Khadija Arib: 'Ik heb iedereen enorm gemist'
De coronacrisis beheerst de Tweede Kamer nog steeds, net als de rest van Nederland en de wereld. Er komt nu, in lijn met de voorzichtige versoepeling die het kabinet heeft aangekondigd, weer meer ruimte voor het debat. Hoe ervaart Kamervoorzitter Khadija Arib deze uitzonderlijke tijd, waarin het parlementaire proces doorgang vindt in een soms vrijwel leeg Kamergebouw? “Ik hoop snel weer meer collega's te zien. Ik heb iedereen enorm gemist.”

Opluchting bij de Kamervoorzitter: er is weer meer ruimte voor het parlementair proces. De Kamer gaat vaker vergaderen, plenair en in commissieverband, en het vragenuurtje keert terug, net als de regeling van werkzaamheden. Het zal er soms vreemd uitzien door het anderhalvemeterregime, en het is nog zonder publiek en de honderden scholieren die in normale tijden dagelijks door het gebouw trekken, maar het is een stap. "We kunnen weer beter invulling geven aan onze controlerende en medewetgevende taak", zegt Khadija Arib.
Geen draaiboek
Ze weet nog goed hoe de coronacrisis begon. “Rond de voorjaarsvakantie kregen we signalen over mensen in de Kamer die in Italië op vakantie waren geweest. Dan ga ja je afvragen: kunnen er hier ook besmettingen zijn of ontstaan? En wat betekent dat voor de honderden bezoekers die we iedere dag hebben?”
Vrij snel werd duidelijk dat ook de Kamer actie zou moeten ondernemen. Maar hoe pak je zoiets aan? “Er ligt geen draaiboek, je hebt niets om op terug te vallen. Twee keer eerder heeft de Kamer het vergaderen geschorst: tijdens de bezetting van 1940 tot 1945 en vanwege de watersnoodramp van 1953. Dat laatste was voor een week, om Kamerleden in de gelegenheid te stellen om te gaan helpen.”
Afgaan op je gevoel, het gezonde verstand en het RIVM, bleek het devies. “Het uitgangspunt was: het parlement moet in functie blijven. Dat moesten en moeten we waarmaken met behoud van alle waarborgen voor het gezondheidsaspect. Niet in de laatste plaats voor de ambtelijke organisatie, zonder welke het parlementaire proces niet kan draaien.”

Nooit alleen
Intussen hebben we twee maanden achter de rug die voor haar voorheen ‘ondenkbaar’ waren. De Kamervoorzitter was drie tot vier dagen per week in een leeg gebouw, met zo weinig mogelijk mensen om zich heen. “Ik vind het toch belangrijk om mijn gezicht te laten zien, ik ben verantwoordelijk.”
Ze voelde zich nooit alleen: “Ik miste natuurlijk mensen, als ik weleens enkele Kamerleden tegenkwam wilde ik ze allemaal knuffelen. Maar ik ben behoorlijk onder de indruk van hoe de organisatie om mij heen staat en hoe loyaal iedereen is. Iedereen werkt keihard, van huis uit en wanneer ze in de Kamer zijn, om alles door te laten gaan. Of het nu gaat om de medewerkers van het Restaurantbedrijf, de stenografen, de bodes of de mensen van Communicatie: ik kan blind op hen varen. Ik voel mij zeer gesteund.”
Oude Zaal favoriet
Neem de Troelstrazaal en de Thorbeckezaal, die volgens Khadija Arib ‘binnen de kortste keren’ werden klaargemaakt voor vergaderen met voldoende onderlinge afstand. En de Oude Zaal, die in gebruik is genomen voor commissievergaderingen. Deze is onder de Kamercommissies meteen veruit favoriet als vergaderruimte: “Dat werkt ontzettend goed." Voor de (grotere) fracties is er zelfs een locatie buiten het gebouw gevonden: de kelder van de Ridderzaal. "Je kunt er met 25 mensen zitten en toch voldoende afstand houden. Willen er meer leden meedoen, dan moeten zij inbellen. Ik vind dat een creatieve oplossing."

Behelpen
Desalniettemin waren de dagelijkse werkzaamheden van de Kamervoorzitter de afgelopen tijd zeer sober. Veel bijeenkomsten waren teruggebracht tot videovergaderingen. Een kleine zucht: “Dat is behelpen. Niet alleen voor mij natuurlijk. Mensen hebben kinderen thuis, sommigen vergaderen vanuit hun slaapkamer of zelfs vanuit hun klerenkast. En je mist het echte contact.”
Ze zal nog steeds videovergaderingen blijven voeren, al is het in mindere mate. “Ik denk dat er steeds meer Kamerleden fysiek in het gebouw aanwezig zullen zijn, maar we blijven elkaar deze dagen natuurlijk ook veel spreken via videoverbinding.” Ze doet dat doorgaans vanuit de Tilanuskamer, met een hemelsblauwe achtergrond en de Nederlandse vlag in beeld. “Het geeft mij het gevoel dat ik toch de regie heb als ik vanaf zo’n vaste plek werk.”
75 Jaar vrijheid
En dan is er nog het verdriet om het afgelasten van talloze activiteiten waarmee de Kamer 75 jaar vrijheid zou vieren. “Ik vind dat heel pijnlijk en jammer. We zouden in deze periode naar Auschwitz gaan met negentig Kamerleden, alle fracties gingen mee. Ik vond dat heel bijzonder en ik keek er erg naar uit. Uitstel is geen afstel, maar het is jammer. Gelukkig zijn er nog veel digitale activiteiten opgezet rond 75 jaar vrijheid, daar ben ik erg blij mee. Verder hoop ik dat het wrange van deze toestand, dat we niet de vrijheid hebben om 75 jaar vrijheid te vieren op de manier zoals we dat wilden, ons extra doet stilstaan bij het belang van die vrijheid. Dan haal je er toch iets positiefs uit.”
Terughoudendheid bij debatten
Nog iets positiefs wellicht dat deze crisis oplevert: Kamerleden worden gedwongen om zich te beperken bij het aanvragen van debatten. Het verzoek om zuinig te zijn op dit instrument doet de Kamervoorzitter steevast aan het einde van weer een heel lang debat, vaak midden in de nacht, voordat het reces begint. “Ja, hoewel het parlementaire proces doorgaat en de Kamerleden in principe nog steeds over ieder onderwerp een debat kunnen aanvragen, moeten ze nu wat terughoudender zijn. Ik zie dit zeker als een kans voor de Kamer, iets om van te leren voor straks."
Nog een kans: “In deze tijd gunnen Kamerleden elkaar vaker iets, merk ik. Dat zou ik ook zonder coronacrisis graag wat vaker zien. Dat de oppositie wat minder vaak geblokkeerd wordt en dat Kamerleden wat vaker samen optrekken.”

Zware periode
Khadija Arib is blij dat de maatregelen nu iets zijn versoepeld, niet alleen omdat het parlementaire proces meer lucht krijgt: "Er ligt een zware periode achter ons. Net als alle grootouders heb ik mijn kleinkinderen veel minder gezien. Normaal gesproken rennen ze in het meireces altijd door de gangen van de Tweede Kamer. Dat vinden ze geweldig, ze weten alle snoeppotten te staan. Nu kon dat niet. En mijn moeder heb ik ook amper gezien. Zij woont in een appartement in een flatgebouw met veel andere oudere mensen. We kunnen niet zomaar op bezoek gaan. Zeker tijdens de Ramadan is dat lastig voor haar, in die periode zoeken we elkaar als familie veel op. Ik ben blij dat de samenleving wat meer ruimte krijgt."