan in op de onschendbaarheid van de archieven van de
verbindingsofficieren, op hun persoonlijke bescherming, alsmede de faciliteiten en
immuniteiten betreffende communicatie. Deze onderwerpen zijn in het verdrag opgenomen
gelet op de speciale positie die verbindingsofficieren bij Europol innemen.
Artikel 8 regelt de melding door Oekraïne aan de Nederlandse autoriteiten van de aankomst
en het vertrek van de verbindingsofficieren, alsmede de melding indien een familielid
van een verbindingsofficier niet langer deel uitmaakt van het huishouden van deze
verbindingsofficier. In het tweede lid wordt de verstrekking van identiteitskaarten
geregeld.
Artikel 9 bevat een geschillenbeslechtingsregeling, die in voorkomend geval – indien
onderhandelingen geen uitkomst bieden – kan leiden tot oprichting van een ad hoc tribunaal.
Dit betreft een vergelijkbare geschillenbeslechtingsregeling als in voorgaande verdragen
inzake verbindingsofficieren die door het Koninkrijk der Nederlanden als vestigingsstaat
zijn gesloten met lidstaten van Europol en derde landen. De bepalingen omtrent de
oprichting van een ad hoc tribunaal voor geschillenbeslechting (artikel 9, tweede
tot en met zesde lid) zijn ingevolge artikel 11, eerste lid, uitgesloten van de voorlopige
toepassing van het verdrag.
Artikel 10 stelt dat het verdrag voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden alleen
voor het Europese deel van Nederland zal gelden.
In artikel 11 wordt de datum van voorlopige toepassing en inwerkingtreding van het
verdrag geregeld. Het verdrag wordt vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast
in verband met op korte termijn te plaatsen Oekraïense verbindingsofficieren bij Europol
in Den Haag. In dat kader is van belang dat, voorafgaand aan de inwerkingtreding van
het verdrag, voor die plaatsingen reeds een juridische basis aanwezig is (zie ook
de inleiding).
III. Een ieder verbindende bepalingen
Naar het oordeel van de regering bevat het verdrag een ieder verbindende bepalingen
in de zin van artikel 93 en 94 Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten
toekennen of plichten opleggen, te weten (delen van) de artikelen 2 tot en met 5 en
7.
IV. Koninkrijkspositie
De Overeenkomst zal, ingevolge artikel 10 van het verdrag, wat betreft het Koninkrijk
der Nederlanden alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.